Politie staat voor hervorming
HET JONGENSUUR
DEZE
WEEK
Gezegd
ZATERDAO 11 MEI '1949
2
Dezer dagen heeft de regering haar voorstel tot
herziening van de Politiewet het licht doen zien. Dat
gebeurde in de vorm van een voorontwerp van wet
met een memorie van toelichting, waarin de ministers
van binnenlandse zaken en justitie hun denkbeelden
hebben uiteengezet. De regering heeft hiermee haar
belofte van eind 1967 ingelost (aanzienlijk eerder dan
werd verwacht) en onsgehele politiebestel opnieuw aan
de orde gesteld. Mr. F. Perrick, hoofdcommissaris van
politie in Nijmegen, geeft op ons verzoek een uiteen
zetting van de plannen van de regering en de ideeën
van de politie-ambtenaren hierover. Hoofdcommissaris
Perrick is deskundige op het gebied van de vernieuwing
van het Nederlandse politiebestel. Onlangs schreef hij
een pleitnota over dit onderwerp.
Mr. F. Perrick, hoofdcommissa
ris van politie in Nijmegen, de
schrijver van nevenstaand artikel.
De week van Pinksteren, met
extra vrije dagen voor de school
kinderen en de werkers bij het
onderwijs, bracht de veilige te
rugkeer van de Apollo-beman-
nïng. Zij namen foto's mee van
maan (op 15 km afstand) en aar
de, zoals nog nooit waren geno
men.
Ook deze week de terugkeer
(uit de VS) van premier De Jong
en minister Luns met lan
dingsrechten voor de KLM in
Chicago en.... straks atoomon-
derzeeSrs voor de marine?
Het pinksterweekend» bete
kende grote drukte op de wegen
(zodat de minister schriftelijke
vragen uit de Kamer moet beant
woorden) met weer veel doden
en minder buitenlanders, omdat
Nederland nog duurder is gewor
den.
Deze week kwam het tot een
ernstige uitbarsting van arbei
ders en studenten in Argentinië.
Zij wensen betere maatschappe
lijke en sociale omstandigheden.
Een sociale explosie deed zich
eveneens voor 'in de Italiaanse
provincie Caserta even ten noor
den van Napels. In Praag ontwik
kelt zich een nieuwe strijd om de
macht
In Nederland gaat het op het
sociale front rustiger toe en is
het ophouden van 26 cao's door
minister Roolvink nieuws. Ook
dat de televisie-aktie voor het
Bekkers-monument (voorzienin
gen voor het gehandicapte kind)
zes miljoen gulden heeft opge
bracht
Ajax Is afgegaan in Madrid als
finalist voor de Europa-cup. Dat
is geen schande tegen een elftal
als van AC Milan. Internationaal
heeft Ajax voorlopig rust en mag
de nieuwe landskampioen Feije*
noord het gaan proberen.
De eerste nieuwe haring Is in
het land (met de Katwijk 74). Bij
Terneuzen is de grootste water-
fabriek van West-Europa geo
pend. De week bracht ook een
nieuwe, brede tunnel onder de
Schelde in Antwerpen.
In Hazerswoude werd een be
jaard echtpaar laf overvallen en
In Heerlen haalde men de kluis
van een bank leeg (buit circa
een half miljoen). Dat was een
knap staaltje, want banken zijn,
dachten we, voor 100 pet. bevei
ligd.
De allernieuwste spelling met
„hij vind en zij prate" is een
stapje dichterbij gekomen. Alleen
weten we nog niet hoe de mi
nister erover denkt.
De nieuwe Rotterdamse bul-
derbaan, waarvan een of ander
ambtelijk rapport zou bestaan,
heeft de Schiedamse raad een
motie doen demonstreren met als
Inhoud: we moeten kunnen blij
ven leven (n Kethel en andere
wijken. Graag ook zo'n motie
van de Rotterdamse raad.
Het gaat God om de wereld,
om de toekomst van zijn Rijk.
