Kantklossen niet STUDIE GAAT VOOR H0B0Y Zelf jam maken dialoog Levensvatbaar De moord aan de Vestadreef s ZATERDAG 27 SEPTEMBER 196» „De moeder van twee meisjes uit mijn klas demonstreerde eens op school het kantklos sen. Ik vond het meesterlijk. Jaren later ging ik er les in nemen. Sinds 1954 geef ik zélf les in kantklossen, dit najaar voor het eerst ook onder auspiciën van de Stichting Goed Handwerk. De eerste les geef ik altijd privé, dan heeft de leerlinge veel meer aan de daar op volgende clublessen, vooral wanneer zij als nieuwelinge komt in een clubje van al wat gevorderden, leder kan het hele jaar door „nieuw invallen" als er plaats is. Nooit meer dan vier leerlingen per club, het blijft in zekere zin privé-les in clubverband." -#■ Mevrouw A. M. Kalmeijer klost een kleed je van verfijnde eenvoud. De jam uit de winkels moet volgens de warenwet een kwaliteitsaanduiding dragen op het etiket. Voor de goedkoopste kwaliteit wordt vuljruit gebruikt zoals appels en pruimen, de volgende kwaliteit heet huis- houdjam en is wat minder geurig en bevat trouwens minder vruchten. De beste is vruchtenjam. Per pot tellen we daar nog altijd ruim anderhalve gulden voor neer. Nu er zoveel en zulk geurig fruit op de markt is, dankzij de war me zomer, is het wellicht een idee zelf jam te maken. Bijvoorbeeld: een flink emmertje met twee kilo bramen, daarbij twee kilo suiker en twee pakjes geleermiddel en dan hebt u zeker tien tot twaalf jampotten vol eersteklas broodbeleg goedkoop, wanneer u ook nog van de suikeroorlog kon profiteren. Reken maar na: suiker twee cent, geleermiddel (bij dc drogist) 1.06, bramen gratis (als u ze zelf plukt natuurlijk). Bij deze manier van jam maken gaat weinig geur en smaak ver loren daar ze maar zeven' minuten behoeven te koken. De ge bruiksaanwijzing staat op het pakje. U hebt er een grote pan en een stel oude Jampotjes voor nodig. Beschikt u niet over jampotten, dan gaan halve liter weckpotten, augurkenflesjes, de Oudhollandse stopflesjes waarin koffiepoeder wordt verkocht, ook heel goed voor jampot door. Zelfs aardewerken jampotten kunt u voor uw doel i gebruiken (laat de jam dan iets afkoelen om springen van de pot te voorkomen). Sluit de potten af met paraffine die u au bain marie laat smelten. Was de paraffine bij het aanbreken van een pot af, volgend jaar kunt u er opnieuw gebruik van maken. Hoe kleiner de pot, des te j beter geleert de jam. Kunt u de hand leggen op goedkope zure 1 appelen (ze mogen tweede kwaliteit zijn) dan volgt hier een recept Ivoor appelgelei. De appels goed nazien op wormstekigheid en rot, wassen en in stukken snijden. De vruchten behoeven niet geschild te worden of van klokhuis ontdaan. Opzetten, zó dat de appelen met een citroen schil half onder water staan. Laat de appels lang zachtjes trekken en een nacht door een doek uitlekken. Het uitgelekte vocht meet u op, kookt het nog wat in, voeg daarna evenveel suiker als sap j toe en kook de massa ongeveer tien minuten in. Als de gelei nau- j welijks uitloopt op een koud voorwerp, is het klaar. Geduld met j proeven: appelgelei stijft nog lang na. Aau het woord is me juffrouw M. J. s' Jacob van de Sportlaan in Den Haag. Zij is een van de weinige leraressen kantklossen bijna niemand doet het in ons land als beroep. Wél is het maken van eenvoudige kloskant sinds 1920 opge nomen in de akte NS. Voor al in de Zuidelijke Neder landen (Vlaanderen) stond de kantklos in de zestiende eeuw op een hoog peil. Vaardige vrouwenvingers kwamen tot prachtige prestaties. „Waar de kloskant ontstaan is, weet men niet, omdat