Toen Droefje durfde, werd hij Kampioen Vuurspuwer LENTE AMADEUS Jarigen PUZZEL VAN DE WEEK lATCKDAO 19 APRft T969 Droefje het draakje had geen plezier meer in het leven. Terwijl hij met zijn vuurtongetje terloops een droog strootje in brand stak, mompelde hij: „Nou, en? Zal ik een draakje zijnwelk draakje heeft er plezier in als hij maar een klein draakje is met een klein tongetje en een klein vlammetje. Waarom ben ik niet als al die andere hele grote, hele geweldige draken met vlammetongen, die wel drie meter ver reiken? Nee, ik heb geen plezier meer vn het leven. En ik mag er niet eens om huilen, want an ders blus ik mijn laatste vonkje ook nog." Tot overmaat van ramp kwam met enorm geraas Drom mel, de geweldige draak aan waggelen. Toen hij Droefje zag, grijnsde hij gemeen, terwijl er een grote vlam uit zijn bek spoot: ,3a". sprak hij, „wie hébben we daar? Wel wel, da's Droefje het miezerige draakje dat niet meedoet." „Niet meedoet? Waaraan dan?" vroeg Droefje nieuwsgie rig. „Aan de virurspuwwedstrijd", •ntwoordde Drommel, „die is over een maand en we zijn al lemaal heel hard aan het oefe nen wie het verst zijn vuur kan spuwen. Ik denk dat ik het win. De elfjes en kabouters zijn al druk bezig weddenschappen af te sluiten. Iedereen zet twee beukenootjes in. Moet je eens kijken wat een berg beukenoot jes ze op mijn naam hebben gezet." Hij spuwde eventjes een vlam van twee meter de ruimte in. „Kon beter", zei hij teleur gesteld, „Maar ik moet mijn krachten sparen tot de wedstrijd. Als ik jou was zou ik maar niet meedoen. Misschien als lachnummer, maar niet als mededinger, want jij verliest het toch. Zo, nu ga ik weer wat oefenen." Hij keerde zich om en zei over zijn schouder nog even tjes: „O ja, als je wilt komen kijken, mag dat best, hoor. Dag, dag, de vurige groeten dan maar." „Nu ga ik mij vijf minuutjes lang erg vernederd voelen", kermde Droefje en ging van el lende plat op de grond liggen. Maar Kroef de Kraai, die op een boomtak zat en alles had gehoord, kraste verontwaar digd. „Laat jij dat op je zitten? Bej jij een draak of niet? Heb jij soms geen schubben en een echte drakestaart en een rode draketong? Goed, het is alle maal wat klein, maar dat kan nog groeien. Als ik jou was ging ik maar eens snel wat oefenen. Want omdat je zo klein bent, heb je nooit behoorlijk geoe fend. Weet jij veel wat je alle maal kunt als je het nog nooit hebt geprobeerd?" „Tja", zei Droefje, „ik heb in derdaad nog nooit geoefend. Moet ik het dan maar gaan proberen?" „Achter mekaar", zei Kroef, „Hier is een mooi open plekje. Komaan, haal diep adem, zet de borstkas uit en spuw een mooi vlammetje." Droefje stond op en probeer de het. Hij zoog zijn drakelon- gen vol lucht, sperde zijn muil tje open en blies een geweldige vlam van wel een meter." Kroef hipte van louter plezier op zijn tak heen en weer: „Kijk es", riep hij, „dat was me d'r een! Nou nog vier weekjes oe fenen. Ik zet mijn beukenootjes op jouw naam." Op de dag van de wedstrijd kwamen de draken van heinde en ver naar het vuurveld. Vlammen supwend en wel om de tongspieren alvast wat los te maken. Het was prachtig weer en alle elfjes van het bos had den parasolletjes opgestoken en de drakekindertjes hadden zon- nehoedjes op en de kabouters hadden hun jasjes uitgetrokken. Iedereen was opgewonden en drakemoeders kibbelden met el kaar: „Mijn man wint het hoor", „Nietes, de mijne", „nie tes", „welles". En zo ging dat dan. Toen kwam Droefje een beet je verlegen het veld op. „Kom maar hier jongeman", riep een drakemoeder. Hier is nog wel een plaatsje voor je". „Mmmaar, ik doe mee", zei Droefje zachtjes en toen lachte iedereen zich wild. „Haha", bulderde Drommel, „moet je hem zien, ons lach nummer". De andere draken hielden hun buiken vast De wedstrijd begon en de scheidsrechter mat de vlammen en de verste vlam was inder daad die van Drommel. Wel drie meter en twee centimeter lang. En toen kwam Droefje. Nie mand gaf hem een kans. Maar het gelach verstomde, toen Droefje maar eventjes een vlam van wei drie en een halve me ter uit zijn kleine muiltje spuwde. Het was doodstil en Drommel kreeg van schrik de hik. „Hik", zei hij, „Hoe doe jij dat, zeg? Hik". „Oefening baart kunst", antwoordde Droefje bescheiden, „Ik wist niet wat ik wel kon, tot ik het ging probe ren." „Zie je nou wel?", kraste Kroef de Kraai triomfantelijk en rende alvast naar de berg beukenootjes toe om zich ziek te gaan eten. Toen juicpte de menigte en riep: „Leve Droefje, de kleine, grote draak, die verre vlammen spuwt" en Droefje kreeg de - eerste prijs en de kaboutertjes namen hem op hun schouders en droegen hem het hele veld rond. „Nu zal ik mij eventjes tien minuutjes lang erg trots gaan voelen" dacht Droefje en spuw de nog een vlammetje. Als toe- -gift. Hij vond het leven ineens weer erg plezierig. KIRSTEN EMOUS C A R 0 L 1 N A Y E S /SeM HPV/&6 S/DDeJS/Ajti, <ZAAT I 15 PooR neraRorz sov/P.... Dierennamen Prijswinnaars In ons hoekje van 22 maart stonden drie zinnetjes waarin dierennamen waren verborgen. Hier komen ze: reiger, os, een den en tijger. LANG ZULLEN ZE LEVEN!!! Sjanet Boekesfcijn, Henk den Boer, Margriet Bouwsema, Daan Bruins, Teunie v.d. Does, Anja van Eek, Marga Klerks, Tine Korevaar, Rita Kraaije- veld, Tonnie Metselaar, Neeske van Milligen, René Nieuwburg, Olphaert den Otter, Rita Per- fors, Ineke Renema, Cornelis Reijm, Jozien Schrier, Ina Se- ton, Josien v.d. Sluijs, Denise Snijders, Marit Spruijtenberg, Lineke Stolk, Jan van Veldhui zen, Hans Veth, Sjanie Visser, Angeniet van Vliet, Jannie Voordendag en Jan Vos. Hartelijk gefeliciteerd met ten en neven. Annie van der Schans stuurde het volgende versje in. Krokusje in het gras, Wat kies je voor een jas? Oranje, paars of wit? Of waar een streep in zit? Een streepje smal of breed. Hè, dat je 't nou niet weet. Als ik een krokus was, Dan koos ik zelf mijn jas. 15/3 Gerdien Oosterwijk Ber- kel en Hildo van der Waal Vlaardingen. 22/3 Leunie Van Duijn Noord- wijk en Petra van Houwelingen Hardinxveld-Giessendam. 29/3 Louis de Graaf Nieuwen- dijk en Tine den Hoed De Lier. 5/4 Kees van Leeuwen Bos koop en Francien de Raad Rot terdam. De prijswinnaars van 12 en 19 april lezen jullie volgende week in ons hoekje. Dag nichten en neven Hoe maken jullie het alle maal? Genoten van de paasva kantie? Wat was het prachtig weer! Zijn we nog een beetje bruin geworden? Als het in de grote vakantie ook eens zulk mooi weer is.... Hartelijk dank voor de rap portcijfers en de mooie kaarten die ik van jullie kreeg toe gestuurd. Tante Jos is altijd erg benieuwd naar jullie cijfers hoor! De prijswinnaars van deze week komen aanstaande week in ons hoekje. Jullie hoeven je echt niet ongerust te