EVEN
SNUIVEN AAN ftlAROKKO
UNDIES
BIAS
Door: Link van Bruggen
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1968
IN de Arabische wereld wordt Ma
rokko Maghreb el Aksa genoemd.
De letterlijke vertaling hiervan
luidt „het verre westen", hoewel het
woord Maghreb op de zonsondergang
slaat, In ruimer verband zelfs op het
land van de zonsondergang.
vergeten: de thermometer, die al tot een graad of zeventien
oploopt.
De uitnodigende instantie is Ford Engeland, die de sinds 1956
onafhankelijke staat Marokko heeft uitverkoren voor de introduc
tie van de Escort, die de opvolger van de Anglia is. Het gaat om
een operatie, waar een sdhip (vjoor de auto's) en vliegtuigen (voor
de journalisten) aan te pas komen, zomede het afhuren van het
pompeuze Hilton Hotel, dat op een heuvel bij Rabat is gebouwd,
en dat zijn betekenis als statussymbool niet verloochent.
Dat het om slechts even snuiven aan Marokko gaat, bewijst de
duur van het verblijf en de prestaties, die van tman en wagen
worden verlangd. Als ik aankom, is het al bijna donker, terwijl de
volgende dag in alle vroegte v<oor een rit van vierhonderd kilome
ter moet worden gestart. De duisternis van de nacht daarop is nog
maar nauwelijks verdwenen, of de terugtocht wordt weer aan
vaard.
Boernoezen
Het uitgezette traject is prachtig, evenals de te volgen wegen,
waarop zich maar weinig gemotoriseerd verkeer bevindt. Van
Rabat loopt de route naar Kenira, vandaar over Sidi Slimane naar
de berg Zeggota, dan naar Fes en Mefcnes, en tenslotte over
Hhemisset en Tiflet naar het uitgangspunt terug.
De zon schijnt, het is verre van fris, maar de Marokkanen lijken
bevangen Idoor de kou. De mannen zijn gehuld in boernoezen van
donker geverfde, ruige wol. Deze kledingstukken, die vaak als een
zak om het lijf hangen, reiken tot aan de enkels. De wijde,
uitstaande capuchons geven de indruk van een monnikspij.
De vrouwen zijn even warm en vormloos gekleed. Slordig om
het lichaam gewikkelde gewaden, sluiers, die op yerpleegsterskap-
pen lijken, strak getrokken monddoeken. Slechts de ogen en de
handen voorzover deze althans zichtbaar zijn dragen wat
menselijke expressie uit.
Marokko met zijn veertien miljoen inwoners is geen welvarend
land. De economische basis van dit vroegere, Franse protectoraat
bestaat uit landbouw en veeteelt, zomede een heel klein beetje
industrie. Er heerst werkloosheid. Voor meer dan de helft van de
bevolking is het analfabetisme nog harde werkelijkheid. Als ont
wikkelingsland heeft Maghreb el Aksa nog een lange weg te gaan.
Er zijn miljoenen, zo niet miljarden uit het buitenland nodig cm
het marginale bestaan wat meer speelruimte te geven.
Wantrouwen
Niettemin zijn de Marokkanen met veel wantrouwen vervuld
jegens buitenlanders. Enkele collega's ervjaren dit aan den lijve. Ze
wijken even van de route af om een plaatje van een vervallen,
maar pittoreske woning te nemen. Niet ver ervandaan staat een
politieagent, die hun moed (om te fotograferen) en vertrouwen
inboezemt.
Als ze hun camera-ogen op het huisje richten, is Leiden meteen
in last. Zonder pardon worden ze in de kraag gepakt en naar een
diohtbij gelegen politiepost gevoerd. Vandaar verhuizen ze per
auto naar een groter bureau, waar ze lang door een officier
worden ondervraagd. De beschuldiging luidt dat ze de armoede
hebben willen fotograferen. Als ze eindelijk worden vrijgelaten, is
meer dan de helft van hun ene Marokkaanse dag verstreken...
De ruime, witte villa's van de Fransen staan nog in Rabat, dat
beheerst wordt door de onvoltooide Tour Hassan, die in de twaalf
de eeuw het centrum van het grootste mohammedaanse bedehuis
ter wereld moest worden. Op de minaretten van kleinere, doch
afgebouwde moskeeën laat de imam droefgeestig klinkende passa
ges uit de Koran horen. De kasbah met zijn wirwar van straatjes
en steegjes, de ommuringen van de medina en het koninklijk
paleis, de waterdrager met zijn rinkelende napjes, het zwaar
beladen ezeltje op straat alles ademt een sfeer uit, die men in
het dichtbij liggende Europa nergens aantreft
De pittige Escort zoemt over het gladde asfalt, dat door mensen
handen is uitgerold. Met de meest primitieve middelen worden ln
Marokko wegen gebouwd. Maar men zorgt tenminste voor verbin
uit ervaring weten dat er wel dets aan hem te verdienen valt
Soms wondt hij zelfs zo in de luren gelegd dat men met recht van
woekerwinst kan spreken.
