"HlSiüHHi-mM
JEUGD KAN
PSYCHIATER
ANONIEM
SPREKEN
Hebt u drempelvrees bij juwelier?
Fusie van de drie
verbonden vergroot
niet hun macht
LftSTEH
NA ZESTIG JAREN VAN CHRISTELIJKE VAKBEWEGING
V» U-
TOEPASSrt-
C-
SLUtr
door
Ton Hulst
M. Ruppert
schrijft bij
jubileum
I
aï
■«fc.
ZATERDAG 28 JUNI 194»
WERRtun*"- 7 fi|
Woensdag 9 juli viert het CNV zijn zestigjarig bestaan. In het kader
van de algemene vergadering wordt 's middags van half twee tot
half vijf de jubileumbijeenkomst gehouden in het Utrechtse Tivoli.
In de ochtendvergadering in Esplanade wordt de nieuwe voorzitter
gekozen in verband met het aftreden van de heer J. van Eibergen.
De heer J. Lanser, thans secretaris van het CNV, is hiervoor kandidaat
gesteld.
-#■ Woensdag van vijf uur tot half zes recipïeert de heer Van Eibergen
in Tivoli bij zijn afscheid van de christelijke vakbeweging. Deze re
ceptie geldt tevens het jubileum van het verbond.
Donderdagmiddag is fn Esplanade de overdracht van het voorzitter
schap aan de heer J. Lanser. 's Middags zal het bestuur aan de
algemene vergadering een nieuw ontwerp-visieprogram aanbieden.
Gelijktijdig met het zestigjarig bestaan van het CNV viert het Alge
meen sociaal fonds ter bevordering van de volksgezondheid „Draagt
Elkanders Lasten", een der instellingen van het verbond, zijn gouden
jubileum.
Ter gelegenheid van het jubileum heeft het CNV een sociologisch
onderzoek laten instellen naar de opvattingen onder de leden over
de betekenis van de christelijke organisatie in de toekomst. De beleids
conclusies, die het verbondsbestuur op basis van de resultaten van dit
onderzoek heeft geformuleerd en die reeds eerder werden gepubliceerd,
zullen in deze algemene vergadering ter discussie komen.
Wij vonden de heer M. Ruppert, Staatsraad en oud-voorzitter van het
CNV, bereid exclusief voor onze bladen in een tweetal artikelen aan
dacht te besteden aan de resultaten van het onderzoek, dat het CNV
heeft ingesteld. Hieronder volgt het eerste artikel.
Tegen de achtergrond van gezamenlijk optreden: de heren P. J. J.
Mertens (NKV), A. H. Kloos (NVV) en J. van Eibergen (CNV).
De redactie vroeg mij naar mijn mening over het
onlangs gepubliceerde interimrapport van een
sociologisch onderzoek inzake positie en beleid
van de christelijke vakbeweging alsmede over de
gelijktijdig openbaar gemaakte ontwerp-conclusies
Jongeren uit stad en provincie Groningen,
die, om welke reden dan ook, behoefte
hebben aan psychiatrische hulp, kunnen
sinds kort vrijblijvend en als zij dat willen
anoniem terecht op een nieuw „spreekuur"
fan de kinder- en jeugdpsychiater dr. G. Mik.
Dit opmerkelijk initiatief, dat alleen nog
maar in opzet aanwezig is in Amsterdam, is
ontwikkeld door de Provinciale Stichting voor
Geestelijke Gezondheidszorg in samenwerking
met de universiteit en het gemeentebestuur
van de Martinistad.
Dr. Mik (47) zegt: „Dit spreekuur wordt op maan
dagavonden van vijf tot zeven uur gehouden in een
pand aan de Grote Markt. Ik ben erg blij met dit in
formele ontmoetingspunt. Jonge mensen die behoefte
hebben aan een gesprek, maar voor wie de gevestig
de instituten een barrière vormen, kunnen hier tegen
mij aanpraten. Als zij willen blijven ze anoniem en
hulp wordt in geen enkele vorm opgedrongen."
■ff Dr. G. Mik: „Bereikbaar zijn."
