Soepeler overgang nodij
uit Hen ter onder wijs
TOg.
ECHEC VAN DE LEERLING IS
VAAK ECHEC VAN DE SCHOOL
Een loopvis
met een
raar ogie
Studentenraad wil
universiteit snel
gaan hervormen
Nederbeat-werelclje
kreeg drie nieuwe
formaties
Afgeluisterd
Small Faces-lp
in ronde hoes
Oude rockers
weer op plaat
Ontwikkeling arme landen nu studievak
(Van onze onderwijsredacteur)
DEN HAAG De vakanties zijn in volle gang. Het schooljaar
zit er weer op. De rapporten zjjn binnen; over overgaan en zitten
blijven is uitsluitsel gegeven. Er zijn gevallen, die een grote teleur
stelling hebben gebracht: de gevallen van leerlingen, die het toch
minder goed hebben gedaan dan men had gehoopt.
Het komt op alle niveaus bij alle vormen van onderwijs voor,
maar een verschijnsel dat bij het doubleren sterk de aandacht trekt,
is dat er in de eerste klas van de lagere school al zoveel zittenblij-
vers zijn. Het percentage is zelfs hoger dan in de volgende klassen.
De overige leerjaren van het lager onderwijs hebben 7 tot 8 procent
zittenblijvers. In de eerste klas zijn het er echter meer: 11 procent.
Het feit dat ongeveer 28.000 jon
gens en meisjes in de eerste klas
doubleren is ontwikkelingspsycho
logisch en schoolorganisatorisch een
misstand, zegt dr. A. W. Haenen. Hij
heeft een ruime ervaring in het on
derwijs: als onderwijzer,
kweekschoolleraar. hoofd van een
school voor kinderen met leer- en
opvoedingsmoeilijkheden en leider
van een pedagogisch centrum (in Den
Haag).
Voor zijn promotie tot doctor in de
sociale wetenschappen aan de Vrije
Universiteit heeft hij een onderzoek
ingesteld naar het zittenblijven in de
eerste klas. Zijn proefschrift is onder
de titel „Van kleuter tot schoolkind"
verschenen bij Wolters. Het boek
niet in een zware wetenschappelijke
taal geschreven vraagt om een on
derwijshervorming: de school moet
meer rekening gaan houden met dc
mogelijkheden van het kind.
MEISJES VOOR
OP JONGENS
Zittenblijven in de eerste klas is
voor een normaal kind een pijnlijke
operatie. Menig kind voelt zich
bestraft „omdat het niet goed heeft
geleerd". Maar ligt de oorzaak van
het falen wel bij het kind? Dr. Hae
nen zegt. dat bij een groot deel van
de schoolbevolking de schooleisen en
het kinderlijk ontwikkelingsniveau
niet op elkaar aansluiten ook als
men bepaalde groepen afwijkende
kinderen (debielen, slechthorenden
enz. buiten beschouwing laat.
Vele moeilijkheden van het eerste
jaar hangen samen met het feit dat
de eersteklassertjes zeer verschillend
zijn. Er zijn kinderen bij die al kun
nen lezen, woordjes kunnen schrijven
en omgaan met getallen tot 10 of
zelfs 20. Maar anderen zijn nog niet
aan het begin van het onderwijs in
die vakken toe.
Sommige kinderen komen te vroeg
op school. Ze zijn. zoals men dat
noemt, „voordelig jarig". Maar het
percentage zittenblijvers is bij deze
groep veel groter dan bij de kinderen
die minder voordelig jarig zijn. De
ze kinderen zijn veelal te jong om de
eerste klas te doorlopen zonder een
speciale aanpassing in de wijze waar
op het onderwijs gegeven wordt of
een bijzondere pedagogische aanpak.
Een ander punt van betekenis is,
dat meisjes eerder schoolrijp zijn dan
jongens. Er blijven meer jongens zit
ten dan meisjes en het verschil is het
grootst in het eerste leerjaar. In
vaardigheid van spreken, in het ver
mogen uitdrukking te geven aan ge
voelens en wensen, in de omvang van
het „taalbezit", in belangstelling,
waarnemingsvermogen, concentratie
vermogen en volharding hebben dc
meisjes onder de zesjarigen een
voorsprong op de jongens.
