eerste evangeliedienaar van de „Kwitang-kerk" Gewoon legmechaniek WE REKENEN ALLEEN MAAR MET DE ECONOMISCH VERANTWOORDE KIPPEN TSJAIKOFSKY-CASSETTE KEUR UIT ZIJN WERK ENNO HAAN, „Zeg: Jan Ubels heeft het mij verteld ZATERDAG 4 NOVEMBER 1967 IS HET waar wat een on zer lezers ons pas schreef dat de dierenbescherming hoe langer hoe meer een vergeten gebied aan het wor den is? Zelfs op dierendag, verzucht hij, hoor je geen enkel woord van protest te gen bijvoorbeeld ergerlijke dierenexploitatie. En hij noemt dan enkele (van de vele) voorbeelden: kistkal veren en kippen. De laatsten zie je veel minder op boer derijen. Ze zijn in onze wel vaartsstaat thuis gaan horen op de zogenaamde legbatte rijen. Wat dat zijn? Onze collega P. G. Bins uit Den Haag, overtuigd dierenbeschermer, is daar eens een dagje gaan rondkijken. Speci aal, om antwoord te kunnen ge ven op de vraag: Is hier sprake van dierenkwelling? Zijn bevin dingen legde hij neer in VB, het maandblad van de Nederlandsche Vegetariërsbond. Wanneer wij achteloos ons zacht gekookte eitje verorberen moesten we eens het volgende bedenken: Legbatterijen zijn stalen kooi en, die in rijen naast elkaar staan op betonnen schragen. Elke kooi heeft een breedte van 38 cm en een diepte van 45 cm. Er zit- Hier neemt de exploitant van de legbatterijen de produktie in ont vangst. Via de lopende band. Hij be hoeft de eieren alleen nog maar door te lichten en in de eierkartoni te leggen. ten drie leghennen in. Let wel: in een ruimte die te vergelijken is. ook wat de constructie betreft, met het boodschappenwagentje dat u, mevrouw, in de super markt gebruikt. De dieren kunnen zich niet be wegen. Ze staan de hele dag. Zo klein zijn die kooien dat hun staartveren geknot worden. Draai en kunnen ze zich niet zonder elkaar te hinderen. Dag en nacht staan ze maar op dat staaldraad, waarop geen sprietje hooi of stro ligt. Hun eieren rollen op de ietwat hellende vloer naar ach teren en komen op een transport band terecht. Wat hoger lopen ook transport banden: een als een goot voor drinkwater, de andere voor het voer. Het ontbreekt de dieren aan niets... Alles is rationeel, doel matig, tot in de finesses uitge kiend. Alleen met het feit dat kippen levende wezens zijn is geen rekening gehouden. In de schuren waar de legbatte rijen staan zijn geen vensters, al leen een paar ventilatieluiken in het dak. Dank zij een ther mostaat blijft de temperatuur constant op 16 graden. De kippen zien nimmer zon. Ze krijgen geen kans op frisse bui tenlucht. Wie de schuur binnen komt ruikt de zurige lucht van de uitwerpselen die door de staal- draadopeningén op de vloer zijn gevallen. Van tijd tot tijd wordt de automatische veger in wer king gesteld die alle faecaliën naar buiten schuift. Gevangenissen Het zijn kippengevangenissen. De dieren hebben er levenslang cellulair. Ruim 3000 dieren gaan in deze schuur. Van hen wordt „niets anders" verlangd, dan dat ze zullen eten, drinken en eieren leggen. Gemiddeld een ei per dag. De legbatterij is een schakel in het eierproduktiebedrijf. Het be gint bij de kuikenbroederijen (kunstmatig, uiteraard) en opfok- bedrijven. Als de kuikens 18 we ken oud zijn komen ze in de leg batterijen. Van ellende en het niets-doen gaan de leghennen in hun nauwe kooien elkaar pikken. Dat werkt remmend op de produktie, dus worden de snavels van de kui kens voor ze in de batterijen ko men wat ingebrand: het scherpe stukje