Elfstedentocht op de fiets NAPOLEON VREESDE MADAME DE STAEL onder hoge hoed Verrassende vakantiebesteding ievaarlijke accessoires ymbolen van agressie door J. H. Kruizinga ZATERDAG 17 MEI 196» Twente tot een merkwaardige streek maakt, het is ook de taal, de oude Twentenaren, de geschiedenis van zijn bevolking en de nijverheid der tegen woordige bewoners. Wilt u iets daarvan weten, ga dan naar Denekamp, naar het levenswerk van de in 1953 overleden „Meester" Bernink, waar „Na- tura Docet" u de schoonheid van dit landschap op een bij zondere wijze laat zien. Voor u „afzakt" naar Lim burg, besteedt u toch een dag aan het Rijksmuseum voor Volkskunde „Het Nederlands Openluchtmuseum" in Arnhem. Dwalend door het schitterend aangelegde museum-in-de- openlucht zult u zich absoluut niet in een museum wanen. Daar vindt u eigenlijk heel ons land. in al zijn typische facet ten. Vraag aan honderd Nederlan ders welke associatie de provin cie Limburg bij hen oproept en negenennegentig zullen zeggen: Valkenburg. Inderdaad, de Ne derlander kent vaak alleen dat ene hoekje van onze zuide- -X- In het kasteel 't Nijenhuis bij Heino bevindt zich de kunst verzameling van de Hannema-De Stuers Fundatie. lijkste provincie. Er is echter zo veel meer schoons. Er is een complete vaart door kastelen- land te maken, indien u er oog voor hebt Maar dan niet in het zuiden, doch boven Roermond. U stapt in een boot en vaart de Maas met zijn talrijke kron kels af. Dan ontmoet u kastelen in Well, Afferden, Blitterwijk, Geijlswijk, Arcen, Heijen. Horn en Cuijk. Voor velen hangt nog een sluier over dit romantische land vol „Castel- la's" en boerderijen. Het klompen land bij uitstek ligt voor menigeen in Marken of Volendam. Maar in Schijn- del. Best, Sint-Oedenrode. Liempele. Sin en Breughel ver drinken de talloze klompenma kerijen in een woud van „kani- dassen" (populieren). De enige klompenmakersschool van Ne derland moet u in Sint-Oeden rode zoeken. Wilt u manden zien maken? Trek dan naar het land achter de Lekdijk, naar Ameide, waar Govert de Bruin u wegwijs zal maken in dit ambacht. Er zitten nog maar weinig „breiers" in de mandenmakerijen, rond Vlijmen in de Bommelerwaard in het land van Ma-as en Waal. Dus haast u. Is het Deltaplan iets voor u of de Zeeuwse eilanden, die nog eilanden zijn voor zolang dat duurt? Of voelt u meer voor de zegepralende Vecht? Daar noden de oude buitenplaat sen „Over-Holland", „Gun- sterstein", „Vreedenhof" en „Nijenrode" u tot een bezoek. En dan want er is nog zo veel moois let u vooral ook op de kleine dingen: de orna menten -aan huis en hof. We bedoelen de uithangtekens, de gevelstenen, de hekken e poorten, de windijzers, de na men van huizen en boerderijen de huismerken en de talloze kleine versieringen die alleen door een opmerkend oog wor den waargenomen. Dan pas wordt uw vakantie zin-vol. Goede reis en... goed weer! Met het oog op de komende herdenking van Napoleons ge boortedag (15 augustus 1769) is het wellicht interessant, eens na te gaan wat eigenlijk de ondergrond was van het jaren lange conflict tussen Napoleon en Madame de Stael; tussen de machtige keizer en de „keizerin van de geest". Bij de eerste bestond een instinctieve antipathie, trots en absolutisme; ook minachting voor de vrouw die niet alleen maar vrouw was. Zijn tegenstandster voegde aan haar gewonde ijdelheid en wrok ook politieke en ideologische motieven toe. Het conflict kreeg een perma nent karakter, werd een zaak van beginselen waar de grote vraag stukken der mensheid, politiek en moraal, het leven van volkeren en individuen bij waren betrokken. Tijdens de eerste ontmoeting met Bonaparte heeft Madame De Stael zender reserve haar verering en enthousiasme laten blijken. Dis cretie was niet haar sterkste deugd. Om het