IN VELERLEI KERKEN STRAKS ZINGEN UIT DEZELFDE GEZANGENBUNDEL Zegels herdenken wereldoorlog I INHOUD MELODIE WENNEN hoofdtelefoon op: volle sterkte en toch niemand tot last IISTORIE Oecumene in het lied nadert voltooiing ALS PSALM 1 07 Gids voor Hi-Fi (2) ZATERDAG li NOVEMBER 1968 Tijdens een van de vele bijeenkomsten, gewijd aan het onderwerp e oecumene", was er, zoals te doen gebruikelijk, ook een forum sa- ingesteld om mee te discussiëren. Een forum dat bestond uit leden i verscheidene kerken. Aan het eind waren nog vele vragen onbe- twoord, vele kwesties onopgelost. Toch kon de forumvoorzitter, een theraan, de bijeenkomst besluiten met een verblijdende en perspek- f-biedende slotzin: „Wat ons nu ook nog scheidt, toch zullen we inenkort allemaal uit dezelfde gezangenbundel zingen". •t Tb waan <Je nïeuwe Interker- lnl ;elijke gezangenbundel nadert voltooiing. Op 19 juni heeft Senerale Synode van de Neder- je Hervormde Kerk met alge- stemmen In principe het con- aanvaard van deze bundel, die jn de 450 en 500 liederen zal «n de totstandkoming werken I vertegenwoordigers van de |ljLormde, de Gereformeerde en "tvangellsch-Lutherse Kerken en de Remonstrantse en Doops- Broederschappen. Eigenlijk imen op die 19e juni op allerlei Ier» best eens de vlag kunnen krfcken. want synodepraeses dr. Ru had volkomen gelijk toen hgiel: „Dit Is een beslissing, waar- [wlj de betekenis niet hoog ge- kunnen aanslaan." r Is aan deze beslissing heel j voorafgegaan. Het is onge- vijftien jaar geleden dat in i Nederlandse Hervormde een gezangencommissie 1 ingesteld, die onder voor- rschap stond van prof. L. Smelik. Lid van deze missie waren o.a. de dich- Jan Wit, J. W. Schulte lholt, Ad den Besten, dr. W. lard (Guillaume van der jft) en Muus Jacobse (prof. Heeroma), dezelfde dich- die ook bij de totstandko- van de nieuwe psalmbe- jiing zulk een belangrijke rol >en gespeeld. Verder werk- door Drs. K. de Jong Ozn ten o.a. mee de musici Adriaan C. Schuurman, Adriaan Engels, Jan van Biezen en Jaap Ge- raedts. In 1965 bood deze commissie de synode een concept-bundel aan van ruim 700 gezangen, een bundel die o.a. was samen gesteld uit een keus uit de her vormde bundel van 1938, de bundel 119 Gezangen van de Gereformeerde Kerken, en ver der uit vele nieuwe liederen, liederen van de oude kerk en ook nogal wat liederen die ver taald waren o.a. uit het Duits en uit het Engels. Ter beoordeling van deze bundel stelde de Hervormde Synode een Commissie van Rapport in. In 1967 trad deze commissie in contact met de Sectie Kerklied van de Gerefor meerde Deputaten voor de Ere dienst, welke sectie bestond uit de heren dr. O. Jager, dr. C. Rijnsdorp, ds. B. Smilde, M. Voorberg en drs. K. de Jong Ozn. Het kwam tot een harte lijke samenwerking. De gere formeerde sectie is dan ook nauw betrokken geweest bij de samenstelling, van de concept bundel die door de Hervormde Synode is aanvaard. Deze bundel wordt in 1969 aangeboden aan de Gerefor meerde Synode. Tot die tijd hebben de Gereformeerde De putaten het recht amendemen ten voor te stellen. Ook wordt een eigen gereformeerde in breng in de bundel opgenomen, m.n. enkele teksten van o.a. In ge Lievaart en Jaap Zijlstra en melodieën van Wim Mennes, Jan Pasveer en Bernard Smil de. Uit de bundel 1938 komt on geveer de helft van de 300 ge zangen terug, van de bundel 119 Gezangen ruim driekwart. Maar deze aantallen betreffen alleen maar de buitenkant (voor de statistici). De nieuwe gezangenbundel is een bloemlezing van kerkliede ren uit vele tijden en van vele plaatsen. Een bloemlezing te vens die het kerkvolk in al z'n variaties en variabiliteiten einde van de Eerste Wereldoorlog, \uist vijftig jaar geleden, is voldoende dding tot herdenkingen van allerlei van wapenstilstand, van behaalde \inningen, van veranderingen in wormen en landsgrenzen