Charles prolongeert
eeuwenoude gelofte
Kerk is geen voorpost van revolutie
- praktisch en theoretisch
WALES KREEG PRINS OM OPROERIGE ADEL TE SUSSEN
Croeso
Dr. J. Schelhaas
over reden tot
verontrusting
"J
ZATERDAG 2969
DOOR NELL DE BOCK-LUITING'
Stella Mair Owen toont de kasteelsleutel.
Zonder paspoort kunnen wij Wales binnengaan. Toch lijkt het of wij na CHESTER in een
,nd) ander land komen. De mensen van Wales ondersteunen die gedachte. Zij hebben hun eigen taal
egej met soms onuitspreekbare namen. (Wat denkt u van een station dat Llanfairpwllgwyn en nog 42
letters heet?) Ze zijn trots op hun geschiedenis en ze zoeken op alle mogelijke gebieden naar
eigen wegen. Er zijn er die zeggen: „Wij zijn geen Engelsen". Naarmate de 1ste juli nadert,
"gj' wordt dit laatste steeds minder gehoord. Wales staat immers voor een historische gebeurtenis,
li t? waaruit de verbondenheid met het Engelse koningshuis duidelijk spreekt. Prins Charles wordt op
9' die dag in Caernarvon tot Prins van Wales geïnstalleerd. Deze plechtigheid is het kleurrijke erfstuk
van een overeenkomst die diep in de geschiedenis haar wortels heeft.
Edward I, in 1282 koning
van Engeland, slaagde er
lbli' in, de oorspronkelijke
Welsh-dynasty te vernieti
gen. Het lag geenszins in
zijn bedoeling daarna lijde-
Pa lijk toe te zien wat er ver-
m J der zou gaan gebeuren. Hij
voo legde de grondslag voor een
voo nieuwe Welsh-dynasty, die
d®a van de Tudors.
stl Uit zijn huwelijk met konin
gin Eleonor werd in 1284 op het
P'a kasteel Caernarvon een zoon
,bfr (later koning Edward II) gebo-
ren. Deze benoemde hij in 1301
dde tot Prins van Wales. Dit was
96een diplomatieke daad, een ge-
vootvolg van zijn belofte aan de
oproerige adel om, wanneer zij
de -njst in het land zouden be-
waren, hun een prins te geven
'aar die hun taal en geen Engels
D]sprak. (Behalve de eerste prins
zal; is alleen nog Henry van Mon-
a'i mouth (later koning Henry V)
toi m Wales geboren.
lec, Prins Charles, in 1948 gebo-
jj ren, wordt vier maanden voor
zijn 21ste jaardag geïnstalleerd.
k Hij is de 21-ste Prins van Wa-
les, want lang niet alle erfgena-
Jbnc-n van de troon kregen de
Titel. De installatie geschiedt op
c*- ^ezelfde wijze als in 1911 toen
.zijn oom Edward, later koning
Edward VIII en thans Hertog
'Ivan Windsor, de titel kreeg,
incu Charles heeft meer dan zijn
ottavoorgangers een normale op-
nge^oeding gehad; hij is leerling
sofèeweest van scholen in Cheam
Zefn Gordonstoun en later ook
ho; de Geelong Grammar
j School in Australië.
(i w| Twee jaar bezocht hij het Tri-
Hanjüty College in Cambridge,
k. Waar hij vorig jaar een examen
piddn archeologie en anthropologic
en pflegde. Thans studeert hij aan
e meen universiteit in Aberystwyth
don Wales, hetgeen het voor hem
vel gemakkelijk maakt, zich
■sko net de Welshman te verstaan,
geil Wij, die de voorbereidingen
tfoor prins Charles' ontvangst
Egypebben gadegeslagen en heb-
onèen opgekeken tegen de
nuren van het dertien-
le-eeuwse kasteel, waar de
ei ilechtigheid zich zal voltrek-
ma ran, kunnen ons voorstellen dat
>rde iet heel groots zal worden,
mo Op die dag worden koningen,
me irinsessen en prinsen met hun
lofhoudingen, ministers en am-
veiassadeurs met gevolg ver-
al t vacht.