maken. Ons babbeltje is ditmaal niet zo lang, maar volgende keer krijgen jullie weer een lange brief. Heeft juffrouw Emous geen mooie verhalen voor jullie geschreven? Daaag, veel groetjes en tot de volgende keer. TANTEJOS Puzzeloplossingen 22 maart: horizontaal (dat is van links naar rechts) lezen we: priem, lei, naald, kaars, tor, dak, dop en clown. Vertikaal (dat is van boven naar beneden) staat er: geld, pinda, sigaar, smid, kat, stok, aardappel, pop, bed en pauw. 29 maart: Truus, Anneke en Maria; Harry, Gerrit en Karl. 5 april: vertikaal: veger, lamp, kachel, stoel, poort en schoen. Horizontaal: tegel, koek, mond, raap, schaap, zool kom en klomp. 12 april: Lentebode. Deze week hebben we nu eens geen puzzel maar een soort rebus, nichten en neven. Op het plaatje zien jullie verschillende voorwer pen getekend. De be doeling is dat we de naam van het tweede voorwerp aftrekken van het eerste. 'k Zal jullie een klein beetje helpen. Boven aan zie je een bijl en een bij.Als je het woordje bij van bijl af trekt blijft de letter L over. Als je hiermee klaar bent, lees je van boven naar beneden een woord waar jullie op school echt wel mee te maken hebben. Ik krijg van jullie dus twee oplossingen. De namen van de voorwer pen en het woord dat je van boven naar bene den leest. De oplossing moet worden ingezonden vóór dinsdag 22 april. ff) - o._=. munt in China, 69. aardrijkskundige aanduiding (afk.), 70. myth, figuur, 72. een der zeven wijzen van Griekenland, 74. bergplaats, 76. overschot, 77. lijdzaam. Vert.: 1. plaats in Duitsland, 2. grassoort, 3. klein kind, 4. specerij, 5. oude lengtemaat, 6. paard, 7. bedrog, 8. bijwoord, 9. aangezicht, 10. land bouwwerktuig, 11. ontkenning, 12. doelloos op straat rondlopen, 15. bek- ziekte van het pluimgedierte. 19. hoofdstad van Sumatra's oostkust, 21. gebak, 24. rijschool (afk.), 25. wratmeloen, 26. groots, 27. rijksgrens, 29. na dato (afk.), 30. scheik. element, 32. elk, 34. jongensnaam, 35. het uit spansel, 37. steensoort, 40. gevuld, 44. kashouder, 45. schuivende ijs- heuvel In de poolzee, 47. plant. 49. geluid van kippen, 51. plaats in Gel- derl., 52. pauselijke encycliek (afk.), 53. paardekracht (afk.), 54. bijb figuur, 56. trustee (afk.), 58. muzieknoot, 60. zwakke, 61. donkere zolder in molens, 63. ongaarne, 66. voorzetsel, 67. vis, 71. vervoeging van een hulpwerkw., 72. scheik. element (afk.), 73. deel van een franse ontkenning, 75. atmosfeer (afk.). Hor.: 1. mannelijk beroep, 7. op geen plaats, 13. meisjesnaam, 14. soor sleutel, 16. insekteneter, 17. water in Friesl., 18. maanstand, 20. verlegen 21. scheik. element, 22. voedsel, 23. laakbare daad, 26. met genoegen. 28. plaats in Frankrijk, 30. langzaam, 31. voedsel. 33. afbeelding van de oppervlakte van een land. provincie enz.. 35. uitroep. 36. troefkaart, 38. Nederlandse tijd (afk.i, 39. deel van de bijbel, 40. meertje, 41. scheeps vloer. 42. herkauwer, 43. optelling. 44. steen. 45. scheik. element (afk.). 46. voorzetsel, 48. waterdoorlatend, 50. slede, 51. geluk, 55. muzieknoot B8. hoog bouwwerk, 57. klein kind, 59. dikke zoete kleverige stof, 62 maangodin. 64 dat is (afk. Lat 65. rijschool (afk.). 