PROEFSTUK - MEESTERSTUK De Koningin schrijft Idenburg M Ook kinderen mee aan het Avondmaal K lp 1 DOMINEES EN POLITIEK BELANGRIJK STUK GESCHIEDSCHRIJVING Kabinetten - form ateursen de K oningm F '9j 13 VRIJDAG 57 JUNI 1969 Een belangrijk stuk geschiedschrijving heeft dr. G. Puchinger, die vandaag aan de Vrije Uni versiteit promoveerde, in een lijvig proefschrift voor zijn rekening genomen. Wij hebben een hij uitstek deskundige gevraagd zijn visie op dit proefschrift te geven. Deze deskundige is de heer H. Algra, lid van de Eerste Kamer, hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, befaamd historicus, die bovendien de in het proefschrift beschreven geschiede- nis bewust heeft meegemaakt. DR. G. PUCHINGER 17 i r X V I 17 DOOR H. ALGRA Naar aanleiding van het proefschrift van dr. G. Puchinger, „Colyn en het einde van de Coalitie, de geschiedenis van de kabinetsforma ties 1918-1924". "ITANMIDDAG is drs. George Puchinger op dit proefschrift gepro- moveerd aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Op publicis tisch gebied was hij al „een man van groten bedrijve, singulier in alles", en zijn proefschrift is al evenzeer iets bijzonders. Direct al door formaat en uitvoering. Het heeft een formaat en de omvang van een standaardwerk, het is meer dan 600 bladzijden dik en het is „verlucht" met een aantal fraaie portretten op kunstdruk papier. Maar er is méér. Dit proefschrift is deel I. De schrijver hoopt, en wij met hem, dat er nog twee zulke delen zullen volgen. Maar het eerste deel is al genoeg om erop te promoveren. Het einde der coalitie Kuyper, Lohman en Schaepman hadden de rechtse coalitie tot stand gebracht en deze drie verbonden partijen, de A.R., de C.H.U. en de RK Staatspartij trokken tijdens het oude districtenstelsel een aantal malen als bondgenoten ten strijde bij de Ka merverkiezingen. Behaalden zij samen de overwin ning, dan kwam er een coalitiekabi net, in 1888 (coalitie tussen AR en RK Staatspartij: de CHU bestond nog niet), in 1905 (het kabinet-Kuy- per, een kabinet van AR en RK staatspartij, gesteund door de Chr. Historischen) en 1908 (het kabi net-Heemskerk, een echt coalitiekabi net van de drie rechtse partijen). Na de eerste wereldoorlog werd het stelsel van de evenredige vertegen- woordigiging ingevoerd, en de drie oude coalitiepartners trokken bij de stembus ieder onder eigen vaandel en met een eigen program op, en er was dus géén stembusaccoord. Dat is se dert zo gebleven. Maar in 1918 kwam er wél weer een coalitiekabinet en tot 1939 is er geen enkel kabinet geweest, waarin Prof. mr. P. J. Oud het voor 'de drie rechtse partijen niet gold: samen uit, samen thuis. Met dien verstande, dat er van 1933 tot 1937 ook partners waren van links, de liberalen en de vrijzinnig-demo craten. Men sprak toen van een kabi net op brede basis. In 1939 barstte de coalitie, het laatste kabinet-Colijn werd vrijwel terstond na zijn optreden uitgeran geerd door de motie-Deckers, waar aan zowel de R.K. als de socialisten hun steun verleenden. Dat was het ein de van de coalitie. Als de drie delen van Puchingers werk zijn verschenen, zullen we een stuk parlementaire geschiedenis heb ben, zoals we in Nederland tot nu toe niet hebben gekend. Bij de lezing van dit boek van dr. Puchinger heb ik telkens ook het boek van wijlen mr. P. J. Oud bij de hand gehad: Het jongste verleden. Een knap werk van een man, die de gang van zaken van zéér nabij heeft meegemaakt, o.a. vier jaar als mi nister in het kabinet-Colijn van 1933 tot 1939. Een werk, dat een tendens heeft, nl. dat de coalitie haar