Maar binnen dit kader mag
gesproken worden over de toe
komst van de enkeling, die God
met name heeft geroepen (Prof.
dr. G C. van Niftrik)
De Nederlandse dagblad-abon
nementsprijzen zijn de laagste
van West-Europa (mr. C. J. Hou-
wert, voorzitter van de vereni
ging de Nederlandse Dagblad-
Om* huidige pofiti«situatie berust op het moei zoom be*
vochten compromis, neergelegd In de Politiewet 1957. De
voornaamste trekken doorvan zijn dat er geen nationale
politie is evenmin als een centraal gezag over de politie,
doch dat er twee soorten politie zijn; rijkspolitie op het
platteland en gemeentelijke korpsen in gemeenten in be-
De gemeentelijke korpsen va
riëren van enige tientallen leden
tot meer dan 2000 in Amster
dam. Als een geografische toe
valligheid over het land ver
spreid zijn zij alle als het ware
autonoom op hun gebied, al be
staat de theoretische mogelijk
heid tot verplichte samenwer
king.
Wat het gezag over de Politie
betreft, wordt onderscheiden:
Handhaving van de openbare
orde, op welk gebied primair de
Burgemeester het voor het zeg
gen heeft en opsporing van
strafbare feiten, onder verant
woordelijkheid van de Justitie,
primair de officier van justitie.
Dit hier (zeer onvolledig) weer
gegeven compromis ls in min
der dan tien jaar tot een ana
chronisme geworden en dat is
door niemand duidelijker aan
getoond dan door onze huidige
regering zelf, die in de memo
rie van toelichting op de be
groting 1968 de feilen van het
systeem onbarmhartig blootlegt.
Als zodanig worden o.m. ge
noemd:
Trage besluitvorming tussen
twee direct bij de politie be
trokken ministeries van bin
nenlandse zaken en justitie.
Onmogelijkheid van een ge
richt personeelsbeleid als
gevolg van het grote aantal
politiekorpsen.
Tekortkomingen op het ge
bied van organisatie en effi
ciency, inherent aan te klei
ne eenheden,
Adoptatie van opbouw van 't
politie-apparaat aan de maat
schappelijke ontwikkeling
wordt belemmerd door de
vèr doorgevoerde scheiding
in twee soorten politie en
de verdeling van de gemeen
tepolitie over verscheidene
korpsen, mede in verband
met de beperkte centrale be
voegdheden.
De bepalingen van de Poli
tiewet zijn een obstakel voor
nieuwe organisatievormen,
waarom de toenemende ur-
banisering vraagt.
Verstoring, als gevolg van
bevolkingstoeneming van
het kwantitatieve evenwicht
tussen Rijkspolitie en Ge
meentepolitie.
Deze feilen zijn voor de mi
nisters aanleiding geweeBt de
gehele politieproblematiek op
nieuw in studie te nemen, waar
bij zjj als richtlijn stelden, „dat
zo enigszins mogelijk niet zou
mogen worden afgeweken van
de hoofdtrekken van het hui
dige politiebesteL"
Het vernietigend requisitoir
van de regering over de Politie
wet deed in en buiten het Par
lement de vraag stellen, hoe het
voorbehoud van handhaving van
de hoofdtrekken daarvan, te
rijmen was met de opgesomde
bezwaren.
De minister van justitie vol
stond met te verklaren dat hij
als hoofdtrekken ziet „het ge
decentraliseerde karakter van
de Politie zoals dat tot uitdruk
king komt in het naast elkaar
bestaan van rijkspolitie en een
aantal korpsen van gemeente
politie, alsmede in een spreiding
over bestuur en justitie van het
gezag over de politie." De vraag
Tot het materieel van de Rotterdamse Rivierpolitie behoren niet
alleen snelle „kruisers", maar ook opblaasbare reddingboten, zoals deze
„dlngy", die ruimte en rantsoen heeft voor acht mensen. Het oefenen
ermee vergt wel enige durf.
zelf blijft dus actueel en kan
thans aan de voorgestelde rege
ling worden getoetst.
Voor een grondige en kritische
bespreking van het regerings
voorstel is de tijd nog te kort,
nog daargelaten de vraag of het
ondergetekende als ambtenaar
in dit stadium en op deze plaats
zou passen.
Wel kan het zin hebben enige
hoofdtrekken van het voorstel te
releveren en deze te toetsen aan
in de kring van de politie leven
de inzichten. Daartoe is des te
meer aanleiding nu het Lande
lijk Contact van Hoofdcommis
sarissen en Commissarissen van
gemeentepolitie in Nederland,
het orgaan waarin een belang
rijk deel van de Nederlandse
politiechefs zijn feitelijk func
tioneel verband vindt, zijn „Be
schouwingen inzake de organi
satie van de politie" het licht
heeft doen zien.
Dit laatste is geen uitgewerkt
wetsvoorstel doch geeft toch wel
een aantal grondgedachten weer,
die de verdienste hebben uit de
behoeften van de politiepraktijk
te zijn geboren.
