POLITICUS VAN FORMAAT Prof. Oud, meester op vele wapens Politieke ster van de oude stempel Uit de Haagse hof geplukt j Een groot Nederlander ging heen Freule Wttewaall over prof. Oud: alles Ontslag voor 70 bouwvakkers in Etten-Leur 5 DINSDAG 13 AUGUSTUS 1968 J^EN HAAG De Nederlandse politiek heeft zelden een veel- zijdiger figuur gekend dan de nu overleden minister van staat prof. mr. Pieter Jacobus Oud. Hij was een groot parlementariër, een voortreffelijk burgemeester van Rotterdam, een omstreden minister van financiën, een begaafd geschiedschrijver, een knap staatsrechtsgeleerde, een uitnemend kenner van het bestuursrecht. Veelzijdig was hij zowel in zijn kwali teit als in zijn gebreken. Oud dwong niet alleen respect af, maar wekte ook weerstand op, zelfs in eigen liberale kring, waar figuren als Stikker en Visser aan den politieken lijve hebben moeten ondervinden dat Oud niet altijd beantwoordde aan het beeld van de wijze, onkreukbare staatsman. Misschien was hij wel te veel politicus om werkelijk staatsman te kunnen zijn. Gisteren is een uit negentien personen bestaande delegatie uit de beide Kamers der Staten- Generaal voor een zestiendaags bezoek aan Indonesië van Schip hol vertrokken. De delegatie zal zich op diverse terreinen oriën teren en o.a. op 16 augustus de officiële opening van het parle ment in Djakarta bijwonen. De foto laat zien hoe één der dele gatieleden. oud-minister mr. M. Vrolijk, door zijn echtgenote en twee dochters uitgeleide wordt gedaan. DJAKARTA Indonesische mili tairen zijn de toestand meester in de gebieden die door communistische guerilla-strijders onveilig worden ge maakt. Het betreft voornamelijk ge bieden in Kalimantan (West-Borneo) en in Oost-Java. De militairen heb ben veel steun gehad van de plaatse lijke bevolking. Een en ander is «isteren in Djakarta bekendgemaakt door minister van voorlichting, vi ce-luchtmaarschalk Boediardjo. Wapenleveranties Zijne Excellentie de heer Luns wenst de volksvertegenwoordiging niet te kennen in wapenleveranties. Het is de minister kennelijk ontscho ten dat hij bij een land werkt dat destijds het Handvest van de Verenig de Naties heeft ondertekend, waarbij het zich heeft verplicht geweldpleging met wapens als methode om geschillen te behandelen, af te wijzen. Aangezien dit Handvest echter van de Verenigde Naties is en niet van de Verenigde Regeringen en de afschuwelijke gevolgen van wapenle veranties niet een regering maar een natie als geheel worden aangere kend, is het onaanvaardbaar dat een regering hierbij haar gang kan gaan zonder parlementaire controle. Helemaal bedenkelijk wordt het als de minister zijn houding gaat recht vaardigen met het argument dat dit wel in het geheim moet worden gere geld omdat anders het bedrijfsleven wel eens geschaad kan worden. Als het werkelijk waar is dat men onze welvaart met dergelijke louche praktijken in stand wil houden, dan heb ik liever maar een beetje minder welvaart. Rotterdam. W. Dirkson Gouda garnizoensstad In vele dagbladen, ook in die van Het Kwartet, hebben we kunnen le zen. dat de stad Gouda in zijn eeuwen oude geschiedenis voor de eerste maal Garnizoenstad wordt. Dat „voor de eerste maal"' lijkt mij een fabeltje. Er is in 1967 bij de uitgeverij Elmar te Delft een boekje verschenen en in de boekhandel in Gouda te koop. geti teld: „Gouda rond de eeuwwisseling", verlucht met 112 interessante foto's uit die tijd. Op pagina 78 staat het infan terie kazernegebouw met de poort van het toenmalige garnizoen, dat 1 juli 1922 werd opgeheven. Op