„NOTA VAN MISDAAD EN ELLENDE" neer" wel „Leg alles letterlijk erg uitgevoerd De Jong: later politieke conclusie Vervolging nog mogelijk? Leiding faalde in Z.-Celebes GEVANGENEN MET OPZET GEDOOD Indische bruiloft kreeg bloedig slot: 26 doden Een op de duizend betrokken bij excessen in Indonesië MEDEWERKING COMMANDANTEN MINIEM KRIJGSRADEN WEZEN 8.442 VONNISSEN VERTEKEND BEELD" HET DRAMA VAN TJILATJAP 9 DlNSDAG 3 JUNI 1969 In vier maanden tijd heeft de regering voldaan aan de wens van de Kamer een nota te produceren over „eventuele" excessen waarbij Nederlandse militairen in Indonesië betrokken waren. Minister president De Jong verbindt er de waar schuwing aan dat bij lezing het beeld vertekend zou kunnen worden. Bij het kil en nuchter verslag van „zo'n ge concentreerde ellende" zal het moeilijk zijn objectief te blijven. De positieve elementen zijn niet vermeld, want de opdracht was: meldt ons de excessen. (Van onze parlementsredactie) DEN HAAG De regering meent nog steeds, ook na de verschijning van de nota over het optreden van de Nederlandse militairen in Indonesië en de excessen die zich daarbij hebben voor gedaan, dat de krijgsmacht als geheel zich in Indonesië correct heeft gedragen. Van systematische wreedheid is geen sprake geweest, zegt minister-president De Jong. Hij maakt evenwel een voorbe houd voor de Zuid-Celehes-affaire en voor het verzamelen van inlichtingen over de vijand. dant, behoudens een korte periode in 1945, verantwoording schuldig was aan de Luitenant Gouverneur-Gene raal, of later aan de Hoge Vertegen woordiger van de Kroon. Het Kamerlid Goeldhart heeft dat pogen te doorbreken door een onaf hankelijke commissie een algemeen onderzoek te willen laten instellen naar het optreden van de Neder landse troepen. Dat is niet gebeurd. De commissie Van Rij-Stam mocht rapporteren over reeds bekende za ken, een bredere opdracht zou zelfs praktisch onuitvoerbaar zijn geweest. De regering meent thans de grens te hebben bereikt van wat in januari aan de Kamer in uit zicht is gesteld. Er is veel over hoop gehaald, maar juist niet over het mishandelen van ge vangenen. Daar zijn geen ge gevens over. Waren ze er wel, dan bleven het anonieme. De heer De Jong ontkent dat excessen (in de nota gaat het over een 500 tot 600 gevallen van geweldsmisdrijven en plunderingen, waarvan 141 geweldsmisdrijven) door de autoriteiten stilzwijgend Izijn toegelaten of verheimelijkt. Wel kan de vraag gesteld worden of niet te veel waarde is toegekend aan de destijds relevante ver zachtende omstandigheden. In een toelichting verklaarde pre mier De Jong dat de regering nog geen definitief stantdpunt bepaald heeft met betrekking tot de moge lijkheid alsnog tot strafvervolging over te gaan. Een onderzoek is aan de gang over de geseponeerde geval len van excessen. „Een moeilijk en ingewikkeld vraagstuk", zei hij, „te meer waar sprake Ls van amnestiere gelingen en verjaring van misdaden. IWaar de regering zal zelf een stand punt bepalen." GECONCENTREERD Hoewel de premier er op wees dat men de nota moet zien als een gecon centreerd verslag van misdaad en el lende en het beeld dus wat verwron gen kan zijn, moest hij ook toegeven: ,.Er is meer kwaad gebeurd dan ik dacht, de regering betreurt ernstig de afschuwelijke en weerzinwekkende gebeurtenissen". Vergelijking met Duitsland gaat niet op, meende hij, de genocide daar kvas iets anders dan de ontsporingen van labiele elementen die nu een maal overal in de maatschappij voor komen maar die onder oor logsomstandigheden naar buiten ko men. Hij