Toen Droefje durfde, werd
hij Kampioen Vuurspuwer
LENTE
AMADEUS
Jarigen
PUZZEL VAN DE WEEK
lATCKDAO 19 APRft T969
Droefje het draakje had geen plezier meer in het leven.
Terwijl hij met zijn vuurtongetje terloops een droog
strootje in brand stak, mompelde hij: „Nou, en? Zal ik een
draakje zijnwelk draakje heeft er plezier in als hij
maar een klein draakje is met een klein tongetje en een
klein vlammetje. Waarom ben ik niet als al die andere
hele grote, hele geweldige draken met vlammetongen, die
wel drie meter ver reiken? Nee, ik heb geen plezier meer
vn het leven. En ik mag er niet eens om huilen, want an
ders blus ik mijn laatste vonkje ook nog."
Tot overmaat van ramp
kwam met enorm geraas Drom
mel, de geweldige draak aan
waggelen. Toen hij Droefje zag,
grijnsde hij gemeen, terwijl er
een grote vlam uit zijn bek
spoot: ,3a". sprak hij, „wie
hébben we daar? Wel wel, da's
Droefje het miezerige draakje
dat niet meedoet."
„Niet meedoet? Waaraan
dan?" vroeg Droefje nieuwsgie
rig.
„Aan de virurspuwwedstrijd",
•ntwoordde Drommel, „die is
over een maand en we zijn al
lemaal heel hard aan het oefe
nen wie het verst zijn vuur kan
spuwen. Ik denk dat ik het win.
De elfjes en kabouters zijn al
druk bezig weddenschappen af
te sluiten. Iedereen zet twee
beukenootjes in. Moet je eens
kijken wat een berg beukenoot
jes ze op mijn naam hebben
gezet."
Hij spuwde eventjes een
vlam van twee meter de ruimte
in. „Kon beter", zei hij teleur
gesteld, „Maar ik moet mijn
krachten sparen tot de
wedstrijd. Als ik jou was zou ik
maar niet meedoen. Misschien
als lachnummer, maar niet als
mededinger, want jij verliest
het toch. Zo, nu ga ik weer wat
oefenen."
Hij keerde zich om en zei
over zijn schouder nog even
tjes: „O ja, als je wilt komen
kijken, mag dat best, hoor. Dag,
dag, de vurige groeten dan
maar."
„Nu ga ik mij vijf minuutjes
lang erg vernederd voelen",
kermde Droefje en ging van el
lende plat op de grond liggen.
Maar Kroef de Kraai, die op
een boomtak zat en alles had
gehoord, kraste verontwaar
digd. „Laat jij dat op je zitten?
Bej jij een draak of niet? Heb
jij soms geen schubben en een
echte drakestaart en een rode
draketong? Goed, het is alle
maal wat klein, maar dat kan
nog groeien. Als ik jou was ging
ik maar eens snel wat oefenen.
Want omdat je zo klein bent,
heb je nooit behoorlijk geoe
fend. Weet jij veel wat je alle
maal kunt als je het nog nooit
hebt geprobeerd?"
„Tja", zei Droefje, „ik heb in
derdaad nog nooit geoefend.
Moet ik het dan maar gaan
proberen?"
„Achter mekaar", zei
Kroef, „Hier is een mooi open
plekje. Komaan, haal diep
adem, zet de borstkas uit en
spuw een mooi vlammetje."
Droefje stond op en probeer
de het. Hij zoog zijn drakelon-
gen vol lucht, sperde zijn muil
tje open en blies een geweldige
vlam van wel een meter."
Kroef hipte van louter plezier
op zijn tak heen en weer: „Kijk
es", riep hij, „dat was me d'r
een! Nou nog vier weekjes oe
fenen. Ik zet mijn beukenootjes
op jouw naam."
Op de dag van de wedstrijd
kwamen de draken van heinde
en ver naar het vuurveld.
Vlammen supwend en wel om
de tongspieren alvast wat los te
maken. Het was prachtig weer
en alle elfjes van het bos had
den parasolletjes opgestoken en
de drakekindertjes hadden zon-
nehoedjes op en de kabouters
hadden hun jasjes uitgetrokken.
Iedereen was opgewonden en
drakemoeders kibbelden met el
kaar: „Mijn man wint het
hoor", „Nietes, de mijne", „nie
tes", „welles". En zo ging dat
dan.
