PROEFSTUK - MEESTERSTUK
De Koningin schrijft Idenburg
M
Ook kinderen
mee aan het
Avondmaal
K
lp 1
DOMINEES EN POLITIEK
BELANGRIJK STUK GESCHIEDSCHRIJVING
Kabinetten - form
ateursen de K
oningm
F
'9j
13
VRIJDAG 57 JUNI 1969
Een belangrijk stuk geschiedschrijving heeft dr. G. Puchinger, die vandaag aan de Vrije Uni
versiteit promoveerde, in een lijvig proefschrift voor zijn rekening genomen. Wij hebben een hij
uitstek deskundige gevraagd zijn visie op dit proefschrift te geven.
Deze deskundige is de heer H. Algra, lid van de Eerste Kamer, hoofdredacteur van het
Friesch Dagblad, befaamd historicus, die bovendien de in het proefschrift beschreven geschiede-
nis bewust heeft meegemaakt.
DR. G. PUCHINGER
17 i r
X V I 17
DOOR H. ALGRA
Naar aanleiding van het proefschrift van dr. G. Puchinger, „Colyn
en het einde van de Coalitie, de geschiedenis van de kabinetsforma
ties 1918-1924".
"ITANMIDDAG is drs. George Puchinger op dit proefschrift gepro-
moveerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op publicis
tisch gebied was hij al „een man van groten bedrijve, singulier in
alles", en zijn proefschrift is al evenzeer iets bijzonders.
Direct al door formaat en uitvoering. Het heeft een formaat en de
omvang van een standaardwerk, het is meer dan 600 bladzijden dik
en het is „verlucht" met een aantal fraaie portretten op kunstdruk
papier.
Maar er is méér. Dit proefschrift is deel I. De schrijver hoopt, en
wij met hem, dat er nog twee zulke delen zullen volgen. Maar het
eerste deel is al genoeg om erop te promoveren.
Het einde
der coalitie
Kuyper, Lohman en Schaepman
hadden de rechtse coalitie tot stand
gebracht en deze drie verbonden
partijen, de A.R., de C.H.U. en de RK
Staatspartij trokken tijdens het oude
districtenstelsel een aantal malen als
bondgenoten ten strijde bij de Ka
merverkiezingen.
Behaalden zij samen de overwin
ning, dan kwam er een coalitiekabi
net, in 1888 (coalitie tussen AR en
RK Staatspartij: de CHU bestond
nog niet), in 1905 (het kabinet-Kuy-
per, een kabinet van AR en RK
staatspartij, gesteund door de Chr.
Historischen) en 1908 (het kabi
net-Heemskerk, een echt coalitiekabi
net van de drie rechtse partijen).
Na de eerste wereldoorlog werd het
stelsel van de evenredige vertegen-
woordigiging ingevoerd, en de drie
oude coalitiepartners trokken bij de
stembus ieder onder eigen vaandel en
met een eigen program op, en er was
dus géén stembusaccoord. Dat is se
dert zo gebleven.
Maar in 1918 kwam er wél weer
een coalitiekabinet en tot 1939 is er
geen enkel kabinet geweest, waarin
Prof. mr. P. J. Oud
het voor 'de drie rechtse partijen niet
gold: samen uit, samen thuis. Met
dien verstande, dat er van 1933 tot
1937 ook partners waren van links,
de liberalen en de vrijzinnig-demo
craten. Men sprak toen van een kabi
net op brede basis.
In 1939 barstte de coalitie, het
laatste kabinet-Colijn werd vrijwel
terstond na zijn optreden uitgeran
geerd door de motie-Deckers, waar
aan zowel de R.K. als de socialisten
hun steun verleenden. Dat was het ein
de van de coalitie.
Als de drie delen van Puchingers
werk zijn verschenen, zullen we een
stuk parlementaire geschiedenis heb
ben, zoals we in Nederland tot nu toe
niet hebben gekend.
Bij de lezing van dit boek van dr.
Puchinger heb ik telkens ook het
boek van wijlen mr. P. J. Oud bij de
hand gehad: Het jongste verleden.
Een knap werk van een man, die de
gang van zaken van zéér nabij heeft
meegemaakt, o.a. vier jaar als mi
nister in het kabinet-Colijn van 1933
tot 1939. Een werk, dat een tendens
heeft, nl. dat de coalitie haar tijd had
gehad en een element van zwakheid
was geworden in de Nederlandse
parlementaire verhoudingen.