„SCHOOLRIJP" EN
„SCHOOLBEKWAAM"
Bij „schoolrijpheid" speelt een gro
te rol de wil om groot te worden, de
wil om te leren en de school met de
taken die zij stelt, te aanvaarden.
Wanneer het kind ook in staat is
werkelijk te voldoen aan de eisen
van de school, kan men van „school-
bekwaam" spreken.
Het eerste onderwijs in de schrifte
lijke taal stuit bij sommige kinderen
op specifieke eerste-klas-moeilijk-
heden. Bij lezen en schrijven zijn de
moeilijkheden meestal groter naar
mate het kind afkomstig is uit een
lager sociaal-cultureel milieu. In het
eerste jaar heeft men het meest te
maken met gevallen van debiliteit,
slechthorendheid en moeilijke op-
De lei teas
so gek nog niet
De lei heeft op de scholen al lang
afgedaan. Jammer voor de zwakke
leerlingen en voor kinderen, die niet
schoolrijp zijn.
Dr. A. W. Haenen citeert een Duit
se auteur, die wijst op de onver
biddelijkheid en onuitwisbaarheid van
fouten op papier. Bij sommige kin
deren vergt dit te veel van hun zelf
discipline en zelfvertrouwen. Op een
lei kunnen fouten gauw worden uit
geveegd; het werk kan verbeterd
worden en dit verhoogt de onbevan
genheid van het kind.
Bovendien was je lei schoonmaken
een plezierige bezigheid en in de
sponsdoos kon je een boon „laten
uitkomen". Lei. griffel, spons en
zeempje hebben ook voor kinderen
die wel kunnen meekomen, voor
delen boven papier en pen. meent
dr. Haenen
voedbaarheid: doorgaans wordt pas
in de vólgende leerjaren besloten de
ze kinderen op een school voor bui
tengewoon onderwijs te plaatsen. De
eerste klas is van alle schooljaren het
meest kwetsbaar.
Het onderwijs houdt meer dan
vroeger rekening met individuele
verschillen, maar het hoge aantal zit
tenblijvers is een teken, dat de
school niet in staat is alle „gewone"
kinderen goed op te vangen. School
rijp heten de jongens en meisjes als
ze aan de eisen van de school kunnen
voldoen. Maar, zegt dr. Haenen, als
ze er niet aan voldoen, dan hoeft dat
niet te betekenen, dat ze niet school
rijp zijn.
De maatstaven die de school han
teert, liggen lang niet zo vast als men
pleegt aan te nemen. De wijze waar
op het onderwijs gegeven wordt, de
persoon van de onderwijzer(e^), de
sfeer van dc klas. het milieu waaruit
de kinderen voortkomen dit alles
speelt óók een rol. Het is denkbaar
dat een kind in de ene klas niet
schoolrijp wordt geacht, terwijl het
in een andere klas wel schoolrijp zou
zijn.
DE DOMINERENDE
KLOK
Ken punt waar vele ouderen nau
welijks bij stilstaan, is de onderwer
ping van het kind aan het tijdsche
ma. De klok beheerst onze hele sa
menleving, niet alleen in arbeid en
zakenleven, maar ook bij verstrooiing
en spel. Het kind leeft nog in zijn
eigen ritme, maar daarom hoeft het
nog niet lui te zijn! Wel zal het nood
zakelijk zijn het kind toch voor te
bereiden op de maatschappij, waarin
de tijdsindeling zo sterk domineert.
Het is moeilijk de nog niet school-
rijpe kinderen te onderscheiden van
de „leerzwakke" en de licht debiele
kinderen. Er zijn wezenlijke verschil
len, maar de twee groepen lijken op
elkaar. Dr. Haenen onderscheidt bij
de zesjarigen vier categorieën. Een
grote groep is schoolrijp en schoolbe-
kwaam; deze normale, harmonische
kinderen kunnen de eerste klas door
lopen. Een tweede groep is wel
schoolrijp, maar niet schoolbekwaam,
bijvoorbeeld kinderen met lichame
lijke defecten zoals zintuiggebreken,
slechte gezondheid en intellectuele
uitvalsverschijnselen.