concludeerde (hoewel hij zijn rekenarij zelf een stuitende bezigheid noemde) dat ongeveer één promille van de 200.000 Nederlandse militairen pidh aan wandaden hadden schuldig gemaakt: ongeveer 150 gevallen. Meer dan 99 procent had zich dus behoorlijk gedragen. Hij wees het rerwijt dat de gesignaleerde gevallen Slechts „het topje van de ijsberg" louden zijn, van de hand. „Er zal heus wel meer gebeurd zijn, maar jet is niet billijk deze nota het topje ran de ijsberg te noemen". Alles wat lekend moet worden, is gepubliceerd. [)ok de conclusies van de totnutoe rapporten over de affai- [e-Westerling van Enthoven en Van jtij-Stam. De zaak is nu verder voor de geschiedschrijvers, met name de commissie voor Vaderlandse Geschie denis, die hoopt binnen twee jaar een eerste publikatie over de gehele peri ode in Indonesië te kunnen doen. Aan de hand daarvan zal de regering de noodzakelijke conclusie moeten trekken over de politieke verant woordelijkheden. Dat is bij het nu gegeven beeld nog niet mogelijk, vindt premier De Jong. De guerrilla was een van de voor- regering deze nota geproduceerd. Het is een hachelijke zaak achteraf te oordelen, zegt de heer De Jong, men moet ook denken aan het in Neder land niet onderkennen van het deko lonisatieproces en de bezorgdheid over de geïnterneerden daar. De guerilla was een van de voor naamste oorzaken, die het optreden van soldaten bepaalde. Verder het in zicht dat de pacificatie, de uiteinde lijke rechtvaardiging van het con flict, niet te verwezenlijken was. Over de militaire bevelsverhouding zegt de nota, dat de legercomman- Een van de vele opnamen, ge maakt tijdens de politionele ac ties in Indonesië: Nederlandse mariniers bezetten een kleine kampong op Java. (Van onze parlementsredactie) KNIL-kapitein Raymond Westerling. Op last van kolonel en overste. (Van onze parlementsredactie) DEN HAAG Het gebied rond (alang was begin 1949 een brand- aard van Republikeinse subversieve ktiviteiten. De zwakke troepen- lacht was niet in staat de veiligheid an de loyale burgers te verzekeren. >e commandant van de troepen, een blonel, wilde een afschrikwekkend ttorbeeld stellen, door middel van iceeutie van verdachte verzetsstrij- trs. Hij kreeg steun voor zijn plan van in KNIL-overste, die drie sergean- in opdracht gaf dertien gevangen en uit Lowokwaroe op patrouille ïod te schieten onder het mom, dat j de vlucht hadden willen nemen. De drie sergeanten, van wie de perste wist „dat zij zeer loyaal wa in aan de Nederlandse zaak", voer- in hun opdracht uit en herhaalden it een dag later met drie andere ivangenen. Een luitenant van de Inlichtingen- veil igheidsgroep kreeg argwaan, toen de kolonel voor de derde keer een groep gevangenen liet ophalen. Hij schakelde de auditeur-militair in, die een onderzoek instelde. Deze ad viseerde de kolonel en de overste te vervolgen, „aangezien het hier een oorlogsmisdrijf betrof van precies de zelfde soort, als waarvoor in Neder land na de oorlog talloze Duitsers werden berecht. De Legercommandant aldviseerde hen in Nederland te berechten. De Commanderend Generaal besloot de zaak echter te seponeren na overleg met het ministerie van Oorlog en Justitie. Daarbij golden de volgende overwegingen: beide beklaagden kon den zich beroepen op noodweer, een eventueel vonnis zou „zeer mild" uit vallen en hun berechting zou in In donesië en bij het Nederlandse pu bliek „ongewenste reacties" kunnen oproepen. DEN HAAG Uit onderzoekingen naar het gedrag van Neder landse militairen in de „Celebes-affaire", verricht door de commis sies Enthoven