tijd had gehad en een element van zwakheid was geworden in de Nederlandse parlementaire verhoudingen. Maar nu ik dit boek van dr. Pu chinger heb gelezen, heb ik toch her haalde malen moeten constateren, dat mr. Oud van veel, wat er achter de schermen gebeurde, niet op de hoogte is geweest. Na dit nieuwe boek we ten wij veel meer. En dat komt vooral, doordat dr. Puchinger beschikte over veel meer bronnenmateriaal. Met name heeft hij gebruik ge maakt van vele particuliere brieven, aantekeningen, enz. van Colijn, Iden- burg, Lohman, Van Nispen, Nolens, Ruys en véle anderen. De notulen van de ar, en ch kamerfracties heeft hij telkens geraadpleegd. Wij hebben telkens het gevoel, dat we nu voor het eerst, maar dan ook heel duide lijk en scherp zien, wat er zich afspeelde. En wie het waren, die een beslissende rol speelden, wie het wa ren in hun karakter, bedoelingen en ideeën. Wij hebben wel eens de vrees geuit, dat de telefoon zal leiden tot een oppervlakkige geschiedschrijving, omdat het vertrouwelijk, beslissend beraad niet meer op papier komt. En het schrijven van memoires schijnt de Nederlander, ook de Nederlandse politicus, slecht te liggen. In Enge land is dat anders. Maar in de tijd, waarin dit stuk parlementaire geschiedenis speelt, is er nog véél schriftelijk behandeld en zijn ook véél schriftelijke, vertrouwe lijke commentaren en inlichtingen gegeven. Het gebruik van dit vele materiaal geeft aan dit boek het karakter van compleetheid. Ook de notulen van de vergaderingen van de ar en ch frac tie van de Tweede Kamer zijn voort durend geraadpleegd. Meer dan de titel belooft Zo komt het ook, dat dit boek méér geeft dan de titel belooft. Wij zien de politieke kopstukken van toen in heel hun optreden, in hun deugden en ge breken. Op 9 augustus 1918 schrijft Idenburg aan zijn vrouw: „Gisteravond heb ik gezellig ge geten bij de heer de S. Lohman. Bij hem was gelogeerd zijn oudste dochter Mevrouw van der Feltz en dan de ongetrouwde kleindochter, die zijn huishouden doet. We hebben niet over de binnenlandsche politiek gesproken wel over buitenlandsche en over al gemeen politieke beschouwingen. Hij is wel een geheel ander mens als dr. Kuyper. Niet zo egocen trisch, niet zo apodictisch. Meer gewoon. meer werkelijk beschaafd; meer gezellig. Niet al tijd pratend over zich zelve en over zijn werk maar werkelijk deelend in anderer omstandighe den. Als mensch staat hij wel heel ver boven Dr. Kuyper. Maar God geeft ieder muziekinstru ment zijn eigen toon; en indien Dr. K. niet zooveel onaangename eigenschappen had zou men licht komen tot te groote bewondering van zijn groote kwaliteiten. Nu is daartegen een heel heilzaam te genwicht." Natuurlijk is het van belang, ook hier naar de datum te kijken. Bij de kandidaatstelling voor de Tweede Kamer had dr. Kuyper zich meer dan ooit als een dictator gedragen, die telegrafisch de Kamercentrales op de hoogte bracht van de veranderingen in de lijsten, die hij, en hij alleen, op het allerlaatste ogenblik nog aan bracht en waaraan men zich maar had te houden. Voor die verkiezingen in 1918 had Colijn 'Kuyper gevraagd, eens te pra ten over wat er na de verkiezingen zou moeten gebeuren, omdat Kuyper vaak de gewoonte had. vlak na de verkiezingen naar het buitenland te vertrekken, maar het kon niet, want het zou Kuyper te snel vermoeien na zo'rt gesprek. En na de verkiezingen schreef hij in De Standaard zonder enig overleg met Idenburg of Colijn een kleine reeks artikelen, waarin hij eigenlijk decreteerde, hoe het gaan moest. Iets eerder had Colijn aan Iden burg geschreven, dat