Kaboutertje Ries
bracht een brief
c
Het zwarte
lammetje
PUZZEL VAN DE WEEK
ZATERDAG 31 MEI <1969
Wit it moeder Zwaan troto op haar klelntjeat
(vervolg)
De volgende morgen werd
Loekie al vroeg wakker, door
dat er hevig in haar neus
werd geknepen. ,Au, au
riep ze. „Schei uit!" Haastig
sloeg ze de dekens van zich
Dag nichten en neven,
Hebben jullie een fijne va
kantie gehad? Veel pret ge
maakt en genoten van de mooie
natuur? Jammer dat het alle
maal weer zo gauw voorbij is.
Het lijkt wel of de tijd in de
vakantie veel sneller gaat dan
wanneer je op school zit. In
werkelijkheid is het natuurlijk
niet zo.
Deze week zien jullie geen
prijswinnaars in ons hoekje,
meisjes en jongens. Tante Jos is
ook een weekje met vakantie
geweest. Deze brief heb ik aan
jullie geschreven voor ik weg
ging. Volgende keer kunnen
jullie de prijswinnaars van deze
week lezen.
Zullen we Gijsje de Jong nog
eens een mooie kaart sturen?
Het is zo'n tijd geleden dat hij
iets van ons heeft gehoord. Wat
zal hij blij zijn als hij merkt
dat we hem echt niet vergeten.
Ja en nu moeten jullie de
weg naar school weer inslaan.
De laatste etappe. Goed je best
doen hoor! Nog eventjes de
tanden op elkaar.
Daaag. heel veel sterkte op
school en tot de volgende keer.
door J ANNIE VAN
BOUDESTEIN
af en stond met een spron
getje op de grond.
Even wreef ze haar ogen
uit. Dan riep ze: „Wie deed
dat?" om met een „au" te
eindigen, want ze werd weer
geknepen. „Lelijkerd! Pap,
kom te voorschijn!"
Ha, ha, hoorde ze lachen. „Ik
ben je pappie niet, hoor me
kind! Pak me maar als je kan.
Even bedacht Loekie waar die
stem vandaan kwam, dan dook
ze onder het bed, en ...raad eens
wat ze in haar hand hield?....
Een rasecht kaboutertje.
„Oh!" zei Loekie, „oh!" Ben
jij Ries?
„Ja, ja," grinnikte het kabou
tertje, „ik ben Ries. „Heb ik je
erg laten schrikken?"
„Nee hoor," zei Loekie, maar
eigenlijk was ze wel heel erg
geschrokken. ,Je had me alleen
niet zo hard moeten knijpen."
Opeens zag Loekie dat er een
briefje om Riesjes hals was ge
bonden. „Ja, ja", zei Ries, die
zag dat ze er naar keek, „deze
brief is voor jou hoor, van Lise
lotje. Lees hem maar gauw".
Vlug las Loekie het briefje.
Gelukkig maar, dat er niet zo
veel moeilijke woorden in voor
kwamen, want anders kon ze
het niet lezen.
Dit stond erin het briefje:
Lieve Loekie, Je hebt mijn
Ries nu wel ontvangen, denk ik.
Is hij al ondeugend geweest? Je
moet Ries elke dag mee naar
school nemen hoor! Maar je
moet aan niemand vertellen dat
je een kabouter in je kastje
hebt; anders haal ik hem dlrekt
terug. Daaaag, Liselotje
Ries had stilletjes achter haar
rug de brief meegelezen, en hij
kraaide: „Hoi, ik mag, mee naar
school! Fijn he?"
„Nou", zei Loekie. „Ik begrijp
alleen niet wat jij er aan kan
veranderen, dat ik in school
A
R
0
L
1
N
A
Y
E
S
HCT
VAN MttNU&Fbe 4 Vuctcr
&eHoiPÊ>«J
NU 36
€PCrvefi
fraatts
r
nooit oplet. Maar ja, ik vond
het toch reuzefijn dat jij nu
mijn vriendje bent, hoor!"
