3L s Ik ben het geweten van Duitsland niet ALLE KERKEN BI. .EEM BETROKKEN HEINRICH GEPRONONCEERDE UITSPRAKEN 3 ZATERDAG 31 MEI 1969 „Schrijvers, die zich voor de machtigen buigen en de autori teit aanbidden, worden misda dig; zij zijn erger dan dieven, erger dan moordenaars." Een karakteristiek citaat van Hein- rich Böll, een van de belang rijkste en meest succesvolle schrijvers in West-Duitsland. Dat- wil niet zeggen, dat hij bij al zijn landgenoten geliefd is. Hij is een man, die de ontwikkelin gen in de Bondsrepubliek kri tisch volgt en in het openbaar positie kiest. Met hem hadden wij een ge sprek, dat slechts ten dele over literatuur ging. Hij praat liever over zijn inzichten, die aan zijn werk ten grondslag liggen en die zijn visie op het Duitsland-van- nu bepalen. Vandaar dat dit ge sprek in feite een persoonlijke analyse is geworden van de Duitse samenleving anno 1969. Heinrich Böll, pas hersteld van een zware ziekte, beant woordde onze vragen in zijn Keulse woning. Hij is de aardige man, zoals hij wordt geschetst door mensen die hem kennen: tegemoetkomend, onconventio neel en openhartig. In dit ge sprek vertelde hij ook, dat hij deze zomer een nieuwe roman wil schrijven. Het thema? „Dat weet ik nog niet, dat ontstaat al schrijvende." ln de buitenlandse pers bent u wel het geweten van Duitsland genoemd. Hoe is het om dat stempel te dragen? Heinrich Böll lacht, maakt een wanhopig gebaar en zegt: „In hemelsnaam, ik ben schrijver. Ik ben niet het geweten van Duits land. dan zou ik geen twee dagen meer kunnen leven. Ik begrijp wel. waarom men in het buitenland tot deze zienswijze komt: om dat natuurlijk de na-oor- logse Duitse literatuur vooral op haar politieke karakter wordt getoetst. Het gevaar hiervan is. dat men het zich te eenvoudig maakt en zegt: dit is goed en dit is slecht. Hierdoor wordt de literaire verschei denheid vergeten en daar om heb ik er bezwaar tegen. Naar mijn mening is de toon van uw werk geleidelijk pessi mistischer geworden. Deze ont wikkeling is. dacht ik. begon nen in Biljarten om half tien. Böll: „Deze constatering ver rast me. Ik geloof dat u gelijk heeft, maar het verrast me, om dat ik gewend ben het tegen deel te horen. Men zegt in Duitsland namelijk, dat ik steeds optimistischer, steeds idyllischer word. Sinds „Biljar ten om half tien" verschenen is, ben ik tot de overtuiging geko men, dat de behoudende ten dens in de Duitse samenleving zeer versterkt is. En niet alleen bij oude Nazi's en oude conser vatieven, maar ook bij de jon geren." „Ik vind", vervolgt hij, „deze tendens vooral ook bij de jour nalisten, zo van 28 tot 42, die tot de establishment behoren. En zelfs bij de schijnbaar op positionele kranten, die in feite akkoord gaan met de huidige ontwikkeling. Ja. ze willen het niet behoudend noemen, ze noe men het vooruitstrevend of li beraal. maar achter deze schijnbare liberalen ontdek ik altijd weer in het taalgebruik van deze pers iets zeer conser vatiefs, iets dat niet meer in beweging is, iets dat met deze samenleving definitief akkoord gaat. Zo heb ik het studenten protest als zeer, zeer positief ervaren, en Ik betreur het, dat het door deze pers van tafel is geveegd en als een afgedane zaak wordt beschouwd." „Het heeft mij pessimistisch gestemd, dat de sociale vorm van deze samenleving door de meerderheid feitelijk is geac cepteerd. Kritiek is er wel, maar houdt zich bezig met randverschijnselen, is gericht op details, vaak zeer scherpzin nig, maar: details. Het essen tiële wordt niet meer gekri tiseerd. Integendeel: er is bijna een boycot tegen fundamentele kritiek. Het is mogelijk, dat dit inzicht, waarvan ik mij eigen lijk pas in dit gesprek bewust word. ertoe heeft bijgedragen, dat mijn werk een, zo niet pes simistische. dan toch wel zeer berustende toon heeft gekre gen." Een actuele vraag: Veel Duitsers menen, dat de komen de bondsdagverkiezingen de meest dramatische na 1945 zul len worden, omdat de politieke situatie te rechter- en te linker zijde nog niet eerder zo ex plosief was. Sommigen vrezen zelfs, dat Weimar terugkeert. Böll: „Ik geloof niet, dat de situatie zo explosief is. De dra