Politie staat voor hervorming HET JONGENSUUR DEZE WEEK Gezegd ZATERDAO 11 MEI '1949 2 Dezer dagen heeft de regering haar voorstel tot herziening van de Politiewet het licht doen zien. Dat gebeurde in de vorm van een voorontwerp van wet met een memorie van toelichting, waarin de ministers van binnenlandse zaken en justitie hun denkbeelden hebben uiteengezet. De regering heeft hiermee haar belofte van eind 1967 ingelost (aanzienlijk eerder dan werd verwacht) en onsgehele politiebestel opnieuw aan de orde gesteld. Mr. F. Perrick, hoofdcommissaris van politie in Nijmegen, geeft op ons verzoek een uiteen zetting van de plannen van de regering en de ideeën van de politie-ambtenaren hierover. Hoofdcommissaris Perrick is deskundige op het gebied van de vernieuwing van het Nederlandse politiebestel. Onlangs schreef hij een pleitnota over dit onderwerp. Mr. F. Perrick, hoofdcommissa ris van politie in Nijmegen, de schrijver van nevenstaand artikel. De week van Pinksteren, met extra vrije dagen voor de school kinderen en de werkers bij het onderwijs, bracht de veilige te rugkeer van de Apollo-beman- nïng. Zij namen foto's mee van maan (op 15 km afstand) en aar de, zoals nog nooit waren geno men. Ook deze week de terugkeer (uit de VS) van premier De Jong en minister Luns met lan dingsrechten voor de KLM in Chicago en.... straks atoomon- derzeeSrs voor de marine? Het pinksterweekend» bete kende grote drukte op de wegen (zodat de minister schriftelijke vragen uit de Kamer moet beant woorden) met weer veel doden en minder buitenlanders, omdat Nederland nog duurder is gewor den. Deze week kwam het tot een ernstige uitbarsting van arbei ders en studenten in Argentinië. Zij wensen betere maatschappe lijke en sociale omstandigheden. Een sociale explosie deed zich eveneens voor 'in de Italiaanse provincie Caserta even ten noor den van Napels. In Praag ontwik kelt zich een nieuwe strijd om de macht In Nederland gaat het op het sociale front rustiger toe en is het ophouden van 26 cao's door minister Roolvink nieuws. Ook dat de televisie-aktie voor het Bekkers-monument (voorzienin gen voor het gehandicapte kind) zes miljoen gulden heeft opge bracht Ajax Is afgegaan in Madrid als finalist voor de Europa-cup. Dat is geen schande tegen een elftal als van AC Milan. Internationaal heeft Ajax voorlopig rust en mag de nieuwe landskampioen Feije* noord het gaan proberen. De eerste nieuwe haring Is in het land (met de Katwijk 74). Bij Terneuzen is de grootste water- fabriek van West-Europa geo pend. De week bracht ook een nieuwe, brede tunnel onder de Schelde in Antwerpen. In Hazerswoude werd een be jaard echtpaar laf overvallen en In Heerlen haalde men de kluis van een bank leeg (buit circa een half miljoen). Dat was een knap staaltje, want banken zijn, dachten we, voor 100 pet. bevei ligd. De allernieuwste spelling met „hij vind en zij prate" is een stapje dichterbij gekomen. Alleen weten we nog niet hoe de mi nister erover denkt. De nieuwe Rotterdamse bul- derbaan, waarvan een of ander ambtelijk rapport zou bestaan, heeft de Schiedamse raad een motie doen demonstreren met als Inhoud: we moeten kunnen blij ven leven (n Kethel en andere wijken. Graag ook zo'n motie van de Rotterdamse raad. Het gaat God om de wereld, om de toekomst van zijn Rijk. Maar binnen dit kader mag gesproken worden over de toe komst van de enkeling, die God met name heeft geroepen (Prof. dr. G C. van Niftrik) De Nederlandse dagblad-abon nementsprijzen zijn de laagste van West-Europa (mr. C. J. Hou- wert, voorzitter van de vereni ging de Nederlandse Dagblad- Om* huidige pofiti«situatie berust op het moei zoom be* vochten compromis, neergelegd In de Politiewet 1957. De voornaamste trekken doorvan zijn dat er geen nationale politie is evenmin als een centraal gezag over de politie, doch dat