Toen kwam Droefje een beet
je verlegen het veld op. „Kom
maar hier jongeman", riep een
drakemoeder. Hier is nog wel
een plaatsje voor je".
„Mmmaar, ik doe mee", zei
Droefje zachtjes en toen lachte
iedereen zich wild.
„Haha", bulderde Drommel,
„moet je hem zien, ons lach
nummer". De andere draken
hielden hun buiken vast
De wedstrijd begon en de
scheidsrechter mat de vlammen
en de verste vlam was inder
daad die van Drommel. Wel
drie meter en twee centimeter
lang.
En toen kwam Droefje. Nie
mand gaf hem een kans. Maar
het gelach verstomde, toen
Droefje maar eventjes een vlam
van wei drie en een halve me
ter uit zijn kleine muiltje
spuwde. Het was doodstil en
Drommel kreeg van schrik de
hik.
„Hik", zei hij, „Hoe doe jij
dat, zeg? Hik". „Oefening baart
kunst", antwoordde Droefje
bescheiden, „Ik wist niet wat ik
wel kon, tot ik het ging probe
ren."
„Zie je nou wel?", kraste
Kroef de Kraai triomfantelijk
en rende alvast naar de berg
beukenootjes toe om zich ziek
te gaan eten.
Toen juicpte de menigte en
riep: „Leve Droefje, de kleine,
grote draak, die verre vlammen
spuwt" en Droefje kreeg de -
eerste prijs en de kaboutertjes
namen hem op hun schouders
en droegen hem het hele veld
rond.
„Nu zal ik mij eventjes tien
minuutjes lang erg trots gaan
voelen" dacht Droefje en spuw
de nog een vlammetje. Als toe-
-gift.
Hij vond het leven ineens
weer erg plezierig.
KIRSTEN EMOUS
C
A
R
0
L
1
N
A
Y
E
S
/SeM HPV/&6 S/DDeJS/Ajti, <ZAAT I
15 PooR neraRorz sov/P....
Dierennamen Prijswinnaars
In ons hoekje van 22 maart
stonden drie zinnetjes waarin
dierennamen waren verborgen.
Hier komen ze: reiger, os, een
den en tijger.
LANG ZULLEN ZE LEVEN!!!
Sjanet Boekesfcijn, Henk den
Boer, Margriet Bouwsema,
Daan Bruins, Teunie v.d. Does,
Anja van Eek, Marga Klerks,
Tine Korevaar, Rita Kraaije-
veld, Tonnie Metselaar, Neeske
van Milligen, René Nieuwburg,
Olphaert den Otter, Rita Per-
fors, Ineke Renema, Cornelis
Reijm, Jozien Schrier, Ina Se-
ton, Josien v.d. Sluijs, Denise
Snijders, Marit Spruijtenberg,
Lineke Stolk, Jan van Veldhui
zen, Hans Veth, Sjanie Visser,
Angeniet van Vliet, Jannie
Voordendag en Jan Vos.
Hartelijk gefeliciteerd met
ten en neven.
Annie van der Schans stuurde
het volgende versje in.
Krokusje in het gras,
Wat kies je voor een jas?
Oranje, paars of wit?
Of waar een streep in zit?
Een streepje smal of breed.
Hè, dat je 't nou niet weet.
Als ik een krokus was,
Dan koos ik zelf mijn jas.
15/3 Gerdien Oosterwijk Ber-
kel en Hildo van der Waal
Vlaardingen.
22/3 Leunie Van Duijn Noord-
wijk en Petra van Houwelingen
Hardinxveld-Giessendam.
29/3 Louis de Graaf Nieuwen-
dijk en Tine den Hoed De Lier.
5/4 Kees van Leeuwen Bos
koop en Francien de Raad Rot
terdam.
De prijswinnaars van 12 en
19 april lezen jullie volgende
week in ons hoekje.
Dag nichten en neven
Hoe maken jullie het alle
maal? Genoten van de paasva
kantie? Wat was het prachtig
weer! Zijn we nog een beetje
bruin geworden? Als het in de
grote vakantie ook eens zulk
mooi weer is....
Hartelijk dank voor de rap
portcijfers en de mooie kaarten
die ik van jullie kreeg toe
gestuurd. Tante Jos is altijd erg
benieuwd naar jullie cijfers
hoor!