ooft Prins Charles zal uit het na-
5;OOJ)ij gelegen Bangor in een spe-
itiek (aal rijtuig, geëscorteerd door
a avaleristen, naar het kasteel
ijden, waar hij onder klaroen-
wi'( eschal de Waterpoort zal be
reden.
vi Te midden van de gezagsdra
gers van Wales gaat hij naar de
Chamberlaintoren terwijl 4000
hoogwaardigheidsbekleders „God
Bless the Prince of Wales" zin
gen. De prins wacht in de toren
tot koningin Elizabeth II en de
hertog van Edinburgh, door ge
weerschoten begroet, zijn aan
gekomen.
Uit naam van de Koningin
wordt toestemming gevraagd
het kasteel te mogen betreden.
De kasteelheer, in dlit geval de
Graaf van Snowdon, overhan
digt haar de sleutel. Zij raakt
deze even aan en geeft hem te
rug. Het koninklijk paar kan
nu de Waterpoort binnengaan
en op het kasteelplein onder
het baldakijn plaats nemen.
De prins wordt ontboden. Hij
nadert de troon, buigt driemaal
en knielt op een kussen. De
„geloofsbrieven", die hem Prins
van Wales en Graaf van
Chester malden, worden in het
Engels en in het Welsh voorge
lezen. Wanneer het Welsh
klinkt, begiftigt de koningin
haar zoon met de ordetekens
die bij de titel behoren: mantel,
zwaard, kroontje, ring en gou
den staf. Nog steeds geknield,
betuigt de prins zijn eerbied
voor het prinsdom en het
graafschap.
Koningin Elizabeth doet hem
opstaan en wisselt met hem de
„Kus van trouw" en daarna
neemt hij rechts van haar op
zijn troon plaats. De president
van het universiteitscollege
waartoe de prins behoort, leest
dan een verklaring van trouw
van het volk van Wales voor.
De installatie heeft zowel een
ambtelijk als een religieus ka
rakter, daarom volgt een kerk
dienst onder leiding van de
aartsbisschoppen van twee ker
ken en de president van de
Vrije Kerkeraad van Wales.
Volgens oud gebruik toont de
Koningin daarna buiten het
kasteel de nieuwe Prins aan de
Welshe bevolking.
-*• Het kasteel Caernarvon dat eeuwenlang de kleine stad beschermde. Inzet: de huidige hertog van Wind
sor in 1911 tijdens zijn installatie tot Prins van Wales.
Toen de aanduiding „verontrusten"
opkwam, heb ik in een vergadering
van „Waarheid en Eenheid" deze
naam voor ons terstond afgewezen.
Ik wenste door de verwekkers van
onrust in de Gereformeerde Kerken
niet met dit etiket te worden ver
sierd. Laat men liever degenen, d;e
de onrust verwekken, „onruststokers"
noemen. Bovendien kan men over
zeer verschillende zaken verontrust
zijn. Men spreekt immers ook van
de „verontrusten" over de verontrus
ten. Echter nu er eenmaal verontrus
ting is, is het toch noodzakelijk, dat
de belangrijkste oorzaken in het licht
worden gesteld. Het is het doel van
dit artikel, de hoofdzaken aan te
wijzen, zoals ik die zie.
Dr. J. Schelhaas (69), emeritus-predikant, is hoofdredacteur van
het blad „Waarheid en Eenheid", dat kan gelden als de spreekbuis
van de verontrusten in de Gereformeerde Kerken.
In 1967 verzette hij zich als enige lid van het desbetreffende
studiedeputaatschap tegen het synodebesluit tot terzijdestelling
van de befaamde leeruitspraak van Assen 1926. Hij schreef daar
op zijn „De val van Assen". Hij heeft nu de synode gevraagd het
genomen besluit ongedaan te maken.
Dr. Schelhaas was van 1926 tot 1948 predikant te Tzummarum en
vervolgens tot 1967 in Ams" -Irm-Nieuwendam.