er twee soorten politie zijn; rijkspolitie op het platteland en gemeentelijke korpsen in gemeenten in be- De gemeentelijke korpsen va riëren van enige tientallen leden tot meer dan 2000 in Amster dam. Als een geografische toe valligheid over het land ver spreid zijn zij alle als het ware autonoom op hun gebied, al be staat de theoretische mogelijk heid tot verplichte samenwer king. Wat het gezag over de Politie betreft, wordt onderscheiden: Handhaving van de openbare orde, op welk gebied primair de Burgemeester het voor het zeg gen heeft en opsporing van strafbare feiten, onder verant woordelijkheid van de Justitie, primair de officier van justitie. Dit hier (zeer onvolledig) weer gegeven compromis ls in min der dan tien jaar tot een ana chronisme geworden en dat is door niemand duidelijker aan getoond dan door onze huidige regering zelf, die in de memo rie van toelichting op de be groting 1968 de feilen van het systeem onbarmhartig blootlegt. Als zodanig worden o.m. ge noemd: Trage besluitvorming tussen twee direct bij de politie be trokken ministeries van bin nenlandse zaken en justitie. Onmogelijkheid van een ge richt personeelsbeleid als gevolg van het grote aantal politiekorpsen. Tekortkomingen op het ge bied van organisatie en effi ciency, inherent aan te klei ne eenheden, Adoptatie van opbouw van 't politie-apparaat aan de maat schappelijke ontwikkeling wordt belemmerd door de vèr doorgevoerde scheiding in twee soorten politie en de verdeling van de gemeen tepolitie over verscheidene korpsen, mede in verband met de beperkte centrale be voegdheden. De bepalingen van de Poli tiewet zijn een obstakel voor nieuwe organisatievormen, waarom de toenemende ur- banisering vraagt. Verstoring, als gevolg van bevolkingstoeneming van het kwantitatieve evenwicht tussen Rijkspolitie en Ge meentepolitie. Deze feilen zijn voor de mi nisters aanleiding geweeBt de gehele politieproblematiek op nieuw in studie te nemen, waar bij zjj als richtlijn stelden, „dat zo enigszins mogelijk niet zou mogen worden afgeweken van de hoofdtrekken van het hui dige politiebesteL" Het vernietigend requisitoir van de regering over de Politie wet deed in en buiten het Par lement de vraag stellen, hoe het voorbehoud van handhaving van de hoofdtrekken daarvan, te rijmen was met de opgesomde bezwaren. De minister van justitie vol stond met te verklaren dat hij als hoofdtrekken ziet „het ge decentraliseerde karakter van de Politie zoals dat tot uitdruk king komt in het naast elkaar bestaan van rijkspolitie en een aantal korpsen van gemeente politie, alsmede in een spreiding over bestuur en justitie van het gezag over de politie." De vraag Tot het materieel van de Rotterdamse Rivierpolitie behoren niet alleen snelle „kruisers", maar ook opblaasbare reddingboten, zoals deze „dlngy", die ruimte en rantsoen heeft voor acht mensen. Het oefenen ermee vergt wel enige durf. zelf blijft dus actueel en kan thans aan de voorgestelde rege ling worden getoetst. Voor een grondige en kritische bespreking van het regerings voorstel is de tijd nog te kort, nog daargelaten de vraag of het ondergetekende als ambtenaar in dit stadium en op deze plaats zou passen. Wel kan het zin hebben enige hoofdtrekken van het voorstel te releveren en deze te toetsen aan in de kring van de politie leven de inzichten. Daartoe is des te meer aanleiding nu het Lande lijk Contact van Hoofdcommis sarissen en Commissarissen van gemeentepolitie in Nederland, het orgaan waarin een belang rijk deel van de Nederlandse politiechefs zijn feitelijk func tioneel verband vindt, zijn „Be schouwingen inzake de organi satie van de politie" het licht heeft doen zien. Dit laatste is geen uitgewerkt wetsvoorstel doch geeft toch wel een aantal grondgedachten weer, die de verdienste hebben uit de behoeften van de politiepraktijk