„HET BOZE OOG" Barth pleit voor een doop van mondigen eva.ns.enen Radio-Polen helpt protestantse omroep <;rote itnox vax iiiritatie Eigen ervaring Prachtige dromen Waarover? Liefst alleen Normen Geen solidariteit GEESTELIJK LEVER Inzicht mn 1943 gewijzigd Hernhutters herbouwen ZATERDAG 20 APRIL 1968 (Van een onzer redacteuren) Het „kqkgaatje" in de celdeur is voor gevangenen een voortdurende bron van irritatie. Velen van hen stoppen „Het Boze Oog" of „Het Judasoog", zoals het gaatje in hun eigen taal genoemd wordt, dicht met papier of ander afval en zij worden daarvoor lang niet altjjd op de vingers getikt; tenminste, als zjj niet speciaal bewaakt moeten worden, bijvoorbeeld omdat er gevaar voor zelfmoord bestaat. Het kijkgaatje symboliseert de machtspositie van de bewaarder in nog grotere mate dan de sleu telbos. Immers, het duurt altijd nog een paar seconden om een deur open te maken, zodat de gevangene zich op een aanstaand contact kan voorbereiden. Maar de bewaarder kan naar het kijk gaatje sluipen en naar binnen kijken zonder dat de gevangene hém ziet. Hij kan niet in zijn neus peuteren, zich op de rug l^rabben en op de wc gaan zitten zonder te weten dat hij bekeken kan-worden. Dit zet hem onder een zekere druk. In uitgesproken neerslach tige perioden wordt hij zelfs als het ware door „Het Boze Oog" gehypnotiseerd en kruipt hij in de hoek bij de deur. waar hij niet gezien kan worden. Dit vertelt de Noorse socioloog prof. dr. Johan Galtung In zijn verslag van een sociologisch-cri- minologisch onderzoek naar de strafbeleving (in de Faculteiten reeks van Bert Bakker/Daamen verschenen voor 17.50). De gevangenisstraf heeft al veel wetenschapsbeoefenaars, met name juristen, psychologen en psychiaters, bezig gehouden, maar de meesten van hen spra ken (en spreken) niet uit ..eigen ervaring", iets wat hen in dit ge val natuurlijk niet kwalijk kan worden genomen... Johan Gal tung echter had die ervaring wel: hij bracht (als dienstweigeraar) een half jaar in de gevangenis door. Zijn onderzoek, wetenschappe lijk en bevindelijk gefundeerd, is voor allen die zich met de gevan- genisproblematiek bezig houden, nauwelijks misbaar. In dit arti kel volstaan we met het weerge ven van een aantal wetenswaar digheden uit de pen van een man. die in vele landen doceerde of gastcolleges gaf, bij ons in Groningen. hun werk moeten nemen en die het geld van de firma zitten op te drinken, nergens voor gepakt worden". Of: ..Ik wilde alleen maar een spelletje! Alleen maar wat langs haar huid raspen, maar toen viel ze in dat mes. En nu moet ik zitten voor poging tot moord!" Er kan in de cel een zuiver eidëtisch geheugen ontwikkeld worden.Beelden uit je jeugd kunnen je griezelig scherp voor de geest komen, met nuances die herinneringen buiten de gevange nis nooit krijgen; de herinnerin gen worden dan als het ware mentale belevenissen. Dat geldt ook voor dromen. Zij worden kleurrijk en krijgen bij na de intensiteit die een alka loïde-roes aan dromen kan geven. De gevangenen vertellen van de prachtigste droomgezichten, die zij in wakende of slapende toestand hebben. Dat behoeven geen illusies te zijn, hoewel de grens niet vast ligt. De gevange ne kan via zijn herinneringen de cel ontvluchten op een manier, zoals men anders uiterst zelden doet. Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor boeken, de radio en het glimpje natuur dat men door een celraam gewaar kan worden: de schoonheid wordt tien keer zo mooi en kan de gevangene in ex tase brengen. Een bloem kan hem aan het huilen brengen, uit vreugde over zoiets moois. Velen krijgen gevoel voor esthetische waarden in literatuur en mu ziek, hetgeen zij in het vrije le ven nooit zouden hebben gekre gen. De meeste mannen, constateer de prof. Galtung. zitten liever al leen in de cel dan met anderen. En als zij de cel moeten delen, dan (achtereenvolgens) het liefst met alcoholisten, landlopers, ple gers van verduistering, autodie ven en bedriegers. Een uitgespro ken hekel hebben gevangenen aan rovers en brandkastkrakers... Zij willen het liefst niet geas socieerd worden met mensen, die (in hun ogen) échte misdaden hebben gepleegd. Ook speelt de behoefte om de eigen „misdaden" te kleineren een grote rol, zo in de geest, van: „drie jaar moet ik zitten, omdat ik alleen maar mijn rigen geld heb opgedronken, ter wijl de kerels die de hele och tend bij Blom zitten en zo dron ken zijn dat zij een taxi naar De meeste gevangenen praten het liefst (en dus het meest) over zichzelf, hun strafzaak en het vonnis. En vervolgens over de toestand in de gevangenis, wat ze zullen doen wanneer ze eruit ko men, gebeurtenissen in de bui tenwereld, vrouwen en drank. Ook strafzaken die nog aan de gang zijn. worden druk bespro ken. Kranten, die erom bekend staan dat zij volledige persverslagen hebben van rechtszaken, hebben in de gevan genis ongeveer eenzelfde verbrei ding als doktersromans in een ziekenmilieu. Op basis van zeer spaarzame inlichtingen kunnen gevangenen met gespecificeerde uitspraken komen over vonnissen, waarbij zij zelden nalaten hun agressie tegenover de rechterlijke macht de vrije loop te laten door ze te corrigeren: „Als hij niet voor de officier van justitie X terecht was gekomen, had hij wel een kans gehad". Volgens prof. Galtung dragen kranten met uitvoerige recht bankverslagen ertoe bij de af- wijk-situatie te normaliseren en de afwijker in het brandpunt van de belangstelling te plaatsen, waar onvoorwaardelijk negatieve gevoelens mee verbonden zijn. Zo reageerde een gevangene eens: „Het hoofd van vier man afhakken, dat zijn pas zaken!" Vijf factoren spelen de hoofd rol bij het verwerven van de positie van leider en bij de stra tificatie in het algemeen: 1. be paalde wetsovertredingen moet men het liefst niet hebben be gaan, zoals kleine misselijke gap- perijtjes (handtas van een oude dame, spaarcentjes van een ver pleegster), en voorts zedenmisda- den (vooral bij minderjarigen), terwijl de meeste gevangenen ook neerzien op homoseksuelen; 2. men moet liefst niet tot een sociale laag in de maatschappij behoren die het merendeel van de gevangenen niet als hun eigen beschouwen; 3. een zekere ge vangeniservaring en/ of een lan ge straftijd is belangrijk; 4. de leider moet bepaalde instrumen tele functies kunnen bekleden (de bewaarder voor de gek houden, voor wat extra eten zorgen enz.) en nooit roddelen; 5. de leider moet bepaalde expressieve func ties op zich kunnen nemen (hu mor hebben, goed met gevange nen kunnen omgaan enz.) Een lege gang in hel huis van beivaring in Zutphpii. Maar ach ter de celdeuren is geen enkele gevangene er helemaal zeker van, dat hij niet wordt „beloerd" maar in het algemeen zijn er niet veel mogelijkheden tot zoiets. In tegenstelling tot wat velen menen is er in de gevangenis nauwelijks sprake van solidari teit. De meeste gevangenen den ken altijd aan eigen voordeel/ ook al gaat dit ten koste van anderen die het méér nodig heb ben. Zo wordt bijvoorbeeld een geliefd baantje (gangbediende, helper bij de proviandering of in het ketelhuis) zelden afgestaan aan een nerveuze gevangene, voor wie een dergelijk baantje heel goed zou zijn. Daarentegen zijn er veel con flicten tussen de gevangenen onderling. Alleen al het vermoe den dat er geroddeld wordt, kan tot dramatische ruzies leiden. Kleine intriges e.d. om te verhin deren dat een ander een voor deeltje krijgt, komen ook voor, De verwachtingen die de ge- vangenengemeenschap van de gevangene heeft, zouden samen te vatten zijn in de volgende nor men: Je zult niet op de man af vra gen waar een ander voor zit. Je zult zelf niet openlijk er kennen dat je schuldig bent aan hetgeen waar je voor zit, maar liever de schuld van de wetso