hij niet zo veel waarde meer hechtte aan wat Kuy per in de Standaard schreef: „Veel zal afhangen van wat Lohman schrijft en Heemskerk zegt. De Stan daard predikt dan allicht het omge keerde." Mensen als Colijn en Idenburg hebben het moeilijk gehad met Kuy per, dat blijkt wel heel duidelijk uit dit boek. Zo is er veel, dat ons de intieme kant van het leven van deze mannen laat zien. Bijzonder treffend is het, dat politici als Heemskerk in hun persoonlijke brieven. Heemskerk bv. aan zijn dochter mevrouw Krüger-Heemskerk, met zulk een openheid en eerlijkheid spreken over hun besef van afhankelijkheid van Pr- m Dr. H. Colijn God. Ze proberen hun plicht te doen, zij vinden de situatie soms moeilijk, maar de Here regeert. Dat is' écht geen frase, dat is een stuk van hun leven, dat soms heel duidelijk tot uit ing komt. De coalitie Het driedelige werk zal tenslotte gaan over Colijn en de coalitie. En dan zal het wel duidelijk worden, geleidelijk meer, dat Colijn van die coalitie niet zo veel moest hebben. Hij ontkende niet het bestaan van een geestelijke verwantschap tussen de drie rechtse partijen, maar vond, dat er politiek niet goed te werken viel met die drie partijen en haar leiders. Hij was helemaal geen anti papist, maar op de RK staatspartij had hij het niet begrepen. Persoon lijk heeft hij mij eens gezegd, dat er met deze partij zo moeilijk te werken viel, omdat zij als partij geen vast heid bood. Ze kon zo, maar ook an ders, en dat vooral of alleen, omdat het onder leiding van Nolens er bo venal om ging, de RK de sterkste positie te geven in het land. Op dat gebied was Nolens onver biddelijk. Hij komt in dit boek van Puchinger duidelijk uit de verf. Hij was voor een rechtse coalitie, meer dan de leiders van de andere rechtse partijen, maar altijd zo, dat men heel goed moest begrijpen, dat de RK staatspartij daarbij de teugels zou houden en de anderen konden mee rijden. In de andere beide partijen was er een sterke begeerte naar een coalitiekabinet onder protestantse leiding. Daar kwam bij, dat Colijn er sterk van overtuigd was, dat hij persoon lijk de aangewezen man was, om de leiding te nemen, als het ging om het voeren van een nationale politiek. De Geer beschouwde hij als zijn antago nist ook in dit opzicht en hij wan trouwde hem. Buitengewoon verhelderend is in dit opzicht een episode uit de kabi netscrisis van 1922. De verkiezingen hadden geleid tot een belangrijke versterking van de positie van de rechterzijde. Zij beschikte over 60 van de honderd zetels in de Tweede Kamer en het zittende kabinet-Ruys concludeerde daaruit, dat het kon blijven. Maar de Koningin dacht er anders over. Zij wilde in elk geval een nieuwe formatie en stond daarbij lijnrecht tegenover Nolens, die het kabinet-Ruys wilde behouden. De Savornin Lohman had Hare Majesteit vertrouwelijk geadviseerd, het kabinet te noodzaken, de zetels ter beschikking te stellen. Zij heeft dit gedaan, door het besluit, de frac tievoorzitters te consulteren, wat al leen zin heeft als inleiding op een opdracht tot kabinetformatie en daarna heeft zij De Geer zeer ver trouwelijk benoemd tot informateur. Dat dit gebeurd is, komt eerst nu, door dit proefschrift aan het licht. Ook, dat Nolens direct de pogingen van De Geer om verdere stappen te ondernemen, heeft verijdeld door een botte weigering om een kabinet on der een andere leiding te steunen en de AR indirect, door de mededeling van Colijn, dat hij alleen wilde mee werken aan een coalitiekabinet, bijv. onder leiding van De Geer, als de RK ook con amore mee wilden doen. Hier zag