pagina 79 ziet men een soldaten- kamer en een deel van de 3e compag nie, die van een velddienst komt. Het kazernegebouw bestaat nog en is met het exercitieveld (thans Veemarkt) ge legen tegenover de op pagina 38 staande Bleekerssingel, met het wapen gebouw langs het water. Op pagina 2 ziet men op het histo rische stadhuisplein een deel van het garnizoen aangetreden in groot tenue, bij een Koninklijk bezoek aan de Stad in 1897. Er zijn zelfs thans nog mensen in leven, die in het eerste garnizoen van Gouda het vaderland hebben ge diend, in Lisse iemand van de lichting 1895 Ik dank u, dat ik gelegenheid kreeg om als (oud) Gouwenaar waarheid en recht te mogen doen aan de stad Gou da. Nieuw Vennep. C. Valk DEN HAAG Bij het over- lijden van prof. Oud wordt al lerwegen grote waardering aan de dag gelegd voor zjjn gewel dige activiteiten in de landspo- litiek en ook als burgemeester van Rotterdam. Freule Wttewaal van Stoetwegen, waarnemend fractieleider van de CHU in de Tweede Kamer: „Met prof. Oud is een man heengegaan die het leven in de Kamer een eigen kleur gaf. Hij was een politieke ster van de oude stempel. Wanneer Oud het woord nam over een staatsrechtelijke kwestie, luisterden wij ademloos. Ik heb de heer Oud in de Kamer vooral leren kennen in de commissie van justitie waarvan hij voorzitter was. Hij leidde de vergaderingen met vaart en visie. Daarbij had hij de gave om in enorm korte tijd zich in een probleem dat hij niet kende in te werken en er daarna over mee te praten. Daarbij komt nog dat hij als bur gemeester van Rotterdam de weder opbouw van deze stad heeft voorbe reid. Prof. Oud was mijns inziens een man van formaat." TOXOPEUS Mr. Toxopeus, fractievoorzitter van de VVD: „Het was m\j reeds enige tijd bekend dat de heer Oud er slecht aan toe was. Onlangs heb Ik hem nog opgezocht. Toch was het een schok voor mij toen ik hoorde dat hjj overleden was. Het heengaan van de heer Oud is niet alleen een verlies voor zijn naas te verwanten, maar ook voor de VVD en voor het hele land. Persoonlijk was ik goed bevriend met prof. Oud. Hij was een groot man. Wij verliezen in hem niet alleen een groot parlementariër, maar tevens een knap staatsrechtgeleerde." SCHMELZER Drs. Schmelzer, fractievoorzitter van de K.V.P.: „Het heengaan van prof. Oud acht ik ook een groot ver lies. Op vrijwel alle verantwoordelij ke posten heeft hij zijn krachten in gezet. Prof. Oud was een voortreffelijk debater, een gezien burgemeester en een hoog gewaardeerd lid van de Tweede Kamer. Hij was een vraag baak voor allen in grote en kleine staatkundige zaken. Ik ben ervan overtuigd, dat de hui dige generatie voluit profiteert van de wijsheid en kennis die deze staats man voor ons heeft nagelaten; zij gin gen en blijven gaan veruit boven de grenzen van onze partijpolitiek." WITTE V'EEN Vice-minister-president prof. Wit- teveen: „Prof. Ouds grote kracht lag in zijn gedegen kennis van de staats rechtelijke beginselen en van de par lementaire geschiedenis, waardoor hij door de gehele Kamer als bij uitstek deskundig werd erkend. Zijn advie zen, ook op hoge leeftijd gegeven, bleven uiterst waardevol. Wij verlie zen in hem een staatsman van for maat." NEDERHORST Drs. Nederhorst (soc.), tweede voor zitter van de Tweede Kamer: „Als Kamerlid ken ik prof. mr. P. J. Oud vanaf 1945. Ik beschouw hem als een van de zeldzaamste parlementariërs die wij gehad hebben; zijns geljjke heeft hij nauwelijks gekend. Ik heb wel de indruk dat hij veel beter als parlementslid was dan hij ooit als minister is geweest. Ik