van de bovensnavel wordt zo weggenomen. Ze vertrekken daarbij wel even van pijn, maar het is ten slotte zo gebeurd. Droefgeestig hokken de kippen in hun getraliede cellen bijeen, waar in xe xich wenden noch keren kun nen. Na 225 eieren gelegd te heb ben gaan xe eruit omdat xe „versle ten" zijn. Nieuwe leg-mechanieken nemen hun plaatsen in. batterij-eigenaar met trots. Da's een bewijs dat ze het naar hun zin hebben. Want een kip die niet goed is, kakelt niet. Heeft hij gelijk? Of is het kake len in kippetaal misschien een aanklacht tegen de mensen, die hen een zo ontluisterd bestaan laten leiden? Wat voelt het dier in deze gevangenissen? Is het er gelukkiger dan vrij, rondlopend op een boerenerf? Een moeilijke vraag, want wie weet iets van de psychologie van de kip? Dat is een oninteressant terrein. Het vragen naar „hoe een dier zich voelt" is volmaakt onbelangrijk. Ei belangrijk Belangrijk is alleen dat het dier uit voedsel en water een ei produceert. Een ei per dag. Dat het om een levend wezen gaat, doet niet ter zake. Kennis en er varing met de dieren is daarom niet zo belangrijk. Officiële publi- katie: „Ook mensen zonder enige traditie op dit gebied worden agrarisch ondernemer, die wel iswaar nog te maken heeft met schommelingen in de eierprijs, maar desondanks mag hopen op een goede toekomst." Ja, economisch klopt het wel. Behoudens dan die schommelin gen. Maar in _het algemeen kan toch worden gezegd: een kip die zijn 225 eieren per jaar heeft ge legd. heeft economisch verant woord geleefd. Langer niet, want dan is zijn leg-mechaniek versle ten. De dieren worden vervangen door andere, om een even ellen dig bestaan te gaan leiden. De houder van de batterij die de heer Bins bezocht geloofde niet zozeer in het ondierlijke van eens kakelen, zei de het systeem. Hij wees op de lage sterfte: slechts een procent van de in produktie zijnde hennen 1111""'"«"'"inimiii'iiimiflimiiiiinii valt in dat verband af. De dieren zijn dus redelijk gezond. Als men tenminste de verstijving van de pootspieren door het gebrek aan beweging niet meetelt. In Amerika gaan er stemmen op de leghennen toch weer een uitloopren te geven. Wanneer zul len de stakkers dat krijgen? Nou, gewoon: als het economisch ver antwoord blijkt te zijn. TIEN van Peter Iljitsj Tsjaikowsky's meest glansrijke en karakteristieke werken, zijn in een zevental stereo langspeelplaten door Polydor uitgebracht teza men in één cassette. Daarin vindt men tevens een goed verzorgde en instructieve in formatie waarvan men veel nut heeft bij het beluisteren van deze werken die duidelijk door de bekende dirigent Herbert von Karajan een nieuwere, een modernere interpretatie zo men wil, hebben meegekregen. De meeste werken zijn uitge- voèrd door het Berlijns Philhar- monisch Orkest, dat een Tsjai- kowsky-traditie heeft als geen an der en meer dan een halve eeuw overspant. De grote Rus zelf heeft eens als gastdirigent met dit orkest zijn werk over de gren zen gebracht. Aan dit orkest zijn namen ver bonden als Hans von Bülows, Ar thur Nikisch, Wilhelm Furtwangler e.a. die stuk voor stuk de traditie hebben voortge zet maar steeds in gewijzigde op vattingen. Per generatie is de ver houding tot de muziek veran derd. Wij spelen Bach ook niet meer zoals eens Schweitzer die interpreteerde. Gevoel en smartelijke sentimen ten zijn in onze tijd min of meer suspect. Men wenst de klank niet meer zwaar en pathetisch doch