„Jij kan nog niet alles begrij
pen, daar ben je zeven jaar
voor", zei Ries. „Ik weet het
wel; ik ben lekker ook veel ou
der dan jij!"
„Huh! Het mocht wat! Maar
weet jij echt wat jij er aan
moet veranderen, dat ik nooit
goed oplet?" vroeg Loekie
nieuwsgierig.
„Ja echt. Maar ik mag het
van Liselotje niet aan jou ver
tellen", zei Ries.
„Ach toe nou," vleide Loekie,
vertel nou jo."
Maar Ries deed het niet.
„Wonderlijk", zei Loekie, dat
jij kunt praten. En weet je wat
ik ook zo leuk vind? Jouw
kleertjes. Vooral dat rode
broekje is zo moppig, en dat
blauwe bloesje er boven is ook
erg leuk.
„Nou", zei Ries, „dat ik kan
praten is heel gewoon. Jij kan
toch ook praten? En trouwens
alle kaboutertjes kunnen pra
ten, wist je dat nog niet?",
vroeg hij verwonderd.
„Nee", zei Loekie," vroeger
dacht ik altijd dat er geen ka
bouters bestonden, maar nu
weet ik wel beter".
Riesjes maag begon te ram
melen. „Heb je honger?" vroeg
Loekie, „Ikke wel".
„Ja ik ook," zei Ries.
„Ik ga naar beneden." zei
Loekie weer, „mamma zal de
tafel wel gedekt hebben."
„Dan ga ik mee," zei Ries. „O
nee," zei Loekie, „dat mag niet,
want mammie mag jou niet
zien, schreef Liselotje. Maar ik
zal wel wat eten voor je mee
weten te moffelen, hoor. Daaag!
En geen lawaai maken, want
anders hoort ze je. O ja, mocht
mammie boven komen, kruip
dan erg vlug in m'n tas. Daag!"
„Dag Loekie, een heleboel
eten voor me meenemen hoor,
want kabouters kunnen veel
op!
wordt vervolgd.
Oplossing raadsels
1 Oorbellen rinkelen niet.
2 In een slakkehuis wil nie
mand wonen.
JARIGEN
HIEP, HIEP, HOERA!!!
Kees Buter, Erna van Doorn,
Rosina de Geus, Lucy Grimme-
rink, Sjanie Paans, Atie Schel
lingerhout, Wilma Verhoeven,
Erica Vermey, Nico Walter,
Jenny v.d. Wees, Dineke v.d.
Zwan, van harte gefeliciteerd
met jullie verjaardag van de
nichten en neven.
Puzzeloplossing
punaise, paddestoel, palet.'
glas en gesp/ draadnagel en
driehoek/ vraagteken/ ei' maan/
raamkistje kersen, klaverdrie,
kubiek/ appel en aardappel'
hoed en harp/ speld' bloem,
beitel, bout, beer, bel, bonbon,
been, bal. boor. beker, bord en
bus.
Er zijn twaalf woorden die
met de letter B beginnen.
Verborgen dierennamen
Uit de la mag je het wol ha
len.
Is de rasp echt over jouw
vinger gegaan?
Het was in het park iets te
warm.
Connie Spaans stuurde het vol
gende gedichtje in:
Mijn zusjes zijn als sneeuw zo wit,
Maar ik ben zwart, gitzwart.
En om zo zwart te zijn als git.
Is voor een lam heel hard.
Soms zie ik In de spiegelsloot.
Mezelf etaan en o schrik;
Een zwarte kop, een zwarte poot,
Een zwart beest, dat ben Ik.
Als Je niet als and'ren bent.
Dan mogen ze Je niet.
Je staat maar van ze afgewend.
Toen kwam er op een voorjaaredag,
Een meisje door de wel,
Of ze de anderen niet mag,
Keek ze alleen naar mij.
„Jij bent de liefste", zei ze zacht.
Zo treurig en zo klein.
Jij hebt zo'n mooie zwarte vecht.
JIJ moet mijn vriendje zijn.
En nu gaat er geen dag voorbij.
Dat zij niet met me speelt.
Of naast mij liggend In de wei.
Mijn zwarte oortjes streelt.