Maar nu ik dit boek van dr. Pu
chinger heb gelezen, heb ik toch her
haalde malen moeten constateren, dat
mr. Oud van veel, wat er achter de
schermen gebeurde, niet op de hoogte
is geweest. Na dit nieuwe boek we
ten wij veel meer.
En dat komt vooral, doordat dr.
Puchinger beschikte over veel meer
bronnenmateriaal.
Met name heeft hij gebruik ge
maakt van vele particuliere brieven,
aantekeningen, enz. van Colijn, Iden-
burg, Lohman, Van Nispen, Nolens,
Ruys en véle anderen. De notulen van
de ar, en ch kamerfracties heeft hij
telkens geraadpleegd. Wij hebben
telkens het gevoel, dat we nu voor
het eerst, maar dan ook heel duide
lijk en scherp zien, wat er zich
afspeelde. En wie het waren, die een
beslissende rol speelden, wie het wa
ren in hun karakter, bedoelingen en
ideeën.
Wij hebben wel eens de vrees
geuit, dat de telefoon zal leiden tot
een oppervlakkige geschiedschrijving,
omdat het vertrouwelijk, beslissend
beraad niet meer op papier komt. En
het schrijven van memoires schijnt
de Nederlander, ook de Nederlandse
politicus, slecht te liggen. In Enge
land is dat anders.
Maar in de tijd, waarin dit stuk
parlementaire geschiedenis speelt, is
er nog véél schriftelijk behandeld en
zijn ook véél schriftelijke, vertrouwe
lijke commentaren en inlichtingen
gegeven.
Het gebruik van dit vele materiaal
geeft aan dit boek het karakter van
compleetheid. Ook de notulen van de
vergaderingen van de ar en ch frac
tie van de Tweede Kamer zijn voort
durend geraadpleegd.
Meer dan de
titel belooft
Zo komt het ook, dat dit boek méér
geeft dan de titel belooft. Wij zien de
politieke kopstukken van toen in heel
hun optreden, in hun deugden en ge
breken.
Op 9 augustus 1918 schrijft
Idenburg aan zijn vrouw:
„Gisteravond heb ik gezellig ge
geten bij de heer de S. Lohman.
Bij hem was gelogeerd zijn
oudste dochter Mevrouw van der
Feltz en dan de ongetrouwde
kleindochter, die zijn huishouden
doet. We hebben niet over de
binnenlandsche politiek gesproken
wel over buitenlandsche en over al
gemeen politieke beschouwingen.
Hij is wel een geheel ander mens
als dr. Kuyper. Niet zo egocen
trisch, niet zo apodictisch. Meer
gewoon. meer werkelijk
beschaafd; meer gezellig. Niet al
tijd pratend over zich zelve en
over zijn werk maar werkelijk
deelend in anderer omstandighe
den. Als mensch staat hij wel
heel ver boven Dr. Kuyper. Maar
God geeft ieder muziekinstru
ment zijn eigen toon; en indien
Dr. K. niet zooveel onaangename
eigenschappen had zou men licht
komen tot te groote bewondering
van zijn groote kwaliteiten. Nu is
daartegen een heel heilzaam te
genwicht."
Natuurlijk is het van belang, ook
hier naar de datum te kijken. Bij de
kandidaatstelling voor de Tweede
Kamer had dr. Kuyper zich meer dan
ooit als een dictator gedragen, die
telegrafisch de Kamercentrales op de
hoogte bracht van de veranderingen
in de lijsten, die hij, en hij alleen, op
het allerlaatste ogenblik nog aan
bracht en waaraan men zich maar
had te houden.
Voor die verkiezingen in 1918 had
Colijn 'Kuyper gevraagd, eens te pra
ten over wat er na de verkiezingen
zou moeten gebeuren, omdat Kuyper
vaak de gewoonte had. vlak na de
verkiezingen naar het buitenland te
vertrekken, maar het kon niet, want
het zou Kuyper te snel vermoeien na
zo'rt gesprek. En na de verkiezingen
schreef hij in De Standaard zonder
enig overleg met Idenburg of Colijn
een kleine reeks artikelen, waarin hij
eigenlijk decreteerde, hoe het gaan
moest.