1 De Groningse kinder- en
[jeugdpsychiater, die wetenschap-
jpelijk hoofdmedewerker is aan de
rijksuniversiteit van Groningen èn
psychiatrisch adviseur van 't op
vangcentrum „Het Poortje", is in
•1965 gepromoveerd op een
proefschrift „Dissociaal gedrag bij
jongens in de puberteit." Hij kwam
daarin ondermeer tot de opval
lende conclusie, dat losbandig ge
drag van pubers een gevolg is van
de vrijere en meer tolerante op
voeding van de jeugd.
Dr. Mik heeft zich voorgenomen
om zich actief tussen de jongeren
bewegen, daarbij contacten te
leggen en gesprekken te voeren
waar mogelijk te helpen. Hij
!egt: „Dit bereikbaar zijn is een
lieuwe vorm met experimenteel
:arakter, als aanvulling op het
istaande in een veranderend pro
ces. Ik wil niet de „wijze man"
zijn, die de „lastige jeugd" komt
helpen. Ik betwijfel trouwens, of
(deze jeugd wel lastig kan worden
genoemd. Ik wil luisteren en mee-
of tegendenken."
Volgens dr. Mik is het best mo
gelijk, dat het bij dit luisteren en
tienken blijft In een aantal geval
len ziet hij echter mogelijkheden
bm vanuit zijn vakgebied op pas
sende wijze hulp te bieden. Er is
ien enkele controle, van welke
telling of bureau dan ook: „Dit
natuurlijk geen zaak om een
haam in een kaartenbak te zetten;
pontrole blijft helemaal achterwe
ge. Het is ook zo, dat niemand
legen zijn wil kan worden opgeno-
jnen in een of ander instituut"
Zijn „spreekuur" of, zoals hij
iet zelf liever noemt, zijn „bereik-
aar zijn", Is volgens dr. Mik een
iterst gevoelige zaak. Hij is daar-
■n een tegenstander van „publicl-
iit" en tast liever de wegen van
menselijk contact af. „Hulp
ieden op psychiatrisch gebied Is
ien erg delicate aangelegenheid,
k krijg te maken met jongeren die
n de knoop zitten, hetzij met hun
Kaders, hetzij met de
naatschappij. hetzij met zichzelf."
In zijn proefschrift bracht dr.
dik losbandig gedrag In verband
net een te tolerante opvoeding.
.Daaruit moet niet worden opge
haakt, dat Ik een voorstander ben
van een niet-tolerante opvoeding", als je deze jongens onderzoekt,
zegt hij. „Ik geloof juist, dat het actuele conflicten met de ouders
kind in zijn ontwikkeling in elke een rol van betekenis spelen."
fase, waarin het verkeert, zo tole
rant mogelijk moet worden bena- Volgens dr. Mik worden grote
derd om hem een zo groot moge- groepen van de bevolking gecon-
lijke uitgroei te geven." fronteerd met vrije tijd, zonder dat
men heeft geleerd die vrije tijd te
Dr. Mik „Een kind wil leiding besteden. „Ik geloof, dat juist de
hebben, het moet leiding hebben, huidige moderne school daar een
ook in de puberteit" conclu- bijzonder goed ding in zou kunnen
deerde voorts, dat te veel zakgeld doen", zegt hij.
en te grote schoolklassen leiden
tot onaangepast gedrag, dat vaak „Men moet minder op feitenken-
ontaardt in misdadigheid. „Onaan- nis en meer op inzicht werken,
gepast gedrag, of het nu delin- zich meer op de individuele me-
quent is of niet, in de puberteit ningsvorming richten en niet de
moet je anders beoordelen dan on- achterblijvers afstoten. Men moet
aangepast gedrag van de volwas- Juist de klas als geheel beschou-
sene. Men is maar al te gauw wen en grote klassen zijn dan juist
geneigd beide over één kam te een handicap", aldus dr. Mik over
scheren. Maar het blijkt vaak dat, zijn proefschrift.
Wanneer een kledingstuk niet prettig zit, blijft het
in de kast hangen. Met sieraden gaat het net zo.
