Soepeler overgang nodij uit Hen ter onder wijs TOg. ECHEC VAN DE LEERLING IS VAAK ECHEC VAN DE SCHOOL Een loopvis met een raar ogie Studentenraad wil universiteit snel gaan hervormen Nederbeat-werelclje kreeg drie nieuwe formaties Afgeluisterd Small Faces-lp in ronde hoes Oude rockers weer op plaat Ontwikkeling arme landen nu studievak (Van onze onderwijsredacteur) DEN HAAG De vakanties zijn in volle gang. Het schooljaar zit er weer op. De rapporten zjjn binnen; over overgaan en zitten blijven is uitsluitsel gegeven. Er zijn gevallen, die een grote teleur stelling hebben gebracht: de gevallen van leerlingen, die het toch minder goed hebben gedaan dan men had gehoopt. Het komt op alle niveaus bij alle vormen van onderwijs voor, maar een verschijnsel dat bij het doubleren sterk de aandacht trekt, is dat er in de eerste klas van de lagere school al zoveel zittenblij- vers zijn. Het percentage is zelfs hoger dan in de volgende klassen. De overige leerjaren van het lager onderwijs hebben 7 tot 8 procent zittenblijvers. In de eerste klas zijn het er echter meer: 11 procent. Het feit dat ongeveer 28.000 jon gens en meisjes in de eerste klas doubleren is ontwikkelingspsycho logisch en schoolorganisatorisch een misstand, zegt dr. A. W. Haenen. Hij heeft een ruime ervaring in het on derwijs: als onderwijzer, kweekschoolleraar. hoofd van een school voor kinderen met leer- en opvoedingsmoeilijkheden en leider van een pedagogisch centrum (in Den Haag). Voor zijn promotie tot doctor in de sociale wetenschappen aan de Vrije Universiteit heeft hij een onderzoek ingesteld naar het zittenblijven in de eerste klas. Zijn proefschrift is onder de titel „Van kleuter tot schoolkind" verschenen bij Wolters. Het boek niet in een zware wetenschappelijke taal geschreven vraagt om een on derwijshervorming: de school moet meer rekening gaan houden met dc mogelijkheden van het kind. MEISJES VOOR OP JONGENS Zittenblijven in de eerste klas is voor een normaal kind een pijnlijke operatie. Menig kind voelt zich bestraft „omdat het niet goed heeft geleerd". Maar ligt de oorzaak van het falen wel bij het kind? Dr. Hae nen zegt. dat bij een groot deel van de schoolbevolking de schooleisen en het kinderlijk ontwikkelingsniveau niet op elkaar aansluiten ook als men bepaalde groepen afwijkende kinderen (debielen, slechthorenden enz. buiten beschouwing laat. Vele moeilijkheden van het eerste jaar hangen samen met het feit dat de eersteklassertjes zeer verschillend zijn. Er zijn kinderen bij die al kun nen lezen, woordjes kunnen schrijven en omgaan met getallen tot 10 of zelfs 20. Maar anderen zijn nog niet aan het begin van het onderwijs in die vakken toe. Sommige kinderen komen te vroeg op school. Ze zijn. zoals men dat noemt, „voordelig jarig". Maar het percentage zittenblijvers is bij deze groep veel groter dan bij de kinderen die minder voordelig jarig zijn. De ze kinderen zijn veelal te jong om de eerste klas te doorlopen zonder een speciale aanpassing in de wijze waar op het onderwijs gegeven wordt of een bijzondere pedagogische aanpak. Een ander punt van betekenis is, dat meisjes eerder schoolrijp zijn dan jongens. Er blijven meer jongens zit ten dan meisjes en het verschil is het grootst in het eerste leerjaar. In vaardigheid van spreken, in het ver mogen uitdrukking te geven aan ge voelens en wensen, in de omvang van het „taalbezit", in belangstelling, waarnemingsvermogen, concentratie vermogen en volharding hebben dc meisjes onder de zesjarigen een voorsprong op de jongens. „SCHOOLRIJP" EN „SCHOOLBEKWAAM" Bij „schoolrijpheid" speelt een gro te rol de wil om groot te worden, de wil om te leren en de school met de taken die zij stelt, te aanvaarden. Wanneer het kind ook in staat is werkelijk te voldoen aan de eisen van de school, kan men van „school- bekwaam" spreken. Het eerste onderwijs in de schrifte lijke taal stuit bij sommige kinderen op specifieke eerste-klas-moeilijk- heden. Bij lezen en schrijven zijn de moeilijkheden meestal groter