helder en doorzichtig. Geen jacht meer op het effect maar een kla re expressie van de taal die de muziek zelf spreekt. Grootheid bewezen Het is de mening van von Kara jan dat door die laatste elemente- ring de muziek ook voor de ko mende en huidige generaties zal blijven leven en dat juist daarin Tsjaikowsky's grootheid wordt be wezen, dat men zijn werken mid den in onze tijd kan plaatsen. Toch is het zo, dat men even moet wennen aan deze interpreta tie vooral wanneer men gecon fronteerd wordt met de vierde en zesde symfonie uit deze platense rie. Wie gewend is aan vorige opnamen, of aan uitvoeringen van de zesde in de concertzaal is even verbaasd, wanneer men het altijd indrukwekkende derde en triomfale deel van deze sympho- nie hoort in een sterk gediscipli neerd hoog tempo en niet meer in de sfeer van een hoog opge voerd maestoso waardoor deze symphonie juist zo imposant Toegegeven, dat men bij het herbeluisteren wel begrip krijgt voor deze perfecte uitvoering. Dit laatste geldt ook voor de vierde symphonie, die voor de compo nist zelf veel betekende, alsook voor het vioolconcert op. 35 in d gespeeld door Christian Ferras, en het eerste pianocon cert, resp. uitgevoerd door de Wiener- en Berliner Symphoni- ker, eveneens onder von Karajan. Bij de overige werken, de vijf de symphonie. Serenade voor strijkorkest, Notekrakerssuite, Ca priccio Italien, Slavische Mars en Ouverture 1812 spreekt de moder ne interpretatie niet zo duidelijk. Misschien dat we voor de Ouver ture 1812 nog een uitzondering moeten maken, die hier vol esprit en in hoge tempi wordt uitgevoerd. Bij elkaar biedt deze cassette een prachtige keuze uit het werk van de laat-romantiker Tsjai- kowsky. Een rijk bezit met belof ten voor hooggestemde muzikale uren. De prijs hiervan is bij inte kening tot 15 januari op 110 gesteld. Na deze datum wordt dit 168. Het bestelnummer is SKL 922/28. Nooit zien de leghennen daglicht. Ze vormen in feite onderdeeltjes van een heel lange „machine", die hun eten brengt, hun uitwerpselen van tijd tot tijd wegveegt en hun cier- produktie behoedzaam naar de baas T^NNO HAAN was 23 jaar en timmerman te Delf zijl toen hij, aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw, zich aanmeld de voor de opleiding tot zen deling-leraar. Er waren vier kandidaten voor één plaats. Zij moesten, bij wijze van vergelijkend examen, een opstel schrijven en Enno Haan kwam het beste uit de ,,bus". Met vrij wel algemene stemmen werd besloten hem tot de oplei ding toe te laten, zij het voorlopig nog op proef. Haan had een helder hoofd en zijn studie verliep dan ook vlot. In 1870 legde hij zijn eerste exa men af en in 1873 zijn laatste. Behalve in de nodige theolo gische vakken was hij nog onder wezen in het Maleis, het Javaans, en had hij zich de vereiste ken nis over land en volk van zijn toekomstig woongebied eigen ge- Hij werd uitgezonden naar Ba tavia. Medio december 1873 scheepte hij zich met zijn vrouw, Stijntje Krijgsman, te Nieuwe- diep in op het stoomschip Conrad en in januari 1874 zette hij voet aan wal in de „Poort van Indië". Kuitang-kerk in Batai Stijntje Krijgsman, die een op leiding had gevolgd tot vroed vrouw, had hij al in 1870 leren kennen. En zoals in die tijd ge bruikelijk, had hij zijn docenten toestemming gevraagd met haar te mogen „verkeren". Maar, zo schrijft Algra, die do centen voelden daar niet zoveel voor. Immers, een verkering zou de studie kunnen