vertreding op anderen gooien. Je zult niet moraliseren over medegevangenen. Je zult jezelf niet voordoen alsof je moreel beter bent dan anderen. Je zult niet zeggen dat het vonnis juist was. Je kunt erkennen dat je posi tie van wetsovertreder onge wenst is. maar niet dat de gevan genis een middel ter verbetering is. Je zult de mening toegedaan zijn dat de gevangenis hetzij een schadelijke invloed heeft, hetzij in het geheel geen invloed. Je zult van mening zijn dat de bewaarders in het algemeen min derwaardig zijn. Je zult in ieder conflict tussen gevangenen en bewaarders aan de kant van de gevangenen staan. Je zult de gevangenis zo goed je kunt tot je eigen voordeel ge bruiken. Je zult niet roddelen. Je zult een medegevangene niet direct tegenspreken in zijn interpretatie van zijn eigen situ atie. Je zult van je medegevange nen afwijkingen tolereren van de gewone normen, maar niet van de normen van de gevangenisge meenschap. Je zult op zo'n manier over de buitenwereld spreken dat hier door de druk, die de verhouding tot die buitenwereld betekent voor je medegevangenen, niet vergroot wordt. Je zult niet anders zijn dan de andere gevangenen. (Van een onzer medewerkers) ..Ik voorzie, dat ik met dit boek. dat naar menselijke berekening mijn laatste grote publi- katie zal zijn. nog eenmaal tamelijk eenzaam op het kerkelijk-tkeologisch podium zal staan, zoals ik dat nu spoedig 50 jaar geleden heb be treden, zodat ik daarmee op het punt sta om mijzelf een simpel afscheid te verzekeren." Deze woorden schrijft de 81-jarige Karl Barth in het voorwoord tot zijn nieuwste aflevering van zijn monumentale „Kirchliche Dogmatik", bet vierde boek van deel IV. EigenJijk had dit boek gewijd zullen zijn aan de ethiek, gezien vanuit de gezichtshoek van de in Christus voltrokken verzoening van de wereld met God: „Het christelijk leven". Barth heeft in plaats daarvan een „fragment" van die studie verder uitgewerkt, om tot een geheel afgeronde „Leer van de doop" te komen. Op echt „Barthiaanse" wijze, met veel exegetische en dogmenhistorische beschouwingen, vat hij opnieuw in 247 bladzijden systematisch zijn inzicht in de „doop als basis voor het christelijk leven" samen. Reeds in 1943 heeft Barth zich uitgesproken over de „kerkelijke leer van de doop". Toen reeds zocht hij een geheel nieuwe weg, die door de kerkelijke traditie nimmer betreden werd. Intussen heeft zijn inzicht zich in sommige aspecten weer wat gewijzigd. Zelf be schouwt hij zijn vorige boek als achterhaald en ver ouderd. Sacrament In tegenstelling tot vroeger meent Barth nu. dat het begrip „sacrement" van de doop. te veel verhult. In 1943 hield hij nog vast aan een sacramenteel verstaan van de doop, in zoverre dat betrekking heef; op wat me: de dopeling en de dopende gemeente gebeurt. Die ge dachte heeft h(j nu laten vallen. Hij is daarbij sterk beïnvloed door een studie van zijn zoon Markus, die in 1951 het boek „Die Taufe ein Sakrament?" pu bliceerde. Barth wijst in zijn nieuwste boek de gewoonte af om kinde ren te laten dopen, en tevens wijst hij de gedachte af dat de waterdoop een sacrament zou zijn. Hij is namelijk van mening dat met het woord „sacrament" de gedachte verbonden is, dat via een puur menselijke handeling goddelijke kracht wordt doorge geven en dat daardoor God als het ware dichtbij gehaald kan worden. Anfwoord Zijn eigen leer van de doop berust op een fundamentele on derscheiding tussen het werk van God Zelf (de doop met de Heilige Geest) en het godsdienstige mensenwerk (de doop met wa ter). De doop met de Heilige Geest bewerkt een totale omme keer in de mens, een reiniging en vernieuwing van de mens. De doop met water echter is volgens hem een antwoord van de mens. waarin deze reageert op het werk dat God aan hem volbracht heeft door een eigen persoonlijke beslissing. Daardoor echter wordt het ge