De prijswinnaars van deze
week komen aanstaande week
in ons hoekje. Jullie hoeven je
echt niet ongerust te maken.
Ons babbeltje is ditmaal niet
zo lang, maar volgende keer
krijgen jullie weer een lange
brief.
Heeft juffrouw Emous geen
mooie verhalen voor jullie
geschreven?
Daaag, veel groetjes en tot de
volgende keer.
TANTEJOS
Puzzeloplossingen
22 maart: horizontaal (dat is
van links naar rechts) lezen we:
priem, lei, naald, kaars, tor, dak,
dop en clown. Vertikaal (dat is
van boven naar beneden) staat
er: geld, pinda, sigaar, smid,
kat, stok, aardappel, pop, bed
en pauw.
29 maart: Truus, Anneke en
Maria; Harry, Gerrit en Karl.
5 april: vertikaal: veger, lamp,
kachel, stoel, poort en schoen.
Horizontaal: tegel, koek, mond,
raap, schaap, zool kom en
klomp.
12 april: Lentebode.
Deze week hebben we
nu eens geen puzzel
maar een soort rebus,
nichten en neven. Op
het plaatje zien jullie
verschillende voorwer
pen getekend. De be
doeling is dat we de
naam van het tweede
voorwerp aftrekken van
het eerste.
'k Zal jullie een klein
beetje helpen. Boven
aan zie je een bijl en
een bij.Als je het
woordje bij van bijl af
trekt blijft de letter L
over. Als je hiermee
klaar bent, lees je van
boven naar beneden
een woord waar jullie
op school echt wel mee
te maken hebben.
Ik krijg van jullie dus
twee oplossingen. De
namen van de voorwer
pen en het woord dat je
van boven naar bene
den leest.
De oplossing moet
worden ingezonden vóór
dinsdag 22 april.
ff) - o._=.
munt in China, 69. aardrijkskundige aanduiding (afk.), 70. myth, figuur,
72. een der zeven wijzen van Griekenland, 74. bergplaats, 76. overschot,
77. lijdzaam.
Vert.: 1. plaats in Duitsland, 2. grassoort, 3. klein kind, 4. specerij, 5.
oude lengtemaat, 6. paard, 7. bedrog, 8. bijwoord, 9. aangezicht, 10. land
bouwwerktuig, 11. ontkenning, 12. doelloos op straat rondlopen, 15. bek-
ziekte van het pluimgedierte. 19. hoofdstad van Sumatra's oostkust, 21.
gebak, 24. rijschool (afk.), 25. wratmeloen, 26. groots, 27. rijksgrens, 29.
na dato (afk.), 30. scheik. element, 32. elk, 34. jongensnaam, 35. het uit
spansel, 37. steensoort, 40. gevuld, 44. kashouder, 45. schuivende ijs-
heuvel In de poolzee, 47. plant. 49. geluid van kippen, 51. plaats in Gel-
derl., 52. pauselijke encycliek (afk.), 53. paardekracht (afk.), 54. bijb
figuur, 56. trustee (afk.), 58. muzieknoot, 60. zwakke, 61. donkere zolder
in molens, 63. ongaarne, 66. voorzetsel, 67. vis, 71. vervoeging van een
hulpwerkw., 72. scheik. element (afk.), 73. deel van een franse ontkenning,
75. atmosfeer (afk.).
Hor.: 1. mannelijk beroep, 7. op geen plaats, 13. meisjesnaam, 14. soor
sleutel, 16. insekteneter, 17. water in Friesl., 18. maanstand, 20. verlegen
21. scheik. element, 22. voedsel, 23. laakbare daad, 26. met genoegen.
28. plaats in Frankrijk, 30. langzaam, 31. voedsel. 33. afbeelding van de
oppervlakte van een land. provincie enz.. 35. uitroep. 36. troefkaart, 38.
Nederlandse tijd (afk.i, 39. deel van de bijbel, 40. meertje, 41. scheeps
vloer. 42. herkauwer, 43. optelling. 44. steen. 45. scheik. element (afk.).