en wat al Dat deze herdenkingen ook tot uit- de Ikking komen in de thans verschijnende ill*zegels is een normale zaak. Postzegels jen immers het beeld van hun land buiten. Ik wilde u daarom deze week lijn rubriek een aantal emissies van interessante thema onder de aandacht en. ilgië gaf 12 november een serie van bijzondere zegels ter gelegenheid van ~0e verjaring van de zege van 1918" toeslag voor doeleinden van vader- lievend karakter. Voor drie van de Is heeft men afbeeldingen gekozen uit fotoreportage van de toenmalige blij- Intocht van het vorstelijk paar, koning en zijn gemalin koningin Elisabeth brugge, te Brussel en te Luik. Op de zegel zien we het graf van de onbe- soldaat, dat aan de voet van de be- Congreszuil is gesymboliseerd. ilië heeft al op 2 november met een van zes fraaie zegels aandacht aan de „cinquantenario della vit- zoals op de zegels gedrukt staat. De zegel laat een scène zien van de uit de burgermaatschappij in het sol- tnleven. Mannen groeten hun familie rekken naar de bergen. Dan volgt zeer gestief de loopgraafoorlog met munitie, p'eren, en representanten van artillerie alerie, alpenjagers en grenadiers. e derd/e zegel wijst naar de zeestrijd- P* chten met o.a. het pantserschip „An- o. Doria", de torpedojager ,fZeffir" en meer oorlogsschepen. Op de volgende el komt de luchtmacht aan de beurt: zeppelin „M", jagers, watervliegtui- °Krl luchtafweergeschut en versper- Jfc0 [«ballons vullen het beeld. De zegel ÖSTERREICH 1 iSTSNE A F". RtPVSÜK 1HRRKHI S, MfflVÜMVOK Mi S- -JL, van 90 lire duidt op de overwinning van Vittorio Veneto. Overmoedige soldaten springen uit de loopgraven van Montehel- k> voor het offensief van de Piave, dat hen naar Vittorio Veneto en Villa Giusti zal voeren, waar de wapenstilstand werd ge tekend. Op de laatste zegel een eerbetoon voor de onbekende soldaat. We zien oorlogsgra ven bij Monte Santo, de tombe der tien soldaten bij Aquïleia en het graf van de onbekende soldaat voor het altaar des va derlands in Rome. Het is een bijzondere en kunstzinnige emissie geworden. Tenslotte graag even uw aandacht voor drie zegels, die het vijftigjarig bestaan van de Oostenrijkse bondsrepubliek meevieren (zie foto). De republiek Oostenrijk is in 1918 ontstaan, toen de dubbelmonarchie met de Eerste Wereldoorlog ten onder ging en Frans Josefs neef Karei op 11 no vember 1918 als keizer afstand deed. De eerste zegel toont o.a. president Ren ner. Dr. Karl Renner (1870-1955) heeft zich bij de oprichting van de republiek in 1918 en ook na de Tweede Wereldoorlog grote verdiensten t.o.v. zijn land verwor ven; hij was eerste bondskanselier en werd in 1945 tot bondspresident gekozen. Op de tweede zegel staat het wapen van Oostenrijk en op nummer drie prijkt arti kel 1 van de grondwet. Op alle zegels staan rondom de wapens van de negen landen, waaruit Oostenrijk bestaat: Vor- arlberg, Opper- en Neder-Oostenrijk, Bur- genland, Wenen, Tirol, Karinthië, Salz burg en Stiermarken. Als bijzonderheid meld ik dat de door mij als nr. 1 en 3 benoemde zegels door de huidige bondspresident dr. Jonas zijn ont worpen. Dit is overigens niet de eerste keer, dat hij zijn talenten terzake toont. Reeds in 1965 kwam van zijn hand in rou latie een zegel voor het 50-jarig bestaan van de stedenband in zijn land. J. J. M. KIGGEN steeds een ruime keus wil bie den. Een keus voor liefhebbers van het soms strakke Duitse lied, een keus voor liefhebbers van het soms wat meer piëtistisch getinte Engelse lied. En ook een keus voor de velen die graag liederen zingen in de ■taal en de stijl van onze tijd. De bundel opent met ruim hon derd schriftgezangen, ook wel bijbelliederen genoemd. Dit zijn liederen gemaakt naar bepaalde schriftgedeelten. In deze ru briek vindt men vele prachtige hedendaagse gezangen die een belangrijke funktie in de ere dienst