Foto's
tegen
beschermen
stof en rook
KAMPIOENEN
DROP-ETEN..
Kweken zonder aarde
schaak
bridge
Pionnen
a 1
i
m
m m
i
*>A*
m
m
B m
B
v.
H
Aanvoelen
Geen fusie
damclubs
Les 5, deel 2
ZATERDAG 1 MAART. 1969
6
A 8
Z> A4
O A V 10 9 8 4
B 9 7
V 6 4
V 85
O 7
A H 108654
HB10752
9 HB
O B 2
V 3 2
93
V1097632
O H 6 5 3
De kaartverdeling is al apart. Elk der spe
lers heeft minstens een zeskaart. Even merk
waardig was het biedverloop. Zuid was ge
ver, waarna West en Oost flink boden. Noord
fungeerde tot twee keer toe als stoorzender
door te bieden. Daarmee verraadde hij
zijn kaart, waarvan Oost/West gretig profi
teerden. West bood nogal overmoedig, want
hij kwam ten slotte op 7 Hij was ervan
uitgegaan dat Zuid geen zou hebben en
dat Noord naast de lange +-kaart ook nog
ét V zou bezitten, vandaar 7 41 Hij nam de
extra gok dat O H dan wel bij Zuid zou zit
ten.
De gok lukte. Zuid kwam uit met C 10, die
voor de H van Oost werd. West speelde nu
troef A en sneed daarna op de V. De laat
ste troef van Noord werd gehaald, waarna
Oost met B vervolgde. Zuid legde de 3 en
West speelde ook laag. Oost speelde nu de
2, die voor de 10 van west werd, waarna
West een lage O speelde, door Oost inge-
troefd. Oost bracht daarna West met Q A
aan slag, waarna de van Oost op de O
van West weggingen en Inderdaad het fan
tastische groot slem in 4» werd gemaaktl
Het nu volgende vraagstuk laat zien dat
met meer punten een minder hoog contract
werd gemaakt.
V 4 2
V 9 4 3 2
O 5
V 10 5 2
A H 5
108 7
v AIO
O A H 9
106
A AHB93
v> B 5
O V 8 7 4 3 2
864
Oost en West waren terecht de bie
ding geëindigd met 7 Ook hier dus, maar
In dit geval niet te maken. De slechtzittende
V bij Noord verhindert dat.
Men erkent vrij algemeen dat
het van het qroo'rsïe belang is
goed in het eindspel van een
schaakpartij thuis ta zijn. Juist
daarin vooral onder het
meesterniveau en zeker order
schakers van nog bescheidener
capaciteiten liggen de beste
kansen om punten te behalen of te
redden, uitsluitend omdat ve.e
schakers zo slecht in de theorie
van het eindspel thuis zijn. Nielle-
min is het, op zijn zachtst gezegd,
verwonderlijk dat zo weinigen de
ze theorie bestuderen. Op zijn
best bezitten sommigen een of
meer van deze boeken, doch ver
diepen zich daarin gewoonlijk pas
wanneer zij een moeilijk eindspel
achter de rug hebben.
De simpele tegenwerping dat
men eerst het eindspel moet berei
ken om van deze theorieën profijt
te kunnen trekken, verklaart na
tuurlijk wel ten dele waarom zo
velen zich intensief met de ope
ningstheorie bezig houden, maar
de bestaande wanverhouding fn
belangstelling tussen beide gebie
den Is hiermede, naar onze smaak,
toch niet bevredigend uitgelegd.
Intussen erkennen velen royaal
dat componisten van eindspelstu
dies soms wonderen van schoon
heid op het bord hebben weten te
toveren. Maar daarbij blijft men
veelal staan, zonder te beseffen
dat de eindspelstudie zich be
weegt op randgebieden van de
theorie. De studie geeft menigmaal
de uitzondering, de theorie de re
gel.
In de komende weken krijgt u
gelegenheid een aantal
eindspelstudies van een in structu
reel opzicht eenvoudig karakter te
bestuderen. Hopelijk Jhebt u hier
aan vroeg of laat ook wat voor
uw eigen oraktische partijspel. Dit
maal enkele studies met pion
nen!
Hieronder volqen de oplossingen van
de opgaven uit onze rubriek van 22
februari (Briefschaak).