-)(- Prins Charles
Wales wil zijn gasten
een koninklijke zomer
aanbieden. De feestelijk
heden beperken zich niet
tot de hoogtepunten bij
de installatie maar du
ren de gehele zomer. Het
feestprogramma is „Croe
so 69" gedoopt.
Croesoduidt aan wat
de bevolking aan har
telijkheid en het land aan
schoonheid te bieden
heeft. Zoals Cytnru (Wa
les) vertaald „het Land
van de Vriendschap"
betekent, zo is Croeso een
allerhartelijkste wel
komstgroet en zeker één
van de eerste woorden
die u van deze taal
leert. Daarna onthoudt u
namen als Ljanuddno,
Hay-on Wye, Conway of
Rhyll, waar optochten,
concerten, vuurwerken,
zeil- en andere wedstrij
den, ezelrennen en bloe-
menfeesten zijn te bele
ven.
Onvergetelijk is beslist
een „Noson Lawen", een
soort familiefeest vol in
heemse muziek, zang en
verhalen. Ze worden ge-
honden op IS juni te
Maesteg, 4 juli in Tre
garon en 5 juli in Col-
wyn Bay.
Deze verontrusting is niet
ontstaan, omdat aanhangers
van de „nieuwe" theologie er de
nadruk op leggen, dat de Here
Tezus Christus de centrale in
houd is van de Schriften en dat
er een geloofsband met Hem
moet zijn, zullen we werkelijk
Gods Woord verstaan en ons
daaraan onderwerpen. Het „ma
teriële" Schriftgezag mag na
tuurlijk in geen enkel opzicht
worden miskend. Maar de ver
ontrusting ontstaat, zodra het
„formele" Schriftgezag wordt
aangetast.
Wanneer men het zo stelt, dal
het in de Heilige Schrift om het
heil in Christus gaat en dat zij
daarin gezag heeft en betrouw
baar is. maar dat er door tijd
gebondenheid fouten en on
juistheden in de Schrift geslo
pen zijn (dat hetgeen de Bijbel
bij voorbeeld over de natuur
meedeelt niet als vaststaande
waarheid behoeft te worden
aanvaard, dat er in de verhalen
onzuiverheden en tegenstrijdig
heden voorkomen, zodat de
beschreven historie niet of niet
zo behoeft te hebben plaatsge
had), dan tast men de betrouw
baarheid van heel de Heilige
Schrift aan, al roemt men dan
ook nog zo haar betrouwbaar
heid.
Het gaat hier niet om
aantasting van een Schrift
beschouwing, maar om aan
tasting van de Schrift zelf. Zij
pretendeert immers tot in het
Kleinste toe betrouwbaar te we
zen. Geen tittel of jota zal van
de wet vergaan (Matth. 5:18,
Luc. 16:17) De Here Jezus be
roept zich op het: er staat
geschreven. Evenzo doen dit de
apostelen. Zelfs op het gebruik
van hel enkelvoud in plaats
van het meervoud wordt ergens
door Paulus de nadruk gelegd
(Gal. 3:16). De Schrift kan niet
gebroken worden (Joh. 10 35).
Over het toevoegen aan en het
afnemen van de woorden van
het boek dezer profetie zie men
Openb. 22:18, 19.
De leer van de inspiratie is
geen abstract begrip, dat wij
uit dc Schrift hebben afgeleid.
De inspiratie wordt door David
uitgesproken in 2 Sam. 23:2 en
3. De profeten zeggen: zo
spreekt de Here. Paulus spreekt
Prof. dr. H. Bavinck
van „elk van God ingegeven
schriftwoord" (2 Tim. 3:16). En
Petrus zegt: want nooit is pro
fetie voortgekomen uit de wil
van een mens, maar door de
Heilige Geest gedreven hebben
mensen van Godswege gespro
ken (2 Petr. 1:21). Het Oude
Testament kan worden aange
haald met dc woorden: God
zegt, de Schrift zegt, de Heilige
Geest zegt.
Natuurlijk is er ook de
menselijke factor. Maar God
heeft er zorg voor gedragen, dat
zijn woord door feilbare
mensen onfeilbaar en feilloos
gesproken en geschreven werd.
