Christelijk leven is: genieten van al wat is. want de stof is heilig Lilliputkerkje langs de Canadese snelweg LANDBOUWHOGESCHOOL 50 JAAR 'V 1 GEESTELIJK LEVEN Prof. dr. A. A. van Ruler: ZATERDAG 24 FEBRUARI 1968 (Van onze onderwijs- redacteur) AGENINGEN In het ke gin van de achttiende uw is er nog geen vuil- aan de lucht. Zingt »t de dichter-landman albert Cornel isz. Poot n befaamd geworden ,|°jn wat triviale) vers over t j geruste landman, die dj oogst maar voor het /Jinenhalen heeft en 's- nog volop tijd ^rhoudt te spelen met zeven kinderen en i wijf naar de tijden kunnen snel anderenNog geen eeuw komt dr. W. C. H. Sta- tot de overtuiging dat j'niet langer zwijgen mag 1 het zien van de achter end die de landbouw op- pt, omdat hij wars is van '.re vernieuwing. En hij 'Jet de zaken maar meteen r aan: Er is in Nederland jats voor een ,fioogeschool \>r den landbouw" want dat het enige middel om de \derlandse boer de noodza- 3|ijke ontwikkeling bij te ngen, de Groninger dr. Wichers het wat bloemrijker, maar minder duidelijk: „Duizen- i bunders verwijten ons, hoe ter hoe luider, onze onver- jflijke luiheid." e boeren laten Staring echter G<ten en zij luisteren evenmin ver Wichers. Ze weten het nog bro ds beter; de oude routinehan- Ka ngen leveren immers geze- vruchten op en waarom E v7 proberen wat ze niet ken- ,róe •^oed, in Groningen wordt dan (lang aandringen een proef ge nen met een landhuishoud- idige school, maar die mislukt dcpierlijk wegens gebrek aan gapingen. Dat duurt zo tot 1863. komt er plotseling een ope- 99 landhou wers 99 DE landbouwhoge school te Wage ningen, uniek in ons land en bekend tot ver over onze gren zen, bestaat op 9 maart een halve eeuw. Zij is er geko men tegen het onbe grip in van de land man die de praktijk van het harde werk „met vork en riek en schup en spade" al leen telde en die een onwrikbaar geloof had in de akkerbouw methoden der vade ren. In nevenstaand verhaal de historie van de Landbouwho geschool, wier groei tegen de verdrukking in thans ongekende afmetingen heeft aangenomen. -r tf/f ïf* 'i t als minister Thorbecke in °P het middelbaar onder- ren£ ru»mte laat vpor landbonjw- g v£ins tn weer ziet dr. Staring zijn is schoon. Hij weet het tot Judjiecteur voor het middelbaar t/ojwwijs te biengen. rijv/lj siruikelt over de te genstrijdige opvattingen. Maar stitui Landbouwhogeschool zal er rsitd'en. want op het juiste mo- lief^t leest de Wsgtningse ban- t def Wertheim nog eers nauw- ra wat er in de wet staat. [bepaling luidt letterlijk: „Er rijkslandbouwschool, in- in de behoefte aan land- ondfwonderwljs niet op andere iskef» wordt voorzien." auteferthelm is raadslid en hij vbgt aan burgemeester Knel of |e meen te Wageningen niet de lantie kan zijn van het „op Mfere wijze voorzien". J„rT9waan burgemeester geeft niet dl- i vl antwoord, hij raadpleegt dr. bod bijst vj Staring en die grijpt de kans om uit de impasse te komen met bei de handen aan. Zo begint in 1873 de lotsverbondenheid van Wage ningen met het landbouwonder wijs: aan de gemeentelijke drie jarige hbs wordt een tweejarige landbouwcursus toegevoegd. Doelstelling is „de grondslag te leggen tot vorming van beschaaf de en ontwikkelde landbouwers". Maar bij de landman zelf groeit de argwaan en hij zint op midde len een tegengif toe te dienen. Het zal tevergeefs blijken. Intussen trekt Wageningen twee leraren van formaat aan, de Duitser Otto Pitsch en de latere hoogleraar dr. J. Ritzema Bos. •Een nieuwe stimulans is de be noeming van de jonge Groninger hoogleraar prof. dr. M. Salverda, die tot inspecteur m.o. wordt be noemd. Hij bereidt de verheffing van de gemeentelijke cursus tot rijkslandbouwschool voor en de gemeente Wageningen doet een duit in het zakje door het statige complex herenhuizen Bassecour aan