(3) Heehler Fleischmann. Waarom
was 1. Lb77 fout? Wegens 2. Pxo6!
fxe6, 3. Dxe6t Tf7; 4. Dxf7t! Kxf7; 5.
e6t Ke8; 6. Txc7 Tc8; 7. Le5 en zwart
gaf zich gewonnen.
(1) Studie van A. Herberg
(DSZ 1956)
Wit aan zet: wint.
(2) Studie van N. D. Grigoriev
(Schachmatny Llstok 1929)
Wit aan zet: Remise.
(3) Studie van G. Kasparjan
(Schachmatny 1937)
***-
Correspondentie een de heer B. J. Nuys,
ieereveltetreat 22, Rotterdam.
Het maken van een contract is niet altijd
even gemakkelijk. Op papier kan de bieding
nu wel goed zijn verlopen, de kaartverdeling
vooral bij de tegenpartij zorgt dikwijls
voor een onwelkome verrassing. Puntentellen
alleen Is derhalve slechts één van de pijlers
waarop de bieding rust. Het totale aantal
punten is niet maatgevend voor de hoogte
van het contract, dat uiteindelijk wordt be
reikt.
Vooral wanneer het contract veel slagen
omvat, Is de bieding vaak een kwestie van
juist aanvoelen. Onmogelijk lijkende contrac
ten worden vaak gemaakt, minder moeilijke
zijn opeens niet te maken.
Onderstaande voorbeelden geven duidelijk
aan wat wij daarmee bedoelen.
Volgens een oud en zeer hardnekkig verhaal kan [e een
Nederlandse emigrant geen groter genoegen doen dan voor hem
wat drop mee te nemen uit Holland. Doodgewone drop. Want
dat zwarte snoepgoed vertegenwoordigt een stukje Nederland,
een stukje heimwee. Drop kennen ze alleen in Nederland. Echte,
goeie, fijne, zoute drop wordt alleen in Nederland gemaakt
Nu mag dat een beetje over
dreven lijken, feit is dat in ons
land relatief het meeste drop
wordt gegeten. Er worden dage
lijks vele kilo's gemaakt, ver
kocht en gegeten. En dat we
daaraan een tiental grote en
een aantal kleinere dropfabrie-
ken te danken hebben ligt dan
wel voor de hand. Maar we
hebben er ook een uniek insti
tuut aan over gehouden: het
Centraal Instituut voor de
Dropverwerkende industrie.
Dat CIDI is een door de geza
menlijke drop-fabrikanten ruim
twaalf jaar geleden opgericht
instituut, dat zich bezighoudt
met controle van de grondstoffen
en met bestudering van de mo
gelijkheden op medisch en voe-
dingsgebied van diezelfde drop.
Praten met mensen van het
CIDI kan overigens snel leiden
tot mis-verstaan. Want vak
mensen verstaan onder drop
iets anders dan dat van de
hoestende man die een apo
theek binnenkomt en om drop
vraagt. Voor de vakman is dat
„drop" het „drop-artikel". Het
artikel dat van drop wordt ge
maakt. Voor hèm is echt drop:
de grote zwarte blokken inge
dampt extract van de zoethout
wortel. Dat is het „materiaal"
dat wordt gebruikt voor het
maken van drop eh... het
drop-artikel. Het artikel in zoe
te, zoute, ronde, vierkante, sten
gel-, of knoopjesvorm.
Zoethout, vroeger ook al
een versnapering, blijkt dus de
grondstof voor ons aller drop.
Dat „hout" wordt geoogst in
Italië, Frankrijk, Griekenland,
Irak, Iran en Soedan. Het ande
re voor het maken van het
drop-artikel noodzakelijke in
grediënt is gom. En ook die
komt uit verre landen.
Als je een vakman over het
maken van drop hoort praten,
is dat een tamelijk eenvoudige
zaak. Het komt erop neer, dat
zoethout wordt gekookt en dat
het aftreksel weer wordt inge
dampt. Wat men overhoudt is
dan een zwart destillaat, dat in
vakkringen drop heet en dat in
grote zwarte blokken naar de
fabrikant gaat. Die fabrikant
gebruikt dan verder, „toevoegen
naar smaak", het al genoemde
gom, suiker en eventuele ande
re smaakstoffen. En natuurlijk
kunnen dan meer of minder in
gewikkelde machines daar al
lerlei vormen aan geven.