historische gegevens ontbreken", aldus me vrouw L. W. van der Meulen Nulle in haar boekje Kant (Van Dishoeck, Bussum). De techniek bestaat uit drie grondsteken: linnenslag, netslag en blaadjes slag of Point d'esprit. Hierop zijn eindeloze variaties mogelijk. Koningin Sophie en koningin Emma hadden- veel belangstel ling voor kant. In 1902 zond dr. Abraham Kuyper zelfs jhr. Van Loon op een studiereis naar Ita lië en Frankrijk om te onder zoeken of kantklossen een bron van inkomsten zou kunnen vor men voor de Nederlandse vrouw. In 1903 kwam er in Apeldoorn een kantwerkschool, die op 1 mei '06 verplaatst werd naar Den Haag. Mevrouw Van der Meulen ontwerp het kant voor de koninklijke wieg. Onder haar persoonlijke leiding werd op die school door 34 werksters in twaalfduizend uren gewerkt aan de wieg voor prinses Julana in Louis XVI-stijl. Ook de prinses sen Beatrix, Irene en Christina heben als rozen gesluimerd on der die prachtige kanten. Is kantklossen tijdrovend? Dat hangt ervan af wat voor kant je maakt", vertelt mejuffrouw s'Jacob. Zij geeft de voorkeur aan de meer eenvoudige tech nieken (Torchon- en Clunykan- ten bijvoorbeeld). In het alge meen aan die moderne zowel als klassieke patronen, die door hun strakke lijn in deze tijd, ook door jonge mensen graag bewerkt en toegepast worden. In Zweden, waar veel aan kantklossen ge daan wordt, ook op de lagere scholen, wordt bij het tekenen van nieuwe patronen vaak ge bruik gemaakt van in de musea aanwezige oude kanten. Goed materiaal is heel belangrijk. De rustige schoonheid van zelfge- kloste kant krijgt vorm in tus- senzetsels voor blouses of baby lakentjes, als kleedje, kinder kraagje of zakdoekje. Het geeft een enorme voldoening. De resultaten blijven indivi dueel, het tempo van het klos sen ligt voor ieder verschillend en het ligt er ook aan of je veel of weinig tijd hebt voor huis werk. Huiswerk, ja! Als leerlingen bij mejuffrouw s'Jacob een patroon kopen, dan is daar een uitgebreide werk beschrijving bij, zodat zij het na afloop van de lessen helemaal zelf kunnen afmaken en op een volgende les aan iets nieuws kunnen beginnen. Er zijn leer lingen van twintig tot vijfenze ventig jaar. Moet je er goede ogen voor hebben? Dat blijkt mee te vallen. Wie zich niet meer aan fijn borduurwerk kan wagen, kan soms nog heel goed kantklossen. Alleen, na het zes tigste levensjaar leer je niet zo gemakkelijk meer. Kinderen vin den het kantklossen verrukke- lijk! Zij voelen, veel meer dan de volwassenen, het ritme van het werk aan waardoor ze soms vanzelf erbij gaan neuriën. „Kloskant is", aldus mevrouw Van der Meulen, „het weefsel dat door de kantwerkster met garen, dat op klossen gewonden is, gemaakt wordt. Om dit te be reiken, heeft de werkster een kussen nodig, waarop de teke ning en de klossen bevestigd worden. De draden worden dooreen gevlochten en het daar uit ontstane weefsel op bepaalde plaatsen door speleden vast gehouden". Deze aparte vorm van hand werken eist een beetje perfec tionistische instelling van de handwerkster. Je begint met een handvol draden en moet daar orde in scheppen en houden. Al doende gaan de meeste leerlin gen hogere eisen aan zichzelf stellen. Het bestaat nog, in deze moderne tijd, (waarin een ca deautje „even gauw" gekocht is) dat een apart kraagje, een tus- -M- Gespannen aandacht Van links naar rechts mevrouw Kalmeijer, mevrouw De Ridder, mejuffrouw s'Jacob. mevrouw Pereira en mevrouw Wessels. we naar de Sportlaan, nu voor de kantklosles op woensdag avond. Op de ovale tafel liggen vier ronde kussens, daarover buigen zich vier