te zijn geboren. Beide zeggen uit te gaan van de wezenstrekken van het hui dige politiebestel, al valt daar voor de politiechefs niet het be houd van het korps Rijkspolitie naast gemeentelijke korpsen on der. Beide gaan uit van de door de regering gesignaleerde pro blematiek, gelegen in de inter- communalisering en internatio nalisering van de misdaad en van het verkeer enerzijds en de technische ontwikkeling, de ur banisatie en de daarmee ver band houdende behoefte aan nieuwe bestuursvormen ander zijds. Beide verwerpen de gedach te van een gecentraliseerde, na tionale politie en zoeken de op lossing van de aan de schaal vergroting verbonden problemen in een regionalisering van de politiekorpsen. Beide zoeken voor het beheer van de regionale korpsen naar nieuwe bestuursvormen, ook al ginsel met meer dan 25.000 inwoners. Het landelijk Korps Rijkspolitie staat onder beheer van de minister van justitie, de gemeentelijke korpsen onder direct beheer van de bur gemeester en meer verwijderd beheer van de minister van binnenlandse zaken, dit laatste o.m. via centrale beheers regelingen. van in totaal 126 gemeenten, zal worden gereduceerd. In de overige gemeenten wordt dienst gedaan door het Korps Rijks politie dat zijn bevolkingsareaal vergroot ziet met ruim een half miljoen inwoners, waaronder thans ook enige gemeenten, die steeds gemeentepolitie hebben gekend. In deze opzet komen er dus politiekorpsen voor afzonder lijke gemeenten (in totaal nog maar 13) en voor groepen van gemeenten waar de bevolking politieel uit een oogpunt van ordehandhaving, criminaliteits bestrijding of verkeerstaak dui delijke samenhang vertoont. Als minimum sterkte wordt die van rond 90 man, corresponderend met een inwonertal van 60.000, aanvaard. In het voorstel van de politie chefs wordt gekozen voor één soort politie, te weten regionale politie, waarin rijks- en ge meentepolitie zouden moeten opgaan, behoudens dat voor zeer speciale taken de mogelijkheid tot formering van een inter regionaal of landelijk orgaan wordt opengelaten. Voor een doelmatige uitoefe ning van de politiefunctie wordt naar hun voorlopig oordeel een minimum sterkte van 400 500 man per regionaal korps nood zakelijk geacht, wat tot vorming van een totaal van maximaal 40 korpsen zou moeten leiden. Beheer Wat betreft het beheer hand haaft het regeringsvoorstel in grote lijnen de bestaande toe stand, voor wat betreft rijks- en gemeentepolitie. Algemene leiding, organisatie en beheer berusten voor het Korps Rijks politie bij de minister van justitie en voor korpsen voor één gemeente bij de burge meester. Voor wat gemeentelijke korp sen voor een groep van ge meenten betreft, komt deze taak te liggen bij een nieuwe figuur te weten het dagelijks bestuur van de kring, bestaande uit de burgemeesters van de gemeen ten. die in de kring zijn ver enigd met als voorzitter de is de uitwerking niet geheel identiek. Beide willen het gezag laten waar het thans primair ligt nJ. voor wat de openbare orde be treft bij de Burgemeester, voor de justitiële politietaak bij de Justitie. Beide - om het hierbij te la ten - streven naar een eenvou diger regeling van de bijstands verlening. Even evident als de overeen stemming in de wederzijdse uit gangspunten zijn de verschillen in de uitwerking daarvan. De voornaamste daarvan laten zich het best groeperen naar de on derwerpen: organisatie, beheer en gezag. Organisatie In het regeringsvoorstel wordt rijkspolitie naast gemeentepoli tie gehandhaafd met dien ver stande, dat het aantal gemeen telijke korpsen (thans 127) tot 45 korpsen, ten dienste staande Een bekende verschijning op de Nederlandse „autobanen" is een witte Porsche van de Rijkspolitie. burgemeester van de gemeente, waarin de kring is gevestigd. De taken en bevoegdheden die normaal t.a.v. een Korps ge