matiek ontstaat waarschijnlijk, omdat de kans bestaat, dat de SPD de grootste partij wordt. Deze partij heeft =en aantal zeer knappe, goede, duidelijke politiek bedrijvende politici naar voren gebracht, en de dra matiek zal hierin bestaan, dat de rooms-katholieken en pro testanten zullen moeten inzien dat de CDU geen alternatief is. lllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllJI Heinrich Böll is een man die op een bedachtzame manier tot zeer gepronon ceerde uitspraken komt. In dit inter view bijvoorbeeld, dat wij met hem hadden: „Dat de Duitse maatschappij niet meer wordt geconfronteerd met kritiek, stemt mij pessimistisch." „De kerk moet gedwongen worden zich met politieke werkelijkheden te bemoeien." „Ik heb de indruk, dat het fascisme na de oorlog ergens anders weer is op gedoken." Momentopnamen van een uren durend gesprek met deze schrijver, die met de studenten de wens deelt om de vorm van onze maatschappij aan fun damentele kritiek te onderwerpen, maar betwijfelt of de oplossing zo sim pel is als de radicaalsten onder hen wel menen. Heinrich Böll werd in 1917 in Keulen geboren. Hij werkte na zijn schoolop leiding in een boekhandel en begon in zijn vrije tijd te schrijven. In 1939 moest hij opkomen, hij werd als infanterist naar diverse fronten gezonden en bracht de laatste maanden van de oor log door in een Amerikaans gevange nenkamp. Hij schreef een groot aantal korte verhalen en enige opzienbarende romans als „Biljarten om half tien" en „Menin gen van een clown". Zijn gedachten zijn de kennisneming waard, ook in geval en in zoverre men er niet mee mocht instemmen. -iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiii Het verval van de CDU blijkt alleen al uit de figuren, die haar vertegenwoordigen'.' „Ik zie helemaal geen politie ke conceptie achter de CDU, nog niet eens één die ik kan aanvallen, omdat zij er hele maal geen heeft. Als dit de kie zers duidelijk wordt, zal een sterke dramatiek ontstaan, om dat een stervende draak verschrikkelijk om zich heen slaat." Böll vervolgt: „Als de CDU toch zal winnen, dan geloof ik dat de situatie in de Bondsre publiek steeds onrustiger wordt. Dan zie ik het donker in. Dan zal uitsluitend de demagogie heersen. Wat de radicaliteit be treft: ik vind het onjuist de linkse en rechtse radicalen op één lijn te stellen en beide even gevaarlijk te vinden." De rechtse radicalen acht Böll verreweg het gevaarlijkst in hun demagogie. Wat vindt hij als katholiek van de tegen woordige ontwikkelingen in de kerk? Wat de Duitse meningen betreft, heeft bijvoorbeeld de theologe Dorothee Sölle gezegd, dat de kerk politiek moet wor den. Böll: „Ik geloof, dat zij gelijk heeft. Politiek is de kerk na tuurlijk altijd al geweest in de ondubbelzinnige ondersteuning van het kapitalisme. Mevrouw Sölle bedoelt waarschijnlijk, dat de kerk gedwongen moet worden zich met politieke wer kelijkheden te bemoeien, die zij tot dusver heeft genegeerd; po litieke werkelijkheden in sa menhang met de hongerende wereld." Mevrouw Sölle heeft de ma nier waarop dit moet gebeuren niet geconcretiseerd. Böll: „Nee, maar ik denk, dat zij vooral een aanval bedoelt op het dogma dat de bestaande or de de natuurlijke orde is en van God gegeven. Deze opvat ting, die eigenlijk de rechtvaar diging is van het kapitalisme, leeft in Duitsland sterker dan welk ander religieus dogma ook." U bent een katholiek schrij ver... Böll: (breekt de vraag af) „Nee, ik ben schrijver en als zodanig wil ik beschouwd wor den. Of ik nu katholiek ben of niet, vind ik niet interessant. Deze aanduiding wijs ik bewust af, omdat zij in Duitsland misbruikt wordt. In Nederland zou ik hiertegen geen bezwaar hebben, omdat daar ontwikke lingen gaande zijn in de rooms-katholieke kerk. waar mee een schrijver zich kan identificeren. Ook de aandui ding christen is een stempel. Of ik christen ben, dat zien we bij het laatste oordeel nog wel, dan komen we elkaar misschien weer tegen." U strijdt nog steeds tegen ui tingen van het fascisme. Dat be perkt zich in uw werk tot Duitsland. Ziet u het fascisme als een typisch Duits probleem? Böll: „Nee, maar ik denk, dat