te kopen, dat nu nog steeds, hoewel aanzienlijk uitgebreid en gemoderniseerd, het hoofdge bouw van de LH is. En dan komt de klap, die de conservatieve boeren tot inzicht moet brengen en hij komt bij zonder hard aan. Er komen na melijk nieuwe produktielanden op de markt, terwijl Europa ge teisterd wordt door een land bouwcrisis. Het platteland ver armt zienderogen. Dat is een ongezochte kans voor Wageningen. de techniek wordt eindelijk serieus genomen en de rijkslandbouwschool wordt uitgebreid met afdelingen voor tuin- en bosbouw en in plotseling omgezwaaid enthousiasme gaan zelfs jonge afgestudeerden naar het buitenland om hun opleiding te vervolmaken. Frisse wind Een frisse wind waait over het platteland, een opgroeiend geslacht rekent af met de zelfge noegzaamheid van de vaderen, wier hoogste wijsheid de eigen kleine boerderij was. In die tijd (1910) begint mi nister ds. A. S. Talma een Het hoofdgebouw aan het Salvcr- daplein in Wageningen, dat reeds in de vroegste geschiedenis van de iMtidbouwhogeschool een rol heeft gespeeld. wetsontwerp voor te bereiden om de bestaande Wageningse school tot hogeschool te verheffen: Er begint dan een periode van touwtrekken om de nieuwe ho geschool binnen de gemeente te krijgen tussen Wageningen, Gro ningen en Utrecht. Wageningen wint, onder meer met behulp van dit argument: „dat de stad niet zo groot is dat de landlieden voor een te sterke ontwikkeling van stadsbegeerten en steedse neigingen bij hun zo nen beducht behoeven te zijn." Alles komt terecht voor de doorzetters in Wageningen: op 9 maart 1918 opent prins Hendrik de Landbouwhogeschool, waar van prof. J. H. Aberson de eerste rector magnificus is. De leraren zijn nu hoogleraar geworden, de afgestudeerden zijn bevoegd de titel van ingenieur te voeren. Daarmee is de emancipatie van de landbouwkunde voltooid. Vernieuwen Wageningen gaat stapje voor stapje verder, de groei is niet spectaculair, maar wel constant en het landelijke plaatsje ziet steeds meer instituten verrijzen. Na de Tweede Wereldoorlog, die in feite een periode van stilstand heeft betekend, is er maar één parool: vernieuwen, uitbreiden, specialiseren en voor alles de achterstand inhalen. En Wageningen vertrouwt zijn ogen niet. Burchten van land bouwwetenschap verrijzen in stad en omgeving, als autonome instellingen van de hogeschool, vaak ook als dochters van de LH. In 1956 komt een nieuw land bouwhogeschoolstatuut tot stand. Er is nu keuze uit 22 studierich tingen (in 1918 uit zes), er zijn zestig gewone, negen buitenge wone en twee bijzondere hoogle raren. De stijging» van het aantal studenten is overrompelend. Er zijn thans 2241 studenten in geschreven, dat is meer dan het dubbele van het aantal in 1946. Waar het einde is? Nie mand weet het, maar de hui dige Wageningse rector mag nificus vertelde wel dat een prognose onmogelijk te ma ken is, vooral niet omdat er nu zelfs jongelui naar de Landbouwhogeschool komen die hun keuze hebben ge maakt op grond van de lan delijke ligging, het rustieke leven en de betere kamer accommodatie. J-JET 1 TRADITIONELE dubbelnummer van het maandblad Wa penveld is dit keer gewijd aan het thema „Ons lichaam tempel of kerker?" Ds. S. Gerssen schrijft over het bijbels mensbeeld en over de verhouding ziel-lichaam. De arts J. Smits gaat in op de sportbeoefening (op zichzelf goed, maar beroepssport en doping afgewezen). Dr. B. Rietveld stelt de ethiek van de sexualiteit aan de orde („Het gebruik van methoden of mechanische en chemische middelen ter voorkoming van geboorten met handhaving van de echtelijke samenleving kan men zien als ethisch geoorloofd. Het Ingrijpen in de natuur ligt In de lijn van de heerschappij over het geschapene.") De heer H. Algra schrijft tenslotte over „cultuurpolitiek ln de