Alle eeuwen door zijn er
moeilijkheden geweest, die men
„cruces" noemde. Schijnbare
voor ons nog onoplosbare te
genstrijdigheden waren en zijn
er. Maar zij mogen naar het
woord van prof. dr. H. Bavinck
niet tegen de leer van de inspi
ratie als instantie worden inge
bracht.
Hij schrijft in zijn Gerefor
meerde Dogmatiek I. blz. 393,
394: „De zogenaamde phenome
na der Schrift" hij doelt
hierbij onder andere op de
schijnbare tegenstrijdigheden
„kunnen dit zelfgetuigenis
der Schrift niet omverstoten en
mogen tegen haar zelfs niet als
partij worden opgeroepen.
Want wie zijn leer van de
Schrift afhankelijk maakt van
het historisch onderzoek naar
haar wording en structuur, be
gint reeds met het getuigenis
der Heilige Schrift te verwer
pen en staat dus niet meer in
het geloof aan die Schrift." Men
zie heel Bavincks uiteenzetting,
waarin hij ook opmerkt, dat in
alle wetenschappen cruces
voorkomen.
Maar de woordvoerders van
de „nieuwe" theologie geven
juist wel opening aan de kritiek
van het menselijk verstand en
gaan dus hoezeer zij betogen
dit niet te willen heersen
over de Schrift. En hiermee is
het gezag aangetast en heeft de
Schrift haar volstrekte zeg
genschap verloren. Men doet
aan Schriftkritiek en daarmee
is de waarheid zelf van haar
bindend gezag beroofd.
In dc Cahiers voor de ge
meente worden voorbeelden ge
geven, die de tegenstrijdigheid
moeten bewijzen. Maar over
het algemeen kan gemakkelijk
worden aangetoond, dat deze
voorbeelden zonder waarde en
kracht zijn. zie mijn bespreking
van verschillende Cahiers in
Waarheid en Eenheid.
Afbraak
v..
:ijgw
ipr8
Wie zich de eerste jaren van het letterkundig tijdschrift
Ontmoeting herinnert, weet vermoedelijk de naam nog wel
van C. Vermeer. Hij droeg gedichten bij die tot het beste
behoorden wat toen in het blad verscheen. Zij hadden een
9oe,extatisch-profetische toon en konden vergeleken worden met
het dichtwerk van (nu wijlen) Ido Keekstra, al moet gezegd
kwa worden dat Keekstra's verzen meer gevarieerd waren,
tijd
nv0 In mijn In drie etappen (Baarn
952) heb ik Vermeers poëzie
^^venals die van Keekstra tot de
gerekend, naar
^Hnalogie van dieptepsychologie.
^■Daaronder versta ik die dicht-
Jpunst, bij het tot stand komen
'aarvan de diepere lagen van het
ieleleven in aanzienlijke mate, en
r pj et bewustzijn slechts in geringe
V0I iate betrokken zijn. Zulk werk zal
ov oorgaans een zekere geheimtaal
rach Preken en dikwijls ook een min
er strenge vorm vertonen. De
aJpon heeft iets bezwerends en de
k erzen wenden zich minder tot het
e( unstzinnig begrip en tot de ar-
istieke smaak, dan tot de mens in
'Jn 9ehele existentie." (BI. 170.)
■oke Vermeer is zeer onlangs 65 jaar
aa eworden en bij die gelegenheid in
s zi aarn gehuldigd. Zijn verzenbun-
erkii tel is in zekere zin een jublleum-
aeut («achenk, zowel aan hem als van
j em. De gedichten die er in staan,
h ;ijn later geschreven dan die
orlo testijds in Ontmoeting werden ge-
noe 'ubliceerd en die eigenlijk een
•urgi ,corafgaand bundeittje hadden
fnoeten vormen.
Als men Vermeer vraagt waarom
let hem In zijn poëzie te doen is.