ronduit te zeggen: zij heeft aanvankelijk „veel werk" van Bonaparte gemaakt, maar deze hield van vrouwen die in de perste plaats vrouw waren en dit was niet het geval met Madame De Stael. Zij praatte veel, schreef en hield een politieke salon, drie zaken waarvan Bonaparte een afkeer had. Daar zij echter invloed uitoefende, bevriend was met Bar ras en De Talleyrand, spaarde hij haar; beantwoordde hij haar soms zeer inopportune vragen met koele beleefdheid. Dit was niet naar de zin van Neckars dochter. Zij wilde gevierd zijn en vereerd worden. Bonaparte ontweek haar. hij was niet op haar gesteld. Zij drong zich aan hem op: wilde hem haar macht en kennis tonen. De Eerste Consul bezat echter meer macht dan zij en liet haar dat voelen. Dit bete kende het begin van hun verwij dering. Wat Bonaparte vooral tegenstond was dat zij intrigeerde, de salons en de geesten in beweging bracht, en al te graag in het gezelschap verkeerde van prominente perso nen. Haar onmatige ijdelheid, haar gebrek aan reserve en vrouwelijke bescheidenheid choqueerden hem. evenals de vrijheid die zij zich als vrouw en gemalin veroorloofde. Ons afvragend, waarom Napo leon deze vrouw heeft vervolgd, moeten wij bedenken dat de on stabiliteit van zijn macht daarbij een rol heeft gespeeld. Nauwelijks heeft zijn regime ooit een ogenblik van onbetwiste rust gekend. Elke overwinning heeft hij door een volgende moeten be vestigen en als er geen samen zwering tegen hem aan de gang was, bedrogen hem Fouché of De Talleyrand. Op niemand kon hij zich verlaten en reeds de veld tocht naar Spanje bracht hem een fatale slag toe Beseffend dat zijn macht veel minder hecht was dan naar buiten scheen, leefde hij in voortdurende Madame De Stael vrees en hij vreesde Germaine de Stael omdat zij overal te vinden was waar een groep ontevredenen of opposanten bijeen waren. Meer verzekerd van de trouw van het land dan van Parijs, bande hij haar daaruit. Stendhal heeft gelijk: als Bo naparte haar bij de eerste ontmoetingen vooral had ont zien, zou zij hem hebben aanbeden. Hij deed er verkeerd aan, naar ijdelheid te kwetsen. Vooral deed hij er verkeerd aan, haar te ver bannen. In 1815, op Sint Helena, heeft Napoleon het erkend: op haar reizen door Duitsland, Rusland. Zweden en Engeland heeft zij hem meer nadeel berokkend dan zij ooit in Parijs had kunnen doen. Eenmaal verbannen, heeft zij de kruistocht tegen hem gepredikt en in het eind heeft zij getriomfeerd. Het conflict sproot voort uit twee neigingen der menselijke natuur: de ene vooral geboeid door en gericht op feiten; de andere door ideeën, belichaamd door Napoleon enerzijds, in Madame De Stael anderzijds. Was Germaine de Stael Ideologe, zij was tevens individualiste. zoais haar leermeester Rousseau. Zij had de hoogste eerbied voor de men selijke persoonlijkheid en was van oordeel dat de vrijheid van een land niet het leven van één on schuldig mens waard is. Zo be langrijk vond zij deze woorden dat zij ze telkens weer heeft herhaald. De hoogste wet is de recht vaardigheid. Liever dat de gemeen schap ten onder gaat dan dit beginsel! Er kan geen tweeërlei moraal zijn, éen voor staatsgebruik, de andere voor de mens. Hoe stond Napoleon hier tegén- over? Hij verafschuwde ideologen! Hij was getuige geweest van de Revolutie, deze orgie van abstracte ideeën. Hij had de ideologen aan het werk gezien en wist waarop dit alles was uitgelopen. In plaats dus van zijn bewind te gronden op abstracte ideeën, heeft hij het gefundeerd op kennis van de menselijke natuur en de lessen van de geschiedenis. Napoleon haatte ideologen om dat hij hun geestesgesteldheid niet begreep; omdat hij wist dat de abstractie niet met de werkelijk heid strookt. Hij zag de mens zoals hij ie; geloofde niet zoals Rousseau in zijn