loof en de door dit geloof tot stand gebrachte vrije beslissing van de mens een voorwaarde voor de doop. Daarom is een doop voor hem alleen mogelijk bij „mondige" mensen. Het gaat Barth niet zozeer om de afwijzing van de zuigelingen- doop, maar om het heenwijzen naar d<? noodzaak vah een mondig antwoord, een dankbetuiging voor de verzoenende en bevrij dende ontmoeting van God met de mens. Hij wil niet afbreken, maar wel opbouwen. KARL BARTH Belijden Daarom bestrijdt hij in zijn boek ook niet de geldigheid van de kinderdoop en vraagt hij niet om een wederdoop, maar stelt hij met grote nadruk de noodzake lijkheid van een vrije beslissing eft een persoonlijk belijden op de voorgrond. Barth verwacht ln geen enkel opzicht het heil voor de kerk van een werkelijke doorbraak, waar het gaat om de zuigelingendoop. Hij vraagt echter wel: „Hoe kan de kerk weer werkelijk missio naire en mondige Kerk zijn of worden, zolang zij „met het doopwater zo oneerbiedig ver kwistend blijft omgaan als nu al eeuwenlang het geval is?" (Van onze kerkredactle) Een van de merkwaar digste radio-omroepen ter wereld heeft onlangs haar tweede verjaardag gevierd. Het is de „Stem van het Evangelie van Warschau". Deze omroep is uniek, omdat de programma's worden opgenomen in de studio's van radio-Polen door technici van de staats omroep. De tapes worden dan per post verzonden naar Trans World Radio in Monaco, vanwaar ze twee maal per week worden uit gezonden. Vele protestantse radiostations verzorgen uitzendingen voor de bevolking van communistische landen, maar de „Stem van het Evangelie in Warschau" is de enige, die niet alleen toestem ming heeft gekregen, om de uit zendingen in eigen land op te nemen, maar daarbij ook de hulp van de staatsomroep krijgt. Het initiatief voor deze omroep ■TaiiiÉUHI'^L. ÜKS In de Hernhutter Gemeente in komen. Terwijl met man en te ondervinden van het weer is Zeist wordt hard gewerkt om de macht puin wordt geruimd, is OVPr de bnumnlnat* een gevolgen van de grote brand men elders bezig met de her van verleden jaar te boven te bouw. Om zo mogei.jk last kapping aangebracht. is uitgegaan van Stanislav Kra- kiewicz, president van de Vere nigde Evangelische Kerk van Po len (een kerk, die we met enig voorbehoud met het woord Pinksteren zouden kunnen aan duiden). Hij bracht in 1965 een bezoek aan Monte Carlo, om persoonlijk de waardering van zijn mensen over te brengen aan dr. Ralph en dr. Paul Freed en de staf van Trans World Radio voor hun radiowerk. Toen hij de reusachtige zen ders zag, vroeg hij zich af, of zijn land niet rechtstreeks van dit station gebruik zou kunnen ma ken. Dat bleef hem bij, toen hij terug was in Polen en hij begon een actie. Het ene wonder volgde op het andere en binnen drie maanden had hij alle medewerking van de autoriteiten, zelfs voor het pro bleem van de verzending van de tapes naar Monaco. Bij een recent bezoek aan Mo naco vertelde Krakiewicz van de zegen op dit radiowerk. Hij krijgt brieven uit alle delen van Polen, vooral uit gebieden, waar geen protestantisme is. Sommige vragen, waar ze protestanten kunnen ontmoeten. Anderen ko men in een protestantse kerk dienst, voelen zich er thuis en doen mee aan de eredienst, hoe wel het voor het eerst van hun leven is. Zij waren bekeerd door de radioprogramma's. De protestanten vormen in Po len een kleine minderheid (min der dan een procent van een be volking van dertig miljoen). Voorgangers zijn er weinig. „Het radiowerk is van het grootste be lang voor het protestantisme in Polen. Het stelt ons in staat dui zenden te bereiken, die anders geen gelegenheid zouden hebben, om Gods Woord te horen. De nazorg brengt het evangelie in goddeloze en onwetende huizen. Wij zijn God zeer dankbaar, dat Hij ons deze mogelijkheid heeft gegeven", aldus Krakiewicz.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 15