het in zijn verschijningsvorm als nationaal-socialisme alleen in Duitsland mogelijk was. Dat komt door de levensbeschouwe lijke vaagheid, waartoe wij nei gen; door vermenging van ideeën, die niet te vermengen zijn. In zoverre was het natio naal-socialisme als fascistische uiting een Duitse specialiteit." „Maar het fascisme als geestelijke instelling is natuur lijk niet tot Duitsland beperkt Ik heb meer de indruk, dat me nig fascistische demon na de oorlog ergens anders weer is opgedoken. Specifiek voor het fascisme is het verketteren en demoniseren van andersdenken den. van mensen, die er anders uitzien, die anders eten, die 'an ders spreken." „Heel kenmerkend voor het fascisme is het versluieren van sociale problemen tot rassen problemen. Ik zie bijvoorbeeld het negerprobleem in Amerika als een bijna uitsluitend sociaal probleem. Ik ben ervan over tuigd, dèt het een sociaal pro bleem is. dat men mensen, die feitelijk onderdrukt worden, verklaart tot „Halbmenschen", tot smerige wezens, tot uit vaagsel. Dat is iets zeer fascistisch. Dat is voor mij*»het wezenlijke van het fascisme." En u gelooft. dat het fascistisch gevaar nog even groot is als vroeger? Böll: „Ja. Wat voor de Duitsers de Joden waren, zijn voor anderen de negers, de communisten, de socialisten. Alleen is het veel handiger ge daan, omdat het eigenlijke soci ale probleem steeds weer gene geerd wordt En omdat men het negeert, dus bijvoorbeeld de negers niet aan schoolopleiding, aan verkiezingen en aan de vooruitgang laat deelnemen, schept men bijna een werke lijkheid, die deze ideologie rechtvaardigt. Dat is het dui velse." Böll heeft al iets gezegd van het studentenprotest. Wil hij ons wat van de beweegredenen noemen? Böll: „Statistisch blijkt, dat 5e Nederlandse bisschoppen besloten in 1968 een onderzoek te doen instellen onder priesters en diakens naar hun opvat tingen over het ambtscelibaat. Een wijs besluit. De bisschoppen willen hun toekomstig beleid mede bepalen aan de hand van gegevens, aangedragen door modern sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Het is en niet voor de eerste keer een voorbeeld voor andere kerkelijke beleidsinstanties. Het instituut voor toege paste sociologie in Nijme gen stond voor een lastige opgave. Het is moeilijk over een zo gevoelig onderwerp op betrouwbare wijze gege vens te verzamelen. Opvat tingen over het ambtsceli baat zullen waarschijnlijk samenhangen met grotere complexen zoals die over het priesterschap zelf. over de kerk en over de geloof waardigheden die in de kerk worden beleden. Het verslag, in vier delen, is gereed en verdient onze compli menten. Met groot vak manschap is het onderzoek ver richt en het rapport is helder geschreven. Opvallend is de volstrekte openheid. De kritisch ingestelde collega-vakman kan vrijwel alle bewerkingen uit de bijlagen op de voet volgen. (Het onderzoek gaat over alle (meer dan 7.000) Nederlandse priesters, inclusief 125 priesterstudenten en 185 in Ne derland verblijvende missiona rissen. De schriftelijke enquête heeft grote beperkingen. Ze worden in het rapport niet ver bloemd. De onderzoekers heb ben zeer relevant materiaal over het ambtscelibaat bijeen gebracht. De medewerking van de priesters was zeer groot: 83 pet. van de priesters (totaal 7.381) beantwoordde de vragen. Dit uitzonderlijk hoge percenta ge wijst op de actualiteit van het probleem. Het blijkt dat over vrijwel alle vragen de meningen sterk verdeeld zijn. Dit gebrek aan eensgezindheid weerspiegelt de kerk-in-verandering. Het meest opvallend is de invloed van de leeftijd. Rustende priesters ge ven de meest traditionele ant woorden, priesters in functie nemen een tussenpositie in, priesterstudenten antwoorden het minst traditioneel. De houding van de geestelij ken tegenover de ontkoppeling priesterschap en celibaat wordt genuanceerd weergegeven. De celibaatswet in de huidige vorm wordt door driekwart van de ondervraagden minder of meer radicaal afgewezen. Slechts 5 pet. kan zich mmet de huidige celibaatswet verenigen, 20 pet. wil nog aan de celi- baatsplicht vasthouden, maar met beperkingen. Deze cijfers bewijzen hoe dringend