naar mate het kind afkomstig is uit een lager sociaal-cultureel milieu. In het eerste jaar heeft men het meest te maken met gevallen van debiliteit, slechthorendheid en moeilijke op- De lei teas so gek nog niet De lei heeft op de scholen al lang afgedaan. Jammer voor de zwakke leerlingen en voor kinderen, die niet schoolrijp zijn. Dr. A. W. Haenen citeert een Duit se auteur, die wijst op de onver biddelijkheid en onuitwisbaarheid van fouten op papier. Bij sommige kin deren vergt dit te veel van hun zelf discipline en zelfvertrouwen. Op een lei kunnen fouten gauw worden uit geveegd; het werk kan verbeterd worden en dit verhoogt de onbevan genheid van het kind. Bovendien was je lei schoonmaken een plezierige bezigheid en in de sponsdoos kon je een boon „laten uitkomen". Lei. griffel, spons en zeempje hebben ook voor kinderen die wel kunnen meekomen, voor delen boven papier en pen. meent dr. Haenen voedbaarheid: doorgaans wordt pas in de vólgende leerjaren besloten de ze kinderen op een school voor bui tengewoon onderwijs te plaatsen. De eerste klas is van alle schooljaren het meest kwetsbaar. Het onderwijs houdt meer dan vroeger rekening met individuele verschillen, maar het hoge aantal zit tenblijvers is een teken, dat de school niet in staat is alle „gewone" kinderen goed op te vangen. School rijp heten de jongens en meisjes als ze aan de eisen van de school kunnen voldoen. Maar, zegt dr. Haenen, als ze er niet aan voldoen, dan hoeft dat niet te betekenen, dat ze niet school rijp zijn. De maatstaven die de school han teert, liggen lang niet zo vast als men pleegt aan te nemen. De wijze waar op het onderwijs gegeven wordt, de persoon van de onderwijzer(e^), de sfeer van dc klas. het milieu waaruit de kinderen voortkomen dit alles speelt óók een rol. Het is denkbaar dat een kind in de ene klas niet schoolrijp wordt geacht, terwijl het in een andere klas wel schoolrijp zou zijn. DE DOMINERENDE KLOK Ken punt waar vele ouderen nau welijks bij stilstaan, is de onderwer ping van het kind aan het tijdsche ma. De klok beheerst onze hele sa menleving, niet alleen in arbeid en zakenleven, maar ook bij verstrooiing en spel. Het kind leeft nog in zijn eigen ritme, maar daarom hoeft het nog niet lui te zijn! Wel zal het nood zakelijk zijn het kind toch voor te bereiden op de maatschappij, waarin de tijdsindeling zo sterk domineert. Het is moeilijk de nog niet school- rijpe kinderen te onderscheiden van de „leerzwakke" en de licht debiele kinderen. Er zijn wezenlijke verschil len, maar de twee groepen lijken op elkaar. Dr. Haenen onderscheidt bij de zesjarigen vier categorieën. Een grote groep is schoolrijp en schoolbe- kwaam; deze normale, harmonische kinderen kunnen de eerste klas door lopen. Een tweede groep is wel schoolrijp, maar niet schoolbekwaam, bijvoorbeeld kinderen met lichame lijke defecten zoals zintuiggebreken, slechte gezondheid en intellectuele uitvalsverschijnselen. Een derde groep is niet schoolrijp, maar wel schoolbekwaam. Meestal zijn deze kinderen wel intelligent, maar eigenlijk zijn ze nog niet aan de school toe. Met veel kunst en vliegwerk wor den ze door het eerste jaar heenge- sleept, maar het gaat vaak gepaard met stotteren, hardop dromen, badwa teren, enz. En tenslotte zijn er de genen die noch schoolrijp, noch schoolbekwaam zijn: de echter kleu ters. Voor de tweede, derde en vier de groep zijn speciale voorzieningen nodig. OPPERVLAKKIGHEID Dr. Haenen wijst verder op de gro te veranderingen die zich in de we reld van de volwassenen hebben vol trokken. Snelverkeer, film, radio, TV, reclame enz. bieden het kind zo'n veelheid van indrukken, dat veel er van onbegrepen voorbij gaat Opper vlakkigheid en vluchtigheid worden in de hand gewerkt. De wereld der volwassenen is ook onbegrijpelijk ge worden: in huis zijn er allerlei appa raten die op een geheimzinnige ma nier werken. Het beroep van de va der is meestal aan het oog onttrok ken. Dc speelwereld van de kinderen is grondig veranderd. Spel in huis wordt