Beide zeggen uit te gaan van
de wezenstrekken van het hui
dige politiebestel, al valt daar
voor de politiechefs niet het be
houd van het korps Rijkspolitie
naast gemeentelijke korpsen on
der.
Beide gaan uit van de door
de regering gesignaleerde pro
blematiek, gelegen in de inter-
communalisering en internatio
nalisering van de misdaad en
van het verkeer enerzijds en de
technische ontwikkeling, de ur
banisatie en de daarmee ver
band houdende behoefte aan
nieuwe bestuursvormen ander
zijds.
Beide verwerpen de gedach
te van een gecentraliseerde, na
tionale politie en zoeken de op
lossing van de aan de schaal
vergroting verbonden problemen
in een regionalisering van de
politiekorpsen.
Beide zoeken voor het beheer
van de regionale korpsen naar
nieuwe bestuursvormen, ook al
ginsel met meer dan 25.000 inwoners. Het landelijk Korps
Rijkspolitie staat onder beheer van de minister van justitie,
de gemeentelijke korpsen onder direct beheer van de bur
gemeester en meer verwijderd beheer van de minister van
binnenlandse zaken, dit laatste o.m. via centrale beheers
regelingen.
van in totaal 126 gemeenten,
zal worden gereduceerd. In de
overige gemeenten wordt dienst
gedaan door het Korps Rijks
politie dat zijn bevolkingsareaal
vergroot ziet met ruim een half
miljoen inwoners, waaronder
thans ook enige gemeenten, die
steeds gemeentepolitie hebben
gekend.
In deze opzet komen er dus
politiekorpsen voor afzonder
lijke gemeenten (in totaal nog
maar 13) en voor groepen van
gemeenten waar de bevolking
politieel uit een oogpunt van
ordehandhaving, criminaliteits
bestrijding of verkeerstaak dui
delijke samenhang vertoont. Als
minimum sterkte wordt die van
rond 90 man, corresponderend
met een inwonertal van 60.000,
aanvaard.
In het voorstel van de politie
chefs wordt gekozen voor één
soort politie, te weten regionale
politie, waarin rijks- en ge
meentepolitie zouden moeten
opgaan, behoudens dat voor zeer
speciale taken de mogelijkheid
tot formering van een inter
regionaal of landelijk orgaan
wordt opengelaten.
Voor een doelmatige uitoefe
ning van de politiefunctie wordt
naar hun voorlopig oordeel een
minimum sterkte van 400 500
man per regionaal korps nood
zakelijk geacht, wat tot vorming
van een totaal van maximaal 40
korpsen zou moeten leiden.
Beheer
Wat betreft het beheer hand
haaft het regeringsvoorstel in
grote lijnen de bestaande toe
stand, voor wat betreft rijks-
en gemeentepolitie. Algemene
leiding, organisatie en beheer
berusten voor het Korps Rijks
politie bij de minister van
justitie en voor korpsen voor
één gemeente bij de burge
meester.
Voor wat gemeentelijke korp
sen voor een groep van ge
meenten betreft, komt deze taak
te liggen bij een nieuwe figuur
te weten het dagelijks bestuur
van de kring, bestaande uit de
burgemeesters van de gemeen
ten. die in de kring zijn ver
enigd met als voorzitter de
is de uitwerking niet geheel
identiek.
Beide willen het gezag laten
waar het thans primair ligt nJ.
voor wat de openbare orde be
treft bij de Burgemeester, voor
de justitiële politietaak bij de
Justitie.
Beide - om het hierbij te la
ten - streven naar een eenvou
diger regeling van de bijstands
verlening.
Even evident als de overeen
stemming in de wederzijdse uit
gangspunten zijn de verschillen
in de uitwerking daarvan. De
voornaamste daarvan laten zich
het best groeperen naar de on
derwerpen: organisatie, beheer
en gezag.
Organisatie
In het regeringsvoorstel wordt
rijkspolitie naast gemeentepoli
tie gehandhaafd met dien ver
stande, dat het aantal gemeen
telijke korpsen (thans 127) tot
45 korpsen, ten dienste staande
Een bekende verschijning op de Nederlandse „autobanen" is een
witte Porsche van de Rijkspolitie.
burgemeester van de gemeente,
waarin de kring is gevestigd.