Colijn voor het eerst De Geer duidelijk als zijn mededinger, als het ging om de leiding van een kabinet van de rechterzijde, ajs die leiding zou worden toevertrouwd aan een protestant. De CH kamerfractie heeft zich vier vergaderingen lang met deze zaak bezig gehouden, nadat de informatie van De Geer op niets was uitgelopen. Want eerst na die mislukking hoorde zij ervan. De Geer had niemand van de CH fractie ingelicht of geraad pleegd. evenmin als Lohman in 1918. Dat nam zij De Geer zeer kwalijk, maar tegelijk was zij ontstemd, om dat de pogingen mislukt waren en zij Jlir. mr. A. F. de Savornin Lohman weet dit aan de beide andere coalitie partners. Hoe vreemd de verhoudingen wa ren, wordt vooral duidelijk als men bedenkt, dat De Geer minister was in het kabinet, dat de portefeuilles beschikbaar had gesteld. Toen hij eindelijk zeer vertrouwelijk in het ka binet meedeelde welke opdracht hij had, maakte dat in het kabinet een onaangename indruk. En ten slotte kreeg Nolens zijn zin: het kabinet-Ruys blééf. De Koningin De dissertatie van Dr. Puchinger handelt over Colijn en het einde van de Coalitie. Maar het is tegelijk een openbaring over het beleid van Ko ningin Wilhelmina. Velen hebben de indruk, dat zij eerst in Londen haar zelfstandigheid vond en een beslissende invloed kreeg op de gang van zaken. Deze dissertatie bewijst, hoe verkeerd die indruk is. In de jaren, waarover deze studie handelt, is zij zeer zelfstandig bezig en gaat in vele opzichten haar eigen weg. Zij heeft haar raadgevers, die zij zelf kiest. Haar officiële adviseurs vindt zij in het Kabinet en in de Raad van State, maar beslissende in vloed op haar beleid hebben vaak anderen. In het bijzonder Lohman in zijn laatste jaren. Hij heeft, mede als tegenspeler van de machtige Nolens, een veel groter rol gespeeld, dan men tot nu toe wist, en hij was de ver trouwde raadsman van de Koningin. Bijzonder belangrijk is de rol van de Koningin geweest bij de vlootwet- crisis. De vlootwet was verworpen, doordat tien RK onder leiding van Van Schaick samen met de linkerzij de tégen stemden. De AR namen dit deze dissidenten uitermate kwalijk Mgr. prof. dr. W. H. Nolens en wilden revanche. Het liefst zagen zij, dat Colijn nu formateur en mi nister-president werd. Maar de CH liet weten, dat zij niet bereid was, een kabinet-Colijn te steunen en de RK zouden ongaarne zien, dat Ruys door Colijn werd vervangen. De uiterst merkwaardige, ja op zienbarende opdracht van de Konin gin aan de rechterzijde, om een kabi net te vormen, blijkt in zéér sterke mate haar initiatief. Haar beleid werd bepaald door de overwegingen: de bezuinigingen moesten worden doorgezet en de verdediging van In- dië diende te worden geregeld. Om dit te bereiken moest de samenwer king binnen de coalitie worden hersteld. Sommigen hebben later beweerd, dat de Koningin de bezuinigingspoli- tiek van die jaren slechts node volg de. Niets blijkt minder waar. Voor zij tenslotte besloot, het aangeboden ontslag van het kabinet-Ruys te wei geren, legde zij aan Colijn persoon lijk deze vraag voor: Bij welke constellatie acht U de kansen op herstel van 't financiële evenwicht en de voorziening in de Indische de fensie het grootst: a. wanneer U een kabinet formeert; b. wanneer het zit tende kabinet blijft? En toen Colijn haar antwoordde: het laatste, besloot zij het ontslag te weigeren. En zou een ganse bloemlezing uit dit boek zijn te maken over de op vattingen en de beslissingen van de Koningin, die een beeld werpen op haar kennis van zaken en personen en haar grote zelfstandigheid en de grote