Moderne en ingewikkeld lij
kende apparatuur staat er ook in
het Amsterdamse Centraal
Instituut voor Dropverwerken
de Industrieën. De blokken drop
die hier steeksproefgewijs wor
den onderzocht, krijgen daar
een strenge keuring. Het CIDI
is namelijk opgericht omdat
men het in de grondstoffen le
verende landen wel eens min
der nauw nam met hygiëne-re-
gels en ook omdat er in het
verleden wel eens geknoeid
werd met de grondstoffen. En
gewetensvol als we zijn, gaan
we nu de grondstoffen nauw
keurig onderzoeken voor we die
verwerken tot zoute drop. Bij
het onderzoek gelden daarom
de eisen van de pharmacopee
als minimum.
Ook de medische kant, de
eventuele uitwerking van drop,
wordt in de laboratoria onder
zocht. Al lang immers schrijft
men drop niet alleen een ge
neeskrachtige werking toe bij
verkoudheid. Ook veel maagpa
tiënten hebben al eens baat ge
vonden bij een dropkuur. En
bekend is het verhaal dat
maaglijder Napoleon een ver
woed drop-eter was.
De ontdekking van drop als
„geneesmiddel" werd gedaan in
de Tweede Wereldoorlog, toen
drop een van de weinige artike
len was die niet op de bon wa
ren. Overigens, de arts die dit
ontdekte, merkte ook dat som
mige patiënten die veel en
langdurig drop aten, last kregen
van oedeem. En prof. Borst in
Amsterdam ontdekte, dat drop
een zekere hormoon-werking
nad. In enkele gevallen is er
zelfs al een drop-extract toege
diend aan mensen met een be
paald hormoon-tekort. Die ont
dekkingen waren reden te meer
voor degenen die zich met
drop-fabrikage bezig hielden
dat- Centraal instituut op te
richten.
Over de ouderdom van
„drop" is niets met zekerheid
vastgesteld. Wel is duidelijk,
dat ons drop al heel, heel oud
is. Al in zeer oude Romeinse
Kruidenboeken staat beschreven
hoe er drop-extract moet wor
den gemaakt. De directeur van
het CIDI, dr. C. Nieman, ont
dekte dat er in Babylonisch-As-
syrische spijkerschriftteksten al
geschreven werd over drop en
in oude Faraograven werden
niet alleen kostbare sieraden,
maar ook blokken drop gevon
den.
Ook in de oude vaderlandse
literatuur kan men overigens
zoethout tegenkomen. Dr. Nie
man vond bijvoorbeeld in het
glazen potten met inzetfilter en
voedseltabletten destijds mee
uit Zwitserland, maar ze zijn
nu ook hier in zaadwinkels te
koop.
Wat zijn nu de voordelen van
deze eenvoudige kweekwijze?
Ten eerste behoeven we niet
dagelijks naar zo'n plant om te
kijken, ze bedient zichzelf en
het water behoeft slechts om de
drie tot vier weken ververst te
worden. In de vakantie kan
zo'n pot voor een wat moeilijk
t.e kweken plant daarom een
ideale oplossing zijn. Het twee
de voordeel is dat we ons niet
behoeven te bekommeren over
het juiste grondmengsel, terwijl
er geen gevaar bestaat voor on
gedierte, dat vaak in aarde aan
wezig is.
Bij het gebruik van een gla
zen pot bestaat tevens het ple
zier van het volgen van de
groei, zoals we dat bij de hya
cint op glas kennen. Er zijn ook
wel plastic potten in de handel,
goedkoper, maar niet doorzich
tig, waarbij dus het observeren
van de wortelontwikkeling niet
mogelijk is.
Hoe gaan we nu te werk bij
deze methode? Om te beginnen
moeten we van een jonge plant
uitgaan om succes te hebben.