ben er eigenlijk wel een beetje trots op dat prof. Oud mij de eerste beginselen van het staatsrecht heeft bijgebracht: hij was toen leraar staat huishoudkunde. Zijn vertrek uit de Kamer, ik meen gelijk met Schouten, kan men gerust beschouwen als een enorme ader lating van onze parlementaire leven." MUNCHEN Vier jonge Dost- duitsers zijn bij hun poging de Tsje- choslowaakse grens over te komen aangehouden. Twee anderen slaagden er wel in West-Duitsland binnen te komen. De vluchtpoging geschiedde dicht bij de Westduitse grensplaats Rehau. Pieter Jacobus Oud is op Sinter klaasdag van het jaar 1886 in Pur- merend geboren. Na zijn HBS-tijd in Amsterdam studeerde hij notariaat en belastingen en werd in 1909 als surnumerair van de Registratie en Domeinen gedetacheerd bij het de partement van financiën. In 1912 ging hij, na staatsexamen te hebben gedaan, rechten studeren aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. In 1917 promoveer de hij daar (op stellingen) en in het zelfde jaar bracht de Vrijzinnig-De mocratische Bond (kieskring Den Helder) de nauwelijks dertigjarige in de Tweede Kamer. Deskundig Daar trokken de deskundigheid en welsprekendheid, waarmee hij onder meer financiële en juridische kwesties behandelde, weldra sterk de aandacht. In de loop van de jaren twintig groeide zijn gezag in de Ka mer en het wekte dan ook geen ver wondering, dat in 1933 de toen 46-,ja rige Oud als minister -van financiën zitting kreeg in het tweede kabi- net-Colijn. Een begerenswaardige post was dat niet. De economische crisis naderde z'n dieptepunt, de werkloosheid nam angstwekkende vormen aan. Een po liticus die prijs stelde op populariteit, kon maar beter in de oppositie zitten. Nobuo Miyazaki, Japans eerste harttransplantatie patiënt, maakt goede vorderingen. Gisteren, vijf dagen na de operatie, opende hij voor het eerst weer zijn ogen. Volgens de chirurg, dr. Juro Wada, zijn er geen tekenen die wijzen op afstoting van het hart. Oud echter vatte zijn taak met grote energie aan. In strijd met zijn betrekkelijk „linkse" verleden meen de hij te moeten overgaan tot een straf deflatiebeleid van drastische bezuinigingen en belastingverhogin gen. Samen met premier Colijn stond hij op de bres voor de gave gulden, tot in 1936 de devaluatie onvermijde lijk bleek. Oud's gave-guldenpolitiek heeft aan alle soortèn van kritiek bloot gestaan. Oolk nu nog brengt men zijn naam (en die van Colijn en Weiter) in oorzakelijk verband niet de werk loosheidsellende van de jaren der tig. Dat Oud's beleid verre van feil loos was, omdat het zich baseerde op reeds in die dagen verouderde econo mische beginselen (Keynes was Oud's oudere tijdgenoot), is buiten twijfel. Als politieke wijsheid-achteraf is de ze constatering echter te vaak misbruikt om Oud in zijn naoorlogse periode te treffen. De socialisten de den dat niet zelden op een onheuse manier. Burgemeester In juni 1937 vormde Colijn een rechts kabinet met het gevolg, dat Oud buiten de regering kwam te staan. Hij werd toen fractieleider van de Vrijzinnig-Democratische Bond in de Tweede-Kamer. Voor het Kamer lidmaatschap bedankte hij echter toen koningin Wilhelmina hem op 7 oktober 1937 benoemde tot burge meester van Rotterdam. Zijn ambtsperiode als eerste burger is de meest bewogen geweest in de gesrl iëdenis van de Maasstad. Hierin viel de volledige verwoesting van de binnenstad in mei 1940. Op 10 okto ber van dat jaar werd Oud door de Duitsers ontslagen. De vijf jaren van gedwongen atnbteloosheid gaven hem de gele genheid zijn hoofdwerk