bewegingsvrijheid als constitu tionele Koningin, die zij wist te be waren. Bij velen is de gedachte gemeen goed, dat de Koningin „eigenlijk maar weinig te vertellen heeft". Dit Wel 31 stellingen heeft dr. G. Puchinger aan z\jn proefschrift toe gevoegd, die zyn brede belangstelling verraden. Om nu maar met een der meest actuele te beginnen: Kinderen moeten, indien zij en hun ouders dat wensen, kunnen deelnemen aan de viering van het Heilig Avondmaal (20). Een heel andere: De inkomens der taxichauffeurs dienen zodanig verbeterd te worden, dat het ver plicht geven van fooien onnodig is (31). En over journalistiek: Indien enigszins mogelijk, dienen de vra gen voor een interview vooraf door de geïnterviewde te worden gekend. Eveneens dient de tekst van het te publiceren interview voor de publikatie ervan door de geïnterviewde te worden gecon troleerd en goedgekeurd (30). Over de letterkunde: De betekenis van het oeuvre van Arthur van Schendel wordt momenteel on derschat (24). De analyse die H. M. van Randwijk geeft van de volge lingen van Kuyper in zijn roman Een zoon begraaft zijn vader, be vordert het inzicht in de geestesgesteldheid van vele Kuy- perianen tussen de beide wereld oorlogen (25). De roman van C. Rijnsdorp Mijn Vader, mijn Va der... werpt op de ontwikkeling van de Gereformeerde Kerken ge durende de dertiger jaren een verrassend licht (26). K. J. Pop ma's roman De zonde van Jan der Kindere is een der beste christe lijke romans van na de Tweede Wereldoorlog (27). Via een stelling over meer le- ke-inspraak op synodes (21) zegt de promovendus over het we tenschappelijk onderwijs: Het is gewenst dat allen, die oudtesta mentische vakken doceren een studiereis hebben gemaakt naar het Heilige land (22) en: Het is ge wenst, dat de academische stu dieperiode wordt afgesloten met een goed voorbereide, buiten landse studiereis (29). Andere stellingen: Ruijs de Beer- enbrouck en Nolens hebben t.a.v. het gezantschap bij het Vaticaan wijze bezonnenheid betoond en stelden zich steeds op strikt Ne derlands standpunt (2). Dat Colijn in 1937 een rechts kabinet vormde was tegen zijn wens en geschiedde uitsluitend omdat hij tegen het krachtige optreden van Goseling onvoldoende weerstand kon bie den (6). Over actueler politiek: Ook indien men zich achter de motie-Schmel- zer stelt, die de val van het kabi- net-Cals ten gevolge had, kan men ongeacht de vraag of dit zou hebben kunnen leiden tot over eenstemming het betreuren dat Cals en Schmelzer vooraf geen in tensiever contact met elkaar heb ben gehad (9). De radicalen binnen de christelijke partijen dienen hun problemen niet zozeer op te lossen door mid del van verkiezingsuitslagen of afscheidingen van bestaande par tijen als wel door geduldig gesprek en door alle geoorloofde middelen, die hiermee verband houden (10). Het bij voorbaat aanspraak ma ken op het minister-president schap door de partij die hel grootste zetelaantal heeft in het parlement, zonder dat men reeds de persoon kan noemen, is onjuist (11). Kerkelijk tenslotte nog deze: De reformatorische kerken van het Continent dienen zich meer re kenschap te geven van de struc tuur en spiritualiteit van de An glicaanse Kerk, omdat ook deze te recht pretendeert een reformato rische kerk te zijn. Een interpre tatie, uitsluitend vanuit het rooms-katholicisme, is daarbij on juist (13). Hoewel A. Kuyper met zijn leer van de pluriformiteit der kerk geen afdoende diagnose en therapie bood voor de eenheid en verdeeld heid der kerk, heeft hij aspecten onderkend, die K. Schilder niet in zijn ecclesiologie heeft