Vooral met oude sieraden. Wie realiseert zich eigen-
ijk dat een sieraad kan worden vermaakt? Als het
voor 125,wordt veranderd, lijkt dat veel geld,
maar het is bepaald geen hoog bedrag voor een
sieraad dat dan voortaan wèl zal worden gedragen.
Aan het onderzoek is deelge
nomen door 300 mannelijke le
den van de christelijke vakbe
weging in twaalf plaatsen. Wel
iswaar zijn die 300 man zo
goed mogelijk verdeeld over elf
van de vierentwintig bij het
CNV aangesloten organisaties,
maar een leek als ik op het
gebied van sociologische-on-
derzoek-methoden vraagt zich
toch af, of die 300 man zodanig
gekozen kunnen zijn, dat zij re
presentatief zijn voor de 240.000
leden over het gehele land.
Deskundigen als prof. Van
Zuthem en drs. J. J. Bos vinden
klaarblijkelijk van wel; daar
voeg ik me dan voorshands
maar naar. Echter niet zonder
aarzeling en twijfel, want m.i.
staat vast, dat als vandaag de
algemene ledenvergaderingen
van de aangesloten organisaties
zouden worden gehouden, er
andere resultaten uit de bus
zouden komen.
Toch wekken de uitkomsten
van het onderzoek geen grote
verwondering. Ik beperk me
thans tot één van de hoofdpun
ten: samenwerking of fusie tus
sen de drie vakcentralen.
Ik citeer eerst enkele con
clusies: „Tussen de doeleinden
van CNV en NVV bestaat naar
de opvatting van 78 pet. geen
verschil. Van deze groep blijft
drie-vijfde deel christelijke
vakbeweging nodig achten:
twee-vijfde deel ziet daar geen
reden voor.
Voor een samenwerking tus
sen CNV, NKV en NVV spreekt
87 pet. zich uit. Indien het tot
fusies zou komen, kiest blijkens
de antwoorden op afzonderlijk
en achtereenvolgens gestelde
vragen: 62 pet. voor een fusie
tussen CNV en NKV; 41 pet.
voor een fusie tussen CNV en
NVV; 50 pet. (voor een klein
deel met enig voorbehoud) voor
een fusie tussen CNV, NKV en
NVV.
Bij de voorstanders van sa
menwerking en fusie speelt het
argument machtspositie van de
vakbeweging de verreweg be
langrijkste rol".
Tot zover de resultaten van
het onderzoek. Wat nu te zeg
gen van deze uitkomsten? Ik
weet niet, hoe de vragen pre-
van de Verbondsraad van het CNV. Met genoegen
voldoe ik aan dit verzoek, al moet ik vooraf wel
duidelijk zeggen, dat ik schrijf in geen andere
functie dan die van gewoon lid van de christelijk®
vakbeweging.
cies zijn geformuleerd. Maar
het maakt uiteraard wel enig
verschil of iemand vraagt: is u
voorstander van een fusie tus
sen CNV, NKV en NVV?, dan
wel of men hem vraagt: indien
het tot een fusie zou komen,
wat kiest u dan: het NKV, het
NVV of beide?
Voorshands staat echter vast,
dat de overgrote meerderheid
(bijna 90 pet.) van de leden der
christelijke vakbeweging, vóór
samenwerking tussen de drie
vakcentralen is.
Voorts blijkt uit het onder
zoek indien het tot een fusie
zou komen?
dat bijna twee-derde een
fusie met het NKV wenst:
dat iets meer dan de helft
tegenstander is van een fusie
met het NVV;
dat de helft van de onder
vraagden voor een fusie tussen
de drie vakcentralen is; van die
helft is er dan nog een klein
deel, dat een voorbehoud
maakt.
Belangrijk lijkt mij de vraag:
waarom, op welke grond, met
welk motief is die helft
voorstander van een fusie tus
sen de drie vakcentralen? Het
antwoord luidt: een sterkere
machtspositie van de werkne
mers.
Waar het nu om gaat, is m.i.:
is die overweging juist? Juist in
tweeërlei zin: bereikt men -door
een fusie een grotere
machtspositie van de vakbewe
ging en van de werknemers?
En zo ja, is dat dan een goed,
een beslissend motief voor een
fusie? Over de laatste vraag
handelt het tweede artikel.