Iets eerder had Colijn aan Iden
burg geschreven, dat hij niet zo veel
waarde meer hechtte aan wat Kuy
per in de Standaard schreef: „Veel
zal afhangen van wat Lohman
schrijft en Heemskerk zegt. De Stan
daard predikt dan allicht het omge
keerde."
Mensen als Colijn en Idenburg
hebben het moeilijk gehad met Kuy
per, dat blijkt wel heel duidelijk uit
dit boek.
Zo is er veel, dat ons de intieme
kant van het leven van deze mannen
laat zien. Bijzonder treffend is het,
dat politici als Heemskerk in hun
persoonlijke brieven. Heemskerk bv.
aan zijn dochter mevrouw
Krüger-Heemskerk, met zulk een
openheid en eerlijkheid spreken over
hun besef van afhankelijkheid van
Pr-
m
Dr. H. Colijn
God. Ze proberen hun plicht te doen,
zij vinden de situatie soms moeilijk,
maar de Here regeert. Dat is' écht
geen frase, dat is een stuk van hun
leven, dat soms heel duidelijk tot uit
ing komt.
De coalitie
Het driedelige werk zal tenslotte
gaan over Colijn en de coalitie. En
dan zal het wel duidelijk worden,
geleidelijk meer, dat Colijn van die
coalitie niet zo veel moest hebben.
Hij ontkende niet het bestaan van
een geestelijke verwantschap tussen
de drie rechtse partijen, maar vond,
dat er politiek niet goed te werken
viel met die drie partijen en haar
leiders. Hij was helemaal geen anti
papist, maar op de RK staatspartij
had hij het niet begrepen. Persoon
lijk heeft hij mij eens gezegd, dat er
met deze partij zo moeilijk te werken
viel, omdat zij als partij geen vast
heid bood. Ze kon zo, maar ook an
ders, en dat vooral of alleen, omdat
het onder leiding van Nolens er bo
venal om ging, de RK de sterkste
positie te geven in het land.
Op dat gebied was Nolens onver
biddelijk. Hij komt in dit boek van
Puchinger duidelijk uit de verf. Hij
was voor een rechtse coalitie, meer
dan de leiders van de andere rechtse
partijen, maar altijd zo, dat men heel
goed moest begrijpen, dat de RK
staatspartij daarbij de teugels zou
houden en de anderen konden mee
rijden. In de andere beide partijen
was er een sterke begeerte naar een
coalitiekabinet onder protestantse
leiding.
Daar kwam bij, dat Colijn er sterk
van overtuigd was, dat hij persoon
lijk de aangewezen man was, om de
leiding te nemen, als het ging om het
voeren van een nationale politiek. De
Geer beschouwde hij als zijn antago
nist ook in dit opzicht en hij wan
trouwde hem.
Buitengewoon verhelderend is in
dit opzicht een episode uit de kabi
netscrisis van 1922. De verkiezingen
hadden geleid tot een belangrijke
versterking van de positie van de
rechterzijde. Zij beschikte over 60
van de honderd zetels in de Tweede
Kamer en het zittende kabinet-Ruys
concludeerde daaruit, dat het kon
blijven. Maar de Koningin dacht er
anders over. Zij wilde in elk geval
een nieuwe formatie en stond daarbij
lijnrecht tegenover Nolens, die het
kabinet-Ruys wilde behouden.
De Savornin Lohman had Hare
Majesteit vertrouwelijk geadviseerd,
het kabinet te noodzaken, de zetels
ter beschikking te stellen. Zij heeft
dit gedaan, door het besluit, de frac
tievoorzitters te consulteren, wat al
leen zin heeft als inleiding op een
opdracht tot kabinetformatie en
daarna heeft zij De Geer zeer ver
trouwelijk benoemd tot informateur.
Dat dit gebeurd is, komt eerst nu,
door dit proefschrift aan het licht.
Ook, dat Nolens direct de pogingen
van De Geer om verdere stappen te
ondernemen, heeft verijdeld door een
botte weigering om een kabinet on
der een andere leiding te steunen en
de AR indirect, door de mededeling
van Colijn, dat hij alleen wilde mee
werken aan een coalitiekabinet, bijv.
onder leiding van De Geer, als de RK
ook con amore mee wilden doen.