46. voorzetsel, 48. waterdoorlatend, 50. slede, 51. geluk, 55. muzieknoot
B8. hoog bouwwerk, 57. klein kind, 59. dikke zoete kleverige stof, 62
maangodin. 64 dat is (afk. Lat 65. rijschool (afk.). 66. voorzetsel, 68
OPLOSSING VAN DE
VORIGE PUZZEL
Hor.: 1. rebels, 6. gelaat, 12.
nede, 14. lens, 16. os, 18. re, 19.
Eem, 21. et. 22. v.a., 23. stellig,
26. Engelen, 29. sela, 30. neder,
32. nare, 33. e.k., 34. ge, 36. lis,
37. An, 38. Ee, 39. Lena, 41. aren,
43. do, 44 granaat, 45 os, 47 leek,
49 mist, 52 ah. 54. R.L., 55. sap,
57. se, 58. te, 59. kade, 61. strek,
63. roer, 65. klapper, 67. lomperd.
69. es, 70. r.o., 71. ons, 73. Ee,
74. me. 75. rijst, 7. leng, 79. ras-
er, 80. laster.
Vert.: 2. Em, 3. Berlage, 4. edel,
5. Ie, 7. el. 8. leeg, 9. antenne,
10. as, 11. mossel, 13. de, 15. ka
neel, 17. stek, 19. egel, 20. mees.
22. Vere, 24. el, 25. in. 27. nr, 28.
la, 31. dienaar, 35. engel, 37. artls,
39. lol, 40. ark, 41. aam, 42. not,
46. rakker, 48. ereprijs, 50. ser
pent, 51. verder, 53. hals, 55. stro,
56. pels, 58. term, 60. da, 61. se,
62. k.o., 64. o.e., 66. post, 66.
mees, 72. nu, 75. ra, 76. te, 77.
la, 78. ge.
INZENDINGEN
Oplossingen, uitsluitend op
briefkaart, worden voor donderdag
aan ons bureau verwacht. In de
linkerbovenhoek vermelden: „Puz
zeloplossing". Er zijn drie prijzen:
een van f 10 en twee van f 5.
(Een wereld in wordmgj
poor
John Knittel
163
„Ja, je hebt gelijk," beaamde zij. „Ik voel dat ook zo. Mijn
vroeger ik staat me nu in de weg."
Hij keek naar haar fraai voorhoofd en voelde zich geroerd
door haar aanwezigheid. Er was een engelachtig, delicaat
begrijpen van dingen en verhoudingen in haar. dat niet in
woorden kon worden vervat.
Toen ze stilzwijgend naast elkaar liepen, had hij 't gevoel,
alsof hij van een geheimzinnige duistere druk bevrijd werd.
„Ik vind 't heerlijk om je weer te zien," hernam hij en
zijn ogen begonnen te glanzen.
„Ik heb heel wat meegemaakt sinds ik jou voor het laatst
heb gezien," sprak ze. „Het was niet gemakkelijk voor me
Gusti te verlaten. Het was een egoïstische daad en ik heb
hem gekwetst. Maar er komt een tijd in het leven, waarop
men beslissen moet, of het beter is te verpletteren dan wel
verpletterd te worden. Ik ben niet beschaafd genoeg om
mijn keus op een zielezelfmoord te laten vallen. Ik ben nu
nog niet vrij, maar ik hoop 't te worden. Ik weet, dat het
een worsteling voor mij zal zijn, maar ik heb niemands hulp
nodig. Ik ben van plan 't alleen te doen. Alleen ik moet
werken."
„Ik zal je werk geven," sprak hij. „Ik zal werk voor je
zoeken. Onderwijl ben je bij Lionel en zijn vrouw in goede
handen. Ze zullen je goed verzorgen. Overijl je nu maar
niet. Kijk eerst maar eens goed rond om te zien, hoe wij
hier aan het werken zijn. Het heeft jaren geduurd voor we
hier deze kleine staat hebben kunnen opbouwen, maar nu
schijnt hij vrijwel vanzelf te gaan. We hebben nog twee jaar
voor de boeg. Dan zullen de laatste stenen op hun plaats
liggen, er zal een nieuwe weg over de dam lopen, de genera
toren zullen kracht produceren en dat zal het einde van dit
werk zijn."
„Je zult dan heel wat van je krachten hebben gevergd en
je zult dan zeker rust nodig hebben."
Hij glimlachte en maakte een beweging.