Naar aanleiding van C. Vermeer, Aubade van een nieuwe
morgen, uitg. Bosch Keuning N.V., Baarn, 48 blz., 3.90
en Martien J. G. de Jong, Het Nederlandse gedicht na 1880,
uitg. A. W. Sijthoff, Leiden, 144 blz., 8.25.
C. Vermeer
antwoordt hij: „Om het nieuwe."
Vandaar de titel, die eigenlijk een
doublure bevat want In het woord
„aubade" zit het woord „morgen"
al. Daardoor verschuift de nadruk
vanzelf naar de aanduiding nieuwe
morgen.
Een nieuwe morgen, geen nieu
we dichtkunst of dichtschool. Van
bewust experimenteren is geen
sprake, al vertonen de verzen een
betrekkelijke vorm en is het rijm
facultatief.
DE NIEUWE WOORDEN
De wind van een nieuwe tijd
huivert ritsele-nd in de bomen,
een weten van hemelwijd
is tot ons gekomen
in het oud en grijs bestaan
waarin wij zijn geboren
tot een eenzaam gaan
in 't verleden verloren.
Nu is er de fluistering
van glanzende nieuwe woorden,
aanzwevende huivering
van het nog ongehoorde.
U ziet: het gaat niet om de nieu
we woorden als waarden op zich
zelf. Over de komende nieuwe
woorden wordt met oude woorden
gesproken.
Dit wijst erop, dat Vermeers
diepste bekommernis niet de taal.
maar het leven geldt. Vermeer is
eert authentiek godsdienstig dich
ter, wiens centrale overtuiging,
hoop, geloof, inspiratiebron, le
venselixer Christus' uitspraak is:
„Zie, Ik maak alle dingen nieuw."
Naar toon, woordkeus (blikse
mend schip 14, toomloos teken 15.
onherbergzaam land 31 enz.) en
gemoedsstemming sluit Vermeer
duidelijk aan bij wat er in de Ne
derlandse poëzie aan de hand was
in de jaren twintig, voordat Fo
rum kwam. De literatuur, met name
de dichtkunst was een sacrosancte
aangelegenheid en de dichter een
ziener. Wie van dikke woorden
houdt zou hier kunnen spreken
van pre-secularistisch, want juist
omstreeks 1930 is in de literatuur
in ons land het secularisatieproces
duidelijk op gang gekomen. Dat
betekent dat de ivoren toren een
verkeerstoren moet worden (dit
grapje is van McLuhan).
Nu ik een beetje aan het theore
tiseren ben geslagen, kom ik van
zelf toe aan het boek van Martien
J G. de Jong. Dit werkje is in de
eerste plaats bestemd voor hen
die, op welk niveau ook, Neder
lands studeren: het is pedago-
gisch-didactisch van aard. Het
boek is ontstaan uit een jarenlange
onderwijspraktijk; aan de hand.van
korte inleidingen, typerende verzen
en essayistisch en kritisch proza,
geeft de auteur een overzicht van
de ontwikkeling der moderne
dichtkunst.
Het gaat hier dus om het leggen
van een solied, deskundig funda
ment. Men leert hier over verzen
spreken op een in asn'eg we
tenschappelijke manier en binnen
het kader van zulk een manier.
Voor een breed publiek met een
vermoedelijk gering percentage
aan dichterlijke aanleg kan dit ook
nauwelijks anders. De auteur aan
vaardt een beperking die in zekere
zin een offer is.
Zolang de leraar zich maar be
wust blijft van de beperking die
zijn taak hem oplegt, loopt hij
geen gevaar. Dat is wèl het geval,
wanneer de docent zo met die be
perking vergroeid is, dat hij er niet
meer uit kan komen. In mijn prak
tijk als deskundige bij hbs-exa-
mens heb ik die typen wel ont
moet. Dan is de poëzie helemaal
leerstof geworden en zit je aan je
tafeltje met een vieze smaak in de
mond.
Leopold Mozart schreef aan zijn
zoon Wolfgang: „Zangeressen ha
ten elkaar." Ook .onder literaire
critici komt deze beroepshaat wel
voor. Ik heb dat nooit goed begre
pen. Laten we blij zijn met elke
poging om de Nederlanders ge
voel, smaak en begrip voor poëzie
bij te brengen; er is geen alleen
zaligmakende manier, vele wegen
leiden naar Rome. Ik vind dit boek
van De Jong lang geen slechte
weg.