Deze week hebben
we een puzzel die jullie
gemakkelijk, zonder
hulp, zelf kunnen op
lossen.
Om de hokjes zie je
verschillende afbeel
dingen getekend. De
bedoeling is dat je de
namen van deze voor
werpen in de hokjes
schrijft. Alles van links
naar rechts.
Als je hiermee klaar
bent, staat er in de
vijfde rij vertikaal (te
beginnen met de letter
N) de naam van iets
waar jullie van de zo
mer, als het erg warm
is, graag naar toe gaan.
Ik krijg van jullie
dus twee oplossingen en
niet alleen het middel
ste woord, die je moet
opsturen vóór woens
dag 4 juni.
wéreld in wording)
KV*
mm" -
John Knittel
pg&g jgMlpe - p™"™
196
Dr. Weckli haalde de schouders op.
„Of uer in toestemt van haar te scheiden of niet, moet u
zelf weten. Het is echter beter voor uom rekening met de
wetten te houden. Als u geen echtscheiding wenst, betekent
het, dat ubereid bent haar terug te nemen."
„Terugnemen? Om de bliksem niet!" Gusti sprong op en
liep met grote stappen heen en weer. Hij hield de handen op
de rug.
„Hoeveel vraagt ze?" snauwde hij plotseling.
„Dat kan onderling geregeld worden, denk ik," antwoordde
dr. Weckli rustig.
„Wil ze alleen geld hebben?"
„Neen, zij wenst een scheiding."
Gusti knipperde met de ogen.
„Zij wil een scheiding, Met welk recht, als ik vragen
mag?"
„Met geen enkel recht, maar toch hoopt zij op uw toe
stemming".
„Hm." Gusti dreigde met zijn wijsvinger. „Kijkt u eens
hier, dr. Weckli, als u werkelijk een vriend van me was, zou
u mij een dergelijk voorstel niet doen. U zoudt begrijpen,
dat ik in mijn positie uw medegevoel nodig heb. U zoudt
Poulet aan het verstand gebracht hebben, dat hetgeen zij
mij aangedaan heeft, onvergeeflijk is en dat zij door ieder
behoorlijk mens veroordeeld zal worden. Maar natuurlijk
verwacht niemand van een advocaat enige zin voor moraal."
Hij keerde zich bruusk naar zijn bezoeker om.
„Denkt u werkelijk, dat ik mijn vrouw geld zal geven om
een losbandig leven te leiden? Neen, dat is te veel geëist. Ik
weiger voor eens en altijd."
„Maar," hernam de advocaat, „u bent verplicht haar de
toelage uit te keren, waarop zij krachtens de wet recht
heeft. U zult zeker wel begrijpen, dat, zij onder alle omstan
digheden haar particulier vermogen behoudt Als echtgenoot
bent u daarvan slechts de beheerder."
„Zij heeft altijd beweerd dat zij geld veracht" zei Gusti
triomfantelijk.
„Dit zal een goede les voor haar zijn. Zij krijgt alleen geld
van mij, als ik ertoe gedwongen word. En in een scheiding
stem ik ook niet toe. U kunt haar die boodschap van mij
overbrengen."
Dr. Weckli haalde de schouders op.
„Komt u vanavond bij ons eten? We kunnen dan rustig
over de zaak praten."
„Neen, dank u," zei Gusti uit de hoogte. „Ik wens niet met
mensen tc dineren, die partij voor mijn vrouw trekken."
Twee dagen later ontving Gusti een brief van het advoca
tenkantoor. Dr. Weckli en dr. Albert, Summerstraat, waar
in hem verzocht werd zijn vrouw maandelijks achthonderd
franks uit te keren, met de mededeling, dat tenzij hij die
eis van cliënte inwilligde, zij door de rechtbank op haar par
ticulier vermogen beslag zouden leggen, zolang de zaak han
gende was.