hoofden en acht senzetsel als geschenkje voor de nieuwe baby, een zakdoekje voor oma, vervaardigd zijn door uren zélf bezig te zijn. Fijn, zo'n werkje belandt bij iemand die de schoonheid van de logische lijnen der linnen draden kan waarderen! Kant kan generaties meegaan. Linnen is „ijzersterk". Voor de tweede maal reizen handen zorgen voor regelmatig getokkel van de klosjes op de kussens. Kleine leeslampjes ge ven goed gericht licht op de fijne handwerken. Mejuffrouw s'Jacob contro leert intensief en gooit vliegens vlug de klosjes „terug" als er een fout ontdekt is. Mevrouw A. M. Kalmeijer klost hier nu „Ik las een advertentie waarin jongelui gevraagd werden voor de administratie. Na telefonische afspraak kon ik meteen komen en ben per 1 september aangenomen met een proeftijd van twee maan den", vertelt W. H. K. te R. heet van de naald. „De eerste dag zag ik er reuze tegen op, toen ik er eenmaal was, bleek het geweldig fijn. Hier heb ik het beter naar mijn zin dan ik het ooit op school heb gehad. Al leen er moet bijgestu deerd worden wil ik wat meer bereiken. Gelukkig betaalt de zaak dat. Het is alleen jammer, dat ik er een liefhebberij voor heb laten schieten. Maar ja, het moest nu eenmaal voor mijn carrière. Mijn vader zegt: „Studie gaat voor liefhebbe rijen" en zó is het." Elf jaar oud was mevrouw H. N.-S. te N. toen de schooldeur achter haar dichtging, 's Mor gens om half vijf op, om vijf uur moest er begonnen worden tot 's avonds half zes. „Vier jaar lang deed ik van alles: aard appels inleggen, bieten rooien druiven krenten, aardbeien en bessen plukken, tulpen pellen, 's Winters als je niet naar 't land kon, breien voor een ander, van die hele lange zwarte kousen, alles voor een grijpstuiver. Met mijn vijftiende jaar moest ik gaan dienen, daar kan ik niet veel goeds van zeggen. Verdienste ƒ2,50 per week, een aardigheidje voor verjaardag, Sint of schoonmaak kon er niet af. Het was bet slechtste jaar van mijn leven. Maar mijn moe der wou ons klaarmaken als goede huisvrouw met een paar handen om 't huishouden te be sturen, dat leerde je nu eenmaal op 't land niet. Mijn dóchter ging na de huishoudschool in een gezin waar ze als kind is opgenomen, opslag krijgt ze automatisch op haar verjaardag of als er een algemene loonsver hoging is, vakantietoeslag erbij en dan de cadeaus. Ik word er wel eens jaloers van als ik te rugkijk op mijn jonge jaren..." Als zestienjarige verdiende mevrouw H. M.-v. P. te dH. 5 per maand, op een technisch bureau voor administratie en zo nodig in de winkel. „Wij woonden bij de Vaillantlaan en het bureau was in de Theresia- straat, een eind lopen. Een fiets had ik niet, tramverbinding was er niet, je werkte van half negen tot half zes met een half uur pauze. Om zeven uur naar de Handelsavondschool, vier avonden per week ruim een half uur lopen. Als er op kan toor niet veel te doen was, zocht de baas wel werk, hij leer de mij kousen in oliestellen te vernieuwen. Ik ging er weg om dat ik een zeer verroest fornuis blank moest schuren, dat was te veel gevraagd voor die ƒ5! Een nieuwe fase in mijn le ven: Ik moest van 's morgens d Corrttpondtnh* aan d* heer A. J. tvent, Frankentlag 69, Den Haag. a 3|ilii hel invoeren van de ere- en nationale. nJofAlaise dammen is de vrees gekoes- fd dat spelers, die meenden boven het ■niddelde niveau te zijn, van club zou- veranderen. Aanvankelijk werd daar- jlt niet zoveel bemerkt, zodat het er op nj)k dat de bedoeling, het spelpeil op te ujeren door het instellen van deze super- 'wsen, niet zou worden verwezenlijkt. s|Thani ligt de