en Van Rij-Stam, blijkt dat niet kapitein R. P. P. Westerling verantwoordelijk kan worden gesteld voor de gepleegde excessen, maar een aantal andere commandanten, die zijn opdracht overnamen. Zowel het rapport-Enthoven (1947) als het rapport Van Rij- Stam (1954) worden in de nota van de regering openbaar ge maakt. Concludeert het eerste rapport, dat de speciale volmach ten, die Westerling kreeg om de terreur te bedwingen, gerecht vaardigd waren; Van Rij en Stam verwerpen die volmachten. Volgens dit laatste rapport namen de hoogste autoriteiten van het toen malige Nederlands-Indië, zowel bur- geli'ke, justitiële als militaire, ten aanzien van de gepleegde excessen een aarzelende houding aan. Voor het voeren van de speciale akties waren geen schriftelijke richt lijnen gegeven. Er werd geen begren zing opgesteld. De hele uitvoering werd overgelaten aan de commandan ten zelf, slechts met de mededeling, dat men zou kunnen worden aange klaagd als er excessen zouden wor den gepleegd. DEN HAAG In de nota aan de Tweede Kamer worden 75 excessen met name genoemd. Behalve bekende „gevallen" als het afbranden van de kampong te Soetodjajan, de fusilade te Peniwen, maakt het overzicht melding van misdragingen, van slechte behan deling van Indonesische gevangenen, van schietpartijen, van het gebruik van elektriciteit hij verhoor, van het meermalen zonder vorm van proces doodschieten van aangehouden Indonesiërs, arrestaties, plunderingen, brandstichtingen, verkrachtingen. In Gendang op Borneo werden dertig gevangenen doodgeschoten en 46 kwamen om het leven bij het beruchte trcintransport van Bondowoso. Premier De Jong schatte het aantal personen dat deelnam aan misdragingen op ongeveer een promille van de krijgsmacht. Daar staat tegenover dat van de 200.000 militairen slechts een ge ring deel aan regelmatige ge vechten deelnam. Moreel Bandjermasin: 30 november 1945. Bij de aanhouding van twee For- mosanen die voor Japanners werden aangezien, werd een Chinees door een KNIL-patrouille doodgeschoten. De auditeur-militair vindt een ver volging noodzakelijk, maar de troe pencommandant raadt dat af: het zou een zeer slechte indruk op de troep maken. De auditeur-militair meldt de procureur-generaal in Batavia, dat in normale omstandigheden een vervol ging moet worden ingesteld, maar nu I zou het niet begrepen worden. (Van onze parlementsredactie) vijftig leden van de TNI aanwezig waren, gedeeltelijk bewapend. Een luitenant trok er met een patrouille van DEN HAAG In de nota wordt uitvoerig gesproken vijftien man op uit en omsingelde het huis. Daar bleken lover het „Drama in Tjilatjap", waarbij 26 Indonesische enkele honderden bruiloftsgangers, mannen vrouwen en burgers werden doodgeschoten. Op de avond van 1 kinderen, te kijken naar een wajang-voorstelling met laugustus 1949 meldde een „informant" aan de dienst- gamelanmuziek. doende landmachtofficier in deze plaats, dat in een huis De luitenant sommeerde eed sol daat niet te schieten, die dit*bevel echter niet doorgaf. De luitenant liep met getrokken revolver het erf op. Op dat moment klonk een schot, onmiddellijk gevolgd door vuur van Nederlandse soldaten. Veertien mannen, elf vrouwen en een kind werden gedood, 33 perso- nen liepen verwondingen op. Op de vraag, wie het eerste schot loste, is men het antwoord schul dig gebleven, konstateert de nota. Het is aannemelijk, dat het de luitenant niet was. Een krijgsraad te velde sprak hem dan ook vrij. Publicaties leidden tot het stellen van vragen aan de regering door het socialistische Kamerlid F. GoaÜiart. De regering vroeg uit- steFvan beantwoording en het Ka merlid is daar nooit meer op te rug gekomen. De nota besliut: „Het bestuur bezocht de volgende ochtend huis aan huis de naaste familieleden van de slachtoffers en overhan digde een geldbedrag voor de be grafeniskosten. Tevens werd voor elke dode vier meter lijkwade ter beschikking gesteld" Dat is het slot. China protesteert, maar krijgt te horen, dat er geen bewijs was. Weer een protest. Nu zegt de proc.