impasse". („Waarschijnlijk zal voor de toekomst van beslis sende betekenis zijn of en in welke mate en met welke kracht het volksgeweten reageert op allerlei nihilistische tendenzen, die ook via de massamedia ruim baan hebben gekregen.") De omraming van het geheel wordt gegeven door een ma gistraal openingsartikel van prof. dr. A. A. van Ruler, waarin hij ingaat op de vraag, hoe hoog het creatuurlijke aardse leven bij ons genoteerd staat. Hiernaast geven wij er een samenvat ting van. Losse exemplaren van dit dubbelnummer van Wapenveld zijn te krijgen door twee gulden te storten op gironummer 26 69 06 ten name van Administratie Wapenveld, Walkartweg 12, Zeist. (Van onze kerkredactie) „Men denke niet gering van de revolutionering van het christelijk geloof door deze these! Het wil mij voorkomen, dat bij deze these vergeleken alle zo genaamde vemieuwingstheologie als kinderspel verbleekt en onbelangrijk wordt". Wanneer men niet bij sjaloom-jongens of kerk- binnenste-buiten-keerders, maar in het serieuze maandblad Wapenveld deze uitspraak tegenkomt, is er reden om de oren te. spitsen. Vooral als deze zinnen in een artikel van een al even serieuze èn originele denker als prof. dr. A. A. van Ruler blijken te staan. Wat is die revolutionaire stelling Prof. Van Ruler betoogt: de stoffelijke werkelijk heid is dé tegenpool van God. Daarom is de stof hei lig, het eigenlijk heilige, dat er is. En wij mensen mogen genieten van alles wat is. Het christendom heeft volgens de Utrechtse hoog leraar op dit punt in alle eeuwen gedwaald. Het zei altijd: genieten mag een mens alleen God en de eeuwige dingen en dat alleen met zijn inwendigheid. De buitenwereld mag hij alleen gebruiken. Prof. Van Ruler ziet hierin iets blasfemisch: „Zo lastert men de Schepper, omdat men zijn schep ping beneden de maat acht. Bo vendien verstoort men zö de zui vere relatie van de mens en God in haar volheid: hoe kan de mens God „hebben" (en dus genieten) zonder zijn wereld? Men is bijna geneigd te zeggen: zo tast men het wezen van God aan, want is God dan ooit (althans voor ons) zonder zijn wereld? Het mense lijke leven is: lofzeggende dienst van God. Maar is deze lofprijzing anders mogelijk dan (in ieder ge val: ook) op de wijze van de ge nieting van de wereld?" Vraag Stof zijn wij en tot stof zullen wij wederkeren, zo begint prof. Van Ruler ztijn betoog. Maar nu is de grote vraag: hoe waardeert men de stof en de stoffelijke aard van de totale werkelijk heid? Deze vraag beheerst niet alleen onze waardering van de lichamelijkheid en de geslachte lijkheid. Zij is van doorslagge vende betekenis over de hele li nie voor het denken en beleven van alles. Wie in deze kwestie niet zuiver oordeelt, kan in geen enkele theologische of wijsgerige kwestie het rechte pad vinden. Welnu, aldus Van Ruler: Men moet de stof waarderen als de eigenlijke tegenpool van God! (Daarom is het ook van zo groot belang in ons denken en spreken het wezen van God vrij te hou den van alle stoffelijkheid en li chamelijkheid. Dat is geen ver derfelijk Grieks of gnostisch den ken, maar zuiver bijbels-Israëli tisch gevoel voor de muziek, die ruist in de tweeheid van de Schepper en zijn schepping.) Schepping eigenlijke en de goede werkelijk heid. Deze stoffelijke, zichtbare en tastbare werkelijkheid is ten vol le werkelijkheid. Zij is een eigen werkelijkheid. Niet het ongescha pen zijn. Maar wel geschapen zijn en inzoverre echt zijn. Deze stoffelijke werkelijkheid is ten tweede de eigenlijke wer kelijkheid. Waar horen we als li chamelijk geschapen wezens an- iders thuis, dan in deze wereld? Ook voor God is deze stoffelijke werkelijkheid zijn eigenlijke we reld. Zij is datgene, wat Hij uit niets in het aanzijn heeft geroe pen. Ten derde geldt van deze stof felijke werkelijkheid ook na