zaak wel wat anders. DC düzum is vrijwel het Friese tiental gewor- Twente's Eerste, Hengelo, heeft spe- uit Deventer, Zwolle en andere plaat-' B "aangetrokken". DC Huissen uit •Iderland hod reeds eerder het voor- •ld gegeven. Joz. Blonkenaor en Gezel- jpi Samenzijn, beide uit Amsterdam, en een roemrucht verleden, zijn gefu- prd tot het V.A.D., woardoor de noom ujp Het aloude Verenigd Amsterdams eiJrrgenootschap blijft voortbestaan. De clubs die niet de interesse van top- spelers uit de naaste omgeving wisten te trekken of zich geen moeite getroostten zich te versterken, krijgen het nu moeilijk- Immers de vergrijzing zet zich voort en de jongeren hebben niet een twee drie de top laag bereikt. Zo zien wij ook hier zich een concentratie von de sterkste spelers vol trekken. Dat is ongetwijfeld goed voor het spel peil. De sterksten bekampen elkaar. Zijn de afgeroomde clubs nu nog levensvat baar? Noor onze mening wel. Men zal echter de handen uit de mouwen moeten steken. Dat is trouwens toch nodig, omdot de toevloed van jongeren wel verblijdend is, doch kwantitatief nog vele mogelijkhe den biedt. Activiteit is derhalve geboden, waarbij het aanstellen van specifieke jeugdleiders noodzakelijk is om de jongeren op te van gen en zich thuis te laten vgelen tussen al die oudere en gerenommeerde spelers. - Over ouderen gesproken. Wij bladerden dezer dagen in Hoekstra's boekje "De nieuwste damproblemeo" (in de jaren der tig verschenen) en werden wederom ge confronteerd met prestaties van vroegere beroemdheden, die vandaog de dog nog niets van hun waarde verloren hebben. Ziehier enige voorbeelden: M. Fabre M. Fabre (zie diogrom I): Zwart: 2, 7, 8, 13, 15, 16, 18, 19, 20, 24, 25,27. Wit: 26, 28, 29, 33, 34, 35, 38, 39, 40, 43, 46,48. Wit wint een schijf of de partij. 26-21; 27-31; 34-301, 25x32; 38x36, 16x27; 36-31, 27x36; 46-4136x47; 39-34, 47x29; 34x41 D. H. Möllenkomp (zie diogram II): Zwart: 2, 3, 7, 9. 10, 11, 12, 13, 16, 18, 19, 23, 24, 25. Wit: 27,28, 32. 33, D. H. MölUnkamp 36, 37, 38, 39, 42, 43, 44, 45, 47.48. 27-22, 18x27, 32x21, 23x41; 39-34, 16x27; 42-37, 41x32; 43-39, 32x43; 36-31, 27x36; 47-41, 36x47; 44-40, 47x29; 34x5, 43x34:40x20. 25x14:5x6. A. de Goog (zie diogram III): Zwart: 7, 14, 17, 18, 19, 23, 24, 28, 36. Wit: 25, 30,32, 34,35,38,47,48, 50. 50-45, 28x37; 48-42, 37x48; 47—41, 36x47;' 25—20, 47x40- 20x29. 23x25; 45x34. 48x30; 35x21 A. J. Iverts anderhalf jaar, zij werkt in de dubbele nelslag met spijltjes aan een schattig rond kleedje van verfijnde eenvoud. Twee jaar geleden zag zij voor het eerst kantklossen in Brugge en dacht: „Dat moet ik ook leren!" Voor haar is kantklossen ont spannend in het jagen-vliegen- hollen vna deze tijd, en het re sultaat mag gezien worden. Voorzichtig werkt ze met een fijne haaknaald een „spin" vast aan een geklost cirkeltje. Mevrouw J. Wessels werkt aan een zakdoekkantje met ga ren LC50, later wordt dat met een ajoursteek aan linnen batist genaaid. Zij zag kantklossen de monstreren in Swaensteyn te Voorburg (door een oud-leerlin ge van mejuffrouw s'Jacob) en ging prompt ook aan de slag in dit geval de linnenslag en de dubbele netslag. „Kantklossen is voor mij iets zaligs!" De dochter van acht stelt ook pogingen in 't werk, maar dat „gefriemel krijgt ze (nog) niet voor elkaar." Terwijl mevrouw A. Jereira uit Gouda ijverig spelden steekt en klosjes werpt voor een zak doekje met Torchon-waaier, vertelt ze dat kantklossen één van haar vele hobbies is. aVn beroep is zij weefster, ze heeft thuis ook een spinnewiel en spint haar wol, zorgt zelfs voor het verven. Zo