verdiscon teerd (14). Ondanks het indrukwekkende dog matische oeuvre van K. Schilder verdient deze een grotere plaats in de vaderlandse kerkgeschiedenis dan in de wetenschap der dogma tiek (15). Gegeven de kerkelijke gebeurtenissen in en na 1926 en 1944 is een bezinning op de praxis van ambt en tucht vanuit het Evangelie binnen de Gereformeer de Kerken nog steeds actueel en noodzakelijk (17). In 1918 werd dr. J. Th. de Visser minister in het kabinet-Ruys, de eerste minister van onderwijs. En toen de Lager Onderwijswet-De Vis ser in de Tweede Kamer was aange nomen, bracht De Visser warme hul de aan Lohman, een van de grote mannen van de schoolstrijd, die hem tot heel bijzondere steun was ge weest. Maar uit de studie van dr. Puchin ger blijkt, dat Lohman eigenlijk niet zo veel van De Visser moest hebben. De Visser voelde zich soms diep ge griefd door de wijze, waarop Lohman hem de voet dwars zette, en bijv. had weten te voorkomen, dat De Visser voorzitter van de iSveede Kamer werd. In een zéér woelige vergadering van „onze anders zo vreedzame Unie" boek is één doorgaand bewijs van het tegendeel. Maar wij moeten ons beperken. Dit boek van dr. Puchinger is zijn proefstuk, het is meteen een meester werk, een standaardwerk voor een deel van onze parlementaire geschie denis. Wij wensen de „jonge" doctor van harte geluk en zijn hem zeer dank baar voor deze studie. kwam het tot een uitbarsting, en Ter IHaar uit Amsterdam hield een hartstochtelijke rede over de misken ning en negatie van De Visser door Lohman. Wat is de eigenlijke oor zaak? Dat Lohman niets van domi nees moet hebben!! En dat, aldus Ter Haar, terwijl dominee Talma het zo uitnemend (als minister) had gedaan, (blz. 146 en 147). Wij maken (H. Algra) hierbij een aantekening, die licht doet vallen op de curieuze kant van deze zaak. Loh man was zéér bevriend met de heer B. J. Gerretson, de vader van dr. C. Gerretson (Geerten Gossaert). Laatst genoemde vertelde mij eens met schilderachtige gebaren, hoe het tus sen die twee toeging (de beide vrien den1 bleven elkaar ook in het in tiemste gesprek in de huiskamer „mijnheer Lohman" en „mijnheer Gerretson" noemen). Gerretson: Mijnheer Lohman, u hebt gelijk, in politieke zaken zijn predikanten dom! Lohman: Juist, mijnheer Gerretson, zo dom als een koe. Gerretson: Dat zegt u goed. mijn heer Lohman, zo dom als het achter eind ener koe. Daarbij moet men niet vergeten, dat een slagzin van Lohman was: het Evangelie verenigt, de kerk verdéélt! JN 1913 was de verkiezingsstrijd buitengewoon fel. En de gouverneur-generaal in Buitenzorg, de antirevolutionair Idenburg, bleef niet buiten schot. Hij was gevaarlijk voor de rust in Indië, deze dweper op de troon te Buitenzorg, ver klaarden de liberalen. Vooral de heer Pleyte, oud-indischman, was zéér fel in zijn kritiek. Er moest in Indië schoon schip worden gemaakt: „de bezem moet in de mast." Deze zelfde Pleyte werd in het kabinet Cort van der Linden minister van koloniën en stelde er prijs op, dat Idenburg bleefMaar voordat Pleyte daarover iets had kunnen doen blijken, vóórdat de Koningin de heer Pleyte nog had gezien en vóórdat zij nog wist, hoe zijn naam werd gespeld, schreef zij een persoonlijke brief aan Idenburg: Hooggeachte Heer Idenburg, HUIS TEN BOSCH, 25 Augustus 1913 /"1NDER dankbetuiging voor Uwen zoo belang- rijken brief van den 25sten Mei, welke thans bij de wisseling van Minister van Koloniën van nog grooter gewicht is als reeds in gewone omstandigheden het geval ware geweest, kom ik U thans eenige mededeelingen doen welke U wel licht niet onbelangrijk