Charles prolongeert eeuwenoude gelofte Kerk is geen voorpost van revolutie - praktisch en theoretisch WALES KREEG PRINS OM OPROERIGE ADEL TE SUSSEN Croeso Dr. J. Schelhaas over reden tot verontrusting "J ZATERDAG 2969 DOOR NELL DE BOCK-LUITING' Stella Mair Owen toont de kasteelsleutel. Zonder paspoort kunnen wij Wales binnengaan. Toch lijkt het of wij na CHESTER in een ,nd) ander land komen. De mensen van Wales ondersteunen die gedachte. Zij hebben hun eigen taal egej met soms onuitspreekbare namen. (Wat denkt u van een station dat Llanfairpwllgwyn en nog 42 letters heet?) Ze zijn trots op hun geschiedenis en ze zoeken op alle mogelijke gebieden naar eigen wegen. Er zijn er die zeggen: „Wij zijn geen Engelsen". Naarmate de 1ste juli nadert, "gj' wordt dit laatste steeds minder gehoord. Wales staat immers voor een historische gebeurtenis, li t? waaruit de verbondenheid met het Engelse koningshuis duidelijk spreekt. Prins Charles wordt op 9' die dag in Caernarvon tot Prins van Wales geïnstalleerd. Deze plechtigheid is het kleurrijke erfstuk van een overeenkomst die diep in de geschiedenis haar wortels heeft. Edward I, in 1282 koning van Engeland, slaagde er lbli' in, de oorspronkelijke Welsh-dynasty te vernieti gen. Het lag geenszins in zijn bedoeling daarna lijde- Pa lijk toe te zien wat er ver- m J der zou gaan gebeuren. Hij voo legde de grondslag voor een voo nieuwe Welsh-dynasty, die d®a van de Tudors. stl Uit zijn huwelijk met konin gin Eleonor werd in 1284 op het P'a kasteel Caernarvon een zoon ,bfr (later koning Edward II) gebo- ren. Deze benoemde hij in 1301 dde tot Prins van Wales. Dit was 96een diplomatieke daad, een ge- vootvolg van zijn belofte aan de oproerige adel om, wanneer zij de -njst in het land zouden be- waren, hun een prins te geven 'aar die hun taal en geen Engels D]sprak. (Behalve de eerste prins zal; is alleen nog Henry van Mon- a'i mouth (later koning Henry V) toi m Wales geboren. lec, Prins Charles, in 1948 gebo- jj ren, wordt vier maanden voor zijn 21ste jaardag geïnstalleerd. k Hij is de 21-ste Prins van Wa- les, want lang niet alle erfgena- Jbnc-n van de troon kregen de Titel. De installatie geschiedt op c*- ^ezelfde wijze als in 1911 toen .zijn oom Edward, later koning Edward VIII en thans Hertog 'Ivan Windsor, de titel kreeg, incu Charles heeft meer dan zijn ottavoorgangers een normale op- nge^oeding gehad; hij is leerling sofèeweest van scholen in Cheam Zefn Gordonstoun en later ook ho; de Geelong Grammar j School in Australië. (i w| Twee jaar bezocht hij het Tri- Hanjüty College in Cambridge, k. Waar hij vorig jaar een examen piddn archeologie en anthropologic en pflegde. Thans studeert hij aan e meen universiteit in Aberystwyth don Wales, hetgeen het voor hem vel gemakkelijk maakt, zich ■sko net de Welshman te verstaan, geil Wij, die de voorbereidingen tfoor prins Charles' ontvangst Egypebben gadegeslagen en heb- onèen opgekeken tegen de nuren van het dertien- le-eeuwse kasteel, waar de ei ilechtigheid zich zal voltrek- ma ran, kunnen ons voorstellen dat >rde iet heel groots zal worden, mo Op die dag worden koningen, me irinsessen en prinsen met hun lofhoudingen, ministers en am- veiassadeurs met gevolg ver- al t vacht. ooft Prins Charles zal uit het na- 5;OOJ)ij gelegen Bangor in een spe- itiek (aal rijtuig, geëscorteerd door a avaleristen, naar het kasteel ijden, waar hij onder klaroen- wi'( eschal de Waterpoort zal be reden. vi Te midden van de gezagsdra gers van Wales gaat hij naar de Chamberlaintoren terwijl 4000 hoogwaardigheidsbekleders „God Bless the Prince of Wales" zin gen. De prins wacht in de toren tot koningin Elizabeth II en de hertog van Edinburgh, door ge weerschoten begroet, zijn aan gekomen. Uit naam van de Koningin wordt toestemming gevraagd het kasteel te mogen betreden. De