Het was een slechte dag voor Gusti. Een gure wind blies
de goudbruine herfstbladeren in het rond. zij dansten her
en derwaarts, zij hoopten zich in de goten op, totdat een
nieuwe windvlaag ze weer op deed dwarrelen en ze over de
gladde straten voortjoeg, terwijl steeds meer bladeren zich
van de takken losmaakten, om aan dat vrolijke spel deel te
nemen. Het Bondsgebouw zag er bijzonder grijs uit onderde
laaghangende wolken en op et Bondsplein en langs de
Bondsstraat stonden rillende boerinnen in dikke doeken ge
wikkeld, om haar groenten, fruit en bloemen te verkopen,
want het was marktdag. Gusti baande zich met voorzichtige
stappen een weg tussen hen door en liep de grote trap op,
die naar zijn afdeling leidde. Door de glad gewreven gangen
bereikte hij zijn kantoor. Hier voelde hij zich tenminste
veilig. Hier was zijn geestelijk tehuis. Hij ontdeed zich van
hoed en jas, keek op de thermometer, die de voorgeschreven
warmtegraad aangaf, nam voor zijn gewichtig uitziend bu
reau plaats, schoof de krant en een drukwerk terzijde, nam
de brief van de advocaat uit zijn zak en herlas deze. Hier
deed zich een nieuwe factor voor, die angst bij zijn veront
waardiging voegde. Poulet had hem niet alleen verlatenom
van hem te scheiden, neen, ze eiste nu ook nog geld op. Ze
had hem diep gekwetst en toch bezat hij niet de kracht om
zich tegen haar te verweren. Hij voelde een groot medelij
den met zichzelf. Dr. Weckli had hij ook al tegen zich. Het
was onverdraaglijk. Er bleef slechts één ding voor hem over.
Hij moest er met zijn moeder over spreken. Misschien zou
zij hem kunnen helpen. Zij was de enige ware vriendin, die
hij in de wereld bezat. Hij nam een dikke rode penhouder
van het zwarte inktstel, dat onder het gewicht van al het
schrijfmateriaal scheen te bezwijken, krabbelde een briefje
aan zijn moeder, en zond het dadelijk per expresse af.
Gusti at 's middags zelden thuis. Hij had zijn levenswijze
veranderd sinds hij alleen was en viel, zonder zich ervan
bewust te zijn, in zijn vrijgezellengewoonten terug, behalve
dan, dat hij zich thans meer kon veroorloven, daar zijn
Inkomen toegenomen was. Meestal gebruikte hij de lunch bij
„Roeb uck", een rustig, goed onderhouden en niet te duur
restaurant, dat enigszins van het cèntrum verwijderd lag.
Hij was daar stamgast en had een vaste tafel tussen andere
asocialen, die aan andere eenzame tafels zaten. Op hun
gezichten lag de ernstige uitdrukking van egocentrische na
turen, hetgeen hun minderwaardige geest verried.
Gusti had zijn moeder in het briefje gevraagd om na de
maaltijd bij hem te komen, daar hij aannam, dat zij in haar
eigen huis reeds toebereidselen voor het diner gemaakt had.
Bovendien at hij niet graag meer in gezelschap. Hij had e>
2elfs een afschuw van, wanneer de mensen hem aankeken,
want hij kon het idee niet van zich afzetten, dat zij zich
over zijn ongeluk vrolijk maakten. Op de aangegeven tijd
kwam zijn moeder bij hem. Zij was een magere, oude
vrouw, met een energieke kin en een gerimpeld gezicht.
Haar scherpe onrustige ogen dwaalden voortdurend wan
trouwend rond. Zij droeg de hoed der oude dames uit Bern.