heeft ze haar halve stoffering bij elkaar ge werkt; na een verhuizing zit je dan een half jaar zonder gor dijnen, dan een poos met één gordijn, tot het hele stel com pleet is. Ze vervaardigt soms haar eigen kledingsstof en die van de twee dochters en is zó bezeten van kantklossen dat ze als 't even kan haar huiswerk al heeft, „die veertien dagen tussen de lessen heb je dan hórd nodig Kantklossen kost geen hoofd brekens, vindt ze, weven, daar zit veel meer aan vast! Haar vriendin, Deense, me vrouw B. de Ridder, maakt een tussenzetel voor een jurkje. Zij klost, tweemaal anderhalf uur per dag." Ik ontspan me er echt door". Zij hoopt dat ze gauw gaan tekenen van kantklospa tronen, want ook dót is een on derdeel van de cursus. Vier ijverige kantwerksters vlechten, verplaatsen de spelden in de speldengaatjes van de pa tronen, zo komen ze tot prach tige kanten. Dit oude handwerk schenkt in onze moderne tijd rust en levensvreugde, het dwingt tot een zekere orde, het vraagt weinig ruimte, veel tijd ene en constante aandacht. Wie geïnteresseerd is: de Stichting Goed Handwerk, Vaillantlaan 74, Den Haag verstrekt graag adressen van kantklos-lessen. Denkt u om een postzegel voor antwoord? tot 's avonds negen uur in een muziekwinkel doorbrengen, een makkelijk en eenzaam baantje. Want mijn baas was de hele dag weg, lesgeven. Ik doorbrak de eenzaamheid eens door een oude lap aan te steken. Roken! Stinken! En wie komt daar aan? De baas die mij een klap geeft en naar het nuttig doel vraagt van deze vertoning, hoe ik het ook trachtte aan te to nen, het klonk bepaald niet ge loofwaardig. Ik leerde door die eenzaamheid wel, dat dingen tot vermooiing van het leven niet gemakkelijk in eenzaam heid tot hun recht komen. Ik wens alleenzijnden dan gezel schap bij het ritueel van koffie drinken of een uitnodiging bij buur of gene." „Ik zit me nu nog in Den Haag te schamen voor mijn eer ste baan. Toen ik veertien jaar was, moest ik 's zaterdags de boel buiten doen bij een aanne mersbedrijf, baantje dat ik overnam van mijn zuster die ging trouwen. Eén van de knechts droeg water aan uit de haven (een kraan was er niet) en ik was zo verlegen dat ik niet durfde zeggen dat ik te weinig water had. Die knecht dacht: met dat jonge ding ben ik gauw klaar. Toen ik er 's zondag langs kwam lag er nóg veel zand...", vertelt mevrouw S. W.-K. te dH. Mevrouw S.-V. ziet zichzelf nog: twee vlechtjes in 't haar, schortje voor naar haar eerste baantje in een gezin met vijf zoons waar ze „de oudste doch ter" werd genoemd. Verdienste: vijf cent per uur, dat ging thuis in een gemeenschappelijk potje. „Ik heb het er fijn gehad". Eerste sollicitatiebezoek: „het goot van de regen maar ik moest m'n zondagse mantel aan en de zondagse hoed op. Ik kreeg de baan, jongste bediende voor 5 per week, de helft kreeg moeder als kostgeld, van de rest moest ik zelf kleren ko pen. Ik kwam op de correspon dentieafdeling bij een juffrouw die ik toen erg oud vond, on geveer 40; ze was best maar erg streng. Laten jongelui het niet erg vinden als de eerste baan moeilijk is", bemoedigt mejuffrouw R. de B. die nog administratief werkzaam is. „Later zul je er profijt van hebben. Mevrouw De K. verdiende als elfjarige per week 1.25, werkte van 's morgens zeven tot 's avonds zeven, ,,'s zondags moest ik tot twee uur komen na een opslag van een kwartje. Soms leende moeder nog van me, om een goedkoper brood van de vorige dag te halen voor een dubbeltje. Onvergete lijk," zegt ze nu. POLITIEVERHAAL VAN N. A. M. WIJCHGEL 80 We zullen de bewoners hier moeten ondervragen en