hoogstens geduld, vaak drastisch beperkt en soms zelfs ver boden. Steeds meer krijgt het speel goed waarmee rustig aan een tafeltje gespeeld kan worden de overhand. De ontwikkelingspsychologische ge volgen hiervan blijven niet uit. Vroe ger gaven de belevenissen van de jeugd op straat een emotionele be vrediging. die heel wat gunstiger werkte dan de verstrooiingsmiddelen die nu in overvloed worden aangebo den. De kleuterschool moet het kind de gelegenheid bieden op een van zelfsprekende wijze ontdekkingen te doen. te experimenteren, vaardighe den te ontwikkelen, het waarnemen te oefenen enz. Voor de jongste kleu ters zouden de groepen niet groter moeten zijn dan 20 kinderen, voor de oudere hoogstens 30. De leidsters moeten vooral letten op de woor denschat en het taalniveau van de kleuters: anders praten ze over hun hoofden heen. Speciale aandacht is nodig voor kinderen uit soci aal-zwakke milieus met hun beperkt vocabulaire en hun afwijkend taalge bruik. Die vis zegt wat De eenvoudigste test voor schoolrijpheid stamt misschien wel uit de zeventiende eeuw. Men liet een kind kiezen tussen een appel en een geldstuk. Viel de keus op het geldstuk, dan werd het kind schoolrijp geacht: het gaf blijk waarden te kunnen vergelijken. Voor de beoordeling van het prestatievermogen van zesjarigen bestaan thans allerlei tests, waarbij men vaak zeer interessante ervaringen opdoet. Bij een onderzoek in Den Haag kregen grote kleuters een tekening voor zich van v\jf verschillende beertjes met nog één beertje apart ernaast. Om een indruk te krijgen van hun vorm- waarneming en -vergelijking moesten de kin deren van de vijf beertjes er één omcirkelen, die gelijk was aan het beertje in de marge. Sommige kleuters voerden deze opdracht ver keerd uit, of juister gezegd: ze voerden 'm niet uit. Toch hadden ze de juiste beer wel gezien. Bij navraag bleek dat ze een andere, grote beer hadden gekozen, „want die is de moeder". Of een kleinere beer, „want die is de liefste, die krijgt een kringetje". Voor een onderzoek naar het kritisch denken kregen de kleuters een vis met poten te zien; ze moesten de ongerijmdheid hiervan ontdek ken. Ongeveer een derde deel van de kinderen vond echter een vis met pootjes niets bijzon ders. Er waren er ook die de poten wel opmerkten als iets bijzonders, maar daarom nog niet als een absurditeit. Enkele reacties: „Een vliegvis, want hij heeft vleugels, poten en een staart"; „Een vis met graafpoten om in de modder te graven" en „Ha, een loopvis met een raar ogie". Enkele kinderen noemden de vis een kikker. Weer anderen meenden dat de vis een vogel had ingeslikt. Sommigen zagen in de rugvin vleugels. Andere commentaren: „Die vis zegt wat, want hij heeft z'n mond open" en „Hij heeft een mooi, groot zonne-oog". Een ander plaatje, van een step met een vierkant wiel, bleek ondanks z'n ongerijmdheid voor verscheidene kinderen toch wel aanvaardbaar: „Met een vierkant wiel kan je ook goed rijden". Bij deze proeven toonden de jongens 2ich kritischer dan de meisjes. Niet ongerijmd Een kringetje voor de liefste beer. Bij het onderzoek in Den Haag is gebleken dat de meeste kleuters die men rijp achtte voor de lagere school, dat ook waren. Maar bij ne gatieve beoordelingen was er een groot aantal vergissingen. Kinderen die niet rijp zijn voor de school, ha len hun achterstand soms binnen drie tot zes maanden in. Het is moeilijk in individuele gevallen betrouwbare uitspraken te doen over het te ver wachten schoolsucces. Het Haagse onderzoek wees uit, dat linkshandigheid en onhandigheid bij de jongens meer voorkwamen dan bij de meisjes. Jongens zijn luidruchti ger en ongeduriger. Men klaagde over een slechte werkhouding bij 31 procent van de jongens en 21 procent van de meisjes. De meisjes lazen be ter dan de jongens en maakten min der spelfouten. UNIFORME EISEN En wat nu te doen met kinderen die falen? Men kan hen alles nog eens over laten, doen of men moet de zaak anders gaan aanpakken. Dr. Haenen vindt, dat in het algemeen