„Ik denk nooit aan rust. Het denkbeeld alleen al bezorgt
me kippevel. Ik ben op deze plaats vastgegroeid. Ik geef
iedere minuut van mijn tijd aan het werk hier. Ik huiver bij
de gedachte aan de dag, waarop ik niets meer te doen zal
hebben. Die gedachte lijkt op de gedachte aan de dood."
„Ik denk heel dikwijls aan de dood," sprak ze blijmoedig.
„De enige tijd, waarop me die gedachte somber stemt is die,
wanneer ik er tevens met angst aan denk, dat ik misschien
zal moeten sterven zonder dat ik iets waardevols zal hebben
verricht."
„Wat bedoel je met iets waardevols?"
„Wel, wat kan een vrouw onder iets waardevols in haar
leven verstaan? Ik hoop, dat je 't me niet ten kwade zult
duiden, wanneer ik een paar gehefmen over mezelf voor
mezelf houd."
Op dit ogenblik vertoondè zich een donkere silhouet voor
hun ogen.
„Daar komt Heddy Falk", sprak Amadeus. „Ze schijnt me
te zoeken. Je moet kennis met haar maken. Ze heeft zeer
sterke instincten, maar kan die niet altijd bedwingen. Ze
veroorzaakte zichzelf heel wat last en moeilijkheden met de
mannen hierboven op de bergen. Ze is een type. Mogelijker
wijs dat ze onder jouw invloed zich een beetje leert matigen.
Lionels vrouw is te streng voor haar. Ze heeft juist behoefte
aan iets van een vrouwelijk verstand om haar op de rechte
weg te brengen. Probeer haar een beetje te helpen, Pauline,
als je kunt. We zullen je er dankbaar voor zijn, want we
houden allemaal veel van Heddy."
Amadeus accentueerde het vertrouwen, dat hij in Pauline
had, door met zijn hoofd te knikken. Ze had hem gaarne
daarvoor de hand gedrukt, maar ze dorst het niet en boven
dien was Heddy daar, een groot boerinnetje van haar leef
tijd, met sterke beenderen, zwart haar, helrode wangen,
grijze ogen en een stralende glimlach.
„Dat is mevrouw Elfenau," sprak Amadeus op zijn bemin
nelijke, joviale manier, die altijd het zijne ertoe bijdroeg om
vreemden prettig ten opzichte van elkaar te stemmen. „Zij
gaat onze muzikale afdeling reorganiseren. Ze is een groot
pianiste. We zijn heel gelukkig, dat we haar onder ons
welkom mogen heten."
Heddy greep Paulines hand stevig vast.
„Ik had al gehoord, dat u hier was. Aangenaam kennis te
maken, mevrouw Elfenau."
Ze overhandigde Amadeus een enveloppe.
„Mijnheer Somers heeft drie van ons uitgestuurd om u te
gaan zoeken en u die boodschap te overhandigen. Ik ben
blij, dat ik juist de gelukkige ben. Heiri vertelde me, dat u
beneden was."
Amadeus scheurde de enveloppe open en las de boodschap,
terwijl Pauline en Heddy op een gereserveerde manier tegen
elkaar glimlachten, alsof ze probeerden elkaar te taxeren.
Pauline had het gevoel alsof ze Heddy al een hele tijd
kende.
Onderwijl had Amadeus de boodschap gelezen.
„De heer Von Breitenwyl heeft van Exchallens getelefo
neerd om de heer Müller te melden, dat madame de Mariano
zich niet wel voelt en dat de heer Müller zo spoedig moge
lijk naar Exchallens moet komen".
Amadeus had een gevoel, alsof een ijzeren hand zijn hart
had beetgegrepen. Een diepe melancholie verduisterde zijn
trekken voor een ogenblik. De vrouwen merkten dit op.
„Geen slecht nieuws, hoop ik?" vroeg Heddy.
„Niet veel goeds," antwoordde hij. „Wil je zo goed zijn om
mijnheer Somers onmiddellijk op te bellen om hem mee te
delen dat ik hem dadelijk in zijn kantoor kom opzoeken. Ik
moet voor een paar dagen weg."
Heddy verdween dadelijk met de gehoorzaamheid van een
soldaat.
„Ik moet je dadelijk verlaten," sprak Amadeus tot Pauli
ne. „Tessli is ziek. Breitenwyl schijnt op het ogenblik bij
haar te zijn. Ik ben daar blij om. Maar ik moet zo spoedig
mogelijk naar haar toe."