Een derde groep is niet schoolrijp,
maar wel schoolbekwaam. Meestal
zijn deze kinderen wel intelligent,
maar eigenlijk zijn ze nog niet aan
de school toe.
Met veel kunst en vliegwerk wor
den ze door het eerste jaar heenge-
sleept, maar het gaat vaak gepaard
met stotteren, hardop dromen, badwa
teren, enz. En tenslotte zijn er de
genen die noch schoolrijp, noch
schoolbekwaam zijn: de echter kleu
ters. Voor de tweede, derde en vier
de groep zijn speciale voorzieningen
nodig.
OPPERVLAKKIGHEID
Dr. Haenen wijst verder op de gro
te veranderingen die zich in de we
reld van de volwassenen hebben vol
trokken. Snelverkeer, film, radio, TV,
reclame enz. bieden het kind zo'n
veelheid van indrukken, dat veel er
van onbegrepen voorbij gaat Opper
vlakkigheid en vluchtigheid worden
in de hand gewerkt. De wereld der
volwassenen is ook onbegrijpelijk ge
worden: in huis zijn er allerlei appa
raten die op een geheimzinnige ma
nier werken. Het beroep van de va
der is meestal aan het oog onttrok
ken.
Dc speelwereld van de kinderen is
grondig veranderd. Spel in huis
wordt hoogstens geduld, vaak
drastisch beperkt en soms zelfs ver
boden. Steeds meer krijgt het speel
goed waarmee rustig aan een tafeltje
gespeeld kan worden de overhand.
De ontwikkelingspsychologische ge
volgen hiervan blijven niet uit. Vroe
ger gaven de belevenissen van de
jeugd op straat een emotionele be
vrediging. die heel wat gunstiger
werkte dan de verstrooiingsmiddelen
die nu in overvloed worden aangebo
den.
De kleuterschool moet het kind de
gelegenheid bieden op een van
zelfsprekende wijze ontdekkingen te
doen. te experimenteren, vaardighe
den te ontwikkelen, het waarnemen
te oefenen enz. Voor de jongste kleu
ters zouden de groepen niet groter
moeten zijn dan 20 kinderen, voor de
oudere hoogstens 30. De leidsters
moeten vooral letten op de woor
denschat en het taalniveau van de
kleuters: anders praten ze over hun
hoofden heen. Speciale aandacht is
nodig voor kinderen uit soci
aal-zwakke milieus met hun beperkt
vocabulaire en hun afwijkend taalge
bruik.
Die vis zegt wat
De eenvoudigste test voor schoolrijpheid stamt misschien wel uit de
zeventiende eeuw. Men liet een kind kiezen tussen een appel en een
geldstuk. Viel de keus op het geldstuk, dan werd het kind schoolrijp
geacht: het gaf blijk waarden te kunnen vergelijken.
Voor de beoordeling van het prestatievermogen van zesjarigen bestaan
thans allerlei tests, waarbij men vaak zeer interessante ervaringen
opdoet. Bij een onderzoek in Den Haag kregen grote kleuters een
tekening voor zich van v\jf verschillende beertjes met nog één beertje
apart ernaast.
Om een indruk te krijgen van hun vorm-
waarneming en -vergelijking moesten de kin
deren van de vijf beertjes er één omcirkelen,
die gelijk was aan het beertje in de marge.
Sommige kleuters voerden deze opdracht ver
keerd uit, of juister gezegd: ze voerden 'm niet
uit. Toch hadden ze de juiste beer wel gezien.
Bij navraag bleek dat ze een andere, grote
beer hadden gekozen, „want die is de moeder".
Of een kleinere beer, „want die is de liefste,
die krijgt een kringetje".
Voor een onderzoek naar het kritisch denken
kregen de kleuters een vis met poten te zien;
ze moesten de ongerijmdheid hiervan ontdek
ken. Ongeveer een derde deel van de kinderen
vond echter een vis met pootjes niets bijzon
ders. Er waren er ook die de poten wel opmerkten als iets bijzonders,
maar daarom nog niet als een absurditeit.