Hier zag Colijn voor het eerst De
Geer duidelijk als zijn mededinger,
als het ging om de leiding van een
kabinet van de rechterzijde, ajs die
leiding zou worden toevertrouwd aan
een protestant.
De CH kamerfractie heeft zich vier
vergaderingen lang met deze zaak
bezig gehouden, nadat de informatie
van De Geer op niets was uitgelopen.
Want eerst na die mislukking hoorde
zij ervan. De Geer had niemand van
de CH fractie ingelicht of geraad
pleegd. evenmin als Lohman in 1918.
Dat nam zij De Geer zeer kwalijk,
maar tegelijk was zij ontstemd, om
dat de pogingen mislukt waren en zij
Jlir. mr. A. F. de Savornin Lohman
weet dit aan de beide andere coalitie
partners.
Hoe vreemd de verhoudingen wa
ren, wordt vooral duidelijk als men
bedenkt, dat De Geer minister was in
het kabinet, dat de portefeuilles
beschikbaar had gesteld. Toen hij
eindelijk zeer vertrouwelijk in het ka
binet meedeelde welke opdracht hij
had, maakte dat in het kabinet een
onaangename indruk.
En ten slotte kreeg Nolens zijn zin:
het kabinet-Ruys blééf.
De Koningin
De dissertatie van Dr. Puchinger
handelt over Colijn en het einde van
de Coalitie. Maar het is tegelijk een
openbaring over het beleid van Ko
ningin Wilhelmina.
Velen hebben de indruk, dat zij
eerst in Londen haar zelfstandigheid
vond en een beslissende invloed
kreeg op de gang van zaken. Deze
dissertatie bewijst, hoe verkeerd die
indruk is. In de jaren, waarover deze
studie handelt, is zij zeer zelfstandig
bezig en gaat in vele opzichten haar
eigen weg.
Zij heeft haar raadgevers, die zij
zelf kiest. Haar officiële adviseurs
vindt zij in het Kabinet en in de
Raad van State, maar beslissende in
vloed op haar beleid hebben vaak
anderen. In het bijzonder Lohman in
zijn laatste jaren. Hij heeft, mede als
tegenspeler van de machtige Nolens,
een veel groter rol gespeeld, dan men
tot nu toe wist, en hij was de ver
trouwde raadsman van de Koningin.
Bijzonder belangrijk is de rol van
de Koningin geweest bij de vlootwet-
crisis. De vlootwet was verworpen,
doordat tien RK onder leiding van
Van Schaick samen met de linkerzij
de tégen stemden. De AR namen dit
deze dissidenten uitermate kwalijk
Mgr. prof. dr. W. H. Nolens
en wilden revanche. Het liefst zagen
zij, dat Colijn nu formateur en mi
nister-president werd. Maar de CH
liet weten, dat zij niet bereid was,
een kabinet-Colijn te steunen en de
RK zouden ongaarne zien, dat Ruys
door Colijn werd vervangen.
De uiterst merkwaardige, ja op
zienbarende opdracht van de Konin
gin aan de rechterzijde, om een kabi
net te vormen, blijkt in zéér sterke
mate haar initiatief. Haar beleid
werd bepaald door de overwegingen:
de bezuinigingen moesten worden
doorgezet en de verdediging van In-
dië diende te worden geregeld. Om
dit te bereiken moest de samenwer
king binnen de coalitie worden
hersteld.
Sommigen hebben later beweerd,
dat de Koningin de bezuinigingspoli-
tiek van die jaren slechts node volg
de. Niets blijkt minder waar. Voor zij
tenslotte besloot, het aangeboden
ontslag van het kabinet-Ruys te wei
geren, legde zij aan Colijn persoon
lijk deze vraag voor: Bij welke
constellatie acht U de kansen op
herstel van 't financiële evenwicht en
de voorziening in de Indische de
fensie het grootst: a. wanneer U een
kabinet formeert; b. wanneer het zit
tende kabinet blijft?
En toen Colijn haar antwoordde:
het laatste, besloot zij het ontslag te
weigeren.
En zou een ganse bloemlezing uit
dit boek zijn te maken over de op
vattingen en de beslissingen van de
Koningin, die een beeld werpen op
haar kennis van zaken en personen
en haar grote zelfstandigheid en de
grote bewegingsvrijheid als constitu
tionele Koningin, die zij wist te be
waren.