Ze liepen snel door de groep steenhouwers naar de grote
muur. Hij bestelde de „lift".
„Mag ik met je mee naar boven?" vroeg ze.
„Als je niet bang bent."
„Ik ben ermee naar beneden gekomen."
Ze greep de kabel beet. Hij stond vlakbij haar en sloeg
zijn arm stevig om haar middel. Ze gingen de hoogte in.
„Wie heeft je naar beneden gebracht?" vroeg hij.
„Heiri."
„Ik heb niets tegen hem, maar ik verbied je absoluut om
je ooit aan iemand anders toe te vertrouwen."
„Ik vertrouw me alleen aan jou toe," antwoordde ze en ze
keek hem pal in de ogen.
Hij zag hoe haar ogen vochtig werden en schitterden. Ze
voelde zijn borst tegen haar boezem op en neer gaan.
„Het is beroerd," sprak hij na een korte, pijnlijke stilte,
„een mens weet, dat die dingen vroeger of later moeten
gebeuren. Een mens kan niet eeuwig leven en toch, als 't
ogenblik komt, komt het als een verrassing en het vervult je
ziel met ontzetting. Zeg, hoor eens Pauline, ik ben heel bang,
dat Tessli doodgaat."
(Wordt vervolgd)
73 Floor had de voet van de appelen-berg bereikt en hij
keek nauwkeurig naar de bodem. „Waar ken nou dat
schilderij legge," mompelde hij. Hij liep een paar passen
door. „Ja, dat ken 't wel eens weze," zei hij opeens en
bukte zich. Onder enige duizenden appels, die huizenhoog
oprezen, stak een stuk van de gouden lijst uit. Floor greep
het en begon te trekken. Het scheen of er beweging in
kwam. Grote zeevissen vormden zijn geïnteresseerd pu
bliek. Lappie keek op Jonas' horloge. „Hij is al een half uur
onder water, Jonas," zei Lappie bezorgd. Jonas wuifde
echter geruststellend met de hand. „Ach, maak je niet
ongerust, Lappie. Die mensen kunnen wel een paar uur
onder water blijven, als ze dat willen..." Lappie haalde de
schouders op. „Ik maak me toch ongerust Jonas, stel je
voor, dat de appels naar beneden schuiven en rollen, als
hij dat schilderij er onder vandaan wil halen..."
Smidje Verholen en de Knap-Mutator
1197. Buurman Knolle werd de volgende ochtend enig leven
gewaar in de woning van smidje Verholen en besloot eens pools
hoogte te gaan nemen. „Als Verholen weerom is, mot-ie meteen
de mestvork maar 'es in orde maken", dacht Knolle en hij nam
dat nuttigewerktuigje over de schouder mee. Resoluut stapte
hij de smidse binnen, waar hij smidje Verholen aantrof..., zijn
eigen vriend Verholen, die er blozend en kerngezond uitzag.
„En hoe is het nou met die zenuwstrengen bovenin je kop?" wil
de boer Knolle weten. „Die zullen wel goed in orde zijn",
lachte de smid. „Maar vertel mij nou 'es even, Knolle. Jij bent
toch een goeie vriend van me, hè? Jij kent me toch? Nou heeft
hier wekenlang een dubbelganger van me gezeten, een mis
dadiger uit Nicolagonië. Had jij nou echt niet in de gaten, dat
IK het niet was?" „Nou breekt mien de zundagse klump...?".
mompelde boer Knolle en hij sloeg bijna achterover van verbazing.
„We vonden in het dorp allemaal dat je wat vreemd deed, want
je herkende plotseling niemand meer. Daarom dachten we, dat
je verkeerdigheid had an die zenuwstrengen bovenin de kop."
„Maak je over die zenuwstrengen maar geen zorg, Knolle", lachte
de smid. „Misschien kom je er al wel héél gauw achter wat zich
hier in de smidse allemaal heeft afgespeeld. En geef die mest
vork maar hier. Die maak ik wel even voor je." Intussen
reed er een onopvallende auto over de weg van Gravendrecht
naar Rijkhuyzen. De auto werd bestuurd door Theodora X-03
Dubbelsnuf. Ze keek strak voor zich uit en zei niets, want naast
haar zat de onverstoorbare mr. dr. Pierre Boelanzée, de klein*
minister-president.