het celibaat om be leidsbeslissingen vraagt. De en cycliek Sacerdotalis coelibatum vindt slechts bij een/vijfde van de priesters instemming, het meest bij rustende priesters, het minst bij priesterstudenten. Inzake het beleid vraagt de helft uitdrukkelijk om een principiële stellingname waarin ambt en celibaat ontkoppeld worden. Niet dat de priesters het celibaat zelf weinig zinvol vinden, want 84 pet. van de priesters vindt het celibaat zin vol of wenselijk; 29 pet. bestempelt het als een onnodige en zelfs nadelige instelling. En de waarden waarop de priesters hun oordeel doen rusten? Een grote meerderheid kent het celibaat als element in de religieuze levensstaat een positieve functie toe. Zeer velen vinden, dat het celibaat de beschikbaarheid van de priester bevordert. De betekenis van het celibaat voor de persoonlijke navolging van Christus blijkt minder dan de helft van de priesters aan te spreken. De helft meent, dat het celibaat aan hun levensgeluk veel af breuk doet. De onderzoekers slagen er in een aantal belangrijke en goede indicaties te vinden over de meer persoonlijke kant van het celibaat. Als nadelen werden genoemd: gemis aan gevoelsre laties, gebrek aan geborgenheid, verarming van de persoon en de dreiging van een eenzijdige belangstelling. De sexualiteit in engere zin wordt slechts door weini gen als nadeel genoemd. Onge veer een/vijfde deel van de priesters lijdt onder het celi baat; 13 pet. van alle missiona rissen en ruim 20 pet. van de priesters hebben ooit serieus overwogen het celibaat op te geven. Het aantal priesters dal uittreedt is derhalve maar een zeer gering deel van een veel grotere groep die met die ge dachten rondloopt. Er is dus een duidelijke pastorale taak onder «een groot aantal pastores. Kan men hen hulp bieden zonder de kerkstructuur zelf aan de orde te stellen? De opvattingen over de gestalte van de kerk en over het ambt dat er in functioneert, vormen het boeiendste deel van het verslag. De traditionele ka tholieke kerk werd gekenmerkt als hiërarchisch, belerend, on veranderlijk. universeel norme rend en belast met exclusieve waarheidsinterpretatie. In deze kerk fungeerde een passend priesterschap. De priester was gezagsdrager, sacrale bemidde laar van eeuwige waarden, ex clusieve bedienaar der riten, uitlegger der waarheid en vraagbaak voor en bewaker van de ethische leefregels. Dit priesterschap kenmerkte zich door afstand, apartheid en onthechting. Binnen deze reeks eigenschappen van het priesterschap paste het celibaat uitstekend. Het accentueerde en bevestigde de sacrale verheven heid. Dit traditionele kerkideaal en ambtsideaal wordt thans tot op zijn fundamenten ter discus sie gesteld, niet het minst gesti muleerd door ontwikkelingen in de moderne maatschappij. Het onderzoek toont duidelijk aan. dat ook op dit punt onder de clerus een grote diversiteit van meningen heerst en dat er een grotere variëteit van hou dingen tevenover het kerkide- aan bestaat dan in discussies wordt gesuggereerd. Het is niet simpel progressief en conserva tief. Die diversiteit gaat samen met opvattingen over de inhoud van het priesterambt, te weten: nadruk op de sacramentele ere dienst en toekomstig eeuwig le ven (het cultische); minder na druk op toekomstig leven (ge matigd cultisch; een tussen groep: accent op waarden in dit aardse leven, die verbetering van betrekkingen tussen Prof. G. Boekestijn belicht uitkomst van onderzoek mensen bevorderen (het getui gende), èn leniging van concrete noden (het zorgende). De samenhang tussen opvat tingen over het celibaat en de kerk- en priesteridealen blijkt zeer groot te zijn. Problemen rond het celibaat moeten wor den bezien in het geheel van de zich wijzigende opvattingen over kerk, ambt en geloof. Het rumoer "is een uiting van een veel breder proces van veran deringen in de Nederlandse kerk. Het betekent dat het kerke lijke beleid in zijn beslissingen zal moeten afgaan op funda mentele vragen van het present stellen van de kerk in de we reld. De vragen rondom het ce libaat kunnen niet worden op gelost zonder bet kerk-zijn zelf in veel bredere zin onder de loep te nemen. Het