Bij velen is de gedachte gemeen
goed, dat de Koningin „eigenlijk
maar weinig te vertellen heeft". Dit
Wel 31 stellingen heeft dr. G. Puchinger aan z\jn proefschrift toe
gevoegd, die zyn brede belangstelling verraden. Om nu maar met
een der meest actuele te beginnen: Kinderen moeten, indien zij
en hun ouders dat wensen, kunnen deelnemen aan de viering van
het Heilig Avondmaal (20).
Een heel andere: De inkomens der
taxichauffeurs dienen zodanig
verbeterd te worden, dat het ver
plicht geven van fooien onnodig is
(31). En over journalistiek: Indien
enigszins mogelijk, dienen de vra
gen voor een interview vooraf
door de geïnterviewde te worden
gekend. Eveneens dient de tekst
van het te publiceren interview
voor de publikatie ervan door de
geïnterviewde te worden gecon
troleerd en goedgekeurd (30).
Over de letterkunde: De betekenis
van het oeuvre van Arthur van
Schendel wordt momenteel on
derschat (24). De analyse die H. M.
van Randwijk geeft van de volge
lingen van Kuyper in zijn roman
Een zoon begraaft zijn vader, be
vordert het inzicht in de
geestesgesteldheid van vele Kuy-
perianen tussen de beide wereld
oorlogen (25). De roman van C.
Rijnsdorp Mijn Vader, mijn Va
der... werpt op de ontwikkeling
van de Gereformeerde Kerken ge
durende de dertiger jaren een
verrassend licht (26). K. J. Pop
ma's roman De zonde van Jan der
Kindere is een der beste christe
lijke romans van na de Tweede
Wereldoorlog (27).
Via een stelling over meer le-
ke-inspraak op synodes (21) zegt
de promovendus over het we
tenschappelijk onderwijs: Het is
gewenst dat allen, die oudtesta
mentische vakken doceren een
studiereis hebben gemaakt naar
het Heilige land (22) en: Het is ge
wenst, dat de academische stu
dieperiode wordt afgesloten met
een goed voorbereide, buiten
landse studiereis (29).
Andere stellingen: Ruijs de Beer-
enbrouck en Nolens hebben t.a.v.
het gezantschap bij het Vaticaan
wijze bezonnenheid betoond en
stelden zich steeds op strikt Ne
derlands standpunt (2). Dat Colijn
in 1937 een rechts kabinet vormde
was tegen zijn wens en geschiedde
uitsluitend omdat hij tegen het
krachtige optreden van Goseling
onvoldoende weerstand kon bie
den (6).
Over actueler politiek: Ook indien
men zich achter de motie-Schmel-
zer stelt, die de val van het kabi-
net-Cals ten gevolge had, kan men
ongeacht de vraag of dit zou
hebben kunnen leiden tot over
eenstemming het betreuren dat
Cals en Schmelzer vooraf geen in
tensiever contact met elkaar heb
ben gehad (9).
De radicalen binnen de christelijke
partijen dienen hun problemen
niet zozeer op te lossen door mid
del van verkiezingsuitslagen of
afscheidingen van bestaande par
tijen als wel door geduldig
gesprek en door alle geoorloofde
middelen, die hiermee verband
houden (10).
Het bij voorbaat aanspraak ma
ken op het minister-president
schap door de partij die hel
grootste zetelaantal heeft in het
parlement, zonder dat men reeds
de persoon kan noemen, is onjuist
(11).
Kerkelijk tenslotte nog deze: De
reformatorische kerken van het
Continent dienen zich meer re
kenschap te geven van de struc
tuur en spiritualiteit van de An
glicaanse Kerk, omdat ook deze te
recht pretendeert een reformato
rische kerk te zijn. Een interpre
tatie, uitsluitend vanuit het
rooms-katholicisme, is daarbij on
juist (13).
Hoewel A. Kuyper met zijn leer van
de pluriformiteit der kerk geen
afdoende diagnose en therapie
bood voor de eenheid en verdeeld
heid der kerk, heeft hij aspecten
onderkend, die K. Schilder niet in
zijn ecclesiologie heeft verdiscon
teerd (14).