De taken en bevoegdheden die
normaal t.a.v. een Korps ge
meentepolitie toekomen aan de
raad worden hier toevertrouwd
aan een kringraad, volgens een
bepaalde formule aangewezen
door en uit de betrokken ge
meenteraden.
Nieuw is de bepaling, dat ook
de officieren van gemeente
politie in dienst zijn van het
Rijk en door de Kroon worden
benoemd en ontslagen op voor
dracht van de minister van
binnenlandse zaken, die hen ook
indeelt en plaatst Dit wordt
met het oog op een efficiënte
doorstroming van dit personeel
noodzakelijk geacht.
Nieuw is eveneens, dat de mi
nister van binnenlandse zaken
reeds degene die sterkte en
rangindeling in de gemeente
lijke korpsen vaststelt thans
ook kan aangeven aan welke
eisen de organisatie van een
gemeentelijk korps moet vol
doen. Ook meer algemeen krij
gen in het wetsontwerp de
samenwerking tussen en de
coördinatie van de werkzaam
heid van de korpsen zowel op
het stuk van het verkeer als
van de recherche meer nadruk.
Stafbureaus
In het voorstel van de politie
chefs, dat alleen regionale po
litie kent, wordt de algemene
leiding (bedoeld zal zijn beheer)
toebedacht aan een regionale
politie commissie, bestaande uit
de burgemeesters van alle ge
meenten uit de regio, die zich
daarbij bedient van de hoofd
commissaris van politie, die
leiding geeft aan de politie in
de regio en daartoe over een
aantal stafbureaus (b.v. voor
openbare orde, verkeer, crimi
naliteit, etc.) moet beschikken.
Uit deze commissie wordt een
dagelijks bestuur geformeerd.
De mogelijkheid om deze com
missie een bredere samenstel
ling te geven (ook hier heeft
men vermoedelijk aan raads
leden gedacht) wordt uitdrukke
lijk opengelaten.
De benoeming enz. van hoofd
commissarissen en commissa
rissen van politie zou dienen
te geschieden door de kroon, die
van de overige ambtenaren door
de voorzitter van de regionale
politie commissie op voordracht
van de hoofdcommissaris, die
ook zorgt voor indeling en
plaatsing van de regionale po
litieambtenaar.
De politiechef? dringen erop
aan, de beheerstaak van de
centrale overheid uit te breiden
allereerst door een aantal be
heersregelingen niet meer facul
tatief doch imperatief in de wet
op te nemen en bovendien door
het mogelijk maken van lande
lijke voorzieningen dit laatste
komt tevens in het regerings
voorstel voor in verband
waarmee ook wordt gepleit voor
In onze badplaatsen is het
beeld niet compleet zonder de
politieruiter; misschien Is hij wel
de populairste „Oom-agent", zeker
wanneer hij in zijn zorg voor kin
deren menige ouder ten voorbeeld
Is.
-#■ Als concurrent van de moderne
techniek is de speurhond nog
altijd een belangrijke schakel in
het politiewerk. Deze Berlijnse
herdershond kan ook dan op de
stem van zijn baas reageren, wan
neer deze ver uit de buurt is. Dat
gebeurt via de apparatuur (met
luidspreker) die het dier op zijn rug
draagt.
de creatie van een aantal bu
reaus op dit departement voor
planning, research, studie, voor
lichting, coördinatie en overleg
op politiegebied.
Als logische consequentie van
de keuze voor één soort politie
wensen de politiechefs de ver
antwoordelijkheid van het Rijk
voor de politie anders dan het
regeringsvoorstel doet, in han
den van één minister gelegd
zien.
Gezag
Opmerkelijk is dat in het re
geringsvoorstel de tot op heden
gebruikelijke verdeelsleutel, tw.
handhaving der openbare orde
enerzijds (een zaak van het be
stuur) en opsporing van straf
bare feiten en ten uitvoerleg
ging van strafvonnissen ander
zijds (Justitie) niet meer zo uit
drukkelijk wordt gesteld, al lijkt
de bedoeling dezelfde.
Wel blijft de burgemeester
voor de handhaving van de
openbare orde optreden als
hoofd van de (onverschillig wel
ke) politie ter plaatse.
Nieuw is de bepaling dat, zo
ver niet bij of krachtens de wet
anders is bepaald, de Korpsen
van Gemeentepolitie staan on
der de bevelen van de betrok
ken „besturende organen" (d.w.z.
in gemeenten met een zelfstan
dig korps de burgemeester en
in gemeentekringen het dage-
lijk bestuur van de kringraad)
en de rijkspolitie onder die van
de minister van justitie.