kunnen vervullen, o.a. als vervanging van één van de schriftlezingen. Een apart en eveneens be langrijk onderdeel vormen de z.g. hymnen uit de oud-christe lijke en de middeleeuwse kerk. Er zijn uit die tijd een aantal liederen overgeleverd van een zo klassieke betekenis, dat wij ons niet kunnen voorstellen dat ze in een gezangboek zouden ontbreken. Als voorbeelden noem ik Veni Creator Spiritus en Dies Irae, Dies lila. Een volgende categorie zijn liederen uit de zestiende tot en met de twintigste eeuw uit de ons omringende landen, met na me Franse, veel Engelse en vooral veel Duitse liederen. Uit de Duitse Lutherse kerk zijn ons vele onsterfelijke liederen overgebleven, waarvan ook de melodieën in de orgelliteratuur een belangrijke plaats innemen. Op speciaal verzoek van de mu- zieksectie zijn een aantal van deze liederen opnieuw of voor het eerst vertaald. Natuurlijk zijn er ook vele oorspronkelijk Nederlandse lie deren opgenomen, eveneens uit alle tijden. Zo zijn bijv. uit de zeventiende eeuw enkele teksten opgenomen van Vondel, Revius en Luyken, uit de ne gentiende eeuw o.m. van Da Costa en Pierson. Een gezan genbundel is geen museum, maar we zijn ook niet zo a-historisch, zo met onszelf in genomen, dat we alleen datgene dat vandaag gemaakt wordt, voortreffelijk vinden. Hoewel, we mogen er ons in verheugen dat we ons wat het maken van gezangen betreft in zij als hun grote inspirator beschouwen de in 1953 gestor ven dichter Martinus Nijhoff. Ook hebben enkele rooms-ka- tholieke dichters een aantal heel mooie liederen voor de bundel gemaakt nl. Tom Naastepad en Huub Oosterhuis. De zorg dat al die gezangen goede en passende melodieën meekregen is een belangrijk onderdeel geweest van het werk aan deze bundel besteed. In de eerste plaats is gelet op de eenheid van tekst en melo die. Vele gezangen hadden ei gen melodieën, bij andere moesten nieuwe melodieën ge maakt worden of men moest zoeken naar bestaande melo dieën die er goed bij pasten. Het criterium was dan steeds in de eerste plaats: past het ka rakter van de melodie bij dat van de tekst? Daarnaast was ook een heel belangrijk punt de zingbaarheid van de melodie. In een rapport werd het eens zo uitgedrukt dat gevraagd werden „melodieën die kunnen worden toegeëigend door een onder leiding van een cantor zingende gemeente." Ty pische koormelodieën b.v. kon den niet worden opgenomen. Verscheidene dichters van nieuwe gezangen hebben hun teksten vaak gemaakt op bestaande melodieën. Zo heeft b.v. ds. Barnard vele teksten geschreven op het schema van Psalm 110. In het algemeen ge loof ik dat het wel goed is dat voor de gezangen soms eens Hier volgt als voorbeeld een gedeelte van het schrift gezang, dat Jan Wit maakte naar I Corinthe 15: 15 en volgende. Het kan worden gezongen op de melodie van psalm 107. 1. Bij 't steken der bazuinen gaat in een punt des tijds over der wereld puinen Gods licht op, klaar en weids. En die in Christus zijn ontmoeten blij elkander, ontkomen aan de schijn geheel en al veranderd. 2. Als de bazuinen blazen Gods allerlaatst appèl, dan vaart een groot verba zen door hemel, aarde en hel, dan rijzen in het licht de doden, die nu slapen en voor Gods aangezicht worden ook wij herschapen. 3. Dit broze mensenleven, verloren in de tijd zal God een lichaam geven van onverganklijkheid. Dan is geheel geschied het woord van den beginnei het doodsrijk Zinkt in 't niet; Gods rijk zal overwinnen. op de gewenste eensluidendheid met buitenlandse kerken enkele wijzigingen hebben ondergaan. Al deze wijzigingen worden in de nieuwe bundel gehandhaafd. Vele prachtige melodieën zijn overgenomen uit Duitse en En gelse bundels, niet alleen ze ventiende- en achttiende-eeuwse, maar ook vele negentiende- eeuwse! De muzieksectie wilde zich niet eenzijdig richten op één bepaalde melodiestijl. Men