-generaal, dat de zaak „op zuiver opportunistische gronden geseponeerd werd omdat het zelfver trouwen van de troep op ongewenste wijze zou worden beïnvloed". Rustiger Vliegbasis Tjililitan: 1946-1948. Het meermalen zonder vorm van pro ces doen neerschieten van gevangen Indonesiërs die verdacht werden van terroristische activiteiten. De serge- geant-majoor van het KNIL die op dracht gaf, werd na een korte straf in een andere functie tewerkgesteld. Hij zei tegen de commissie Van Rij-Stam, dat zijn meerderen hem vrijheid van handelen gaven. Hij executeerde omdat de gevangenissen overvol waren. „Was zo'n terrorist opgeruimd, dan werd de streek rusti ger". Bondowoso: 23 november 1947. Treintransport van 100 gevangenen. Van hen kwamen 46 door verstikking om het leven. Instructies voor het vervoer ontbraken. Deze tekortko ming had zich in het onderhavige geval wel „bijzonder gewroken door dat geen transportcommandant tevo ren was aangewezen, maar een toe vallig die dag op het station aanwezi ge scrgeant-majoor-schrijver op het laatste ogenblik met die taak werd belast". Geseponeerd Rawahgedeh: 9 december 1947. Het zonder vorm van proces execute ren van ongeveer 20 aangehouden In donesiërs. De Commissie van Goede Diensten hoort bij het onderzoek, dat enkele gevangenen inderdaad waren neergeschoten, dat Rawahgedeh cen trum van terroristische activiteit was, dat 150 Indonesiërs bij de actie om het leven kwamen, echter geen Nederlanders en dat er geen wapens in de kampong werden aangetroffen. De commanderende majoor werd uit opportuniteitsoverwegingen niet ver volgd. Kebonsari: 31 januari 1948. Onschuldige burgers zonder noodzaak gedood. Commissie van drie officie ren sluit de mogelijkheid niet uit, dat de door de mariniers ongetwijfeld in slecht Maleis gegeven aanwijzingen als „Djalan lekas" of „Pigi Lekas" waren begrepen als „Loop hard weg" in plaats van het bedoelde „Schiet op" en „Loop door". Eerst een half jaar nadien stemt de commandant Mariniers Brigade er, na herhaald aandringen van de Procureur-Gene raal, in toe het commissierapport te overhandigen: „Ik stel mij op het standpunt dat dergelijke rapporten niet moeten worden afgestaan aan instanties die buiten de krijgsmacht vallen". Onmilitair Tjiamis: april 1948. Zonder nood zaak doden van gevangenen door Korps Speciale Troepen. Over het KST-optreden zou de Ibrigade-com- mandant in dat gebied gezegd heb ben. „Streng optreden is logisch, maar dit loopt de spuigaten uit. Het geheel maakt een weinig gediscipli neerde en onmilitairc indruk, terwijl het een en ander weinig met de mili taire eer overeenkomt." De commandant van het KST meldt dat inderdaad 10 gevangenen waren geliquideerd. In het laatste ge val van vijf gevangenen was er één ontvlucht. „Om een voorbeeld te stel len werden allen neergeschoten." De commandant klaagt dat hem al tijd bevolen wordt „alles neer te leg gen" maar als er moeilijkheden ko men zeggen de hogere commandan ten „Zo heb ik het niet bedoeld". Hij verwijst naar de harde strijdmetho- den van de landmacht en, nadat de zaak door de