Ook voor de politiechefs staat
het buiten twijfel dat de bur
gemeester hoofd moet blijven
van de politie. Zij voegen er
wel twee wensen aan toe. Aller
eerst dat de verhouding tussen
burgemeester, openbaar ministe
rie en hoofdcommissaris van po
litie wettelijk wordt geregeld en
vervolgens dat de minister (be
doeld zal wel zijn: van binnen
landse zaken) bevoegd wordt
verklaard tot het geven van
aanwijzingen met betrekking tot
de handhaving van de openbare
orde als deze van landelijke
aard is.
Meerderheid
Hiermede hoop ik de hoofd
trekken te hebben weergegeven'
van twee standpunten.
Het standpunt van het lande-,
lijk contact van hoofdcommis
sarissen en commissarissen van
politie is een meerderheidsstand
punt, waarbij ook de voorstan
ders van één nationale politie
in die kring zich hebben aan
gesloten.
Wanneer zij daarvoor kiezen,
wil dit niet zeggen dat zij een
concentratie van macht bij een
centraal orgaan voorstaan doch
wel dat zij kiezen voor een een
heidsconceptie, die, via de bur
gemeester als schakelfiguur, in
organisatie en functionering
nauw verbonden is aan gemeen
te en plaatselijk bestuur en
waarbij duidelijk onderscheid
wordt gemaakt tussen, waar no
dig en dus niet uitsluitend, cen
traal beheer enerzijds en een
gedecentraliseerde uitoefening
van de politietaak, onder gezag,
waar mogelijk van plaatselijke
en regionale gezagsinstanties,
anderzijds.
Het standpunt van deze laat-
sten is in het bovenstaande niet
aan bod gekomen. Hun aanhang
in politiekring is intussen niet
te onderschatten. Bij een on
langs gepubliceerde enquête on
der de hogere politieambtenaren
in ons land bleek 56% te op
teren voor grotere eenheden en
niet minder dan 46,5 voor
één landelijk politieapparaat.
Ook wanneer men kiest voor
het regeringsvoorstel, dat het
meest op de huidige situatie
aansluit, staat de politie in ons
land aan de vooravond van in
grijpende hervormingen.
-#■ Andreas Burnier.
Naar aanleiding van Andreas Burnier, HET
JONGENSUUR, uitg. Em. Querido's Uitgeverij
NV, Amsterdam, 104 blz. 8.90.
Deze kleine roman bevat
jeugdherinneringen urt de
oorlogsjaren. De zes hoofd
stukken lopen achterstevoren:
van 1945 tot 1940, een jaar
voor elk kapittel. Het boek
eindigt met een Voorbericht.
Ik ben dan ook zo vrij geweest
met dat voorbericht te begin
nen (een lugubere nocturne)
en het verhaal als het ware op
Joodse wijze, van achteren
naar voren te lezen en dus in
tijdsvolgorde. De schrijfster
kijkt terug en komt zo tot haar
kreeftengang, maar de lezer
wil een proces volgen.
Dat proces is tweeledig: de
groei van het Joodse meisje Simo
ne en de voortgang van de oorlog,
met de steeds minder houdbaar
wordende situatie voor de Joden.
Dit laatste maakt noodzakelijk
dat Simone onderduikt: eerst bij
een accountantsfamilie In Lichtstad
(waarbij men natuurlijk aan Eind
hoven denkt); dan In een socia
listisch gezin wonend in een oud
provinciestadje. aangeduid met
Muurstad; vervolgens In het streng
gereformeerde Veendorp; het vol
gend jaar in Zanddorp, dat bevrijd
wordt (1944) en waarbij men aan
Brabant denkt. Ten slotte, in het
eerste hoofdstuk. opnieuw
Lichtstad.
Elk jaar een ander milieu voor
een Anne Frank die de oorlog zal
overleven, zoals ook haar ouders
doen. Het is ook een intelligente
en uitermate leergierige Anne
Frank, die als kind in Eindhoven
bij ontwikkelde mensen „de geur
van Intellectuele nj9t" (79) heeft
opgesnoven.
Die geur vindt ze niet meer te
rug, niet bij de socialistische fami
lie en wel allerminst in het koude
en keiharde Veendorp met zijn me
lancholieke natuur (50) en zijn vij
andschap tegen levensvreugde en
cultuur. De hereniging van Simone
met haar ouders openbaart onder
linge vervreemding en opent een
horizon van verbijstering om wat
er met de Joodse families is ge
beurd.