te schrijven: een parlementaire geschiedenis van Nederland in de jaren 19181940 (la ter aangevuld tot 1948). Onder de ti tel „Het jongste verleden" zag dit omvangrijke werk in de jaren 1948—1951 het licht. Het is grondig gedocumenteerd^ zeer gedetailleerd, en desondanks boeiend geschreven, met veel puntige karakteristieken van voor- en na-oorlogse politici. Terug Onmiddellijk na de bevrijding keerde Oud op z'n burgemeesterspost terug en onder zijn energieke en sti mulerende leiding werd met de we deropbouw van Rotterdam begonnen. Tot aan zijn pensioen in 1951 hebben de Rotterdammers hem zeer leren waarderen als een uiterst bekwaam magistraat en een geestdriftig strij der voor de belangen van hun stad. Mede door zijn vele internationale contacten wist hij in de jaren 19451951 de grondslag te leggen voor de latere ontwikkeling van Rot terdam tot invalspoort van een eco nomisch geïntegreerd Europa. Hij heeft eens gezegd, dat van alle pu blieke functies die hij vervulde, het burgemeesterschap zijn absolute voorkeur genoot. Na zijn vertrek werd hij buitenge woon hoogleraar in het staats- en administratief recht aan de Econo mische Hogeschool te Rotterdam. Zijn wetenschappelijke activiteiten DOOR L Hij kwam na jaren weerom. Voor een weekje maar. Had business te doen. Hief afwerend de handen, toen hij na de hartelijke omhelzing in de gemakkelijkste stoel geduwd was: „Nee, alsjeblieft niks, iedereen stopt me hier vol...." Grootste nieuws dat hij opa was geworden. Alles goed. Dertien jaar geleden geëmigreerd naar Amerika en nu wel niet, zoals de oude verhalen luiden, begonnen met een veiligheidsspeld op te rapen en miljonair geworden, maar wel door hard werken en ogen open te houden goed geboerd. „Eigen bungalow nu en helemaal afbetaald...." „Geen hypotheek?", dat hebben ze me hier altijd berekend, wie een huis heeft doet het beste een hypo theek er op te houden: waarom heb ik nooit kunnen ontdekken. „Geen hypotheek. Friend van mij heeft het voor me uitgerekend. Op elke dollar hypotheekrente betaal je 19 cent minder belasting, kost het toch nog 81 cent rente. Snap je?" Hij kijkt me slim aan en ik knik ja en besluit het in een rustig kwar tiertje eens te bestuderen. Ja hij is dik tevreden. Maar zor gen zijn er ook. Grootste klap het kandidaatschap van Nixon. „Ik bén lid van de republikeinse partij en wat moet ik nou? Wat Nixon van daag zegt, spreekt hij morgen te gen." „Voor een keertje democraat stemmen", opper ik, want Nixon in het Witte Huis stemt me al 'bij voor baat somber. „Kan ik niet, wordt de Johnson politiek doorgezet...." Even terug „Nou", aarzel ik, „dan maar eens blanco blijven." „Te gevaarlijk, help je Wallace op de stoel"; het driepartijenstelsel, dat eigenlijk een tweepartijenstelsel is, blijkt toch niet de beste tegenhan ger te zijn van onze genuanceerd heid. Maar hij wil weten hoe het hier is. „Is het waar dat je niet eens je eigen milkman mag kiezen?" In aansluiting op de politieke pro blemen moet ik even overschakelen. O, de melksanering, dat is al oud zeer. Ik vertel, dat ik de melk altijd ga halen bij mijn uitverkoren leve rancier. Neen, ik krijg geen bettles op de stoep.