legercommandant uit eindelijk terzijde wordt gelegd, is juist die laatste opmerking de aanlei- - ding voor het uitspreken van „ernsti ge ontstemming". Dat werd minder waardige kritiek gevonden. Salatiga: september 1948. De jour nalist Van Goudoever maakt melding van verhoormethoden (elektrische schokken, brandende sigaretten, na gels uittrekken) die herinnerden aan de methoden van Duitse en Japanse geheime politie. van omstandigheden hebben de dag der bezetting van Rengat en omge ving een aantal personen uit de bur gerbevolking het leven gelaten, welk aantal ongeveer 80 bedraagt, doch door partijdige berichtgeving schro melijk wordt overdreven". Maar de Legercommandant is boos en dringt aan op afdoening. Verder niets meer. In de aantekeningen van de militaire politie noot aangetroffen: „getuigenverklaringen niet voldoende om soldaten te traceren". Op 14 okto ber wordt de zaak als afgedaan beschouwd. Peniwen: 19 en 20 februari 1949. Het bekende geval dat ds. Hildering signaleerde in het bulletin van het persbureau van de Hervormde Kerk. Executies en verkrachtingen. Een commissie van officieren en ambte naren concludeert, dat „het neerschieten geweten moet worden aan één onverantwoordelijke persoon doch het is de commissie niet moge lijk de dader nader te traceren". Lastig Gendang: 28 februari 1949. Doodschieten van dertig gevangenen en lijken in de rivier gegooid. Bevel voerend sergeant overspannen. Ge vangenen waren „erg lastig", zei hij, en hijzelf was „op" van de zenuwen en de doorstane ontberingen. Zaak steeds uitgesteld en uiteindelijk niet doorgegaan. Slechts een greep uit de grote hoe veelheid gepubliceerde wandaden. Opvalt dat er weinig krijgsraadzaken het gevolg ervan waren. Opvallend is verder de weinige en in de meeste zaken zeer trage medewerking van de troepencommandanten. OVERDREVEN Maar zelfs deze laatste voorwaarde werd niet aan alle aktieleiders meege deeld. Deze verkeerden daarom in de mening, dat zij slechts uitvoerders waren van de wil van de regering, aldus het rapport Van Rij-Stam. Westerling kreeg zijn opdracht eind 1946. Met een speciaal detache ment wist hij in korte tijd de terreur van de „verzetsorganisaties" te bre ken. Op het laatst kreeg hij veel steun van de bevolking, die de rebel len aanwees, waarna deze ter plaatse werden doodgeschoten. De officier van justitie te Makas sar noemde eind december geruch ten, dat excessen zouden zijn ge pleegd, „schromelijk overdreven". De ze aktics vond hij noodzakelijk om de rust en orde te herstellen, ook al zou dat kunnen leiden tot „bloedba den." De Procureur-Generaal van het Hooggerechtshof had evenwel ernstig bezwaar tegen het verlenen van nieu we, „blanco" volmachten. Hij verzet te zich tegen de wens van de officier van justitie, dat de akties zouden moeten worden uitgebreid; niet tegen het verzoek krijgsraden in te stellen om excessen onmiddellijk te veroor delen. ZELFBEDWANG Het legerhoofdkwartier machtigde de commandant van Zuid-Celebes de akties voort te zetten, „mits uiterste zelfbedwang en uiterste noodzaak", terwijl „indien noodzakelijk", overeen komstige akties door andere groepen mochten worden gevoerd, „mits on der commando van door u aan te wijzen en geschikt geachte officie ren". Die „geschiktheid" bleek nauwe lijks een week later: er deden zich ernstige excessen voor, wat tot het ontslag van één commandant leidde. Weer een week later werd de hele aktie gestaakt. Er kwamen bij de akties tussen de twee- en drieduizend mensen om het leven (een VN-vertegenwoordiger van Indonesië schatte 30 tot 