die op een kleine zwarte mand leek, de bijbehorende lange
zwarte mantel met bontkraag, zwarte glimmende schoenen
en zwarte kousen. Haar echtgenoot volgde haar. Hij was
eveneens in het zwart gekleed, waardoor zijn gezicht met de
kleine baard en dikke oogleden nog bleker leek. Zijn trekken
drukten zoveel smart uit, dat slechts weinig mensen hem
konden aankijken zonder diep medelijden met hem te heb
ben. Hij stond op de rand van het graf. Na zijn dood zou
zijn vrouw een zwart-wlt lint om haar mand-hoed bevesti
gen en zich bij de schare bemiddelde weduwen voegen. De
omstandigheden, waarin Gusti verkeerde, had de beide oud
jes zeer aangegrepen. Geen wonder, dat Gusti's moeder elke
nieuwe gebeurtenis wilde weten nog voor zij haar hoed
afgezet had. Als antwoord overhandigde hij haar de brief
van de advocaat. Zij las hem en gaf hem vervolgens aan
haar man. die een vreemd vogelgeluid „tz-tz" deed horen,
hetgeen de gebruikelijke uiting was van zijn vreugde, ont
zetting, verontwaardiging en andere heftige gevoelens. Intus
sen lanceerde mevrouw Elfenau de bitterste verwijten, die
Gusti ooit van haar gehoord had, tegen haar schoondochter:
„Heb ik het je niet altijd gezegd? Daar heb je het nu. Dat
egoisme.
(Wordt vervolgd)
Joke v. d. Leer tekende deze herinnering aan het schoolreisje.
17. „Ik geloof dat ik de professor begrijp", bracht
Lappie in het midden, „ik heb daar wel eens iets over
gelezen.... maar ehe, dat is toch allang voorbij?"
Jonas hield zijn mond en keek Lappie stomverbaasd
aan. „Ben jij ook al zo?" vroeg hij verontwaardigd. Lappie
knikte. Toen zei Weetal: „We zijn met de Mol-boor de
aarde ingeboord en in het middelpunt aangekomen. Wij,
geleerden, waren het er nog niet over eens of daar leven
mogelijk was, maar enfin. Dat heb ik kunnen zien aan de
zon. Of liever gezegd, omdat er geen zon is. Wolken
ontbreken er ook, dus is er geen lucht
Jonas haalde driftig de schouders op. „En wat is dat
dan?" vroeg hij, naar boven wijzend.
Weetal haalde de schouders op. Op dat moment werden
er gouden schalen met heerlijk ruikend fruit gebracht
door een aantal mannetjes. Ons drietal behoefde niet t»
vragen, waar dat voor diende, want ze hadden een flinks
honger en een fris hapje was altijd welkom
Utrecht; 65. boom; 66. plaats In N.-Brab. bij Eindhoven; 69. deel van de
bijbel: 70. maand van het Jaar; 72. gem. in N.-Brab.: 73. lidwoord: 75. be
kend Frans schrijver; 76. kweker.
VERT.: 2. rijkatelefoon (afk.); 3. een borrel aan boord; 4. voegwoord;
5 stad In Noorwegen 7 schalk, element (afk.); 8. steensoort; 9. oude
lengtemaat; 10. muiter; 12. telwoord; 13. voorzetsel: 15. pluim van een
vogel; 17. zelfkant; 18. Turks bevelhebber; 19. verlegen; 20. nauw; 25. na
dato (afk.); 26. voorzetsel; 28. bestelling; 29. meisjesnaam; 31. wijnmaat;
32. nevenschikkend voegwoord; 33. jongensnaam; 34. bijwoord; 36. bijl,
37. lichaamsdeel; 39. voorvoegsel: 44. jongensnaam; 46. water In N.-Brab.:
48. deel van een huis; 50. schaaldier; 51. van elk evenveel (afk. op recep
ten); 52. lengtemaat; 54. oosters lastdier; 55. afgelopen, uit; 57. paard;
58. groente: 60. onbep. voornaamw.; 61. hoenderachtige vogel; 63 overal:
67 spil van een wiel; 68. schelk. element (afk.); 70. voornaamw.; 71 voor
zetsel; 73. uitroep: 74. voorzetsel.