meentepolitie toekomen aan de raad worden hier toevertrouwd aan een kringraad, volgens een bepaalde formule aangewezen door en uit de betrokken ge meenteraden. Nieuw is de bepaling, dat ook de officieren van gemeente politie in dienst zijn van het Rijk en door de Kroon worden benoemd en ontslagen op voor dracht van de minister van binnenlandse zaken, die hen ook indeelt en plaatst Dit wordt met het oog op een efficiënte doorstroming van dit personeel noodzakelijk geacht. Nieuw is eveneens, dat de mi nister van binnenlandse zaken reeds degene die sterkte en rangindeling in de gemeente lijke korpsen vaststelt thans ook kan aangeven aan welke eisen de organisatie van een gemeentelijk korps moet vol doen. Ook meer algemeen krij gen in het wetsontwerp de samenwerking tussen en de coördinatie van de werkzaam heid van de korpsen zowel op het stuk van het verkeer als van de recherche meer nadruk. Stafbureaus In het voorstel van de politie chefs, dat alleen regionale po litie kent, wordt de algemene leiding (bedoeld zal zijn beheer) toebedacht aan een regionale politie commissie, bestaande uit de burgemeesters van alle ge meenten uit de regio, die zich daarbij bedient van de hoofd commissaris van politie, die leiding geeft aan de politie in de regio en daartoe over een aantal stafbureaus (b.v. voor openbare orde, verkeer, crimi naliteit, etc.) moet beschikken. Uit deze commissie wordt een dagelijks bestuur geformeerd. De mogelijkheid om deze com missie een bredere samenstel ling te geven (ook hier heeft men vermoedelijk aan raads leden gedacht) wordt uitdrukke lijk opengelaten. De benoeming enz. van hoofd commissarissen en commissa rissen van politie zou dienen te geschieden door de kroon, die van de overige ambtenaren door de voorzitter van de regionale politie commissie op voordracht van de hoofdcommissaris, die ook zorgt voor indeling en plaatsing van de regionale po litieambtenaar. De politiechef? dringen erop aan, de beheerstaak van de centrale overheid uit te breiden allereerst door een aantal be heersregelingen niet meer facul tatief doch imperatief in de wet op te nemen en bovendien door het mogelijk maken van lande lijke voorzieningen dit laatste komt tevens in het regerings voorstel voor in verband waarmee ook wordt gepleit voor In onze badplaatsen is het beeld niet compleet zonder de politieruiter; misschien Is hij wel de populairste „Oom-agent", zeker wanneer hij in zijn zorg voor kin deren menige ouder ten voorbeeld Is. -#■ Als concurrent van de moderne techniek is de speurhond nog altijd een belangrijke schakel in het politiewerk. Deze Berlijnse herdershond kan ook dan op de stem van zijn baas reageren, wan neer deze ver uit de buurt is. Dat gebeurt via de apparatuur (met luidspreker) die het dier op zijn rug draagt. de creatie van een aantal bu reaus op dit departement voor planning, research, studie, voor lichting, coördinatie en overleg op politiegebied. Als logische consequentie van de keuze voor één soort politie wensen de politiechefs de ver antwoordelijkheid van het Rijk voor de politie anders dan het regeringsvoorstel doet, in han den van één minister gelegd zien. Gezag Opmerkelijk is dat in het re geringsvoorstel de tot op heden gebruikelijke verdeelsleutel, tw. handhaving der openbare orde enerzijds (een zaak van het be stuur) en opsporing van straf bare feiten en ten uitvoerleg ging van strafvonnissen ander zijds (Justitie) niet meer zo uit drukkelijk wordt gesteld, al lijkt de bedoeling dezelfde. Wel blijft de burgemeester voor de handhaving van de openbare orde optreden als hoofd van de (onverschillig wel ke) politie ter plaatse. Nieuw is de bepaling dat, zo ver niet bij of krachtens de wet anders is bepaald, de Korpsen van Gemeentepolitie staan on der de bevelen van de betrok ken „besturende organen" (d.w.z. in