40.000). Excessen waren: het executeren van gevangenen, het naakt tentoonstellen van personen, het schieten door de tenen van een verdachte (Wester ling), het laten vechten van twee ver dachten, de verliezer werd geëxecu teerd. GEEN VERVOLGING De luitenant-gouverneur-generaal gelastte een onderzoek, wat leidde tot de instelling van de commissie- Enthoven, die vervolging van de ver dachte commandanten, vier a vijf (niet Westerling) eiste. Het vooronderzoek werd voor de souvereiniteitsoverdracht afgesloten. De stukken werden echter in handen gesteld van de Indonesische procu reur-generaal, die de stukken niet aan het Nederlandse Hogegerechts- hof wilde afstaan, waarna de zaak werd geseponeerd. In 1954 besloot de regering-Drees niet tot vervolging van de andere officieren over te gaan. Men achtte dat bezwaarlijk, omdat tegen Westerling niets was ondernomen. DEN HAAG Volgens een perso verzicht dat om technische redenen niet gelijktijdig met de nota over de excessen kon verschijnen heeft het Algemeen Nederlands Persbureau 140 berichten over excessen gegeven. Het onderzoek naar de informatie over misdragingen heeft zich ook uit gestrekt tot enkele dagbladen, waar onder Het Parool met 24 publikaties, de Nieuwe Rotterdamse Courant met 52 en De Waarheid met 21 berichten. Kerstdag Madioen: 25 december 1948 (Eerste Kerstdag). Nederlandse bestuursambtenaar klaagt aan. „Eerst ging Infanterie 1 een KNTL-een- heid als een zwerm sprinkhanen over de stad, alles rovend wat van hun gading was. Daarna, kwamen de mariniers die „nogmaals de stad af roomden". De legercommandant: „Ofschoon gevoegelijk kan worden aangenomen, dat incidenteel wellicht enkele min der belangrijke onregelmatigheden zijn begaan, van de andere zijde het optreden van deze bestuursambte naar niet is vrij te pleiten van een zijdigheid van appreciatie en voorin genomenheid, welke bepaaldelijk niet 'ten goede kunnen komen aan de over het algemeen zo goede en onontbeer lijke samenwerking tussen Bestuur en Leger". Rengat: 5 januari 1949. Weer het Korps Speciale Troepen. Burgers ge dood. De minister van Overzeese Ge biedsdelen leest het geval in een Chi nese krant en reageert: „Niet fraai". Officier van Justitie rapporteert: „Door een ongelukkige samenloop (Van onze parlementsredactie) o,.?EN ^AAG Militaire rechters hebben tussen 1946 en 1950 in totaal 8442 vonnissen gewezen. Daarvan nam de krjjgsraad te velde van de land macht er 5735 voor zjjn rekening, de zeckrügsraden 926, de KNIL-krijgsraad te Batavia 1458 en te Makassar 323. Dit aantal betekent niet, dat de militaire autoriteiten niet herhaaldelijk tegen het plegen van misdrijven hebben gewaarschuwd. In maart 1946 gaf de legercommandant al een dagorder uit waarin o.a. plunderen streng werd. ver boden. Dat het toch gebeurde blijkt uit de dagorder van 25 november 1946 De legercommandant: „Het is mij gebleken, dat nog steeds militairen zich schuldig maken aan plundering." Regelmaat Met de regelmaat van de klok verschijnen in dat jaar en in 1947 dagorders van commandanten met steeds dezelfde strekking: „Gij komt niet om te straffen, maar om te beschermen". En aan degenen, die door het verlies van familie hun zelfbeheersing verloren: „Diegenen onder u, die in de afgelopen twee jaren in hun familie of vrienden zijn getroffen door tot misdaad opge hitste Indonesische elementen, mogen nimmer hun zelfbeheersing vergeten en hun militaire taak .nteren door persoonlijke wraakoefening." Op 10 april 1949 ging de laatste dagorder de deur uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 9