Kinderen
Over bedelende kinderen, die naar hun kleren of schoenen
wijzen, héb ik 't hier maar niet. Het hart is vaak week genoeg om
voor een lief gezichtje door de knieën te gaan, maar geeft men
iets, dan is men verloren. Die aanvallige meisjes en jongetjes zijn
namelijk zelden alleen. Stopt men ook maar het kleinste muntje in
een groezelig handje, dan stormen er uit alle hoeken en gaten
andere wezentjes toe, die niet kunnen begrijpen waarom zij zo ten
achter worden gesteld.
Een facet, dat wel moet worden aangesneden, is de prijsvorming.
In 't algemeen kan gesteld worden dat de handel, d'e op de
toeristenindustrie is geënt, vjan wanten weet. Prullaria, die als
„echt antiek" of „vijfhonderd jaar oud" worden aangeprezen,
moesten een maand tevoren veelal nog gemaakt worden. Als men
de helft van de vraagprijs biedt, wegloopt, en daarna alsnog mei kt
dat de straatventer of verkoper bereid is nieuwe onderhandelingen
te beginnen, dan is men er in ieder geval zeker van dat men toch
nog te veel had willen betalen.
Bezoeking
Zoals in alle landen van het Nabije en Verre Oosten kan de
hardnekkigheid vjan een zich opdringende handelaar een ware
bezoeking worden. Men moet dan net doen of de man niet bescaat.
In 't uiterste geval kan het opzetten van een grote mond 't doet
er niet toe in welke taal ook een remedie zijn.
De brutaalste verkoper die ik ooit heb ontmoet, woont in het
Marokkaanse Meknes. Toen ik daar even stopte om rond te kijken,
wierp hij een armzalig bosje bloemen door het geopende portie?
van m'n wagen, hield z'n hand op en bezwoer me bij Allah dat ik
hem tien dirham (ruim zeven gulden) verschuldigd was.
Hoewel ik van binnen kookte, reageerdè ik alsof 't om dagelijkse
bezigheden ging. Ik raapte de bloemetjes op, wierp ze door hetzelf
de geopende portier naar buiten, stapte, de man opzij duwend, uit,
en sloot de auto af.
Toen ik, zonder een woord te zeggen, wegliep, riep m'n belager
me lachend na:
„Monsieur, monsieur, over de prijs kunnen we natuurlijk altijd
pratenl"
LTOCH het een, noch het ander lijkt waar, als Ik van
f guur en grauw Nederland even naar Noord-Afrika word
tvergeplaatst, naar plaatsen als Babat en Fes, die reeds
loor het voorjaar zijn gekleurd. Het lichtgroene waas der
zelden getuigt hiervan, het oranje der sinaasappelen aan
Ie bomen, de bloei der bloemen in de bermen, en, niet te
dingen over land en nog goede ook! wat men van andere
ontwikkelingslanden bepaald niet altijd kan zeggen.
Wie Fes niet heeft gezien, wordt er wel eens gezegd, kent
Marokko niet. Een variatie hierop zou kunnen luiden dat alleen
deze stad typerend is voor de Moorse stijl uit de vroege Middel
eeuwen.
Alweer die hoge ommuringen, welke de sporen van langdurige
belegeringen dragen. Poorten en poortjes, die sinds kort zijn aan
gepast aan het moderne verkeer, dat in nauwe straten slechts
doorstroming in één richting gedoogt. Koperslagers, zilversmeden,
leerlooiers en leerbewerkers, piepkleine terrasjes, waar achter een
kopje honingzoete koffie of een glas water heftig wordt gediscus
sieerd.
Geuren
De soeks: de markt- annex winkelstraten, dragen de Oriënt tot
de geuren toe uit. De kebab wordt er aan ijzeren pinnen geregen
en met wat droog brood haastig naar binnen geslokt. Vliegen
gonzen om de gevilde kadavers van geiten en schapen, die aan
haken in de open lucht hangen.
De gidsen melden zich bij drommen aan, maar men moet goed
weten wat men doet. De „student", die men uit medelijden neemt,
of gesterkt door de overtuiging dat het onderwijs in een ontwikke
lingsland ook op indirecte wijze gesteund moet worden, is meestal
niet veel meer dan een handige analfabeet.
Bovendien loopt men het risico, dat hij onderweg bij z'n lurven
wordt gepakt door een lid van het officiële gidsengilde. Uit brood
nijd geeft de laatste hem dan een luidruchtig pak slaag, dat
meestal in een wilde vlucht resulteert. Men staat dan zonder
begeleider in een doolhof, waar men uren kan dwalen, tenzij men
zo verstandig is de (dubbele) prijs van de verstoorder van al het
geluk te betalen.
De toerist wordt in Marokko helaas nog gezien als een koe, die
nooit ophoudt melk te geven. Hij kan zich nergens vertonen, of hij
wordt als het ware gemolesteerd door een legertje v^n mensen, dia