gemeenten met een zelfstan dig korps de burgemeester en in gemeentekringen het dage- lijk bestuur van de kringraad) en de rijkspolitie onder die van de minister van justitie. Ook voor de politiechefs staat het buiten twijfel dat de bur gemeester hoofd moet blijven van de politie. Zij voegen er wel twee wensen aan toe. Aller eerst dat de verhouding tussen burgemeester, openbaar ministe rie en hoofdcommissaris van po litie wettelijk wordt geregeld en vervolgens dat de minister (be doeld zal wel zijn: van binnen landse zaken) bevoegd wordt verklaard tot het geven van aanwijzingen met betrekking tot de handhaving van de openbare orde als deze van landelijke aard is. Meerderheid Hiermede hoop ik de hoofd trekken te hebben weergegeven' van twee standpunten. Het standpunt van het lande-, lijk contact van hoofdcommis sarissen en commissarissen van politie is een meerderheidsstand punt, waarbij ook de voorstan ders van één nationale politie in die kring zich hebben aan gesloten. Wanneer zij daarvoor kiezen, wil dit niet zeggen dat zij een concentratie van macht bij een centraal orgaan voorstaan doch wel dat zij kiezen voor een een heidsconceptie, die, via de bur gemeester als schakelfiguur, in organisatie en functionering nauw verbonden is aan gemeen te en plaatselijk bestuur en waarbij duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen, waar no dig en dus niet uitsluitend, cen traal beheer enerzijds en een gedecentraliseerde uitoefening van de politietaak, onder gezag, waar mogelijk van plaatselijke en regionale gezagsinstanties, anderzijds. Het standpunt van deze laat- sten is in het bovenstaande niet aan bod gekomen. Hun aanhang in politiekring is intussen niet te onderschatten. Bij een on langs gepubliceerde enquête on der de hogere politieambtenaren in ons land bleek 56% te op teren voor grotere eenheden en niet minder dan 46,5 voor één landelijk politieapparaat. Ook wanneer men kiest voor het regeringsvoorstel, dat het meest op de huidige situatie aansluit, staat de politie in ons land aan de vooravond van in grijpende hervormingen. -#■ Andreas Burnier. Naar aanleiding van Andreas Burnier, HET JONGENSUUR, uitg. Em. Querido's Uitgeverij NV, Amsterdam, 104 blz. 8.90. Deze kleine roman bevat jeugdherinneringen urt de oorlogsjaren. De zes hoofd stukken lopen achterstevoren: van 1945 tot 1940, een jaar voor elk kapittel. Het boek eindigt met een Voorbericht. Ik ben dan ook zo vrij geweest met dat voorbericht te begin nen (een lugubere nocturne) en het verhaal als het ware op Joodse wijze, van achteren naar voren te lezen en dus in tijdsvolgorde. De schrijfster kijkt terug en komt zo tot haar kreeftengang, maar de lezer wil een proces volgen. Dat proces is tweeledig: de groei van het Joodse meisje Simo ne en de voortgang van de oorlog, met de steeds minder houdbaar wordende situatie voor de Joden. Dit laatste maakt noodzakelijk dat Simone onderduikt: eerst bij een accountantsfamilie In Lichtstad (waarbij men natuurlijk aan Eind hoven denkt); dan In een socia listisch gezin wonend in een oud provinciestadje. aangeduid met Muurstad; vervolgens In het streng gereformeerde Veendorp; het vol gend jaar in Zanddorp, dat bevrijd wordt (1944) en waarbij men aan Brabant denkt. Ten slotte, in het eerste hoofdstuk. opnieuw Lichtstad. Elk jaar een ander milieu voor een Anne Frank die de oorlog zal overleven, zoals ook haar ouders doen. Het is ook een intelligente en uitermate leergierige Anne Frank, die als kind in Eindhoven bij ontwikkelde mensen „de geur van Intellectuele nj9t" (79) heeft opgesnoven. Die geur vindt ze niet meer te rug, niet bij de socialistische fami lie en wel allerminst in het koude en keiharde Veendorp met zijn me lancholieke natuur (50) en zijn vij andschap tegen levensvreugde en cultuur. De hereniging van Simone met haar ouders