Deze wordt van aarde ontdaan
en schoon gespoeld in lauw wa
ter. Daarna zetten we de plant
in de inzetfilter en laten de
wortels door de gaten omlaag
hangen. Verder wordt ze dan
vastgezet met grof grind. Het is
de bedoeling dat er drie centi
meter ruimte blijft tussen de
oppervlakte van het water en
de onderkant van de filter. Het
is voldoende als de wortels voor
een derde of vierde deel in het
water hangen. Als de wortels
nóg niet lang genoeg zijn wordt
voorlopig het grind vochtig ge
houden. Meestal is de ge
bruiksaanwijzing op het buisje
met voedseltabletten aangege
ven. Soms wordt aangeraden de
eerste keer nog geen tablet toe
te voegen, pas als van enige
wortelgroei sprake is, soms ook
beveelt men aan eerst een half
of één tablet te gebruiken.
Planten die uitstekend op de
ze grind- en watercultuur rea
geren, zijn o.a. Monstere (gaten-
plant), Fatsia (vingerplant),
Fatshedera, Philodendrons in
soorten,
Anthurium, Cordyline, Dra
caena, varensoorten, Chloro-
phytum (Phalangium), Aspara
gus (sierasperge), Cissus, Scin-
dapsus, klimop in soorten en
bromelia's. In grotere potten
kan ook een combinatie van
verschillende planten van een
bijzondere bekoring zijn.
A. C. MULLER - IDZERDA
Correspondentie een de heer H. J. J. (2) Laux - Keenbech. Na 1. ■■OM»
Slavekoorde, Goudrelnetstraat 125, Den kwam 2. Pd3 Db5 (Indien 2. Dxd4 dan
Haag. 3. Le3) 3. Tc5 Tac8; 4. TxbS Txc7; 5.
Txb6 en zwart gaf het op.
(1) Massam Jecov. 1 Op 1.Lc4? ahnHofcrh
volgde 1. Ta3 2. Lel (Na 2. Dxb2 aOCdet gn
Lxb2 hangen Lc4 en Le3 beide) 2.
Txb3; 3. Lxb2 Txb2 en wit gaf het op. Wit aan zet: Remise.
uitgebreide leerdicht van Jacob
van Maerlant „Der Natueren
Blomme" tweemaal zoethout
genoemd en hij beschouwde dit
als de oudst bekende Neder
landse vermelding van zoethout
extract oftewel drop. Het
woord „drop" werd pas voor
het eerst aangetroffen in een
inventarislijst van een Rotter
damse „cruydenier" uit 1616.
Trouwens ook het woord
„drop" is een zaak waarvan
men de juiste herkomst (nog)
niet kent. Sommigen menen dat
het afkomstig kan zijn van het
woord „dropsel", dat drijfsel
betekent, wat natuurlijk kan
komen van het maken van het
drop-extract.
Hoe het zij, oud of niet oud,
wij Nederlanders eten nog
rustig ons dropje. Zout, zoet,
vierkant of rond, wij willen
drop. Bij niezen, proesten of
hoesten of gewoon maar omdat
we het lekker vinden. En zo
houden we nog even ons kam
pioenschap.
SIETZO DIJKHUIZEN
Deze Philodendron heeft zich in de groene (tegen algen) gla
zen pot enorm ontwikkeld. Door het oplichten van de filter wordt
hier het enorme wortelgestel getoond.
Het woord „zelfbediening"
ligt ons in de mond nu de su
permarkets als paddestoelen uit
de grond verrijzen en ook tuin
centra ons planten en bomen
zelf laten uitzoeken, met de ac
cessoires voor tuin- en kamer
planten incluis.
Maar de planten-zelf worden
vrijwel steeds op de ouderwetse
manier behandeld. We hanteren
trouw de gieter, terwijl er toch
ook voor deze groep een metho
de van zelfbediening bestaat.
Het wonderlijke is dat wij in
ons bloemenland daar ver mee
achter zijn. En hoewel de wa
tercultuur met een voedselop-
lossing al jaren op laboratoria,
proefstations en verscheidene
kwekerijen in ons land wordt
toegepast, dringt het maar
moeizaam tot de liefhebber
door dat ook kamerplanten het
zonder aarde kunnen stellen en
weelderig groeien in voedselbe-
vattend water.
Vooral in Duitsland, Zwitser
land, Japan en Amerika heeft
men enorm geëxperimenteerd
met de plantenteelt zonder aar
de. En nu wij in onze vakanties
verre reizen maken, worden we
meer en meer met deze metho
de van self-supporting voor on
ze kamerplanten vertrouwd.