- „En doen jullie daar niks aan?" Ik moet nu wat schaapachtig kij ken. Haal de schouders op. Wat zal je er aan doen? „Weigeren", zegt hij. „Bij ons doen de vrouwen het zo. Als de su permarkt zegeltjes geeft en de vrou wen willen die zegeltjes niet, dan gaan ze naar de boss en zeggen: we kopen een maand lang dit of dat niet bij je. En de volgende maand gaan ze weer en zeggen: nou is dat artikel aan de beurt. Nou weg zegel tjes en prijzen omlaag, net zoals zij het willen...." Ik denk aan mijn zegelboekjes, die ik met intens genoegen beplak en op huishoudelijke hoogtijdagen inlever. Na een half uur springt hij op. Een nieuwe afspraak. Andere deel van de stad. „Hoe kom ik daar?" Ik pieker het HTM-net aan el kaar: „Lijn acht, overstappen...." Hij kijkt me stomverbaasd aan: „Met de car natuurlijk...." Hij wervelt weg, ik wuif een schim van een auto na... en voel me een heel ouderwets sloom mensje PROF. MR. P. J. OUD veelzijdig figuur kregen gestalte ln lijvige werken over constitutioneel recht en gemeen terecht. Van 1939 tot 1952 was Oud voorzitter van de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten. Jarenlang presideerde hij ook de l'Union inter nationale des Villes et Pouvoirs Lo- caux en de Centrale Commissie voor de Statistiek. Van PvdA naar VVD Met een groot aantal oud-VDB-ers sloot Oud zich in 1946 aan bij de toen opgerichte Partij van de Arbeid. De koers van die partij, die tegen de aanvankelijke bedoeling in toch weer socialistische trekken ging ver tonen, en het Indlë-beleid van Scher- merhorn, Jonkman enz. wekte Oud's misnoegen op. Begin 1948 verliet hij de PvdA en richtte tezamen met liberalen van de Partij van de Vrijheid die tot dan onder leiding had gestaan van mr. D. U. Stikker de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie op: een on versneden liberale groepering met een duidelijk „rechtser" beginselpro gram dan de VDB voor de oorlog had. Het kortstondig lidmaatschap van de PvdA was niet Oud's laatste poli tieke vergissing. Met zijn nieuwbak ken WD voerde hij in 1948 een felle verkiezingscampagne tegen het In- dië-beleid van de regering, maar na de verkiezingen honoreerde hij tot veler verbazing dat beleid door voor de Grondwetsherziening en de soe vereiniteitsoverdracht te stemmen. Het bezorgde hem de kwalijke repu tatie van opportunist. Toen duidelijk werd, dat er van het zelfbeschik kingsrecht der Indonesische deelsta ten niets terecht kwam, gooide Oud het roer weer om. Stikker Daarvan werd mr. Stikker, mi nister van buitenlandse zaken in het kabinet-Drees-Van Schaik, het slacht offer. Langzaam zaagde Oud de po ten onder de mlnistersstocl van zijn partijgenoot weg en in 1951 stortte die in. Wel kwam Stikker nog even terug, maar in 1952 verdween hij te leurgesteld van het vaderlandse poli tieke toneel. De kwestie-Stikker heeft Oud geen goed gedaan. Persoonlijk vonden de heren elkaar wel weer, al voerden zij kortgeleden nog een felle perspole miek over de oorzaken, die in 1951 tot Stikkers val leidden. Maar de WD was gecompromitteerd en de gevolgen daarvan ondervonden ze in 1952. toen formateur Drees de eerste de beste gelegenheid aangreep om de liberalen buiten het regeringskasteel te zetten. Oppositieleider Van 1952 tot 1958 trad Oud in de Kamer op als „leider van de opposi tie" tegen de confessioneel-so cialistische kabinetten van dr. Drees. Het bleek hem voortreffelijk te lig gen. Met grote welsprekendheid he kelde hij het regeringsbeleid, zonder overigens in staat te zijn een aan vaardbaar neo-liberalistisch alterna tief te presenteren. Hem ontbrak de moderne econo mische kennis om ministers als Zijlstra en Hofstra het leven erg zuur te maken. Maar in algemeen-po litieke en staatsrechtelijke kwesties was hij niet te verslaan. Snedig, ad rem. ironisch, vaak sarcastisch, in tuïtief de zwakke plekken van de te genstander aanvoelend, steeg hij in debatten met Drees en Burger soms tot on-Nederlandse