HOR 1 bende; 6 werktuig. 11. houten vat; 12. droogoven (ZN); 14
bitter vocht; 16. voegwoord; 18. de gezamenlijke hoeveelheid; 20. water
In Friesland; 21 mengsel van meel enz.; 22. onbep voornaamw.; 23. land
bouwwerktuig: 24 meisjesnaam; 26. voorzetsel; 27. voornaamw 28. fami
lielid. 30. waterkering: 32 zwaardvis; 34 plaats in de oudheid; 35. voor
zetsel: 37 bijwoord. 38 muzieknoot; 40. strandelland tussen lagune en
»e; 41. rolrond hol voorwerp: 42. korf; 43. voorzetsel; 44. rund: 45. fami
lielid: 47 atmosfeer (afk.); 49 bedorven; 51. vaartuig; 53. bijl; 56. slede;
m welaan; 59 muzieknoot; 61 uitroep; 62. schaaldier; 64 plaate In
OPLOSSING VAN DE
VORIGE PUZZEL
HOR.. 1. pas; 3. pekel; 7. ast;
10. Aa; 11. tor; 12. nut; 14. te; 15.
kroon; 18. Solon; 20. ore: 21. hal;
23. Poe; 24. end; 25. hekel; 27. ora;
29. edik; 31. Slon; 33. 81; 34. ra;
35. nr; 36. ik; 37. vaal; 39. ader;
41. nol; 43. tante; 45. aal; 47. put:
49. koe; 50. oir; 51. regel; 53. polis:
55. Ee; 56. nog; 58. dor: 59 Ot;
60. enk; 61. sabel; 62. Ina.
VERT.: 1. pak; 2. Aaron; 3. pon;
4. er; 5. en; 6. lus; 8. stoer; 9. ten;
11. toe; 13. top; 16. orde; 17. dak.
19. loon; 21. hek; 22. les; 24. ei
sen; 25. hiaat; 26. linde; 28. Arkel;
30. dra; 32. ore; 37. vlug; 38. lak.-
39. Ate; 40. rail; 42. opeen; 44. nog;
46. Arlon; 48. ten-, 50. oor; 51. ree
52. los; 53. pol; 54. sta; 57. ga.
58. de.
INZENDINGEN
Oplossingen. uitsluitend op
briefkaart, worden voor donderdar
aan ons bureau verwacht In de
linkerbovenhoek vermelden: „Puz
zeioplossing". Er zijn drie prijzen:
een van f 10 en twee van f 5
1230 „Daar moet Ik het toch het mijne van hebben", dacht
smidje Verholen. „Gozewtjn was aan het schatgraven, en Eelco
dacht, dat-Ie een stroper te pakken kreeg. Ach, ach, ach, wal een
misverstanden toch altijd in de wereld. Zou Gozewijn nog Iets
gevonden hebben? Kom. laat ik maar eens een weekendje naar
Ravelijn gaan. Het moet een mooi, oud stadje zijn. Dan breng ik
meteen een bezoekje aan meneer van Uylen...." En zo kwam
het, dat smidje Verholen op een mooie, zonnige zaterdagmiddag
naar het eeuwenoude stadje Ravelijn reed, dat als een kostbaar
juweel verborgen lag In een uithoek van het land. „Geweldig...
mompelde de smid, toen hij na uren rijden neerbllkte in het dal
van de Kromme], het riviertje waaraan Ravelijn met al zijn oude
muren, torens en geveltjes gelegen was.... Het zal verder wel
Het geheim van de Uylenborgh
niemand onzer lezers verwonderen, dat Gozewijn van Uylen
verrast opkeek, toen smidje Verholen zo onverwachts zijn boek
winkel binnentrad. „Nee, maar wel sakkerloot!" riep hij uit, en
hij liep zijn bezoeker met uitgestrekte armen tegemoet. „Daar
hebben we zowaar mijn vriend Verholen! Kom binnen, zeg! Kom
binnen!" „Ik bén al binnen", grinnikte de smid. „Ik hoorde, dat
onze sluwe veldwachter u gelast had terug te gaan naar Rave
lijn." „Ja. dat klopt", zuchtte Gozewijn zorgelijk. „Die ezel
dacht, dat lk berekuilen aan het graven was. Stel je voor:
berenkuilen! Ach ja..., het was natuurlijk dom van me om
zomaar gaten te gaan graven en bomen te gaan hakken in het
Rijkhuyzer Bos..." „U wou zeker de schat van Jacob van
Uylen vinden?" veronderstelde de smid....