natuurlijke goedheid. Wat praat men hem van goed heid en rechtvaardigheidl De eerste wet is voor hem die der noodzaak; de hoogste rechtvaardigheid: het algemeen welzijn, leder naar zijn natuur; elke dag zijn moeite; elke omstandigheid haar eigen wet. Stond bij Madame De Stael het individu centraal; bij Napoleon was hij onderworpen aan het geheel. Als het welzijn van enkelingen voor 't heil van de staat geofferd moest worden, weifelde hij niet. Hij-ging recht op zijn doel af. niet omdat hij wreed was, doch omdat hij zich niet kan bekommeren om de slacht offers die ter bereiking van dat doel noodzakelijkerwijze moesten vallen. Voor Germaine De Stael was de politiek een onderdeel van de moraal; voor Napoleon de toe passing van het gezonde verstand, in het belang van de staat aan welks hoofd hij zich gesteld had. Het absolute is niet het domein van de politicus; hij moet zich tevreden stellen met wat moge lijk is. Het is duidelijk dat de politiek het niet zonder moraal kan stellen. De eerste eis van iedere gemeen schap is rechtvaardigheid. Wat na de staatsgreep van de 18 Brumaire (9 nov. 1799) Napo leons grootheid uitmaakt, Is dat hij gerechtigheid heeft laten geschie den Later bleek zijn zwakke zijde toen hij meende dat alles geoor loofd was. De moord op de hertog van Enghien en de w(jze waarop h^ de Spaanse prinsen heeft behan deld, hebben het geweten van Europa tegen hem in opstand ge bracht. Volgens zijn eigen erken ning heeft niets hem zulk een schade berokkend als het gebeurce te Bayonne. De ongerechtigheid was hier al te cynisch. Naar het woord van Carlyle wordt de ongerechtigheid met samengestelde interest geboet De waarheid van deze woorden heeft Napoleon tot zijn schade moeten ervaren. SIM TEUNI33I ,0p 2 mei 1968 te ongeveer 17.20 uur reed ik als bestuurder van i vierwielig motorvoertuig op de de Ruyterkade te Amsterdam, nende uit de richting van de Westerdoksluis. Ik reed achter een d Taunus 17 M. Ik zag dat de bruglichten voor de Westerdoksluis stop gezet werden en de bomen gesloten. Ook zag ik dat de tuurder van de voor mij rijdende Taunus geleidelijk zijn auto tot itand bracht. Gelijk daarna zag ik dat de bestuurster van een mfiets onze auto's rechts inhaalde. De ruimte daarvoor was erg lerkt. Toen zag ik dat het voorwiel van die bromfiets het rechts egen trottoir raakte. Hierdoor verloor de bromfietsster haar even- ht en viel naar links, boven op de rechterachterzijde van de nus. Zij viel met haar mond op de rechtsachter bevestigde enne, die bij de voet afbrak. Daarna viel zij met die antenne in ir mond op het wegdek." let bovenstaande is een getuigeverklaring in het proces-verbaal een verkëérsongeluk. De daarop volgende verklaring van de iallsanten luidt: Op de linkerechterzijde van de bij de aanrijding betrokken auto ond zich voor zover wij dit althans konden waarnemen een enne van eenzelfde model als die welke zich in de mond van het :htoffer bevond. De zich op de llnkerachterzijde van de auto findande antenne bleek van een bijzonder stevige constructie te orttier een hoek van ongeveer 45 graden op het linkerachterspat- d vén de auto aangebracht, zo, dat de scherpe punt van deze enne in de richting van de achterzijde van de auto wees." foor het rijden met deze scherpe en schuin staande antennes, irvan één voor werkelijk gebruik en de ander voor sier, moest de tuurder van de betreffende Taunus zich verantwoorden voor de hter, in dit geval het Hoog Militair Gerechtshof omdat hij sergeant 6. Het Hof oordeelde, dat de sergeant artikel 65 sub K van het genverkeersreglemerit had overtreden. Dit artikel verbiedt het op torrijtuigen aanwezig zijn van scherpe uitstekende delen, welke lodlg zijn en ingeval van botsing of aanrijding verwondingen nen veroorzaken Ie veroordeling van de sergeant