hoogte. Steunpilaar In 1959 plukte hij de electorale vruchten van de oppositie en.... de bestedingsbeperking. De VVD won een paar zetels en liberale ministers kregen zitting in het kabinet-De Quay. Oud, de voormalige oppositie leider, werd een hechte steunpilaar van het regeringsbolwerk. Toen ech ter in 1962 de liberale minister van defensie ir. Visser in moeilijkheden kwam door de bekende affaire-Van der Putten, lieten zijn partijgenoten in de Eerste Kamer hem zonder par don vallen. De veronderstelling dat dit met stilzwijgende toestemming van Oud gebeurde, werd later bewaarheid. Visser diende zijn ministeriële leven uit, maar kreeg van de liberalen geen vriendelijk woord meer. Voor Ouds erfprins, de liberale vice-premier drs. Korthals, was dit gebeuren aanlei ding voor het leidersschap van de VVD te bedanken. Minister van Staat In 1963 trok Oud zich terug als partij- en fractieleider. Een half jaar nadat hij de Kamer had verlaten be noemde de Koningin hem tot mi nister van staat. In de Rotterdamse Rivièra-hal werd hem een grootse hulde bereid. De laatste jaren heeft Oud zich voornamelijk aan zijn wetenschappe lijke werk gewijd. Zo af en toe gaf hij nog een interview weg of produ ceerde een artikel in Elsevier, maar op de politieke voorgrond trad hij niet meer. Testament Op 20 januari van dit jaar. bij de viering van het vierde VVD- lustrum in dc Amsterdamse RAI, hield hij zijn laatste redevoering. Het was een soort politiek testament, waaruit wij één citaat lichten: „Toen ik zestig jaar geleden mij aansloot bij de toenmalige organisa tie van vrijzinnige jongeren, zag ik het in jeugdig enthousiasme als mijn taak mede te werken aan de bestrij ding van het onrecht in de samenle ving. Die gedachte is mij ondanks het klimmen der jaren bijgebleven. Natuurlijk ervaart men bij een po litieke werkzaamheid, die zich over ongeveer een halve eeuw heeft uit gestrekt, menige teleurstelling. Tal van dingen lopen anders dan men zich heeft voorgesteld. Maar de vreugde, die het werk gegeven heeft, is een winst, die niet verloren gaat, als het resultaat achterblijft bij de verwachting". En aan het riot van zijn rede ci teerde Oud uit het gedicht „De Ploe ger" van Adriaan Roland Holst: „Ik zal de halmen niet meer zien noch binden ooit de volle schoven maar doe mij in den oogst geloven waarvoor ik dien". Dat was het slotakkoord van een rijk en vruchtbaar leven. Ook zijn tegenstanders zullen er kennen, dat met Oud een groot Nederlander is heengegaan. Geen goedkeuring: ETTEN-LEUR Het niet verlenen van rijksgoedkeuring voor de bouw van 85 woningwetwoningen en twin tig premiewoningen heeft tot gevolg gehad dat het bouwbedrijf Grootel uit Eindhoven zeventig personeels leden heeft moeten ontslaan. De bouwvakkers werkten in Etten en omgeving aan een plan voor de bouw van 330 woningen. De rijksoverheid ging niet akkoord met de grondkosten die de gemeente Etten-Leur voor dit project calculeer de. Hierover worden nu onderhande lingen gevoerd. Eerder dit jaar heeft het bouwbe drijf op een ander project tachtig arbeidskrachten moeten ontslaan. Er zijn nu nog 450 mensen bij dit be drijf in dienst. In Etten rekende men op een toe wijzing van 200 huizen. Het werden er echter minder. Ondanks overleg werd geen goedkeuring verleend. Deze week zullen de ontslagen bouw vakkers op straat komen te staan. De werkloosheid onder de bouw vakarbeiders in Noord-Brabant be draagt meer dan een kwart van het landelijk totaal. (Van onze parlementsredactie)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 5