Enkele reacties: „Een vliegvis, want hij heeft vleugels, poten en een
staart"; „Een vis met graafpoten om in de modder te graven" en „Ha,
een loopvis met een raar ogie". Enkele kinderen noemden de vis een
kikker. Weer anderen meenden dat de vis een vogel had ingeslikt.
Sommigen zagen in de rugvin vleugels. Andere commentaren: „Die vis
zegt wat, want hij heeft z'n mond open" en „Hij heeft een mooi, groot
zonne-oog".
Een ander plaatje, van een step met een vierkant wiel, bleek ondanks
z'n ongerijmdheid voor verscheidene kinderen toch wel aanvaardbaar:
„Met een vierkant wiel kan je ook goed rijden". Bij deze proeven
toonden de jongens 2ich kritischer dan de meisjes.
Niet ongerijmd
Een kringetje voor de liefste beer.
Bij het onderzoek in Den Haag is
gebleken dat de meeste kleuters die
men rijp achtte voor de lagere
school, dat ook waren. Maar bij ne
gatieve beoordelingen was er een
groot aantal vergissingen. Kinderen
die niet rijp zijn voor de school, ha
len hun achterstand soms binnen drie
tot zes maanden in. Het is moeilijk in
individuele gevallen betrouwbare
uitspraken te doen over het te ver
wachten schoolsucces.
Het Haagse onderzoek wees uit, dat
linkshandigheid en onhandigheid bij
de jongens meer voorkwamen dan bij
de meisjes. Jongens zijn luidruchti
ger en ongeduriger. Men klaagde
over een slechte werkhouding bij 31
procent van de jongens en 21 procent
van de meisjes. De meisjes lazen be
ter dan de jongens en maakten min
der spelfouten.
UNIFORME EISEN
En wat nu te doen met kinderen
die falen? Men kan hen alles nog
eens over laten, doen of men moet de
zaak anders gaan aanpakken. Dr.
Haenen vindt, dat in het algemeen te
licht wordt gedacht over de psycho
logische gevolgen van het zittenblij
ven. Ten onrechte meent het kind,
dat het voor dit falen zelf de schuld
draagt .terwijl het toch vaak de hou
ding van de opvoeders is, die hiertoe
heeft bijgedragen.
Men zou de leerplicht kunnen
opschorten, maar het is eeh vergis
sing te menen, dat er dan wel „van-
zelf' een rijping plaats vindt Boven
dien zou dit een verkeerde maatregel
zijn voor de kinderen die wel school
rijp zijn. Een kind een jaar langer op
de kleuterschool laten, is ook niet
goed. Een kleuterklas is een ge
meenschap. Samen doen de kinderen
de stap naar de „grote school". Een
kleuter die daaraan niet mag mee
doen. ervaart dit als een „val". Nog
teleurstellender is het wanneer een
kind dat al op de lagere school zit. na
enige tijd naar de kleuterschool
wordt teruggestuurd.
Het zittenblijven in de eerste klas
is een gevolg van het klassikale
stelsel met zijn uniforme leersitua
ties. De schuld ligt in menig geval
niet bij de leerling, maar bij de
school. Men moet niet menen, dat
stoornissen in de concentratie verbe
terd worden door de bestraffing van
het doubleren. En waarom moet een
kind dat zwak is in lezen, maar dat
vaak wel schoolrijp is en zelfs intelli
gent kan zijn, alles overdoen? Er is
meer differentiatie in het onderwijs
nodig.
TE ABRUPT
Dr. Haenen pleit ook voor een
meer vloeiende overgang van het
kleuteronderwijs naar het lager on
derwijs. In het algemeen betreedt het
kind vrij abrupt een geheel nieuwe
wereld wanneer het op de grote
school komt. Een experiment in Den
Haag heeft op ondubbelzinnige wijze
de voordelen van een symbiose tus
sen kleuterschool en lagere school
aangetoond.