Ondanks het indrukwekkende dog
matische oeuvre van K. Schilder
verdient deze een grotere plaats in
de vaderlandse kerkgeschiedenis
dan in de wetenschap der dogma
tiek (15). Gegeven de kerkelijke
gebeurtenissen in en na 1926 en
1944 is een bezinning op de praxis
van ambt en tucht vanuit het
Evangelie binnen de Gereformeer
de Kerken nog steeds actueel en
noodzakelijk (17).
In 1918 werd dr. J. Th. de Visser
minister in het kabinet-Ruys, de
eerste minister van onderwijs. En
toen de Lager Onderwijswet-De Vis
ser in de Tweede Kamer was aange
nomen, bracht De Visser warme hul
de aan Lohman, een van de grote
mannen van de schoolstrijd, die hem
tot heel bijzondere steun was ge
weest.
Maar uit de studie van dr. Puchin
ger blijkt, dat Lohman eigenlijk niet
zo veel van De Visser moest hebben.
De Visser voelde zich soms diep ge
griefd door de wijze, waarop Lohman
hem de voet dwars zette, en bijv. had
weten te voorkomen, dat De Visser
voorzitter van de iSveede Kamer
werd.
In een zéér woelige vergadering van
„onze anders zo vreedzame Unie"
boek is één doorgaand bewijs van het
tegendeel.
Maar wij moeten ons beperken.
Dit boek van dr. Puchinger is zijn
proefstuk, het is meteen een meester
werk, een standaardwerk voor een
deel van onze parlementaire geschie
denis.
Wij wensen de „jonge" doctor van
harte geluk en zijn hem zeer dank
baar voor deze studie.
kwam het tot een uitbarsting, en Ter
IHaar uit Amsterdam hield een
hartstochtelijke rede over de misken
ning en negatie van De Visser door
Lohman. Wat is de eigenlijke oor
zaak? Dat Lohman niets van domi
nees moet hebben!! En dat, aldus Ter
Haar, terwijl dominee Talma het zo
uitnemend (als minister) had gedaan,
(blz. 146 en 147).
Wij maken (H. Algra) hierbij een
aantekening, die licht doet vallen op
de curieuze kant van deze zaak. Loh
man was zéér bevriend met de heer
B. J. Gerretson, de vader van dr. C.
Gerretson (Geerten Gossaert). Laatst
genoemde vertelde mij eens met
schilderachtige gebaren, hoe het tus
sen die twee toeging (de beide vrien
den1 bleven elkaar ook in het in
tiemste gesprek in de huiskamer
„mijnheer Lohman" en „mijnheer
Gerretson" noemen).
Gerretson: Mijnheer Lohman, u
hebt gelijk, in politieke zaken zijn
predikanten dom!
Lohman: Juist, mijnheer Gerretson,
zo dom als een koe.
Gerretson: Dat zegt u goed. mijn
heer Lohman, zo dom als het achter
eind ener koe.
Daarbij moet men niet vergeten,
dat een slagzin van Lohman was: het
Evangelie verenigt, de kerk verdéélt!
JN 1913 was de verkiezingsstrijd buitengewoon
fel. En de gouverneur-generaal in Buitenzorg,
de antirevolutionair Idenburg, bleef niet buiten
schot. Hij was gevaarlijk voor de rust in Indië,
deze dweper op de troon te Buitenzorg, ver
klaarden de liberalen. Vooral de heer Pleyte,
oud-indischman, was zéér fel in zijn kritiek. Er
moest in Indië schoon schip worden gemaakt:
„de bezem moet in de mast."
Deze zelfde Pleyte werd in het kabinet Cort
van der Linden minister van koloniën en
stelde er prijs op, dat Idenburg bleefMaar
voordat Pleyte daarover iets had kunnen doen
blijken, vóórdat de Koningin de heer Pleyte nog
had gezien en vóórdat zij nog wist, hoe zijn
naam werd gespeld, schreef zij een persoonlijke
brief aan Idenburg:
Hooggeachte Heer Idenburg,
HUIS TEN BOSCH, 25 Augustus 1913
/"1NDER dankbetuiging voor Uwen zoo belang-
rijken brief van den 25sten Mei, welke
thans bij de wisseling van Minister van Koloniën
van nog grooter gewicht is als reeds in gewone
omstandigheden het geval ware geweest, kom ik U
thans eenige mededeelingen doen welke U wel
licht niet onbelangrijk zult vinden. Den 29sten
Augustus hoop ik het nieuwe kabinet te benoe
men en te beëedigen. Mr. Cort van der Linden is
formateur en Minister van Binnenlandsche Za
ken, terwijl Mr. Pleite oud-associé van Mr. van
Deventer de opvolger wordt van den heer Male-
fijt. Ik ken Mr. Pleite niet en heb nog niet met
hem gesproken; hij moet nog al wat van Indië
kennen en brengt groote persoonlijke offers om
de portefeuille van Koloniën te aanvaarden.