Vervolgens is er de bijzondere
complicatie, dat Simone zich een
iongen voelt, maar fysiek een
meisje is. als een meisje rijp wordt
en weet dat daaraan met geen ma
gische bezweringen Iets te verhel-
oen valt.
Hier krijgt de lezer te maken
met een bijzondere, persoonlijke
tragiek, die des te meer Indruk
maakt omdat alles met grote so
berheid wordt verteld. En zo ko
men we vanzelf tot de niet geringe
literaire kwaliteiten van dit boek.
Die bestaan voor mij In de eerste
plaats in de aanzienlijke zelfbeper
king.
In de jaren twintig was er een
rage dat schrijvers hun |eugd ro
mantiseerden. Het was voordien
incidenteel al begonnen met De
kleine Johannes van F. van Eeden,
De kleine republiek van L. van
Deyssel en Het Jongetje van Henri
Borel. Later kwamen Jobje van G.
Schrijver en Merljntje Gijzen van
A. M. de Jong, gevolgd door Bart|e
van Anne de Vries en na de oor
log door Het kind Hans van Koos
van Doorne.
Deze auteurs ondervonden hoe
moeilijk het is over de eigen leugd
zonder zelfvertederlng te schrij
ven. Bij Andreas Burnier ontbreekt
hiervan leder spoor. De toon 16
zakelijk en soms hard en er Is een
eeriiikheid die niets opsmukt.
Ook die eerlijkheid wordt hier
een letterkundlqe kwaliteit. Ik denk
hier b.v. aan de b!adzl|den 47 en
48, waar de schrilfster zich af
vraagt of ze als twaalfjarig mels|e
dankbaar Is geweest tegenover de
arme. streng-calvlnlstlsche boeren
familie die haar heeft verborgen en
gevoed. „Ze riskeerden hun leven,
voor niets, en zeker niet voor
geld, want het was ondenkbaar dat°
ze iets anders zouden doen dan
hun armoede met mij delen. Mijn
begrip en dankbaarheid, voor zo
ver aanwezig, was gemengd met
verachting en afschuw" (48).
Die afschuw gold de levensvij
andigheid die hier een stuk van
het geloof was, en de verachting
betrof de aan het animale grenzen
de manier van leven die hier mo
del werd gesteld.
Hoe kan de aanduiding van een
ambivalente houding tot een lite
raire kwaliteit worden? Door de
eerlijkheid waarmee een feitelijke
stand van zaken wordt beschre
ven, met bijna wetenschappelijke
objectiviteit. Het ethische waar-
de-oordeel komt alleen vragender
wijs ter sprake.
De schrijfster verwart haar op
vattingen van nu niet met de in
drukken van het twaalflarlge
meisje toen. Men leert pas wat
dankbaarheid is als men veel on
dankbaarheid heeft ontmoet: dank
baarheid Is in de eerste plaats
neen zaak voor kinderen.
Het moderne proza (een bepaal
de stroming tenminste) excelleert
in de beknoptheid, waarbü alleen
het essentiële wordt gezegd. Al
het lyrische en elegische Is onder
gedoken. Er wordt een hogere in
telligentie bij de lezer veron
dersteld dan vroeger. Wat geschil
derd wordt zijn situaties, geen
processen. Deze manier van
schrijven nadert de antieke vertel
trant. als men bij deze laatste het
mythologische wegdenkt.
Maar de titel verraadt al dat het
hoofdthema is het conflict tussen
het een meisje zijn en zich een
jongen voelen. Hierover wordt niet
dramatisch gedaan, maar wie een
beetle tussen de regels kan door
lezen, voelt de pijn van dit con
flict.
De antropologie benadert de
mens van bulten, de psychologie
probeert de menselijke geest In
kaart te brengen, maar de litera
tuur tekent de mens als llchame-
lijk-geestelijk complex van binnen
uit. Wat. wie Is de mens. hoe kun
nen mensen zijn. wat zijn hun drijf
veren. hun ervaringen, stemmin
gen? Tot meer begrip hiervan le
vert de moderne literatuur een bij
drage.
Het getekende beeld Is niet al
tijd welkom, zelden vleiend, meer
dan eens schrikverwekkend. De
taak van de literatuur Is onthulling.
Geeft ze meer dan dat, dan is dat
meegenomen, een zeldzaamheid,
een genade.
DR. C. RIJNSDORP