kasteelheer, in dlit geval de Graaf van Snowdon, overhan digt haar de sleutel. Zij raakt deze even aan en geeft hem te rug. Het koninklijk paar kan nu de Waterpoort binnengaan en op het kasteelplein onder het baldakijn plaats nemen. De prins wordt ontboden. Hij nadert de troon, buigt driemaal en knielt op een kussen. De „geloofsbrieven", die hem Prins van Wales en Graaf van Chester malden, worden in het Engels en in het Welsh voorge lezen. Wanneer het Welsh klinkt, begiftigt de koningin haar zoon met de ordetekens die bij de titel behoren: mantel, zwaard, kroontje, ring en gou den staf. Nog steeds geknield, betuigt de prins zijn eerbied voor het prinsdom en het graafschap. Koningin Elizabeth doet hem opstaan en wisselt met hem de „Kus van trouw" en daarna neemt hij rechts van haar op zijn troon plaats. De president van het universiteitscollege waartoe de prins behoort, leest dan een verklaring van trouw van het volk van Wales voor. De installatie heeft zowel een ambtelijk als een religieus ka rakter, daarom volgt een kerk dienst onder leiding van de aartsbisschoppen van twee ker ken en de president van de Vrije Kerkeraad van Wales. Volgens oud gebruik toont de Koningin daarna buiten het kasteel de nieuwe Prins aan de Welshe bevolking. -*• Het kasteel Caernarvon dat eeuwenlang de kleine stad beschermde. Inzet: de huidige hertog van Wind sor in 1911 tijdens zijn installatie tot Prins van Wales. Toen de aanduiding „verontrusten" opkwam, heb ik in een vergadering van „Waarheid en Eenheid" deze naam voor ons terstond afgewezen. Ik wenste door de verwekkers van onrust in de Gereformeerde Kerken niet met dit etiket te worden ver sierd. Laat men liever degenen, d;e de onrust verwekken, „onruststokers" noemen. Bovendien kan men over zeer verschillende zaken verontrust zijn. Men spreekt immers ook van de „verontrusten" over de verontrus ten. Echter nu er eenmaal verontrus ting is, is het toch noodzakelijk, dat de belangrijkste oorzaken in het licht worden gesteld. Het is het doel van dit artikel, de hoofdzaken aan te wijzen, zoals ik die zie. Dr. J. Schelhaas (69), emeritus-predikant, is hoofdredacteur van het blad „Waarheid en Eenheid", dat kan gelden als de spreekbuis van de verontrusten in de Gereformeerde Kerken. In 1967 verzette hij zich als enige lid van het desbetreffende studiedeputaatschap tegen het synodebesluit tot terzijdestelling van de befaamde leeruitspraak van Assen 1926. Hij schreef daar op zijn „De val van Assen". Hij heeft nu de synode gevraagd het genomen besluit ongedaan te maken. Dr. Schelhaas was van 1926 tot 1948 predikant te Tzummarum en vervolgens tot 1967 in Ams" -Irm-Nieuwendam. -)(- Prins Charles Wales wil zijn gasten een koninklijke zomer aanbieden. De feestelijk heden beperken zich niet tot de hoogtepunten bij de installatie maar du ren de gehele zomer. Het feestprogramma is „Croe so 69" gedoopt. Croesoduidt aan wat de bevolking aan har telijkheid en het land aan schoonheid te bieden heeft. Zoals Cytnru (Wa les) vertaald „het Land van de Vriendschap" betekent, zo is Croeso een allerhartelijkste wel komstgroet en zeker één van de eerste woorden die u van deze taal leert. Daarna onthoudt u namen als Ljanuddno, Hay-on Wye, Conway of Rhyll, waar optochten, concerten, vuurwerken, zeil- en andere wedstrij den, ezelrennen en bloe- menfeesten zijn te bele ven. Onvergetelijk is beslist een „Noson Lawen", een soort familiefeest vol in heemse muziek, zang en verhalen. Ze worden ge- honden op IS juni te Maesteg, 4 juli in Tre garon en 5 juli in Col- wyn Bay. Deze verontrusting is niet ontstaan, omdat aanhangers van de „nieuwe" theologie er de nadruk op leggen, dat de Here Tezus Christus de centrale in houd is van de Schriften en dat er een geloofsband met Hem moet zijn, zullen we werkelijk Gods Woord verstaan en ons daaraan