Thans de vraag: zal door een
fusie van de drie vakcentralen
de machtspositie van de werk
nemers worden versterkt? Met
volstrekte zekerheid kan nie
mand op deze vraag antwoor
den. De NVV-ers menen van
wèl. Maar dat is geen nieuws.
Zij hebben overigens zonder
veel bewijs altijd betoogd,
dat een fusie tussen de drie
vakcentralen de macht van de
Nederlandse vakbeweging zou
versterken.
Is die bewering juist? Is zij
althans aannemelijk? Ik geloof
er niets van. Een fusie tussen
de drie vakcentralen zal m.i. de
invloed zo men wil: de
macht van de vakbeweging
niet versterken, maar verzwak
ken.
Ik erken, dat er werknemers
zijn, die ongeorganiseerd blij
ven. omdat zij zich bij geen van
de drie vakcentralen thuis ge
voelen. Het NVV is hen te rood,
het NKV te rooms en het CNV
te orthodox-protestant. Maar
meent men nu werkelijk dat als
die drie één zouden zijn, het me
rendeel van de ongeorganiseer
den dan niet een ander „mo
tief" zou vinden om ongeorga
niseerd te blijven? Dacht men
werkelijk, dat het overgrote
deel van de ongeorganiseerden
een andere reden heeft voor
hun ongeorganiseerd-zijn dam
de contributie?
Van een vergroting van het
totale ledental van de vakbewe
ging als gevolg van een fusie,
geloof ik dan ook niets. Hel
lijkt mij meer aannemelijk dat
het totale aantal leden van de
bonafide vakbeweging door een
fusie zal afnemen.
Er zijn vandaag duizenden
mensen en niet alleen oude
ren, maar vooral ook jongeren
lid van de christelijke vak
beweging om ideële overwegin
gen. Zij zijn lid, niet omdat zij
bij dat lidmaatschap „belang"
hebben, maar omdat zij menen
door hun lidmaatschap een bij
drage te leveren in de strijd
voor maatschappelijke verhou
dingen, die meer beantwoorden
aan het evangelie.
Van die duizenden zouden er
zéér velen bedanken, als het
CNV zou fusioneren met 't NVV.
Ik ook. Ik zou opnieuw mijn
best gaan doen, de christelijke
vakbeweging op te bouwen en
ik ben er van overtuigd, dat
dan met name zéér vele jonge
ren zouden meedoen. Want de
zo dringend nodige hervorming
van de samenleving is beter ge
diend door de hamdhaving en
versterking van de christelijke
vakbeweging dan door een fusie
met het NVV. Ik kom daar in
het volgende artikel op terug.
Eerst moet nog iets anders wor
den gezegd.
Niet alleen het totale aantal
leden zal m.i. door een fusie
niet toenemen; ook de „een
heid" zal er naar mijn opvat
ting niet groter door worden.
Nederland ligt niet alleen aard
rijkskundig doch ook le
vensbeschouwelijk tussen
Duitsland en Engeland. Zal een
z.g. eenheidsvakbeweging in
Nederland er één worden naar
Duits of één naar Engels model?
Een vakbeweging a la de
Deutsche Gewerkschaftsbund of
een vakbeweging a la het Trade
Union Congress?
Gelet op de individualistische
aard van ons volk houd ik het
er voorshands op, dat een „een
heidsvakbeweging" in Neder
land meer trekken van de TUC
dan van de DGB zaa vertonen
een onoverzichtelijk aantal
bonden en bondjes, die elk voor
de belangen van eigen categorie
of categorietje zullen opkomen,
tot schade van allen èn van
henzelf. Het samenbindende
element zal er niet zijn en het
categoralisine zal hoogtij vie
ren.
Een eenheidsvakbeweging zal
daarom naar mijn gevoelen in
plaats van de eenheid de ver
deeldheid en de versplinte
ring in de hand werken.
Het is onder meer op deze
gronden, dat ik er van over
tuigd ben, dat degenen die vóór
een fusie van de drie vakcen
tralen zijn om wille van de in
vloed en de eenheid van de
vakbeweging, zich vergissen.