DR. C. RIJNSDORP
Zodra aan de kritiek ruimte
is gegeven, breidt zij zich snel
uit. Een voorbeeld kan dit dui
delijk maken. Prof. dr. J. L.
Koole komt in zijn Cahier voor
de gemeente nog op voor de
historiciteit van Adam en Eva.
Hij verwerpt uitdrukkelijk de
verklaring van Adam als „elc-
kerlyck". Prof. dr. H. M. Kui-
tert heeft in zijn Cahier de
historiciteit van Adam en Eva
geheel losgelaten. Ook Romei
nen 5 kon hem daarvan niet
weerhouden.
Een eerste Adam heeft nooit
bestaan. De historiciteit van de
tweede Adam (Christus) wordt
door hem vastgehouden, maar
niet omdat het in de Schrift
staat, maar omdat hij in Hem
gelooft. Verschillende verhalen
vallen ook onder het mes van
zijn kritiek als historiebeschrij
ving.
Tevergeefs heb ik in het boek
..Verontrusting en Verant
woordelijkheid" van prof. dr. G.
C. Berkouwer naar enig woord
van kritiek op deze voortgaande
afbraak gezocht.
Ook de Cahiers van drs. Tj.
Baarda en prof. dr. R. Schip
pers staan op het standpunt
van de Schriftkritiek en gaan
daarin al zeer ver.
De door de gereformeerden
steeds principieel verworpen
Schriftkritiek is volledig bin
nengelaten. Zij gaal alleen niet
uit van de rationalistische stel
ling, dat er geen wonderen
kunnen gebeuren. Dat mag na
tuurlijk niet worden voorbijge
zien. Voor deze zaak verwijs ik
ook naar mijn „De val van As
sen" (uitgave Bolland).
Prof. Lever
Dat de natuurwetenschappen
verandering van inzicht ten
aanzien van de Heilige Schrift
noodzakelijk zouden maken is
een onbewezen stelling, hoe
grote invloed zij ook uitoefent.
Ook naar het inzicht van
prof. dr. J. Lever is het leven
nog niet uit het dode voortge
bracht. „Leven ontstaat tegen
woordig slechts uit leven" zegt
hij in zijn boek „Waar blijven
we?" (blz. 33).
Hoe de dieren uit planten zijn
ontstaan is ook nog geheel on
verklaarbaar. Hij zegt: „De or
ganismen, die tot nu toe waren
ontstaan, waren alle plantaar
dig, maar op een wijze, die wij
nog in het geheel niet begrij
pen, ontstonden naderhand in
zee ook dieren" (blz. 47). En de
dierenlijn, waaruit de mens is
voortgekomen, kan hij nog he
lemaal niet tekenen (blz. 42).
De evolutie-theorie is geen
wetenschap. Zij handelt over
voorwetenschappelijke vragen,
waarop dc wetenschap geen
antwoord heeft.
De vragen van de oorsprong
worden beantwoord in de
Schrift, voorzover God dit no
dig heeft geacht. En wc moeten
er ons voor hoeden, dat we
tenschappen, die op deze vra
gen echt geen antwoord hebben,
ons van de kennis die God ons
geeft zouden beroven door
Schriftkritiek wakker te roepen.
Voor wetenschap moet een
christen nooit bang zijn, ook
voor resultaten van de we
tenschap niet. Maar het moeten
dan ook echte resultaten zijn.
En nog altijd is de evolutie-the
orie niet op feiten, op realitei
ten gegrond.
Aantasting van de Heilige
Schrift brengt als vanzelf aan
tasting van dc belijdenis met
zich mee. Vallen rechtstreekse
schepping van dc mens cn do
paradijsgeschiedenis als werke
lijkheden. dan valt de leer van
dc schepping van de mens naar
Gods beeld, de zondeval, de
schuld van de mens, dc erfzon
de. De lezers hebben gezien, dat
ook ds. W. Rceskamp erkend
heeft, dat zo geleerd wordt, wat
in strijd is met de belijdenis.