Enkele onderwijzeressen van de
eerste klas hospïteren in de kleu
terschool; ze geven er les onder toe
zicht van de kleuterleidsters. Van de
andere kant hospiteert de kleuter
leidster enige tijd in de eerste klas
van de lagere school. De beide scho
len zijn in één gebouw gehuisvest. Zo
nu en dan mogen kinderen uit de
eerste klas hun hart nog eens opha
len in de speellokalen van de kleu
terschool en omgekeerd brengen kin
deren van de kleuterschool bezoekjes
aan de eerste klas om met enkele
speelse activiteiten van de grote kin
deren mee te doen. Ook op andere
plaatsen komt het voor dat de over
gang naar de lagere school „ge
doseerd" wordt: men laat de oudste
kleuters vast eens kennismaken met
hun nieuwe omgeving.
Verder spreekt dr. Haenen zich uit
voor samenvoeging van het eerste en
het tweede leerjaar Van de lagere
school. Zittenblijven in de eerste klas
is niet noodzakelijk. Ook het tweede
leerjaar moet in zijn didactiek, me
thodiek en leerstof herzien worden.
De eerste jaren van de lagere school
moeten in ruime mate tegemoet ko
men aan de speel- en expressiedrang
van het jonge kind. Leidt dit niet tot
een leerachterstand in lezen, schrij
ven en rekenen? Nee. zegt dr. Hae
nen op grond van verschillende on
derzoekingen. Een dagelijkse speel
tijd van anderhalf uur geeft niet al
leen geen achterstand, maar levert
bij het zich mondeling uitdrukken, de
concentratie, het sociaal gedrag, het
I zelfvertrouwen enz. zelfs een
1 voorsprong op.
De school heeft zich te sterk op
gesteld als een onwrikbaar, star
instituut; als een grootheid met eisen
waaraan het kind zich maar heeft
aan te passen. Bij menig geval van
zittenblijven in de eerste klas zou
men eerder moeten spreken van een
echec van de school dan van een
echec van de leerling.
DEN HAAG Het nieuwe bestuur
van de Nederlandse Studentenraad
(NSR) noemt zich een rompbestuur,
dat als eerste taak ziet het laten ver
dwijnen van de tegenstellingen tus
sen de Studentenvakbeweging (SVB)
en het Nederlands Studentcnakkoord
(NSA).
Het bestuur zal in 'net bijzonder
de hervormingen aan de universite-
ten aan de orde stellen, wat dringend
noodzakelijk wordt geacht.
De discussie over deze hervormin
gen moet op de scholen en unip
versiteiten zelf worden gevoerd.
Daarom moeten op korte termijn
werkgroepen ingesteld worden aan
iedere universiteit en hogeschool.
Behalve studenten, moeten ook
hoogleraren en leden van de we
tenschappelijke staf zitting krijgen.
Bovendien moet op landelijk niveau
een college in het leven geroepen
worden van hoogleraren, we
tenschappelijke staven en studenten.
36
TOPICS - TOP TIEN - TIENERT0P
Er heerst de laatste tijd een flinke activiteit in het wereldje van de
Neder-beat. Het internationale succes van de vaderlandse bluessensalie
Cuby and the Blizzards schijnt anderen aan te moedigen. Drie groepen
hebben met name aandacht getrokken. De eerste singles zijn er al. Hun
namen: The Free, Lotus Land en Circus.
0 Op de Four Topw geïnspireerde mu
ziek is hel nummer „Baby I need you
lovin" van de Blues Dimension. Op dc
B-kanI „Double deal" (Decca AT
10305).
„Soul man" is een knap werkje van
The Rotary Connection (Chess AR
25-789). Het nummer „Like a rolling
stone" is duidelijk minder.
Goed, zonder meer. Het kan ook
moeilijk anders van de Four Tops. Op
Tamla-Motown GO 25.797 de songs ,J'm
a believer" en „Wonderful baby".
Ritmisch lekker, maar niets buiten
gewoons is de groep Wes Dahu's Rebels
in de nummers „Casting my spell" en
„Mission bell" (Artone RM 25.777).