achtste hoofdstuk van het rapport noemt het celibaat brandpunt en toetssteen van kerkelijke vernieuwing en stelt dat de discussie geen secundair of incidenteel probleem voor de kerk is. maar exponent van we zenlijk verschillende visie op kerk en ambt. Deze stelling lijkt mij ondui- Prof. dr. C. Boekestijn (1925) Is sinds 1967 hoogleraar in de sociale psychologie aan de Vrije Univer siteit, waar hij in 1961 cum laude promoveerde. Hij was al sinds 1957 aan de V.U. verbonden, achtereen volgens als assistent, wetenschap pelijk ambtenaar en van 1963 tot september '67 als lector. delijk. Tegen de achtergrond van de vragen rond de present-stelling van de kerk in de huidige wereld zijn de vra gen rondom het ambtscelibaat wél secundair en incidenteel. Vrijwel elk ander onderdeel van de kerkelijke organisatie en kerkelijke leer kan op de zelfde wijze aan de orde wor den gesteld. Elk onderdeel kan dan gelden als toetssteen voor kerkelijke vernieuwing. Dit zit mij dwars om de oecu menische consequenties. Pro testantse kerken zouden aan dit belangrijke rapport voorbij kunnen gaan met de opmer king, dat zij het ambtscelibaat niet kennen. Men zou dit moe ten betreuren omdat de funda mentele achtergrond die met dit celibaat wordt verhonden deze kerken op vrijwel elk onderdeel van hun kerk-zijn wel raakt. Niet alleen de Nederlandse bisschoppen maar ook andere Nederlandse kerken zijn bij de ze vragen betrokken. Het is te hopen, dat zij er niet op zullen reageren met secundaire en in cidentele beleidsbeslissingen. zeven procent van de studenten uit arbeidersmilieus komt. Hoogstens. En voorzover ik in mijn eigen kennissenkring kan waarnemen, is het bijna onmo gelijk dat een kind uit een ar beidersmilieu zich handhaaft bij het hoger onderwijs, omdat het thuis moeilijkheden krijgt." „Dat is een wanhopig pro bleem. dat eigenlijk alleen door socialisatie van alle onder wijsmogelijkheden kan worden opgelost. Daar zie ik een oor zaak van het protest." „De wens naar contact met de arbeidersklasse heeft bij de stu denten een grote rol gespeeld. Dit is echter mislukt door hun BIJLAGE VAN HET KWARTET De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad arrogante taalgebruik. In de ar rogantie van hun taalgebruik ligt ook de miskenning van het feit. dat het zeer moeilijk, bijna onmogelijk is, mensen, die ma terieel niet in nood verkeren, duidelijk te maken, dat de soci ale omstandigheden veranderd moeten worden." „Iemand, die het goed heeft, die geen honger heelt en ge noeg te eten, om die duidelijk te maken, dat het anders moet worden, dat het kapitalisme van zijn macht moet worden beroofd, dat is ongelooflijk moeilijk. Dan moet men zich de moeite getroosten ze in hun ei gen taal aan te spreken. Duide lijk maken, dat ze, laten we zeggen, „consumptieslaven" zijn". „Men kan hun duidelijk ma ken, dat ze in een vicieuze cir kel zitten. Dat men kopen en kopen moet om zelf' weer te mogen werken, dat is een absurditeit. En deze absurditeit is duidelijk te maken. Maar niet met abstracte sociologische analyses. Als de studenten daarin slagen, kunnen ze mis schien contact vinden." ..Als u goed luistert en kijkt, dan hebben ze allemaal een merkwaardige frustratie. Ze le ven in deze „consumptie-absur diteit", die ze niet kunnen door zien, maar die ze in een detail vaak ontdekken kunnen. Dat echter als geheel duidelijk te maken en tot bewustzijn te brengen, dat is moeilijk. „Met geweld moet je het niet proberen. Het is natuurlijk ook een behoorlijk gevaarlijk spel om deze absurditeit kapot te maken, want het is de motor van de moderne economie. Als je dat kapot maakt, stort de hele zaak in. Dat moet men zich wel bewust zijn." „Ik geloof, dat het heel moei lijk is, de mensen hiervan te doordringen. Kijk naar de uit zonderingen: zwervers, clo chards, communards, die rich van onze consumptieslavernij hebben losgemaakt. Wanneer wij allemaal clochards worden, stort de economie in. Goed, pri ma, maar dan moet men wel weten wat men doet. En of dat de voorstelling is van revolutie, die jonge mensen hebben, dèt weet ik niet...."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 15