onderwerpen. Het „ma teriële" Schriftgezag mag na tuurlijk in geen enkel opzicht worden miskend. Maar de ver ontrusting ontstaat, zodra het „formele" Schriftgezag wordt aangetast. Wanneer men het zo stelt, dal het in de Heilige Schrift om het heil in Christus gaat en dat zij daarin gezag heeft en betrouw baar is. maar dat er door tijd gebondenheid fouten en on juistheden in de Schrift geslo pen zijn (dat hetgeen de Bijbel bij voorbeeld over de natuur meedeelt niet als vaststaande waarheid behoeft te worden aanvaard, dat er in de verhalen onzuiverheden en tegenstrijdig heden voorkomen, zodat de beschreven historie niet of niet zo behoeft te hebben plaatsge had), dan tast men de betrouw baarheid van heel de Heilige Schrift aan, al roemt men dan ook nog zo haar betrouwbaar heid. Het gaat hier niet om aantasting van een Schrift beschouwing, maar om aan tasting van de Schrift zelf. Zij pretendeert immers tot in het Kleinste toe betrouwbaar te we zen. Geen tittel of jota zal van de wet vergaan (Matth. 5:18, Luc. 16:17) De Here Jezus be roept zich op het: er staat geschreven. Evenzo doen dit de apostelen. Zelfs op het gebruik van hel enkelvoud in plaats van het meervoud wordt ergens door Paulus de nadruk gelegd (Gal. 3:16). De Schrift kan niet gebroken worden (Joh. 10 35). Over het toevoegen aan en het afnemen van de woorden van het boek dezer profetie zie men Openb. 22:18, 19. De leer van de inspiratie is geen abstract begrip, dat wij uit dc Schrift hebben afgeleid. De inspiratie wordt door David uitgesproken in 2 Sam. 23:2 en 3. De profeten zeggen: zo spreekt de Here. Paulus spreekt Prof. dr. H. Bavinck van „elk van God ingegeven schriftwoord" (2 Tim. 3:16). En Petrus zegt: want nooit is pro fetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven hebben mensen van Godswege gespro ken (2 Petr. 1:21). Het Oude Testament kan worden aange haald met dc woorden: God zegt, de Schrift zegt, de Heilige Geest zegt. Natuurlijk is er ook de menselijke factor. Maar God heeft er zorg voor gedragen, dat zijn woord door feilbare mensen onfeilbaar en feilloos gesproken en geschreven werd. Alle eeuwen door zijn er moeilijkheden geweest, die men „cruces" noemde. Schijnbare voor ons nog onoplosbare te genstrijdigheden waren en zijn er. Maar zij mogen naar het woord van prof. dr. H. Bavinck niet tegen de leer van de inspi ratie als instantie worden inge bracht. Hij schrijft in zijn Gerefor meerde Dogmatiek I. blz. 393, 394: „De zogenaamde phenome na der Schrift" hij doelt hierbij onder andere op de schijnbare tegenstrijdigheden „kunnen dit zelfgetuigenis der Schrift niet omverstoten en mogen tegen haar zelfs niet als partij worden opgeroepen. Want wie zijn leer van de Schrift afhankelijk maakt van het historisch onderzoek naar haar wording en structuur, be gint reeds met het getuigenis der Heilige Schrift te verwer pen en staat dus niet meer in het geloof aan die Schrift." Men zie heel Bavincks uiteenzetting, waarin hij ook opmerkt, dat in alle wetenschappen cruces voorkomen. Maar de woordvoerders van de „nieuwe" theologie geven juist wel opening aan de kritiek van het menselijk verstand en gaan dus hoezeer zij betogen dit niet te willen heersen over de Schrift. En hiermee is het gezag aangetast en heeft de Schrift haar volstrekte zeg genschap verloren. Men doet aan Schriftkritiek en daarmee is de waarheid zelf van haar bindend gezag beroofd. In dc Cahiers voor de ge meente worden voorbeelden ge geven, die de tegenstrijdigheid moeten bewijzen. Maar over het algemeen kan gemakkelijk worden aangetoond, dat deze voorbeelden zonder waarde en kracht zijn. zie mijn bespreking van verschillende Cahiers in Waarheid en Eenheid. Afbraak v.. :ijgw ipr8 Wie zich de eerste jaren van het letterkundig tijdschrift Ontmoeting herinnert, weet vermoedelijk de naam nog