66. voorzetsel, 68 OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Hor.: 1. rebels, 6. gelaat, 12. nede, 14. lens, 16. os, 18. re, 19. Eem, 21. et. 22. v.a., 23. stellig, 26. Engelen, 29. sela, 30. neder, 32. nare, 33. e.k., 34. ge, 36. lis, 37. An, 38. Ee, 39. Lena, 41. aren, 43. do, 44 granaat, 45 os, 47 leek, 49 mist, 52 ah. 54. R.L., 55. sap, 57. se, 58. te, 59. kade, 61. strek, 63. roer, 65. klapper, 67. lomperd. 69. es, 70. r.o., 71. ons, 73. Ee, 74. me. 75. rijst, 7. leng, 79. ras- er, 80. laster. Vert.: 2. Em, 3. Berlage, 4. edel, 5. Ie, 7. el. 8. leeg, 9. antenne, 10. as, 11. mossel, 13. de, 15. ka neel, 17. stek, 19. egel, 20. mees. 22. Vere, 24. el, 25. in. 27. nr, 28. la, 31. dienaar, 35. engel, 37. artls, 39. lol, 40. ark, 41. aam, 42. not, 46. rakker, 48. ereprijs, 50. ser pent, 51. verder, 53. hals, 55. stro, 56. pels, 58. term, 60. da, 61. se, 62. k.o., 64. o.e., 66. post, 66. mees, 72. nu, 75. ra, 76. te, 77. la, 78. ge. INZENDINGEN Oplossingen, uitsluitend op briefkaart, worden voor donderdag aan ons bureau verwacht. In de linkerbovenhoek vermelden: „Puz zeloplossing". Er zijn drie prijzen: een van f 10 en twee van f 5. (Een wereld in wordmgj poor John Knittel 163 „Ja, je hebt gelijk," beaamde zij. „Ik voel dat ook zo. Mijn vroeger ik staat me nu in de weg." Hij keek naar haar fraai voorhoofd en voelde zich geroerd door haar aanwezigheid. Er was een engelachtig, delicaat begrijpen van dingen en verhoudingen in haar. dat niet in woorden kon worden vervat. Toen ze stilzwijgend naast elkaar liepen, had hij 't gevoel, alsof hij van een geheimzinnige duistere druk bevrijd werd. „Ik vind 't heerlijk om je weer te zien," hernam hij en zijn ogen begonnen te glanzen. „Ik heb heel wat meegemaakt sinds ik jou voor het laatst heb gezien," sprak ze. „Het was niet gemakkelijk voor me Gusti te verlaten. Het was een egoïstische daad en ik heb hem gekwetst. Maar er komt een tijd in het leven, waarop men beslissen moet, of het beter is te verpletteren dan wel verpletterd te worden. Ik ben niet beschaafd genoeg om mijn keus op een zielezelfmoord te laten vallen. Ik ben nu nog niet vrij, maar ik hoop 't te worden. Ik weet, dat het een worsteling voor mij zal zijn, maar ik heb niemands hulp nodig. Ik ben van plan 't alleen te doen. Alleen ik moet werken." „Ik zal je werk geven," sprak hij. „Ik zal werk voor je zoeken. Onderwijl ben je bij Lionel en zijn vrouw in goede handen. Ze zullen je goed verzorgen. Overijl je nu maar niet. Kijk eerst maar eens goed rond om te zien, hoe wij hier aan het werken zijn. Het heeft jaren geduurd voor we hier deze kleine staat hebben kunnen opbouwen, maar nu schijnt hij vrijwel vanzelf te gaan. We hebben nog twee jaar voor de boeg. Dan zullen de laatste stenen op hun plaats liggen, er zal een nieuwe weg over de dam lopen, de genera toren zullen kracht produceren en dat zal het einde van dit werk zijn." „Je zult dan heel wat van je krachten hebben gevergd en je zult dan zeker rust nodig hebben." Hij glimlachte en maakte een beweging. „Ik denk nooit aan rust. Het denkbeeld alleen al bezorgt me kippevel. Ik ben op deze plaats vastgegroeid. Ik geef iedere minuut van mijn tijd aan het werk hier. Ik huiver bij de gedachte aan de dag, waarop ik niets meer te doen zal hebben. Die gedachte lijkt op de gedachte aan de dood." „Ik denk heel dikwijls aan de dood," sprak ze blijmoedig. „De enige tijd, waarop me die gedachte somber stemt is die, wanneer ik er tevens met angst aan denk, dat ik misschien zal moeten sterven zonder