te licht wordt gedacht over de psycho logische gevolgen van het zittenblij ven. Ten onrechte meent het kind, dat het voor dit falen zelf de schuld draagt .terwijl het toch vaak de hou ding van de opvoeders is, die hiertoe heeft bijgedragen. Men zou de leerplicht kunnen opschorten, maar het is eeh vergis sing te menen, dat er dan wel „van- zelf' een rijping plaats vindt Boven dien zou dit een verkeerde maatregel zijn voor de kinderen die wel school rijp zijn. Een kind een jaar langer op de kleuterschool laten, is ook niet goed. Een kleuterklas is een ge meenschap. Samen doen de kinderen de stap naar de „grote school". Een kleuter die daaraan niet mag mee doen. ervaart dit als een „val". Nog teleurstellender is het wanneer een kind dat al op de lagere school zit. na enige tijd naar de kleuterschool wordt teruggestuurd. Het zittenblijven in de eerste klas is een gevolg van het klassikale stelsel met zijn uniforme leersitua ties. De schuld ligt in menig geval niet bij de leerling, maar bij de school. Men moet niet menen, dat stoornissen in de concentratie verbe terd worden door de bestraffing van het doubleren. En waarom moet een kind dat zwak is in lezen, maar dat vaak wel schoolrijp is en zelfs intelli gent kan zijn, alles overdoen? Er is meer differentiatie in het onderwijs nodig. TE ABRUPT Dr. Haenen pleit ook voor een meer vloeiende overgang van het kleuteronderwijs naar het lager on derwijs. In het algemeen betreedt het kind vrij abrupt een geheel nieuwe wereld wanneer het op de grote school komt. Een experiment in Den Haag heeft op ondubbelzinnige wijze de voordelen van een symbiose tus sen kleuterschool en lagere school aangetoond. Enkele onderwijzeressen van de eerste klas hospïteren in de kleu terschool; ze geven er les onder toe zicht van de kleuterleidsters. Van de andere kant hospiteert de kleuter leidster enige tijd in de eerste klas van de lagere school. De beide scho len zijn in één gebouw gehuisvest. Zo nu en dan mogen kinderen uit de eerste klas hun hart nog eens opha len in de speellokalen van de kleu terschool en omgekeerd brengen kin deren van de kleuterschool bezoekjes aan de eerste klas om met enkele speelse activiteiten van de grote kin deren mee te doen. Ook op andere plaatsen komt het voor dat de over gang naar de lagere school „ge doseerd" wordt: men laat de oudste kleuters vast eens kennismaken met hun nieuwe omgeving. Verder spreekt dr. Haenen zich uit voor samenvoeging van het eerste en het tweede leerjaar Van de lagere school. Zittenblijven in de eerste klas is niet noodzakelijk. Ook het tweede leerjaar moet in zijn didactiek, me thodiek en leerstof herzien worden. De eerste jaren van de lagere school moeten in ruime mate tegemoet ko men aan de speel- en expressiedrang van het jonge kind. Leidt dit niet tot een leerachterstand in lezen, schrij ven en rekenen? Nee. zegt dr. Hae nen op grond van verschillende on derzoekingen. Een dagelijkse speel tijd van anderhalf uur geeft niet al leen geen achterstand, maar levert bij het zich mondeling uitdrukken, de concentratie, het sociaal gedrag, het I zelfvertrouwen enz. zelfs een 1 voorsprong op. De school heeft zich te sterk op gesteld als een onwrikbaar, star instituut; als een grootheid met eisen waaraan het kind zich maar heeft aan te passen. Bij menig geval van zittenblijven in de eerste klas zou men eerder moeten spreken van een echec van de school dan van een echec van de leerling. DEN HAAG Het nieuwe bestuur van de Nederlandse Studentenraad (NSR) noemt zich een rompbestuur, dat als eerste taak ziet het laten ver dwijnen van de tegenstellingen tus sen de Studentenvakbeweging (SVB) en het Nederlands Studentcnakkoord (NSA). Het bestuur zal in 'net bijzonder de hervormingen aan de universite- ten aan de orde stellen, wat dringend noodzakelijk wordt geacht. De discussie over deze hervormin gen moet op de scholen en unip versiteiten zelf worden gevoerd. Daarom moeten op korte termijn werkgroepen ingesteld worden aan iedere universiteit en hogeschool. Behalve studenten, moeten ook hoogleraren en leden van de we tenschappelijke staf zitting krijgen. Bovendien moet op landelijk niveau een college in het leven geroepen worden van hoogleraren, we tenschappelijke staven en studenten. 