Nogal monotoon zijn The Equals in
„Laurel and Hardv" en „The guy who
made her a star" op bet President-label
(RTF 200).
Muzikaal knap en vlot is de groep
World of Oz in „The muffin man" en
..Peter's birthday" (Deram DM 187).
Dè grote bit van The Rolling Stones
is ,Jumpin* Jack flash". Het is geperst
op Decca AT 15104. Op de flip-kant
„Child of the moon", dat wat langzamer
is dan bet A-nummer.
Een uitstekende l.p. met heerlijke
beatmnziek in allerlei variaties. Dat is
„The birds, the Bees cn the Monkees"
van de immer populair blijvende Mon
kees (RCA Victor COS-109). Om een
paar hele goeie te noemen: „Dream
world", het bekende „Daydream belie
ver" en -het idem dito „Valleri" en
„Magnolia simms".
Geweldige zang en prima muzikale
ondersteuning van Jess and James with
the JJ Band in „I let tbc day go by" en
„Something for nothing" (Palette PB
25.746).
Nieuwste single van The Love Af
fair: „Rainbow valley" en „Someone
like me" (CBS 3366).
Alweer een knappe l.p. van Nina
Simone. Ditmaal getiteld: „Nina Simo-
ne sings Ellington". Stuk voor stuk
heerlijk swingende nummers, zoals „You
better know it", „Hey, Buddy Bol
den". Satin doll" en „Something to live
for" (Colpix Records MCX S-3079).
Een langspcler vol ietwat vreemd
aandoende popmuziek van de groep Mo
by Grape. Hij heet „Wow" (CBS S
63271). Een paar nummers:
.Three-four", „Miller's blues" cn „Bitter
wind".
De groep Fleetwood Mac heeft een
l.p. vol gespeeld met goed hedendaags
popwerk. Op CBS S 63200 zijn dat zoal
„Men- go round", „Shake your money
maker", „No place to go" en „Got to
more".
Aretha Franklin zingt uitstekend
soul in „If even I would leave you" en
„Soulville" op CBS 3315.
Goed swingend en lekker melodieus
zijn „Rainbow chaser" en „Flashbulb"
van de groep Nirvana (Island WIP
6029).
Een ronde hoes, die qua uitvoe
ring lijkt op een doos schoenpoets.
Die zit om de nieuwste langspeler
van de Britse popgroep Small Faces:
„Ogden's Nutgone Flake" (Immedia
te IMSP 012).
De Small Faces zijn de laatste tijd
opgeklommen tot een van de aller
beste Engelse groepen. Steve Marri-
ot (zang en lead-gitaar), Ronnie
„Plonk" Lane (basgitaar en zang).
Kenny Jones (slagwerk) en Ian
„Mac" McLagan (orgel, gitaar en
zang) weten echt wel hoe je van
daag de dag een stukje muziek moet
maken. Alle nummers zijn instru
mentaal en vocaal van hoge kwali
teit. Ze swingen lekker, vooral het
nummer „Lazy Sunday". Vergeten
mogen ook niet „Nutgone flake",
„Afterglow", „Rene", „Mad John"
en „Happydaystoystown".
De herleving van de oude rock 'n
roll zet toch niet zo door als insiders
wel haddrft" voorspeld. Groepen ais
Bill Hayley en anderen toeren hier
en daar wel rond. maar volle zalen
trekken ze beslist niet.
Niettemin zien de grammofoon
platen maatschappijen toch wel
brood in het opnieuw uitbrengen
van bekende nummers van „toen".
De laatste weken verschenen er
een paar. Zo spelen Johnny and the
Hurricanes ..Red river rock" en
..Beatnik fly" (Londen FLX 3158).
Van dezelfde groep zijn ..Rocking
goose" en ..Stan Antonio rose" (lon-
don FLX 3209).
Little Richard zong opnieuw op
Epic 5-9960 de nummers „Lucille",
„Jenny, Jenny", „The girl can't help
it" en ..Good Gollv miss Molly".
The Free een soul-formatie uit Rotterdam heeft onlangs in Am
sterdam historie gemaakt door een kennerspubliek in vervoering te brengen
vóór liet optreden van soul-zangeres nr. 1 Aretha Franklin.