dat ik iets waardevols zal hebben verricht." „Wat bedoel je met iets waardevols?" „Wel, wat kan een vrouw onder iets waardevols in haar leven verstaan? Ik hoop, dat je 't me niet ten kwade zult duiden, wanneer ik een paar gehefmen over mezelf voor mezelf houd." Op dit ogenblik vertoondè zich een donkere silhouet voor hun ogen. „Daar komt Heddy Falk", sprak Amadeus. „Ze schijnt me te zoeken. Je moet kennis met haar maken. Ze heeft zeer sterke instincten, maar kan die niet altijd bedwingen. Ze veroorzaakte zichzelf heel wat last en moeilijkheden met de mannen hierboven op de bergen. Ze is een type. Mogelijker wijs dat ze onder jouw invloed zich een beetje leert matigen. Lionels vrouw is te streng voor haar. Ze heeft juist behoefte aan iets van een vrouwelijk verstand om haar op de rechte weg te brengen. Probeer haar een beetje te helpen, Pauline, als je kunt. We zullen je er dankbaar voor zijn, want we houden allemaal veel van Heddy." Amadeus accentueerde het vertrouwen, dat hij in Pauline had, door met zijn hoofd te knikken. Ze had hem gaarne daarvoor de hand gedrukt, maar ze dorst het niet en boven dien was Heddy daar, een groot boerinnetje van haar leef tijd, met sterke beenderen, zwart haar, helrode wangen, grijze ogen en een stralende glimlach. „Dat is mevrouw Elfenau," sprak Amadeus op zijn bemin nelijke, joviale manier, die altijd het zijne ertoe bijdroeg om vreemden prettig ten opzichte van elkaar te stemmen. „Zij gaat onze muzikale afdeling reorganiseren. Ze is een groot pianiste. We zijn heel gelukkig, dat we haar onder ons welkom mogen heten." Heddy greep Paulines hand stevig vast. „Ik had al gehoord, dat u hier was. Aangenaam kennis te maken, mevrouw Elfenau." Ze overhandigde Amadeus een enveloppe. „Mijnheer Somers heeft drie van ons uitgestuurd om u te gaan zoeken en u die boodschap te overhandigen. Ik ben blij, dat ik juist de gelukkige ben. Heiri vertelde me, dat u beneden was." Amadeus scheurde de enveloppe open en las de boodschap, terwijl Pauline en Heddy op een gereserveerde manier tegen elkaar glimlachten, alsof ze probeerden elkaar te taxeren. Pauline had het gevoel alsof ze Heddy al een hele tijd kende. Onderwijl had Amadeus de boodschap gelezen. „De heer Von Breitenwyl heeft van Exchallens getelefo neerd om de heer Müller te melden, dat madame de Mariano zich niet wel voelt en dat de heer Müller zo spoedig moge lijk naar Exchallens moet komen". Amadeus had een gevoel, alsof een ijzeren hand zijn hart had beetgegrepen. Een diepe melancholie verduisterde zijn trekken voor een ogenblik. De vrouwen merkten dit op. „Geen slecht nieuws, hoop ik?" vroeg Heddy. „Niet veel goeds," antwoordde hij. „Wil je zo goed zijn om mijnheer Somers onmiddellijk op te bellen om hem mee te delen dat ik hem dadelijk in zijn kantoor kom opzoeken. Ik moet voor een paar dagen weg." Heddy verdween dadelijk met de gehoorzaamheid van een soldaat. „Ik moet je dadelijk verlaten," sprak Amadeus tot Pauli ne. „Tessli is ziek. Breitenwyl schijnt op het ogenblik bij haar te zijn. Ik ben daar blij om. Maar ik moet zo spoedig mogelijk naar haar toe." Ze liepen snel door de groep steenhouwers naar de grote muur. Hij bestelde de „lift". „Mag ik met je mee naar boven?" vroeg ze. „Als je niet bang bent." „Ik ben ermee naar beneden gekomen." Ze greep de kabel beet. Hij stond vlakbij haar en