Ik veronderstel dat U den loop der staatkundi
ge gebeurtenissen gevolgd heeft en zal daarom
thans niet stap voor stap mijn pogingen tot oplos
sing der crisis behandelen. Mr. Cort v. d. Linden
is erin geslaagd een vrijzinnig kabinet samen te
stellen, dat zich voorstelt zeer gematigd op te
treden, verzoenend daar waar dit kan. Het heeft
Koningin Wilhelmina A. W. F. Idenburg
een programma dat ten deele uitvloeisel is van de
verkiezingen, zonder dat geheel te zijn. Nogthans
is het voornemens eigen koers te volgen; hierover
later meer!
Het zal geen steun zoeken bij de sociaal demo
cratische fractie, doch bij de overige linkerzijde
en bij de rechterzijde daar waar het ministerie
dien steun zal kunnen vinden. De Heer Loudon,
Gezant te Washington is bereid bevonden als
Minister van Buitenlandsche Zaken op te treden,
hij zal gelijk met zijn ambtgenooten benoemd
worden doch zal zijn departement nog niet kun
nen overnemen voor de tweede helft van Septem
ber; er zal dus waarschijnlijk voor hem een inte
rim ingesteld worden.
Thans kom ik tot het koloniale beleid. Het is
mijn streven geweest aan te sturen op bestendi
ging van den tegenwoordig door U gevolgden
koers. Door de kabinetsopdracht aan Mr. Cort v.
d. Linden meen ik daarin geslaagd te zijn. Het is
mij een genoegen en eene voldoening U dit te
kunnen mededeelen. Mr. Cort v. d. Linden beseft
ten volle hoe wenselijk het is voor Indië conti
nuïteit te betrachten; hij heeft mij verzekerd dat
de heer Pleite zoo denkt als hij.
YAN eene reactie op het gevoerde beleid zal
dus geen sprake zijn. Zooals ik reeds hierbo
ven opmerkte, ik heb de heer Pleite nog niet
gesproken en ken dus nog niet zijne persoonlijkheid
en denkbeelden, doch men heeft mij verzekerd
dat hij in het algemeen op den ingeslagen weg
wenscht voort te gaan.
Ik vertrouw dus dat U U niets zult aantrekken
van hetgeen de dagbladen schrijven en kalm zult
blijven voortwerken aan Uwe zoo schoone en
bezielende taak. Met groote belangstelling heb ik
bekwame hooge Indische ambtenaren ontmoet die
mij veel hebben verteld van hetgeen onder Uw
bestuur is tot stand gebracht en voorbereid;
waardoor ik in de gelegenheid ben persoonlijk
meer en beter te kunnen waardeeren al hetgeen
U voor Indië doet, dan indien mijn oordeel zich
had moeten vormen door verslagen en dagbladbe-
richten. Ik waardeer hoogelijk Uw plichtsbesef
Uwe toewijding en Uw helder inzicht in de
vraagstukken welke de geesten beroeren.
Het was mij bizonder aangenaam van U de
ware toedracht der Sarekat Islambeweging te
verneemen; het verslag door U genoemd, heb ik
gelezen benevens de later ingekomen stukken; het
ontwaken eener geheele bevolking moet toch bui
tengewoon interessant zijn mede te maken, doch
hoe moeielijk de juiste psychologie op dezelve toe
te passen. God zegene den arbeid van elkeen die
daartoe geroepen is.
Van ons kan ik U goede berichten geven; wij
gaan eene reeks feesten tegemoet. Mijn Man
draagt mij vele groeten aan U en mevrouw Iden
burg op en ik sluit mij gaarna hierbij aan. Aan
vaard opnieuw de verzekering mijner bizondere
hoogachting.