Wijzelf brachten de speciale
Correspondentie aan de heer A. 12x23; 2822, 17x28; 26x17,
J. Ivens, Frankenslag 69, Den
Haag.
27x20, 14x25; 32x12,
11x22;
7x18.
Thans een tweetal fragmenten
uit de recent gespeelde ontmoe
ting tn de nederlaagserie van het
„Storm"team tegen het'Westlands
tiental:
1. VAN DIJK
De dambond telt in ons land
circa vierhonderd verenigingen.
Dat betekent een gemiddelde van
ruim twintig leden per club. De
hele kleintjes (veelal ook in kleine
gemeenschappen gevestigd) kun
nen ternauwernood een tiental for
meren. De grootste komen niet ver
boven de tachtig leden.
F. VAN RENNES
P. R. POOT
Zwart: 3, 6 t/m 9, 11, 12, 13, 15,
16, 19, 23, 26.
Wit: 25, 27, 28. 31, 32, 34. 36
37, 38, 40, 45, 48, 49.
KARAMAT ALI
Zwart: 1, 2, 4, 6 t/m 12, 14 t/m
17, 19. 20, 21. 25.
Wit: 26 t/m 29. 31 t/m 35. 37
t/m 45.
In deze stand vervolgde wit met
2923 waarop zwart dacht zich
combinatore kansen te scheppen
met 20—24?
Hij verloor echter door 3430,
25x34; 40x20, 15x24; 23—18,
28—22, 16—21 of 27x16,
9—14; 34—29, 23x34 40x29,
12—17.
Zwart wint nu altijd zijn schijf
terug. Op 3228 zou komen:
7—12; 16x20, 15x42; 22x11, 6x17
met winst voor zwart.
Wit zette anders voort doch ver
loor eveneens. Het Westlands tien
tal zegevierde tenslotte met 119.
Het kan verkeren. Wie zei dat
reeds eerder?
Men heeft wel eens gedacht of
fuseren (hét modewoord van van
daag) grotere en sterkere vereni
gingen zal doen ontstaan. Wij ge
loven dat niet. Aanvankelijk is de
gang van zaken rooskleurig, doch
al spoedig begint het verloop zich
af te tekenen. Daarom Is fuseren
in onze ogen niet de juiste oplos
sing.
H9t probleem blijft op welke wij
ze men aan meer leden kan ko
men. De geijkte middelen zoals si-
multaan-séances, het uitschrijven
van nieuwelingen en huisdam-
merstoernooien zijn nog altijd
waardevol, doch niet afdoende.
Wij geloven dat men alleen door
massale confrontatie op een rede
lijke ledenaanwas mag rekenen.
Het middel bij uitstek zou de spor-
tenvereniging kunnen zijn. Daaro
ver schreven wij reeds in de vori
ge rubriek. Laten wij hopen dat de
inmiddels sterk toegenomen be
langstelling voor dit onderwerp
binnen niet te lange tijd kan wor
den verwezenlijkt.
A. HUëT
Zwart: 6, 11, 17, 23, 24, 25.
Wit: 32 t/m 35, 37. 47.
Spelgang: 17—22?; 33—291,
24x33; 32x27, 22x42; 47x18,
11—17; 18—13, 17—22; 13—9,
22—28 a35—30!, 28—33 9-4,
33—38; 4—10.
a) De aandachtige lezer zal be
merken dat 2530 het verlies niet
kan voorkomen. Wit slaat 35x24.
Zwart moet schijf 22 naar 38 bren
gen en schijf 6 naar 26. Intussen
is wit een tweede dam gaan halen
op veld .4 en weet daardoor de
partij te winnen.
FLIKWEERT
FOTOKIT: Het juist opplakken met de in de vorige les genoem
de moderne lijmsoorten gaat als volgt. De foto moet iets groter
zijn dan de ondergrond. De fotolijm wordt verdund met speciale
verdunners. Het mengsel moet goed strijkbaar zijn, bijv. als wat
dikke lakverf. Daarna worden foto en ondergrond afzonderlijk
ingesmeerd met een stevig kwastje. Zorg dat de lijm gelijkmatig
over de hele oppervlakte wordt verdeeld. Werk snel!
Het is immers een laag gelatine.