zult vinden. Den 29sten Augustus hoop ik het nieuwe kabinet te benoe men en te beëedigen. Mr. Cort van der Linden is formateur en Minister van Binnenlandsche Za ken, terwijl Mr. Pleite oud-associé van Mr. van Deventer de opvolger wordt van den heer Male- fijt. Ik ken Mr. Pleite niet en heb nog niet met hem gesproken; hij moet nog al wat van Indië kennen en brengt groote persoonlijke offers om de portefeuille van Koloniën te aanvaarden. Ik veronderstel dat U den loop der staatkundi ge gebeurtenissen gevolgd heeft en zal daarom thans niet stap voor stap mijn pogingen tot oplos sing der crisis behandelen. Mr. Cort v. d. Linden is erin geslaagd een vrijzinnig kabinet samen te stellen, dat zich voorstelt zeer gematigd op te treden, verzoenend daar waar dit kan. Het heeft Koningin Wilhelmina A. W. F. Idenburg een programma dat ten deele uitvloeisel is van de verkiezingen, zonder dat geheel te zijn. Nogthans is het voornemens eigen koers te volgen; hierover later meer! Het zal geen steun zoeken bij de sociaal demo cratische fractie, doch bij de overige linkerzijde en bij de rechterzijde daar waar het ministerie dien steun zal kunnen vinden. De Heer Loudon, Gezant te Washington is bereid bevonden als Minister van Buitenlandsche Zaken op te treden, hij zal gelijk met zijn ambtgenooten benoemd worden doch zal zijn departement nog niet kun nen overnemen voor de tweede helft van Septem ber; er zal dus waarschijnlijk voor hem een inte rim ingesteld worden. Thans kom ik tot het koloniale beleid. Het is mijn streven geweest aan te sturen op bestendi ging van den tegenwoordig door U gevolgden koers. Door de kabinetsopdracht aan Mr. Cort v. d. Linden meen ik daarin geslaagd te zijn. Het is mij een genoegen en eene voldoening U dit te kunnen mededeelen. Mr. Cort v. d. Linden beseft ten volle hoe wenselijk het is voor Indië conti nuïteit te betrachten; hij heeft mij verzekerd dat de heer Pleite zoo denkt als hij. YAN eene reactie op het gevoerde beleid zal dus geen sprake zijn. Zooals ik reeds hierbo ven opmerkte, ik heb de heer Pleite nog niet gesproken en ken dus nog niet zijne persoonlijkheid en denkbeelden, doch men heeft mij verzekerd dat hij in het algemeen op den ingeslagen weg wenscht voort te gaan. Ik vertrouw dus dat U U niets zult aantrekken van hetgeen de dagbladen schrijven en kalm zult blijven voortwerken aan Uwe zoo schoone en bezielende taak. Met groote belangstelling heb ik bekwame hooge Indische ambtenaren ontmoet die mij veel hebben verteld van hetgeen onder Uw bestuur is tot stand gebracht en voorbereid; waardoor ik in de gelegenheid ben persoonlijk meer en beter te kunnen waardeeren al hetgeen U voor Indië doet, dan indien mijn oordeel zich had moeten vormen door verslagen en dagbladbe- richten. Ik waardeer hoogelijk Uw plichtsbesef Uwe toewijding en Uw helder inzicht in de vraagstukken welke de geesten beroeren. Het was mij bizonder aangenaam van U de ware toedracht der Sarekat Islambeweging te verneemen; het verslag door U genoemd, heb ik gelezen benevens de later ingekomen stukken; het ontwaken eener geheele bevolking moet toch bui tengewoon interessant zijn mede te maken, doch hoe moeielijk de juiste psychologie op dezelve toe te passen. God zegene den arbeid van elkeen die daartoe geroepen is. Van ons kan ik U goede berichten geven; wij gaan eene reeks feesten tegemoet. Mijn Man draagt mij vele groeten aan U en mevrouw Iden burg op en ik sluit mij gaarna hierbij aan. Aan vaard opnieuw de verzekering mijner bizondere hoogachting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 13