36 TOPICS - TOP TIEN - TIENERT0P Er heerst de laatste tijd een flinke activiteit in het wereldje van de Neder-beat. Het internationale succes van de vaderlandse bluessensalie Cuby and the Blizzards schijnt anderen aan te moedigen. Drie groepen hebben met name aandacht getrokken. De eerste singles zijn er al. Hun namen: The Free, Lotus Land en Circus. 0 Op de Four Topw geïnspireerde mu ziek is hel nummer „Baby I need you lovin" van de Blues Dimension. Op dc B-kanI „Double deal" (Decca AT 10305). „Soul man" is een knap werkje van The Rotary Connection (Chess AR 25-789). Het nummer „Like a rolling stone" is duidelijk minder. Goed, zonder meer. Het kan ook moeilijk anders van de Four Tops. Op Tamla-Motown GO 25.797 de songs ,J'm a believer" en „Wonderful baby". Ritmisch lekker, maar niets buiten gewoons is de groep Wes Dahu's Rebels in de nummers „Casting my spell" en „Mission bell" (Artone RM 25.777). Nogal monotoon zijn The Equals in „Laurel and Hardv" en „The guy who made her a star" op bet President-label (RTF 200). Muzikaal knap en vlot is de groep World of Oz in „The muffin man" en ..Peter's birthday" (Deram DM 187). Dè grote bit van The Rolling Stones is ,Jumpin* Jack flash". Het is geperst op Decca AT 15104. Op de flip-kant „Child of the moon", dat wat langzamer is dan bet A-nummer. Een uitstekende l.p. met heerlijke beatmnziek in allerlei variaties. Dat is „The birds, the Bees cn the Monkees" van de immer populair blijvende Mon kees (RCA Victor COS-109). Om een paar hele goeie te noemen: „Dream world", het bekende „Daydream belie ver" en -het idem dito „Valleri" en „Magnolia simms". Geweldige zang en prima muzikale ondersteuning van Jess and James with the JJ Band in „I let tbc day go by" en „Something for nothing" (Palette PB 25.746). Nieuwste single van The Love Af fair: „Rainbow valley" en „Someone like me" (CBS 3366). Alweer een knappe l.p. van Nina Simone. Ditmaal getiteld: „Nina Simo- ne sings Ellington". Stuk voor stuk heerlijk swingende nummers, zoals „You better know it", „Hey, Buddy Bol den". Satin doll" en „Something to live for" (Colpix Records MCX S-3079). Een langspcler vol ietwat vreemd aandoende popmuziek van de groep Mo by Grape. Hij heet „Wow" (CBS S 63271). Een paar nummers: .Three-four", „Miller's blues" cn „Bitter wind". De groep Fleetwood Mac heeft een l.p. vol gespeeld met goed hedendaags popwerk. Op CBS S 63200 zijn dat zoal „Men- go round", „Shake your money maker", „No place to go" en „Got to more". Aretha Franklin zingt uitstekend soul in „If even I would leave you" en „Soulville" op CBS 3315. Goed swingend en lekker melodieus zijn „Rainbow chaser" en „Flashbulb" van de groep Nirvana (Island WIP 6029). Een ronde hoes, die qua uitvoe ring lijkt op een doos schoenpoets. Die zit om de nieuwste langspeler van de Britse popgroep Small Faces: „Ogden's Nutgone Flake" (Immedia te IMSP 012). De Small Faces zijn de laatste tijd opgeklommen tot een van de aller beste Engelse groepen. Steve Marri- ot (zang en lead-gitaar), Ronnie „Plonk" Lane (basgitaar en zang). Kenny Jones (slagwerk) en Ian „Mac" McLagan (orgel, gitaar en zang) weten echt wel hoe je van daag de dag een stukje muziek moet maken. Alle nummers zijn instru mentaal en vocaal van hoge kwali teit. Ze swingen lekker, vooral het nummer „Lazy Sunday". Vergeten mogen ook niet „Nutgone flake", „Afterglow", „Rene", „Mad John" en „Happydaystoystown". De herleving van de oude rock 'n roll zet toch niet zo door als insiders wel haddrft" voorspeld. Groepen ais Bill Hayley en anderen toeren hier en daar wel rond. maar volle zalen trekken ze beslist niet. Niettemin zien de grammofoon platen maatschappijen toch wel brood in het opnieuw uitbrengen van bekende nummers van „toen". De laatste weken