Er zijn weinig landen waar
de eenheid van de vakbeweging
sterker is dan in Nederland met
zijn, weliswaar naar levens- of
maatschappijbeschouwing ge
scheiden, maar goed samen
werkende vakverbonden. Dat
wil niet zeggen, dat deze sa
menwerking niet op enkele
punten kan worden gewijzigd
of verbeterd. Daarover zou m.i.
te praten zijn.
Te denken valt aan enkele
hulpverleningsdiensten, zij het
dat ook op dat gebied nuchter
heid past. Het is niet waar, dat
als een dienst (een verzeke
ringsmaatschappij, een
rechtskundige dienst e.d.) groter
wordt, er ook efficiënter wordt
gewerkt.
Ik heb nu een tiental jaren
ervaring in de Afdeling voor de
Geschillen van Bestuur van de
Raad van State; op grond daar
van kan ik echt niet tot de con
clusie komen, dat kleinere orga
nisaties de belangen van hun
leden slechter behartigen dan
grotere organisaties. Soms neigt
men wel eens tot een tegeno
vergestelde conclusie: hoe gro
ter het apparaat, hoe slechter
de service aan de leden.
Niettemin is samenwerking of
fusie van bepaalde diensten van
de vakbeweging een zakelijk
probleem, waarover goed te
praten valt. Maar niet als
eerste stap op de weg naar een
fusie tussen de drie centralen,
want die weg moet m.i. strijdig
worden geacht met het welbe
grepen belang van de Neder
landse werknemers.
Met de chef van het atelier bespreekt mevrouw Zwakman één van
haar ontwerpen.
Sieraden zijn geen levensbe
hoeften. Toch bezit iedere
vrouw graag enkele bijous. Mo
de, make-up en sieraden horen
bij elkaar, maar helaas komen
sieraden altijd achteraan. Een
vrouw zou veel meer sieraden-
bewust moeten zijn! Over het
algemeen is er te weinig fan
tasie en te weinig aandacht
voor bijous. Zelfs jonge mensen
kunnen tegenwoordig veel geld
uitgeven (leren kleding, radio's
auto's!), maar zodra het over
sieraden gaat, wordt schichtig
alléén over prijzen gesproken.
Misschien wordt dat wel een
beetje in de hand gewerkt door
juwelierszaken die geen prijzen
in hun etalages aangeven.
„Juwelen zijn binnen het be
reik van iedereen gekomen, ze
ker voor wie er echt zijn zinnen
op zet", vertelt mevrouw José
Zwakman-Janssen, die al jaren
lang bij een Haagse juwe
lierszaak werkt.
„Omdat uit een psychologisch
onderzoek bleek dat de drem
pelvrees voor de Nederlandse
juwelierswinkel groot is, heb
ben wij als eerste bedrijf het
initiatief genomen tot een we
kelijkse kijkmorgen, waarmee
we tot nog toe uniek zijn. Wij
voeren consequent door dat de
bezoekers alleen mogen kijken
en vragen, maar niet mogen ko
pen".
„Een vrouw denkt bijvoor
beeld al jarenlang over een pa
relcollier, maar vreest dat zo
iets vreselijk duur zal zijn. Het
is niet aantrekkelijk om ernaar
Ie informeren en daarbij een
verplichting tot kopen te voe
len. De draagster loopt liever
door met imitatieparels (die het
op zijn tijd best eens aardig
kunnen doen) maar ontdekt niet
dat er al voor ƒ60,- goede cul-
tivéparelsnoeren verkrijgbaar
zijn".
Zo'n informatieve kijkmorgen
brengt een hele toestand in de
Links: enige getekende ontwerpen en rechts: een charmant idee voor
het verwerken van tandjes in een sieraad.
zaak teweeg. Om de soms
wel 40 bezoekers ruimte te
geven, gaan alle toonbanken
aan de kant. Er worden lezin
gen gehouden en dia's getoond
(van o.a. diamantwinning). Ook
groepen (huisvrouwenvere
nigingen, huishoudscholen) krij
gen regelmatig voorlichting.
Jonge meisjes interesseren zich
bijzonder voor cassettes.