betekent uiteraard niet zonder »r, dat bestuurders van auto's met antennes het risico lopen ineens te worden vervolgd wegens overtreding van genoemd tsarrikel. Zi] lopen dat risico wél, ais hun auto-antenne onnodig op i net zo gevaarlijke wijze met een scherpe punt uitsteekt als de de antennes op de Taunus van de sergeant. )verigens is het natuurlijk niet zo, dat alleen het rijden met lljke gevaarlijke auto-antennes strafbaar is overeenkomstig arti- 5 sub k van het Wegenverkeersreglement. In een ander geval, irin de Hoge Raad tot een uitspraak kwam, herinnerde de Advo- t-Generaal bij dit rechtscollege, mr. Remmelink, blijkens het blad ;eersrecht" van april aan het ontstaan van dit wetsartikel. Hij zei ze bepaling is in onze verkeerswetgeving opgenomen in Algemeen wordt aanvaard, dat de wetgever hier doelde op de jrtfjd nog veel aan de carrosserie met name op de motorkap workomende metalen versieringen. Zij stamden uit de pioniertijd b het automobilisme. Het waren vaak figuren met pieken of pijlen voorbeeld een „piekende torpedo") en vermoedelijk symboliseer- 3 zij onze menselijke instincten, ijdelheid en vooral agressie. Het elende was echter, dat bij een aanrijding het aangereden slacht- ir met dit harde en scherpe uitsteeksel in aanraking kon komen lan nog eens extra werd mishandeld." >e Hoge Raad behandelde op 18 februari een geval, dat in de 'aarding als volgt werd omschreven: ,Dat hij (nl. de verdachte) te Rotterdam op of omstreeks 16 'ember 1967 als bestuurder van een vierwielig motorvoertuig, auto, irmëde heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaan- weg, de Spinozaweg, terwijl dat motorvoertuig voor zover betreft wieldoppen/sierdoppen van de wielen was voorzien van scherpe tekende delen, die onnodig waren en in geval van botsing of ijding verwondingen konden veroorzaken: immers bevond zich op van de wieldoppen/sierdoppen in het midden een stervormig teeksel met drie vleugels, welke ten opzichte van de wielnaaf iveer 3 centimeter uitsteken naar de omtrek van de wielvelg." len ziet ze nogal eens, die sier-vleugelmoren als een soort ijdwagen-messen op de wieldoppen van een auto. Een uiting van met de woorden van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad te ken onze menselijke instincten, ijdelheid en vooral agressie, agressie leidt meestal tot bloed en tranen, ook in het verkeer, jarom zijn in onze verkeerswetgeving niet alleen de gedragsregels er de weg van groot preventief belang, maar ook artikel 65 sub k y het Wegenverkeersreglement Velen van ons sullen ook dit jaar voor hun vakantie naar het buiten land gaan. Zij trekken de grenzen over om iets groots te beleven of vliegen naar een plek waar het absoluut mooier, althans zonniger moet zijn. Onder hen zullen zich grote aantallen Nederlanders bevinden, die niet weten, of niet willen weten, hoeveel schoons het eigen land te bie den heeft. Er zijn talrijke streken die de moeite ten volle waard zijn, ze beter te leren kennen. De Betuwe in bloei en de bollenstreek zijn bekend, maar kent u de Beemster? Het landschap ligt vervat tussen de baleinen van royale ringvaarten en het is gespalkt met smalle, heldere sloten. De Beemster is een heerlijkheid voor ieder, die geen haast heeft. Als u geluk hebt, kunt u de leden van „de Werpsteen" in Midden-Beemster met hun kei en zien gooien op de plaats waar de markt wordt gehouden. Alle leden zijn minstens 65 jaar oud. De herinnering aan de grote „droogmaker" Leeghwater vindt u naast de souvenirs van de walvisvaart terug in het pit toreske museum „Het Houten Huys" in De Rijp. Mocht u het mooie raadihuisje in Grootschermer passeren, schenk er dan even aandacht aan, want het bestaat reeds 350 jaar! Trekt ge verder West-Fries land in, dan zijn daar vele plaat sen, waar