de zondeval, ook in dé situatie van de totale verdorvenheid van de menselijke natuur, nog ten volle dat zij zeer goed is. Juist die stoffelijke, zichtbare, uitwendige werkelijkheid! Al het niet-goede is primair en origineel geestelijk, onzichtbaar en inwendig van aard. De zonde ontspringt aan en zetelt in de wil van de mens. Cultuur Hoe staat het nu met de bezig heid van de mens met de stof, dus de cultuur? Prof. Van Ruler betoogt, dat hoe meer men louter met de stof bezig is (een inge nieur, die een brug bouwt bij voorbeeld), hoe minder men in zijn werk last heeft van de zon de. Aan de andere kant, hoe meer men rechtstreeks bezig is met zichzelf, de naaste en de sa menleving, hoe dieper de zonde invreet (bijvoorbeeld in het mystieke, het ethische, het socia le, het economische, het politie ke). Hoe menselijker de zaak is, des te zondiger. Prof. Van Ruler gaat dan spre ken over het heil, de verlossing. Deze verlossing is niet te verstaan als voltooiing van de PROF. DR. A. A. VAN RULER schepping. Ook niet als een twee de schepping, welke in de plaats komt van de eerste. Maar alleen als herschepping, re-creatio. Op dit punt gaan de rooms-ka- tholieke, de reformatorische en de doperse vormen van het christendom uiteen. Dat is de diepte van het oecumenische vraagstuk, een diepte waar de meeste oecumenische enthousi astelingen onbekommerd over heen dartelen. (Even tevoren be toogde Van Ruler dat in de christelijke religie nergens plaats is voor een echte transsubstanti atie. Zelfs niet in het sacrament. Daar moet htrt brood vooral ge woon brood blijven.) De verlossing alleen reactie op de zonde. Daarom alleen hèrschepping. Zelfs de wederge boorte heft <de geboorte op geen enkele wijze op. De Schepper en de schepping vormen wel een tweeheid, maar ze behoeven als zodanig niet verzoend te worden, ze vormen niet een tegenstrijdig heid. Het feit, dat ik er ben en dat ik ik ben, gaat dan ook nog die per dan alle schuld. Ik word wel als zondaar geboren, maar mijn geboorte als zodanig heeft niets met de zonde te maken. „De verzoening van de schuld is de kern, waar alles om draait. Daarom ook de rechtvaardiging van de goddeloze. Daar draéit al les om. Maar gaat daar alles ook om? Of góat het om de verloste schepping, om het rijk van de heerlijkheid? En zetten wij in de heiliging (dat is centraal: de we reld weer gaan beleven als wat ze is) onze stappen niet reeds op het pad dat leidt naar het eeuwi ge leven? Is daarom de heiliging onder het gezichtspunt van het doel! niet onder dat van het middel! niet belangrijker dan de rechtvaardiging? Met de heiliging zijn we dan ook weer ten volle terug bij de bezigheid van de mens met de stof. De heiliging geschiedt in en aan deze stoffelijke, zichtbare en tastbare werkelijkheid (tot op de markt en tot in het invullen van het aangiftebiljet voor de be lasting) of ze geschiedt nergens." Prof. Van Ruler noemt zijn stelling, dat stof heilig is, het meest radicale materialisme, dat denkbaar is. Het christelijk ge loof noopt tot dit materialisme: de stoffelijke wereld is immers de tegenpool van God, de eigen lijke werkelijkheid, door de Schepper gewild en in het aan zijn geroepen en van een blijven de goedheid. „Het is grappig, maar het meest radicale materialisme is niet materialistisch meer. Het komt boven de bekrompenheid van het materialisme uit Het weet niet alleen van de materia- liteit maar in één adem ook van de heiligheid. De „bovenbouw" is niet te desavoueren als projectie vanuit de „onderbouw" zonder eo ipso de onderbouw radicaal te ondermijnen." Voorzichtig Daarom moeten we voorzichtig zijn met het woord „saecularisa- tie". ..In het tegenwoordige spraakgebruik duidt het dikwijls aan, dat men zich beperken (NB!!) wil tot de gegeven (NB!!) wereld zonder alle poespas