„Het eigenaardige is", zegt
mevrouw Zwakman, „dat zij
vaak doen wat moeder doet
Zowel wat juwelen als bestek
betreft zijn vele jongeren be
houdender dan hun ouders!
Jonge mensen vinden klassieke
lijnen vaak mooi omdat zij
daarmee thuis vertrouwd zijn
geraakt".
Vooral bij de juwelierszaken
met een eigen sieraden-ver
vaardigend atelier (ongeveer
acht procent, van de grote za
ken). is de verkoopster een be
middelaarster tussen dat atelier
en de koper. José Zwakman !s
nog méér: zij is bovendien
ontwèrpster van sieraden! Zij
hoopt binnenkort haar juwe
liersdiploma te behalen.
„Als een cliënt met zijn op
dracht komt, wil ik even met
hem praten; dat ls niet uit
nieuwsgierigheid, maar omdat
ik enig inzicht moet krijgen in
karakter, smaak, wensen en fi
nanciële mogelijkheden. Tijdens
dat gesprek krijg ik al een
ideetje, dat ik ruwweg even
voor de cliënt schets".
„Omdat ontwerpen en ver
vaardigen twee uiteenlopende
zaken zijn, overleg ik altijd met
de vakmensen in ons atelier; zij
bezitten een onschatbare erva
ring achter de werkbank. Ik
word wel eens op mijn vingers
getikt als het bijvoorbeeld gaat
om de spanning die een steen of
het metaal niet verdragen.
Meestal maak ik drie of vier
verschillende ontwerpen, die
even uiteenlopend in prijs zijn.
De cliënt kan zijn keus bepa
len".
In haar vak bestaat zeker
mode. Tijdens de Jugendstilpe-
riode werden prachtige orna
menten in die speciale stijl ge
maakt; de emancipatie bracht
strakke, vierkante stukken met
liefst zwarte onyx. Daarop
volgde weer een meer roman
tische tijd zonder harde lijnen
in het sieraad. In onze tijd zoe
ken de ontwerpers naar een
vorm waarbij zoveel mogelijk
het materiaal in oorspronke
lijke staat kan worden ver
werkt.
„Sieraden moeten bij de
draagster passen. Een kleine
vrouw kan soms grote sieraden
dragen. Zij moet zich daarbij
wel gelukkig voelen. Als een
grote vrouw een voor haar
beslist te kleine of te eenvoudi
ge ring draagt, kan dat wel
eens uit sentimentele overwe
ging zijn; misschien was die
ring van haar moeder. Zeer
waarschijnlijk is er wel iets
mooiers te bedanken, maar we
moeten toch rekening houden
met die sentimenten. Ik ben
over het algemeen voor moder
nisering, je mag echter nooit de
charme of de persoonlijke ge
voelens aan een sieraad ontne
men".
Uit haar dikke stapel teke
ningen constateren wij dat zelfs
van een gladde ring uiteenlo
pende sieraden zijn te maken:
van een recht uitgestrekt
streepje met een eenvoudige
parel tot een ingewikkeld
vlechtwerkje met verschillende
stenen. Een oude vraag is het
verwerken van tandjes in een
sieraad; ook daarvoor worden
altijd weer originele ontwerpen
gevonden.
BIJLAGE VAN
HET KWARTET
De Rotterdammer
Nieuwe Haagse Courant
Nieuwe Leidse Courant
Dordts Dagblad
Een juweel kan zo duur wor
den gemaakt (o.a. met briljan
ten) als de cliënt maar wil. Tij
dens ons bezoek werd in het
atelier gewerkt aan een paar
eenvoudige oorknopjes. Een
werkje van enkele dagen. Naar
ontwerp van de heer Vermaat
jr. kwam onlangs één van de
duurste stukken uit het atelier:
een armband met 144 gelijkma-
tige(l), loep-zuivere, blauw
witte en op speciale wijze ge
slepen briljanten. Daaraan was
drie maanden gewerkt.
„Een prettige bijkomstigheid
van ons werk is", vertelt me
vrouw Zwakman, „dat elk sie
raad in waarde vermeerdert.
Natuurlijk niet van vandaag op
morgen, maar wel na verloop
van jaren!"
MONIQUE FLOOR