openbaart onder linge vervreemding en opent een horizon van verbijstering om wat er met de Joodse families is ge beurd. Vervolgens is er de bijzondere complicatie, dat Simone zich een iongen voelt, maar fysiek een meisje is. als een meisje rijp wordt en weet dat daaraan met geen ma gische bezweringen Iets te verhel- oen valt. Hier krijgt de lezer te maken met een bijzondere, persoonlijke tragiek, die des te meer Indruk maakt omdat alles met grote so berheid wordt verteld. En zo ko men we vanzelf tot de niet geringe literaire kwaliteiten van dit boek. Die bestaan voor mij In de eerste plaats in de aanzienlijke zelfbeper king. In de jaren twintig was er een rage dat schrijvers hun |eugd ro mantiseerden. Het was voordien incidenteel al begonnen met De kleine Johannes van F. van Eeden, De kleine republiek van L. van Deyssel en Het Jongetje van Henri Borel. Later kwamen Jobje van G. Schrijver en Merljntje Gijzen van A. M. de Jong, gevolgd door Bart|e van Anne de Vries en na de oor log door Het kind Hans van Koos van Doorne. Deze auteurs ondervonden hoe moeilijk het is over de eigen leugd zonder zelfvertederlng te schrij ven. Bij Andreas Burnier ontbreekt hiervan leder spoor. De toon 16 zakelijk en soms hard en er Is een eeriiikheid die niets opsmukt. Ook die eerlijkheid wordt hier een letterkundlqe kwaliteit. Ik denk hier b.v. aan de b!adzl|den 47 en 48, waar de schrilfster zich af vraagt of ze als twaalfjarig mels|e dankbaar Is geweest tegenover de arme. streng-calvlnlstlsche boeren familie die haar heeft verborgen en gevoed. „Ze riskeerden hun leven, voor niets, en zeker niet voor geld, want het was ondenkbaar dat° ze iets anders zouden doen dan hun armoede met mij delen. Mijn begrip en dankbaarheid, voor zo ver aanwezig, was gemengd met verachting en afschuw" (48). Die afschuw gold de levensvij andigheid die hier een stuk van het geloof was, en de verachting betrof de aan het animale grenzen de manier van leven die hier mo del werd gesteld. Hoe kan de aanduiding van een ambivalente houding tot een lite raire kwaliteit worden? Door de eerlijkheid waarmee een feitelijke stand van zaken wordt beschre ven, met bijna wetenschappelijke objectiviteit. Het ethische waar- de-oordeel komt alleen vragender wijs ter sprake. De schrijfster verwart haar op vattingen van nu niet met de in drukken van het twaalflarlge meisje toen. Men leert pas wat dankbaarheid is als men veel on dankbaarheid heeft ontmoet: dank baarheid Is in de eerste plaats neen zaak voor kinderen. Het moderne proza (een bepaal de stroming tenminste) excelleert in de beknoptheid, waarbü alleen het essentiële wordt gezegd. Al het lyrische en elegische Is onder gedoken. Er wordt een hogere in telligentie bij de lezer veron dersteld dan vroeger. Wat geschil derd wordt zijn situaties, geen processen. Deze manier van schrijven nadert de antieke vertel trant. als men bij deze laatste het mythologische wegdenkt. Maar de titel verraadt al dat het hoofdthema is het conflict tussen het een meisje zijn en zich een jongen voelen. Hierover wordt niet dramatisch gedaan, maar wie een beetle tussen de regels kan door lezen, voelt de pijn van dit con flict. De antropologie benadert de mens van bulten, de psychologie probeert de menselijke geest In kaart te brengen, maar de litera tuur tekent de mens als llchame- lijk-geestelijk complex van binnen uit. Wat. wie Is de mens. hoe kun nen mensen zijn. wat zijn hun drijf veren. hun ervaringen, stemmin gen? Tot meer begrip hiervan le vert de moderne literatuur een bij drage. Het getekende beeld Is niet al tijd welkom, zelden vleiend, meer dan eens schrikverwekkend. De taak van de literatuur Is onthulling. Geeft ze meer dan dat, dan is dat meegenomen, een zeldzaamheid, een genade. DR. C. RIJNSDORP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 14