De grote stimulator van de acht man tellende The Free is zanger Ray
Nichols, het evenbeeld van z'n Amerikaanse soulbroeder Wilson Picket en
minstens even goed zingend. Hij brengt z'n nummers met de allure van
een Otis Redding.
De eerste plaat van The Free loopt als een trein. En dat is begrijpelijk,
want de nummers „Because I love you" en „Do something fine" mogen er
zijn. Soul van de bovenste plank
Behalve Ray Nichols maken van The Free deel uit: Peter Vlietstra
(orgel), Max Spangenberg (drums), Jules Schell (basgitaar)Egon Ver
hoeven (solo-gitaar)Harry Jamin (trompet), Raymond Oosthoek (bariton
saxofoon) en Kees Masson (tenor-saxofoon).
Lotus Land de nieuiue naam van de Tilburgse groep de Go-Go's
maakte een sensationele intrede in ons muziekwereld je tijdens het t.v.-
programma Vjoew. Niet alleen met het geweldige nummer „Mr. Lion",
maar vooral door haar durf dit nummer te presenteren in de ieeuwenkooi
van het Tilburgs Natuurdierenpark, te zamen met vier leeuwen. Weken
lang repeteren was hiervoor wel nodig
Binnen veertien dagen was er een platencontract met CBS en nu is de
eerste single er: „Mr. Lion" (een nummer van Junior Campbell van The
Marmalade) en „You and me alone", een eigen nummer. Lotus Land
heeft de liefde voor leeuwen behouden: binnenkort zal naar alle optredens
een leeuwtje worden meegesjouwd'
Lotus Land wordt geformeerd door Martin Oppermans (lead-singer)
Dzjeems v. d. Burght (basgitaar en zang), Pieleke Lahaye (orgel en zang),
John Mutsaerts (drums en zang) en Frans Mutsaerts (solo-gitaar).
Circus is een groepsnaam voor Frank Nuyens (solo-gitaar, basgitaar en
zang), Jay Baar (drums, tabla's en conga's) en Marco Kleyn (orgel, banjo,
piano en zang). Frank en Jay hebben gespeeld in Q'65 en alle hits van
die groep stonden op hun naam. Marco speelde in de James Mean-groep.
Omdat de muziek van Q'65 Frank en Jay niet meer aanstond, besloten
ze iets nieuws te gaan doen. Ze zochten het in de richting van de avant-
gardistische popmuziek. Marco werd enthousiast voor hun idee toen ze
hem in januari ontmoetten. Binnen drie maanden had Circus een eerste
single: „Medusa" geheten.
DEN HAAG Behoudens goed
keuring door minister dr. G. H. Ve-
ringa van onderwijs en wetenschap
pen zal er in het komende studiejaar
aan de Nederlandse Economische Ho
geschool te Rotterdam een doctorale
studierichting worden ingesteld voor
de ontwikkelingsprogrammering. De
ze studie maakt specialisatie moge
lijk op vraagstukken, methoden en
technieken van het opstellen van
projecten voor ontwikkelingslanden.
Prof. dr. H. C. Bos, hoogleraar in
de ontwikkelingsprogrammering en
economie der centraal geleide stelsels
aan de economische hogeschool, oor
deelt in een artikel in het Rotter
damse academische tijdschrift „Quod
Novum", dat met deze nieuwe studie
richting een belangrijke verbreding
en ook verdieping wordt gegeven aan
het onderwijs in de ontwekke-
lingsprogrammering. In 1955 werd dit
onderwijs als doctoraal keuzevak in
gesteld.
Vele ontwikkelingslanden sturen
hun eigen economen naar elders voor
verdere opleiding, waardoor deze
landen in toenemende mate staat zijn
gespecialiseerde functies door eigen
mensen te doen vervullen.
Het gevolg van deze ontwikkeling
is, dat er aan belanghebbenden uit de
westerse landen hogere eisen woiden
gesteld, dat de selectie bij recrute-
ring steeds strenger wordt en cat er
meer en meer naar specialisatie en
ervaring wordt gevraagd.