het vertoeven een lust is. Neem Enkhuizen, waar straks het Zuiderzee museum zal verrijzen. Wind, water en werkend volk. Schepen, zeilend op een wijde zee of binnenval lend in de haven. Houdt u van zeevissen, rijdt dan door naar Den Oever en huur met vrienden een botter en vis op zee: bot, schol en schar zullen u in rijke mate ten deel vallen. Bezoekt u Texel, de parel der Waddeneilanden, dan kan het u gebeuren, dat u op vlinderjacht gaat en met het dijbeen van een mammoet thuiskomt. Lukt u dit niet, dan nog zal men ervaren, dat dit eiland „een stralend en pralend museum is, waarin de Schepper zelf zijn grote werken heeft uitgestald". De bewoners zijn gastvrij, be hulpzaam en vriendelijk en zij houden nooit op te vertellen van al het schoons, dat hun ge boortegrond biedt, zowel uit historisch oogpunt als op het gebied van natuurstudie. Is het wonder, dat de grote „Vlissinge Michiel", die zo dik wijls met zijn vloot op de rede van Texel lag, zich een huis liet bouwen in deze omgeving? Waar vindt u zoveel lepelaars als juist op dit eiland? Doch er is meer. In de zoekende lens van de verrekijker ontdekt u "spoedig een gehele collectie vo gels, sommige op verborgen plekjes, andere, zoals de roof- Het Zuiderzeemuseum te Enk huizen is gedeeltelijk onderge bracht in het Peperhuis (foto boven). zuchtige kiekendief. frank rondvliegend boven de open vlakte. Grutto, kievit en wulp. plevieren, watersnippen en ta- lings, daar een reiger, ginds een dodaars of een fuut. Houdt u van gezelligheid? Bezoek dan op maandag de drukke pitto reske schapenmarkt in Den Burg. Friesland heeft elf steden, dal weet iedereen. Maar heeft u ze wel eens 's zomers op de fiets bezocht? Leeuwarden, Dokkum, Franeker, Harlingen, Bolsward, Workum, Hindelopen. Staveren. Sloten, IJlst en Sneek, groot of klein, zij bogen op een oud ver leden, dat nu nog leeft in hui zen en grachten. Ze hebben alle iets bijzon ders. Leeuwarden het Prinsen hof, een museum, waar men uren kan ronddwalen tussen de duizenden herinneringen aan het rijke Friese verleden. Dokkum lijkt op het eerste gezicht niet veel bijzonders. „Je suden miene, dat 't spultsje niks te beduden het" zeggen de inwoners zelf. „Mar as je d'r in komrne, fait it wat met". Het valt inderdaad nog mee. Er zijn vele oude gevels en groot is rle bekoring van de oude stadswal len en van de grachten met de typische boogbruggen. Zegt u Franeker. dan denkt u aan Anna Maria Schuurman, oen vrouw met grote geestelijke kwaliteiten, genoeg om verscheidene mannen naar haar hand te laten dingen, onder an dere Jacob Cats. Eise Eisinga's beroemde planetarium is een bezoek ten volle waard. Harlingen is de havenstad van Friesland. Overal komt men de sfeer van zee en zeevaart tegen, niet alleen in de havenbuurt, maar ook verder in de stad. De stad van Gijsbrecht Ja- piks, kortweg Gijsbertstad ge noemd, is Bolsward. De oude St. Maartenskerk en het stad huis zijn een bezoek waard. Voor folkloristen is er in Workum iets om van te genie ten, namelijk de acht gildeba- ren, die in de kerk worden be waard en nog steeds worden gebruikt. Ze zijn beschilderd met voorstellingen, betrekking hebbende op een bepaald gilde en voorzien van een toepasse lijke spreuk of een psalmvers. Workum ligt in de aarde werkstreek. Men maakt er dan ook vazen, borden en serviezen van ouderwetse boerse vorm. Het Workummer blauw kan in zijn aard met het Delfts blauw concurreren. Hindelopen is een begrip, be horende bij stoelen, tafels en banken. Het was vroeger een oude machtige Hanzestad, die zich kon metéh met Lübeck en Staveren. Kunt u bij Stavoren nog het ..Vrouwenzand" ontdekken? IJlst is het meest van alle ver bonden aan de Elfstedentocht, want het levert op zijn minst de helft van alle schaatsen, die in ons land worden gemaakt. En