sloeg zijn arm stevig om haar middel. Ze gingen de hoogte in. „Wie heeft je naar beneden gebracht?" vroeg hij. „Heiri." „Ik heb niets tegen hem, maar ik verbied je absoluut om je ooit aan iemand anders toe te vertrouwen." „Ik vertrouw me alleen aan jou toe," antwoordde ze en ze keek hem pal in de ogen. Hij zag hoe haar ogen vochtig werden en schitterden. Ze voelde zijn borst tegen haar boezem op en neer gaan. „Het is beroerd," sprak hij na een korte, pijnlijke stilte, „een mens weet, dat die dingen vroeger of later moeten gebeuren. Een mens kan niet eeuwig leven en toch, als 't ogenblik komt, komt het als een verrassing en het vervult je ziel met ontzetting. Zeg, hoor eens Pauline, ik ben heel bang, dat Tessli doodgaat." (Wordt vervolgd) 73 Floor had de voet van de appelen-berg bereikt en hij keek nauwkeurig naar de bodem. „Waar ken nou dat schilderij legge," mompelde hij. Hij liep een paar passen door. „Ja, dat ken 't wel eens weze," zei hij opeens en bukte zich. Onder enige duizenden appels, die huizenhoog oprezen, stak een stuk van de gouden lijst uit. Floor greep het en begon te trekken. Het scheen of er beweging in kwam. Grote zeevissen vormden zijn geïnteresseerd pu bliek. Lappie keek op Jonas' horloge. „Hij is al een half uur onder water, Jonas," zei Lappie bezorgd. Jonas wuifde echter geruststellend met de hand. „Ach, maak je niet ongerust, Lappie. Die mensen kunnen wel een paar uur onder water blijven, als ze dat willen..." Lappie haalde de schouders op. „Ik maak me toch ongerust Jonas, stel je voor, dat de appels naar beneden schuiven en rollen, als hij dat schilderij er onder vandaan wil halen..." Smidje Verholen en de Knap-Mutator 1197. Buurman Knolle werd de volgende ochtend enig leven gewaar in de woning van smidje Verholen en besloot eens pools hoogte te gaan nemen. „Als Verholen weerom is, mot-ie meteen de mestvork maar 'es in orde maken", dacht Knolle en hij nam dat nuttigewerktuigje over de schouder mee. Resoluut stapte hij de smidse binnen, waar hij smidje Verholen aantrof..., zijn eigen vriend Verholen, die er blozend en kerngezond uitzag. „En hoe is het nou met die zenuwstrengen bovenin je kop?" wil de boer Knolle weten. „Die zullen wel goed in orde zijn", lachte de smid. „Maar vertel mij nou 'es even, Knolle. Jij bent toch een goeie vriend van me, hè? Jij kent me toch? Nou heeft hier wekenlang een dubbelganger van me gezeten, een mis dadiger uit Nicolagonië. Had jij nou echt niet in de gaten, dat IK het niet was?" „Nou breekt mien de zundagse klump...?". mompelde boer Knolle en hij sloeg bijna achterover van verbazing. „We vonden in het dorp allemaal dat je wat vreemd deed, want je herkende plotseling niemand meer. Daarom dachten we, dat je verkeerdigheid had an die zenuwstrengen bovenin de kop." „Maak je over die zenuwstrengen maar geen zorg, Knolle", lachte de smid. „Misschien kom je er al wel héél gauw achter wat zich hier in de smidse allemaal heeft afgespeeld. En geef die mest vork maar hier. Die maak ik wel even voor je." Intussen reed er een onopvallende auto over de weg van Gravendrecht naar Rijkhuyzen. De auto werd bestuurd door Theodora X-03 Dubbelsnuf. Ze keek strak voor zich uit en zei niets, want naast haar zat de onverstoorbare mr. dr. Pierre Boelanzée, de klein* minister-president.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 18