wel van C. Vermeer. Hij droeg gedichten bij die tot het beste behoorden wat toen in het blad verscheen. Zij hadden een 9oe,extatisch-profetische toon en konden vergeleken worden met het dichtwerk van (nu wijlen) Ido Keekstra, al moet gezegd kwa worden dat Keekstra's verzen meer gevarieerd waren, tijd nv0 In mijn In drie etappen (Baarn 952) heb ik Vermeers poëzie ^^venals die van Keekstra tot de gerekend, naar ^Hnalogie van dieptepsychologie. ^■Daaronder versta ik die dicht- Jpunst, bij het tot stand komen 'aarvan de diepere lagen van het ieleleven in aanzienlijke mate, en r pj et bewustzijn slechts in geringe V0I iate betrokken zijn. Zulk werk zal ov oorgaans een zekere geheimtaal rach Preken en dikwijls ook een min er strenge vorm vertonen. De aJpon heeft iets bezwerends en de k erzen wenden zich minder tot het e( unstzinnig begrip en tot de ar- istieke smaak, dan tot de mens in 'Jn 9ehele existentie." (BI. 170.) ■oke Vermeer is zeer onlangs 65 jaar aa eworden en bij die gelegenheid in s zi aarn gehuldigd. Zijn verzenbun- erkii tel is in zekere zin een jublleum- aeut («achenk, zowel aan hem als van j em. De gedichten die er in staan, h ;ijn later geschreven dan die orlo testijds in Ontmoeting werden ge- noe 'ubliceerd en die eigenlijk een •urgi ,corafgaand bundeittje hadden fnoeten vormen. Als men Vermeer vraagt waarom let hem In zijn poëzie te doen is. Naar aanleiding van C. Vermeer, Aubade van een nieuwe morgen, uitg. Bosch Keuning N.V., Baarn, 48 blz., 3.90 en Martien J. G. de Jong, Het Nederlandse gedicht na 1880, uitg. A. W. Sijthoff, Leiden, 144 blz., 8.25. C. Vermeer antwoordt hij: „Om het nieuwe." Vandaar de titel, die eigenlijk een doublure bevat want In het woord „aubade" zit het woord „morgen" al. Daardoor verschuift de nadruk vanzelf naar de aanduiding nieuwe morgen. Een nieuwe morgen, geen nieu we dichtkunst of dichtschool. Van bewust experimenteren is geen sprake, al vertonen de verzen een betrekkelijke vorm en is het rijm facultatief. DE NIEUWE WOORDEN De wind van een nieuwe tijd huivert ritsele-nd in de bomen, een weten van hemelwijd is tot ons gekomen in het oud en grijs bestaan waarin wij zijn geboren tot een eenzaam gaan in 't verleden verloren. Nu is er de fluistering van glanzende nieuwe woorden, aanzwevende huivering van het nog ongehoorde. U ziet: het gaat niet om de nieu we woorden als waarden op zich zelf. Over de komende nieuwe woorden wordt met oude woorden gesproken. Dit wijst erop, dat Vermeers diepste bekommernis niet de taal. maar het leven geldt. Vermeer is eert authentiek godsdienstig dich ter, wiens centrale overtuiging, hoop, geloof, inspiratiebron, le venselixer Christus' uitspraak is: „Zie, Ik maak alle dingen nieuw." Naar toon, woordkeus (blikse mend schip 14, toomloos teken 15. onherbergzaam land 31 enz.) en gemoedsstemming sluit Vermeer duidelijk aan bij wat er in de Ne derlandse poëzie aan de hand was in de jaren twintig, voordat Fo rum kwam. De literatuur, met name de dichtkunst was een sacrosancte aangelegenheid en de dichter een ziener. Wie van dikke woorden houdt zou hier kunnen spreken van pre-secularistisch, want juist omstreeks 1930 is in de literatuur in ons land het secularisatieproces duidelijk op gang gekomen. Dat betekent dat de ivoren toren een verkeerstoren moet worden (dit grapje is van McLuhan). Nu ik een beetje aan het theore tiseren ben geslagen, kom ik van zelf toe aan het boek van Martien J G. de Jong. Dit werkje is in de eerste plaats bestemd voor hen die, op welk niveau ook, Neder lands studeren: het is pedago- gisch-didactisch van aard. Het boek is ontstaan uit een jarenlange onderwijspraktijk; aan de hand.van korte inleidingen, typerende verzen en essayistisch en kritisch proza, geeft de auteur een overzicht van de ontwikkeling der moderne dichtkunst. Het gaat hier