dan Sneek met zijn water poort uit 1613 de ijzeren helm van Grote Pier van wie het bekende schibbolet: „Büter- brea en gnene tsi, hwa 't net sizze ken is min oprjuchte Fries" afkomstig is. Met „Hoge hoeden, lage standaarden" heeft de joodse historicus dr. Jaap Meijer een onbarmharig relaas gege- ven van het wel en wee, het doen en vooral het laten van de Nederlandse Joden tussen 1933 en 1940. Met dat boek zullen velen terdege in hun maag komen te zitten, zelfs zal het bij heel wat Joden verontwaardiging wek ken. Het is uitgegeven bij „Het Wereldvenster" te Baarn en het past in de rij van „Uit het rijke roomse leven" en „Wij mannen-broeders", die al het nodige stof deden opwaaien bij hun verschijning. Dat „roomse leven" en die „man- i-broeders" wekten in al hun inigheid ook nog een verbaasde mlach: „Zijn wij nu echt zo aas, zó naïef en zó mallotig- socritisch door die vooroorlogse «n heengerold?!" „Hoge hoe- n, lage standaarden" wekt geen mlach. Er valt voor dr. Meijer niets te :hen. Hij ziet het Nederlandse lendom uit die dagen als van erleefde instituten aan elkander ngend en noch geestelijk noch tologisch ook maar iets voor wend. Een zichzelf gelijkscha- lende groep van wie nauwelijks ie procent positief joods en >nl8tisch durft te denken. De h daartegen schrap zettende Dnistenbond kreeg in Nederland, pulair gezegd, „geen poot aan grond". Ondanks alles wat er in Europa en reeds gebeurde wezen deze 'derlandse Joden en ook de intigduizend naar ons land ge- men Duitse immigranten de mo- lijkheid van een eigen Joods 'is in Palestina, van een eigen sa' Israël, zonder meer af. Zij chten hun vaderland liever aan de Amsteldijk dan aan de Jordaan- oevers. Wat dr. Meijer bij deze mensen heeft ontmoet zijn onwaardigheid en angst. Onwaardigheid in de on derlinge verhoudingen en in de verhouding tot de niet-Jood, in overdreven stroperige oranjeliefde, in zelfhaat en minderwaardigheids complex, in innerlijke onwaarach tigheid. Angst voor eigen verantwoorde lijkheid als Jood, voor het misschien in gevaar kunnen brengen van het Nederlandse burgerschap, voor „risjes", een niet te omschrijven typisch joods begrip, dat iets heeft te maken met spanningen tussen Joden en niet-Joden, met profiteur schap ten koste van Joden, met on evenwichtige boosaardigheden. Dat hele pakket narigheden werpt Meijer in de Joodse gemeenschap van nu, waarin wellicht nog heel wat resten van dat alles zijn te vinden, maar waarin ook heel an dere dingen doorbreken. Waarin de jongeren de ouderen verwijten doen verwijten waarin „assimi latie-Jood" en „ghetto-Jood" heel harde woorden zijn. Dr. Meijer legt zijn pakketje ook voor de niet-joodse Nederlanders, die met verbijstering en later met verbazing de jongste Joodse ge schiedenis volgen, misschien met eens goed weten wat zij met de hele zaak en nog minder met Meijers boek aanmoeten. Misschien vinden sommigen er een soort rechtvaardiging in van vroegere anti-semitische gevoelens. Een „rechtvaardiging" van een bij zonder akelige soort, voor henzelf en voor hun omgeving. (192 blz. f 18,50). HANS W. LEDEBOER Alleen in Makkum wordt nu nog het prachtige Friese aarde werk gemaakt (foto beneden-links). Rechtsonder: het Poptaslot in Mars- sum. Alle elf steden hebben, naast veel gemeenschappelijks, hun eigen bezit aan kunst en cul tuur. doch samen vormen zij het rijke Friesland. Wie de elf kent, zal ook het Friese land kunnen begrijpen en waarde ren. Van Friesland naar Twente (Groningen is een boeiend ver haal apart), dat u lokt met zijn landschap, waar oude folklore is blijven leven, waar witte wijven en heksen de grondslag legden voor menige historie en spoorverhalen. Het is niet alleen het wonder lijk afwisselende landschap dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 15