heeft meer gelet op de kwaliteit van de melodie binnen het ka der van de stijl waarin hij is ontstaan. En dan zijn er natuurlijk vele nieuwe melodieën opgenomen van, om enkele componisten te noemen: Tera de Marez Oyens, Frits Mehrtens, Willem Vogel, Adriaan C. Schuurman. Omdat er zoveel voorhanden waren, konden deze extra kritisch wor den bekeken. Bij de beoordeling van de melodieën zijn juist van deze nieuwste categorie in een geweldig reservoir die men in zijn geheel moet bekijken. Dat heeft men op de Her vormde Synode ook gedaan en daarom zijn er daar geen amen dementen ingendiend om een enkel lied te schrappen, of om een ander lied op te nemen. Ik hoop dat de eerstvolgende Ge reformeerde Synode op de zelfde manier zal handelen. Men moet ook een beetje ver trouwen hebben in de vele des kundigen die namens de kerken nu vele jaren met dit werk be zig zijn geweest. Als straks, naar ik hoop, alle deelnemende kerken de bundel hebben aanvaard, dan begint in zekere zin pas het eigenlijke werk van de gezangenvernieu- een bloeitijd bevinden. Het is zelfs in heel Europa een uniek feit dat de kerken beschikken over een aantal „echte" dichters (zulks in tegenstelling tot rij melende theologen). Dichters van niveau, die bereid en in staat zijn het uiterst moeilijke werk van het berijmen van psalmen en het maken en ver talen van gezangen aan te vat ten en daarbij tot een zeer ver antwoord resultaat komen. De namen van de meeste dichters zijn al genoemd. Daarbij mag wel even vermeld worden dat heel mooie melodieën van niet al te bekende psalmen gebruikt worden. Ook het feit dat een aantal nieuwe gezangen gezon gen zullen worden op bekende melodieën van oudere gezangen zal de zingbaarheid van het ge heel bevorderen. Het lijkt me eigenlijk zelfs voor een zeer muzikale gemeente ondoenlijk om binnen enkele jaren meer dan 400 nieuwe melodieën te le ren. In de gereformeerde 119 Ge zangen komen een aantal melo dieën voor die o.a. met het oog verhouding de meeste „gesneu veld", met name die welke men of te veel een „eendagsvlieg" of te veel „geconstrueerd" vond. De samenstellers van de bun del zijn zich heel goed bewust dat het ondoenlijk is een ge zangboek te maken dat ieder een, ook elk synodelid, voor honderd procent bevredigt. Ve len zullen bepaalde liederen missen. Maar men moet er niet in de eerste plaats op letten welke liederen niet, maar veel meer op welke wel zijn opgeno men. Het is een bloemlezing uit wing. Dan zal de gemeente ze moeten gaan zingen, en dat is een geweldige onderneming. Veel zal dan gevraagd worden van predikanten, cantores en organisten. Ruim zes jaar heb ik nu mee mogen werken aan de vernieu wing van de gezangenbundel, en ik kan iedereen verzekeren dat de kerken straks een ware schat van liederen zal worden aangeboden. Maar een schat die men moet ontdekken door er intensief mee om te gaan. Dat wij in dit tweede artikel over Hi-Fi-installaties de luidspreker bij de kop nemen, is niet een willekeurige keus. De luidspreker, de laatste schakel in de keten van de geluidsweergave, is voor de gebruiker eigenlijk „het ding" dat hem niet alleen van mu ziek laat genieten, maar ook hoorbaar maakt hoe het staat met de kwaliteit van zijn ap paratuur. DE KAST: Voor een perfecte ge luidsweergave is een grote luidsprekerkast beter dan een klei ne. In de moderne huiskamer evenwel kan men niet ongestraft een grote kast plaatsen. De fabri kanten hebben gepoogd, dit pro bleem te ondervangen en zijn daarin gedeeltelijk geslaagd. Na veel experimenten was een kleine kast met redelijke kwaliteiten het resultaat. Toch Is deze vinding een noodop- Gunstige opstelling: de afstand tussen de luidsprekers bedraagt ongeveer driekwart van de afstand tussen luid sprekers en toehoorder. lossing. Bij kleine kasten worden nl. de lage tonen (die de muziek „vol" maken) niet of al te zeer verzwakt weergegeven. Voor de goede weergave van lage orgel- en pianotonen is een minimum-fre quentie vereist van 16 hertz (Hz). Menige kleine box blijkt hiertoe niet in staat. HOOG EN LAAG: De eisen voor een luidspreker, die zowel de hoge als de lage tonen perfect moet overbrengen, zijn zeer uiteenlo pend. Wij illustreren dit als volgt. Naarmate we aan een snaar hoge re tonen willen ontlokken, zullen we die snaar strakker moeten spannen. Evenzo bij de luidspreker: voor het weergeven van lage tonen dient de conus (het bewegende deel) soepel te zijn. Daarentegen vergt de hoge-tonen-luidspreker een conus van strakker materiaal. Daarom gebruikt de fabrikant voor zeer lage tonen een soort schulm- plastlc en voor hoge tonen soms metaal. Het zal nu duidelijk zijn, dat menig een de voorkeur geeft aan kasten met meerdere luidsprekers voor afzonderlijke weergave van lage (16 tot 300 Hz), midden (300 tot 2000 Hz) en hoge tonen (2000 tot 20000 Hz). Er zijn zelfs kasten met dertien luidsprekers. ZELFBOUW: Het komt voor, dat iemand, die een dure installatie heeft gekocht, daarvoor zelf de luidsprekerkast met toebehoren wil bouwen. Hij denkt daarmee geld te kurvnen sparen. Dat is slechts schijn. ledereen kent het verschijnsel, dat ruiten gaan trillen wanneer een zware vrachtwagen voorbij komt. We noemen dat resoneren (mee- trillen). Dit zal ook hinderlijk hoor baar zijn bij een niet goed ge construeerde luidsprekerkast (wat niet wil zeggen dat een goede kast niet kan resoneren). Het is zaak, de resonantie-frequentie zo laag mogelijk te houden en wel beneden de gehoorgrens, die on geveer ligt bij 16 Hz. We maken de hobbyisten gaarne attent op het instructieve boekje van Philips: „Luidsprekerbehuizingen voor zelf bouw", dat in de handel verkrijg- oaar Is. Hiermede kunt u tot een verantwoord werkstuk komen. OPSTELLING: Ideaal bij de .opstel ling van luidsprekers voor stereo is, dat de afstand tussen de beide boxen ongeveer driekwart be draagt van de afstand tussen de luidsprekers en de toehoorders, waarbij uiteraard de beste plaats in het midden Is. (Zijn de boxen drie meter van elkaar verwijderd. dan ligt de geschiktste luister plaats ongeveer vier meter van de luidsprekers af.) Ter controle maakt men gebruik van een testplaat, waarop o.a. het geluld is vastgelegd van iemand die van links naar rechts loopt Is de opstelling van de luidsprekers niet goed, dan ontstaat In het mid den een geluidsleegte en zal het lijken of de man een sprong maakt. HOOFDTELEFOON: Een mogelijk heid die grote voordelen biedt, is het beluisteren van stereo via een hoofdtelefoon met bijbehorende versterker. Het vermogen dat aan de hoofdtelefoon wordt toege voegd, bedraagt ongeveer 0.01 W tegen ongeveer 10 W aan de luidspreker. De versterker kan dus veel kleiner en aanzienlijk goedkoper zijn. Bo vendien wordt de luiste raar-met-hoofdtelefoon niet gestoord door het lawaai van zijn omgeving en kan hij de muziek zo hard zetten als hij maar wil, zon der medebewoners (en buren) te hinderen. Ook heeft hij geen last van de in ons artikel besproken akoestische verschillen van de ka mer. BEZWAREN: Een veel gehoord be zwaar geldt de bewegingsvrijheid, die, met hoofdtelefoon op, aan zienlijk minder zou zijn. Vergeten wordt dan. dat de echte liefhebber stereomuziek in rust en geconcen treerd beluistert en zeer zeker niet beschouwt als een soort achter grondmuziekje. waarbij hij nog al lerlei karweitjes uitvoert. Verouderde apparaten vroeger koptelefoons geheten kunnen hinderlijk zwaar zijn. De moderne hoofdtelefoon echter is zo licht, dat men haar nauwelijks voelt. Van het „warmlopen" van oren en het beschadigen van kapsels Is dan ook geen sprake meer. Voor de volgende keer staat d? platenspeler op het programma.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 15