Dat is een zgn. organische stof.
Bacteriën kunnen er in gaan woe
keren als vocht en warmte een
helpende nand toesteken. Dit ver
oorzaakt lelijke geelwitte plekken
die niet meer te herstellen zijn.
Sommige amacejrfotografen ba
den de foto in een hardlngsbad,
voor ze deze gaan opplakken. Dit
hardlngsbad :oo;t de gelatine en
maakt haar „onsmakelijk" voor de
bacteriën. We kunnen de geiatins-
laag ook bescnern,9n docr deze
met de spuit of met een kwast een
laag blanke ce'lu'os9lak te geven.
Geeft u cok de achterzijde een
laagje nk, dan ic deze minder toe
gankelijk voor voent, wat het
kromtrexksn tegangeat. Gebru'k
geen zgn. lak oo oliebasis, de.-e
gaat op den duur vergelen.
Tenslotte kan oo< zgn witte was
een beschermende laag cp uw foto
maken.
BIJWERKEN: Elke vergrote,g
heeft vel eens wtoo of zwarte
stipjes. Da/e worden veroorzaokt
door klaine krasjes op het nega
tief. Voordat wij de foto een lak of
waslaagje geven, gaan wij haar
even „bijwerken". Dit bijwerken of
uitstippen doen wij met een dun
penseeltje en wat retoucheverf.
Meng wat wit en grijs op een
schoteltje in de gewenste tint en
schilder netjes elk krasje of vlekje
weg.
Laat alles minstens tien minuten
drogen. De lijm voelt dan nage
noeg „droog" aan. Sterk absorbe
rende oppervlakken desnoods
twee keer insmeren. Is de lijm bij
na droog, dan gaan we plakken.
We leggen twee stukken vetvrij
papier iets overlappend in het mid
den over de ondergrond. Leg ver
volgens de foto, aansluitend op de
bovenhoeken, op de ondergrond.
Nu gaan wij met de ene hand de
foto aandrukken en met andere
trekken wij een van de vellen lang
zaam weg. Is' de bovenzijde op
deze wijze vastgezet, dan volgt
het andere vel. Tegelijk drukt u de
foto aan. Op deze manier komt uw
foto, glad als ijs, op de onder
grond.
Tenslotte drukken we de hele
foto aan met een rolstrljker of een
wollen doek. Zit de foto vast, dan
snijden wij met een scherp mes de
uitstekende rand van de foto weg.
De zelfkant van de ondergrond
kunnen wij nog zwart maken met
oostlndische inkt Lijmresten kunt
u met een doekje gemakkelijk ver
wijderen.
PLAKFOLIE: Wij komen nog
even terug op de plakfolle. Het is
zaak deze met grote voorzichtig
heid te hanteren. Een te hete
strijkbout kan nl. lelijke moeten op
de foto veroorzaken. Gebruik dus
een handwarme bout en neem een
stuk tekenpapier als bescherming.
Gebruik dit folie overigens niet
voor de zgn. „betere papiersoor
ten" als Portriga Rapid. Deze heb
ben een satijnachtige oppervlakte
dat de druk van een strijkbout niet
goed verdraagt.
TEGENPLAKKEN: Bij gebruik
van de waterige lijmsoorten wer
ken wij anders. De ondergrond
wordt meermalen met de lijm in
gestreken, al naar gelang de aard
van het materiaal. Board en kartor
dienen tenminste tweemaal te wor
den ingesmeerd. (Bij plakken op
glas is een lijm op waterbasis vol
komen ongeschikt). De foto wordt,
nadat de ondergrond is in
gesmeerd, op de natte lijmlaag ge
legd en aangestreken. Wij laten de
foto vervolgens onder stevige druk
enkele dagen drogen. Is de foto
volkomen droog, dan verdient het
aanbeveling om de achterzijde van
de ondergrond te beplakken met
stevig tekenpapier. Dit dient nl. om
de spanningen welke In de foto en
ondergrond optreden en welke
kromtrekken van de foto kunnen
veroorzaken, tegen te gaan.
CONSERVEREN: Is de foto
goed opgeplakt, dan kunnen wij
deze beschermen tegen vuil, stof
en vooral tegen tabaksrook. Ons
fotopapier is nl. nogal kwetsbaar.