verschenen er een paar. Zo spelen Johnny and the Hurricanes ..Red river rock" en ..Beatnik fly" (Londen FLX 3158). Van dezelfde groep zijn ..Rocking goose" en ..Stan Antonio rose" (lon- don FLX 3209). Little Richard zong opnieuw op Epic 5-9960 de nummers „Lucille", „Jenny, Jenny", „The girl can't help it" en ..Good Gollv miss Molly". The Free een soul-formatie uit Rotterdam heeft onlangs in Am sterdam historie gemaakt door een kennerspubliek in vervoering te brengen vóór liet optreden van soul-zangeres nr. 1 Aretha Franklin. De grote stimulator van de acht man tellende The Free is zanger Ray Nichols, het evenbeeld van z'n Amerikaanse soulbroeder Wilson Picket en minstens even goed zingend. Hij brengt z'n nummers met de allure van een Otis Redding. De eerste plaat van The Free loopt als een trein. En dat is begrijpelijk, want de nummers „Because I love you" en „Do something fine" mogen er zijn. Soul van de bovenste plank Behalve Ray Nichols maken van The Free deel uit: Peter Vlietstra (orgel), Max Spangenberg (drums), Jules Schell (basgitaar)Egon Ver hoeven (solo-gitaar)Harry Jamin (trompet), Raymond Oosthoek (bariton saxofoon) en Kees Masson (tenor-saxofoon). Lotus Land de nieuiue naam van de Tilburgse groep de Go-Go's maakte een sensationele intrede in ons muziekwereld je tijdens het t.v.- programma Vjoew. Niet alleen met het geweldige nummer „Mr. Lion", maar vooral door haar durf dit nummer te presenteren in de ieeuwenkooi van het Tilburgs Natuurdierenpark, te zamen met vier leeuwen. Weken lang repeteren was hiervoor wel nodig Binnen veertien dagen was er een platencontract met CBS en nu is de eerste single er: „Mr. Lion" (een nummer van Junior Campbell van The Marmalade) en „You and me alone", een eigen nummer. Lotus Land heeft de liefde voor leeuwen behouden: binnenkort zal naar alle optredens een leeuwtje worden meegesjouwd' Lotus Land wordt geformeerd door Martin Oppermans (lead-singer) Dzjeems v. d. Burght (basgitaar en zang), Pieleke Lahaye (orgel en zang), John Mutsaerts (drums en zang) en Frans Mutsaerts (solo-gitaar). Circus is een groepsnaam voor Frank Nuyens (solo-gitaar, basgitaar en zang), Jay Baar (drums, tabla's en conga's) en Marco Kleyn (orgel, banjo, piano en zang). Frank en Jay hebben gespeeld in Q'65 en alle hits van die groep stonden op hun naam. Marco speelde in de James Mean-groep. Omdat de muziek van Q'65 Frank en Jay niet meer aanstond, besloten ze iets nieuws te gaan doen. Ze zochten het in de richting van de avant- gardistische popmuziek. Marco werd enthousiast voor hun idee toen ze hem in januari ontmoetten. Binnen drie maanden had Circus een eerste single: „Medusa" geheten. DEN HAAG Behoudens goed keuring door minister dr. G. H. Ve- ringa van onderwijs en wetenschap pen zal er in het komende studiejaar aan de Nederlandse Economische Ho geschool te Rotterdam een doctorale studierichting worden ingesteld voor de ontwikkelingsprogrammering. De ze studie maakt specialisatie moge lijk op vraagstukken, methoden en technieken van het opstellen van projecten voor ontwikkelingslanden. Prof. dr. H. C. Bos, hoogleraar in de ontwikkelingsprogrammering en economie der centraal geleide stelsels aan de economische hogeschool, oor deelt in een artikel in het Rotter damse academische tijdschrift „Quod Novum", dat met deze nieuwe studie richting een belangrijke verbreding en ook verdieping wordt gegeven aan het onderwijs in de ontwekke- lingsprogrammering. In 1955 werd dit onderwijs als doctoraal keuzevak in gesteld. Vele ontwikkelingslanden sturen hun eigen economen naar elders voor verdere opleiding, waardoor deze landen in toenemende mate staat zijn gespecialiseerde functies door eigen mensen te doen vervullen. Het gevolg van deze ontwikkeling is, dat er aan belanghebbenden uit de westerse landen hogere eisen woiden gesteld, dat de selectie bij recrute- ring steeds strenger wordt en cat er meer en meer naar specialisatie en ervaring wordt gevraagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 6