dus om het leggen van een solied, deskundig funda ment. Men leert hier over verzen spreken op een in asn'eg we tenschappelijke manier en binnen het kader van zulk een manier. Voor een breed publiek met een vermoedelijk gering percentage aan dichterlijke aanleg kan dit ook nauwelijks anders. De auteur aan vaardt een beperking die in zekere zin een offer is. Zolang de leraar zich maar be wust blijft van de beperking die zijn taak hem oplegt, loopt hij geen gevaar. Dat is wèl het geval, wanneer de docent zo met die be perking vergroeid is, dat hij er niet meer uit kan komen. In mijn prak tijk als deskundige bij hbs-exa- mens heb ik die typen wel ont moet. Dan is de poëzie helemaal leerstof geworden en zit je aan je tafeltje met een vieze smaak in de mond. Leopold Mozart schreef aan zijn zoon Wolfgang: „Zangeressen ha ten elkaar." Ook .onder literaire critici komt deze beroepshaat wel voor. Ik heb dat nooit goed begre pen. Laten we blij zijn met elke poging om de Nederlanders ge voel, smaak en begrip voor poëzie bij te brengen; er is geen alleen zaligmakende manier, vele wegen leiden naar Rome. Ik vind dit boek van De Jong lang geen slechte weg. DR. C. RIJNSDORP Zodra aan de kritiek ruimte is gegeven, breidt zij zich snel uit. Een voorbeeld kan dit dui delijk maken. Prof. dr. J. L. Koole komt in zijn Cahier voor de gemeente nog op voor de historiciteit van Adam en Eva. Hij verwerpt uitdrukkelijk de verklaring van Adam als „elc- kerlyck". Prof. dr. H. M. Kui- tert heeft in zijn Cahier de historiciteit van Adam en Eva geheel losgelaten. Ook Romei nen 5 kon hem daarvan niet weerhouden. Een eerste Adam heeft nooit bestaan. De historiciteit van de tweede Adam (Christus) wordt door hem vastgehouden, maar niet omdat het in de Schrift staat, maar omdat hij in Hem gelooft. Verschillende verhalen vallen ook onder het mes van zijn kritiek als historiebeschrij ving. Tevergeefs heb ik in het boek ..Verontrusting en Verant woordelijkheid" van prof. dr. G. C. Berkouwer naar enig woord van kritiek op deze voortgaande afbraak gezocht. Ook de Cahiers van drs. Tj. Baarda en prof. dr. R. Schip pers staan op het standpunt van de Schriftkritiek en gaan daarin al zeer ver. De door de gereformeerden steeds principieel verworpen Schriftkritiek is volledig bin nengelaten. Zij gaal alleen niet uit van de rationalistische stel ling, dat er geen wonderen kunnen gebeuren. Dat mag na tuurlijk niet worden voorbijge zien. Voor deze zaak verwijs ik ook naar mijn „De val van As sen" (uitgave Bolland). Prof. Lever Dat de natuurwetenschappen verandering van inzicht ten aanzien van de Heilige Schrift noodzakelijk zouden maken is een onbewezen stelling, hoe grote invloed zij ook uitoefent. Ook naar het inzicht van prof. dr. J. Lever is het leven nog niet uit het dode voortge bracht. „Leven ontstaat tegen woordig slechts uit leven" zegt hij in zijn boek „Waar blijven we?" (blz. 33). Hoe de dieren uit planten zijn ontstaan is ook nog geheel on verklaarbaar. Hij zegt: „De or ganismen, die tot nu toe waren ontstaan, waren alle plantaar dig, maar op een wijze, die wij nog in het geheel niet begrij pen, ontstonden naderhand in zee ook dieren" (blz. 47). En de dierenlijn, waaruit de mens is voortgekomen, kan hij nog he lemaal niet tekenen (blz. 42). De evolutie-theorie is geen wetenschap. Zij handelt over voorwetenschappelijke vragen, waarop dc wetenschap geen antwoord heeft. De vragen van de oorsprong worden beantwoord in de Schrift, voorzover God dit no dig heeft geacht. En wc moeten er ons voor hoeden, dat we tenschappen, die op deze vra gen echt geen antwoord hebben, ons van de kennis die God ons geeft zouden beroven door Schriftkritiek wakker te roepen. Voor wetenschap moet een christen nooit bang zijn, ook voor resultaten van de we tenschap niet. Maar het moeten dan ook