Hoe belangrijk ook. toch zijn
dit niet de enige afwijkingen
van de belijdenis in de kring
van de aanhangers van de
„nieuwe" theologie. Tegen de
uitspraak in de Leerregels van
Dordrecht 1,15 hebben zich
verschillende theologen ge
keerd. En wordt nog echt ge
loofd in de realiteit van hemel
en hel?
Erg is, dat de belijdenis on
dertekend wordt door mensen,
die leren wat met haar in strijd
is. Daaraan moet snel een eind
komen.
Ernstige verontrusting wekt
ook de drang tot aansluiting bij
de Wereldraad van Kerken en
het feit van dc aansluiting bij
de Nederlandse Raad van Ker
ken.
Men spreekt van ge
meenschap in getuigenis en
dienst, terwijl loochenaars van
de godheid van Christus en van
zijn lichamelijke opstanding
ook lol deze raden behoren. Dat
is in strijd met Gal. 1:8 en 9:2
Joh.: 9-11.
We lezen in de rede, die dr,
W. A. Visser 't Hooft in Uppsa
la hield: „Ik geloof, dat we vast
moeten houden aan de
oorspronkelijke overtuiging |n
de oecumenische beweging, dat
het echte kenmerk van het volk
Gods is te leven als een ver
zoende en daarom verenigde fa
milie." En even verder noemt
hij het een centraal bestanddeel
van de opdracht der oecume
nische beweging, „dat die een
heid zichtbaar moet worden in
elke plaats en dat dc gelovigen
in elke plaats verenigd dienen
te worden met de gehele
christelijke gemeenschap in alle
plaatsen en alle tijden."
Omdat tot de gelovigen ook
gerekend worden dc looche
naars van Christus' godheid en
lichamelijke opstanding, kan
men verstaan tot welke eenheid
men in die raden wordt geleid.
Het is onbegrijpelijk, hoe een
gereformeerde daarmee kan
instemmen. De antithese blijkt
echter steeds meer aan kracht
en betekenis te verliezen.
■fa Politiek
Tenslotte wijzen wij er op,
hoe de aanhangers van de
„nieuwe" theologie dc kerken
oproepen tot acties voor vrede,
structuurverandering van staal
en maatschappij, rassengelijk-
heid en betere leefbaarheid.
Men wil zelfs, dat de kerken in
verschillende revolutionaire si
tuaties de voorhoede vormen.
Ook hieruit blijkt, hoever men
van het gereformeerde spoor is
afgedwaald.
De kerk is naar reformato
risch belijden geen politieke
partij, geen sociaal ol
maatschappelijk verbond, geen
nut van het algemeen.
Zij moet wel de gerechtigheid
prediken voor heel het leven.
Zij moet ook door dc diaconie
nood lenigen en zoveel mogelijk
opheffen. Maar zij heeft geen
roeping, zich als partij in 1e
zetten voor gerechtigheid cn
leefbaarheid. Zij verwerpt de
„voortgaande evolutie", waar
van evolutionisten gewagen.
God komt door oordelen cn ge-
richten heen. En van alle revo
lutionaire pogingen de voort
gang te bevorderen, heeft zij
zich verre te houden.
In deze tijd van diepe nood
Prof. dr. H. M. Kuitert
roep ik op tot gehoorzaamheid
aan Gods onfeilbaar Woord, tot
trouw aan de belijdenis, tot af
wijzing van de valse eenheid en
tot afweer van de revolutionai
re en evolutionistische leuzen
en acties van onze dagen-
Ik diende mijn „De val van
Assen" als gravamen in bij de
generale synode tegen het
besluit tot opheffing van „As
sen 1926". Het wachten is nu op
de uitspraken en daden van de
ze synode, die in Sncek haar
arbeid begonnen is.
God zij onze kerken genadige
Moge de reden voor veronti
rusting onder zijn zegen wor«
den weggenomen.