van ideologie, geloof, metafysica. God en de kerk. Dan is het ac cent van de eeuwigheid ineens van de tijfd af. Het accent van God is dan ook van de stof af. Deze secularisatie is dan ook een enorme devaluatie.' Niet om dat we dan een hele massa ande re dingen kwijt zijn: het hierna maals, de genade enzovoort. Maar omdat we dan in wezen de stof kwijt zijn! De stof is dan alleen maar stof. De wereld alleen maar wereld. Het lichaam alleen maar een ding, ten gebruiksvoorwerp. De sexualiteit alleen maar een mo ment van voorbijgaande lust. In niets zit dan au fond nog smaak of kraak. Het einde kan alleen maar zijn de eindeloze verveling, een alles vervullende walging, de radicale wanhoop. Andere kant De kerstening wijst precies de andere kant uit dan deze saecu- larisatie. Wie de stof in haar hei ligheid beleeft, kan maar één ding doen: haar en de hele stoffelijke werkelijkheid en dan verder het hele leven au fond alleen maar genieten. Daar zijn we zo maar niet aan toe. Wie is totaal verlost? Wie staat in de volle heilig heid? Wie leeft in een scha duwloze vreugde? Maar de grondvraag luidt: wat is het hoofdgezichtspunt? hoe zou het eigenlijk moeten zijn? wat is de bestemming van alles en allen? Het antwoord daar op kan alleen maar zijn: de vreugde, het genieten van al les wat is!" De stoffelijke wereld is schep ping van God. De betekenis van deze these van het christelijk ge loof is niet gemakkelijk te overschatten. God was er niet toe genoodzaakt Een absolute rede lijkheid zit er dus niet in het dat en het dit van de dingen. Inzo verre hebben wereld en leven geen „zin". Maar Hij had er zin in. Het behaagde Hem. Het was Zijn vrijmacht „Hij poneerde deze stoffelijke werkelijkheid, zij behaagde Hem. Hij heeft er zijn vreugde en zijn glorie in. Dit is een ongehoord koene these, waarvoor de kerk alle eeuwen door in de twin tigste eeuw nog even fel als in de tweede eeuw heeft moeten vechten. Zij houdt in, dat de we reld niet eeuwig is. geen eeuwig bestaande chaos of oermaterie, geen tegengod. Maar ook dat de weTeld geen sluier van schijn over de afgrond van het niets is, niet de uiterste rand van het zijn, niet niet-zijn, niet het kwa de of de oorsprong van het kwa de. niet verbanningsoord en straf voor de prae-existent gevallen geesten, zelfs niet een lagere of de laagste trede in het zijn of ook beeld en afschaduwing van het ware zijn." Werkelijkheid Al» prof. Van Ruler al deze mogelijkheden heeft afgewezen, stelt hij daarvoor in de plaats een drievoudige these: de stoffe lijke werkelijkheid is de volle, de |TLK jaar zijn er meer kerken langs de autowegen in ons land, waarin op zondag drive-in-kerkdiensten worden ge houden voor toeristen die onderweg zijn. Ook in andere landen heeft men soortge lijke mogelijkheden voor wie behoefte heeft aan enkele ogenblikken met ande ren samen zijn rond de open Bijbel. In de Canadese provincie Ontario zagen wy een variant op deze drive-in kerken. Daar staat aan de kant van een snelweg een piepklein kerkje, nauwelijks vier meter hoog en drie meter breed. De automobilist, die over de drukke verkeers weg raast en even tot zichzelf wil inkeren, vindt er een paar stoelen. Er liggen bijbels en psalm- en gezangboeken en er is ook een keu kenkastje, waarin dranken staan ten gerieve van de bezoeker. Dit kleine kerkje is elke dag open. Diensten worden er niet in gehouden. Toch heeft men er rekening mee gehouden, dat er mensen bin nenkomen, die behoefte hebben aan een preek. Er staat een platen. Zet men een plaat op, dan Uit Nederland afkomstige pick-up en de bezoeker» kunnen hoort men een toespraak, omlijst emigranten hebben dit lilliput- een keuze doen uit een aantal met zang van geestelijke liederen, kerkje geplaatst.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 13