echte resultaten zijn. En nog altijd is de evolutie-the orie niet op feiten, op realitei ten gegrond. Aantasting van de Heilige Schrift brengt als vanzelf aan tasting van dc belijdenis met zich mee. Vallen rechtstreekse schepping van dc mens cn do paradijsgeschiedenis als werke lijkheden. dan valt de leer van dc schepping van de mens naar Gods beeld, de zondeval, de schuld van de mens, dc erfzon de. De lezers hebben gezien, dat ook ds. W. Rceskamp erkend heeft, dat zo geleerd wordt, wat in strijd is met de belijdenis. Hoe belangrijk ook. toch zijn dit niet de enige afwijkingen van de belijdenis in de kring van de aanhangers van de „nieuwe" theologie. Tegen de uitspraak in de Leerregels van Dordrecht 1,15 hebben zich verschillende theologen ge keerd. En wordt nog echt ge loofd in de realiteit van hemel en hel? Erg is, dat de belijdenis on dertekend wordt door mensen, die leren wat met haar in strijd is. Daaraan moet snel een eind komen. Ernstige verontrusting wekt ook de drang tot aansluiting bij de Wereldraad van Kerken en het feit van dc aansluiting bij de Nederlandse Raad van Ker ken. Men spreekt van ge meenschap in getuigenis en dienst, terwijl loochenaars van de godheid van Christus en van zijn lichamelijke opstanding ook lol deze raden behoren. Dat is in strijd met Gal. 1:8 en 9:2 Joh.: 9-11. We lezen in de rede, die dr, W. A. Visser 't Hooft in Uppsa la hield: „Ik geloof, dat we vast moeten houden aan de oorspronkelijke overtuiging |n de oecumenische beweging, dat het echte kenmerk van het volk Gods is te leven als een ver zoende en daarom verenigde fa milie." En even verder noemt hij het een centraal bestanddeel van de opdracht der oecume nische beweging, „dat die een heid zichtbaar moet worden in elke plaats en dat dc gelovigen in elke plaats verenigd dienen te worden met de gehele christelijke gemeenschap in alle plaatsen en alle tijden." Omdat tot de gelovigen ook gerekend worden dc looche naars van Christus' godheid en lichamelijke opstanding, kan men verstaan tot welke eenheid men in die raden wordt geleid. Het is onbegrijpelijk, hoe een gereformeerde daarmee kan instemmen. De antithese blijkt echter steeds meer aan kracht en betekenis te verliezen. ■fa Politiek Tenslotte wijzen wij er op, hoe de aanhangers van de „nieuwe" theologie dc kerken oproepen tot acties voor vrede, structuurverandering van staal en maatschappij, rassengelijk- heid en betere leefbaarheid. Men wil zelfs, dat de kerken in verschillende revolutionaire si tuaties de voorhoede vormen. Ook hieruit blijkt, hoever men van het gereformeerde spoor is afgedwaald. De kerk is naar reformato risch belijden geen politieke partij, geen sociaal ol maatschappelijk verbond, geen nut van het algemeen. Zij moet wel de gerechtigheid prediken voor heel het leven. Zij moet ook door dc diaconie nood lenigen en zoveel mogelijk opheffen. Maar zij heeft geen roeping, zich als partij in 1e zetten voor gerechtigheid cn leefbaarheid. Zij verwerpt de „voortgaande evolutie", waar van evolutionisten gewagen. God komt door oordelen cn ge- richten heen. En van alle revo lutionaire pogingen de voort gang te bevorderen, heeft zij zich verre te houden. In deze tijd van diepe nood Prof. dr. H. M. Kuitert roep ik op tot gehoorzaamheid aan Gods onfeilbaar Woord, tot trouw aan de belijdenis, tot af wijzing van de valse eenheid en tot afweer van de revolutionai re en evolutionistische leuzen en acties van onze dagen- Ik diende mijn „De val van Assen" als gravamen in bij de generale synode tegen het besluit tot opheffing van „As sen 1926". Het wachten is nu op de uitspraken en daden van de ze synode, die in Sncek haar arbeid begonnen is. God zij onze kerken genadige Moge de reden voor veronti rusting onder zijn zegen wor« den weggenomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 19