als ze weten dat het om een ontsnapte moordenaar gaat heb je kans dat ze wel iets loslaten," zei Van der Zande. Aan het eind van de steeg kwamen nog vier van hun mannen in hun richting, die blijkbaar de hun aangewezen inspectie vol bracht hadden. Verster zag dat een van hen staan bleef alsof hij naar iets luisterde, toen naar de muur van een huis liep en zich vooroverboog. Daarna richtte hij zich haastig op en kwam rennend naar hen toe. „Ja Ketelaer, wat is er?" vroeg Van der Zande zodra hij hen bereikt had. „Daar is een onbewoonbaar verklaarde woning, inspecteur), en door het keldergat hoorde ik gekreun." berichtte hij opgewonden. „Goed zo Ketelaer", prees Van der Zande hem. „We gaan er onmiddellijk heen." Verster was al in beweging. Zijn spanning en ongerustheid groeiden met de seconde en hij begon te hollen. Van der Zande, die deze buurt aardig goed kende was niet veel minder bezorgd. Toen Verster de wo ning bereikt had luisterde hij aan het getraliede kelder- raampje waarvan de ruit gebroken was. Ook hij hoorde het gedepmpte gekreun. De deur van het half vervallen krot was met dwarslatten dichtgespijkerd. Samen met Van der Zande greep hij een der latten en rukte. Het gemak waarmee zij de latten los konden trekken bewees hun dat ze al eerder verwijderd waren geweest. De hengsels van de deur werkten niet meer. Ze viel schuin toen zij ertegen duwden. Zij grepen haar vast en schoven haar tegen de wand. In de smalle gang die naar een keukentje leidde waren vele plan ken van de vloer verrot door lekkage door het gebarsten plafond en in het keukentje was zelfs een heel gedeelte puin op de vloer beland. Maar een deel daarvan was opzij geschoven en toen zij er voorzichtig naar toe gelopen waren zagen ze dat dit gebeurd «as om een luik bloot te leggen. Het klemde iets, maar ging toch gemakkelijk open. Een muffe lucht kwam hen tegemoet toen zij de gammele trap ladder afdaalden. Het was er schemerdonker, maar toch herkende ze terstond de beide mannen die, aan handen en voeten gebonden en met een door repen oude lappen be vestigde prop in hun mond, op de vochtige stenen lagen. Allereerst verwijderden ze de vuile vodden die als prop hadden dienst gedaan. Meijer kreunde slechts wat luider zonder zijn ogen te openen, maar Terwindt leek hen aan, likte moeizaam enige keren langs zijn lippen en pro beerde iets te zeggen. Na enige vergeefse pogingen hoorden ze hem „water" mompelen. „Zal ik proberen ergens wat water te krijgen inspecteur?" vroeg Ketelaer die bij het luik geknield zat en vol be langstelling toekeek. „Ja, maar schoon drinkwater, hoor. En laat de anderen ons helpen hen naar boven te brengen." Een paar minuten later waren ook de touwen doorgesne den. Terwindt kwam met hulp van Verster langzaam over eind. „Meijer is bewusteloos, zei Van der Zande. „Hij kreeg... een veel hardere... klap dan ik," zei Terwindt die nog op zijn benen stond te wankelen, maar probeerde de trap te bereiken. Hij weerde Verster af die hem wilde ondersteunen, maar van boven af werden al handen naar hem uitgestoken en ondanks zijn afweer hielp Verster hem omhoog duwen. Zonder veel moeite gelukte het hun Terwindt naar buiten te brengen. Daarna hesen ze met vereende krachten Meijer zo voorzichtig mogelijk omhoog en vlijden hem neer op een puin vrije plek m het gangetje in afwachting van zijn ver voer naar het ziekenhuis. Terwindt was intussen al aardig opgeknapt door de buitenlucht en het water waarmee hij zijn verdroogde mond en keel had kunnen verfrissen. (WORDT VERVOLGD)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 17