schaden en bo vendien kwam Stijntje, volgens ingewonnen berichten, uit een te ringachtige familie, zodat Haan haar misschien later in heiden- land zou moeten verplegen. Desondanks zette Haan door en de docenten hebben er tenslotte maar in berust.... Toelating [)S JAN UBELS was tij. dens de Japanse bezetting van Indië naast jirediker voor kleine groepen in de kampen ook zielsverzorger van de ba rak der stervenden. Op een dag vroeg een stervende hem: „Jij zegt, dat God goed is zo op de manier van Jezus Christus. Ik zou het graag ze ker weten. Als ik straks bij God kom, wie kan ik dan zeg gen dat mij die boodschap heeft gebracht? Waarop ds. Ubels zei: Zeg maar, dat Jan Ubels het heeft gezegd op grond van Gods eigen heilig woord". T-JET verhaal is ontleend aan „De Gereformeerde Kerken in Nederlands-In- dië/Indonesië. 1877-1961" (uit gave T. Wever, Franeker, 358 bIdz., f 19,50), geschreven door A. Algra in opdracht (hem eni- ge jaren geleden verleend) nan de (toenmalige) deputaten der Gereformeerde Kerken voor de steun aan het kerke lijk leven in Indonesië en Nieuw-Guinea. JAN de nagedachtenis van ds. Jan Ubels is dit boek ook gewijd, aan hem „als representant van de vele predikanten en andere wer kers in de voormalige kerken van N ederlands-Indië/Indo- De taak die Algra zich met het schrijven van dit stuk kerkelijke geschiedenis op de schouders nam, was geen ge- I makkelijke. Het vereiste een tijdrovende studie van een I zeer omvangrijke stof. Maar bij Algra, een erkend geschied kundige, was de opdracht in goede handen. raar bij het christelijk on- I derwijs in het voormalige Ne- derlands-Indië, tevens nam hij aktief deel aan het gerefor meerd kerkelijk leven daar. Door dit alles is zijn rijk geïllustreerd boek een voor treffelijk boek geworden, goed gedocumenteerd, vlot geschre ven en „verlucht" met vele anecdotes. Het kon niet an ders of Algra moest tientallen namen noemen en evenveel si tuaties beschrijven, doch dit heeft de leesbaarheid niet aan getast. ALGRA geeft een helder beeld van de moeilijkhe den waarmee de werkers in de Gereformeerde Kerken zijn geconfronteerd, van de zware strijd die zij op vele fronten hebben moeten voeren en van de tegenslagen die zij hebben ondervonden. Ze hebben het niet gemakkelijk gehad, de pi oniers in de eerste plaats niet, maar ook zij, die na hen kwa men. niet. Dikwijls moest er worden geïmproviseerd, ge roeid met de niet zo sterke riemen, die hun ter beschik king werden gesteld, en inge zwommen tegen de stroom van onbegrip en vaak misken ning. Zij hebben veel verdriet gekend, naast vele kleine vreugden. JIJ AAR zij hebben volge houden omdat zij zich die naren wisten van de Here, blij moedig zijn zij hun weg blij ven gaan, velen zelfs tot hun gezondheid hen noopte te repa triëren. Stoere mannen zijn het geweest, terzijde gestaan door even stoere vrouwen, aan wie Indië en Indonesië veel verplicht is. Tot hen behoorde Enno Haan, de eerste evangeliedie naar van de Kwitangkerkte Batavia, de moedergemeente van de twaalf Gereformeerde Kerken in het voormalige Ne- derlands-Indië. Over hem wordt zij het summier in ne venstaand verhaal geschreven. Zo Enno Haan gedacht mocht hebben dat hij direkt na aan komst te Batavia me zijn werk zou kunnen beginnen, vergiste hij zich wel deerlijk. Hij moest wachten op de zg. toelating van de regering in die kwam eerst in juli 1874 af. Haan was er echter de man niet naar werkeloos toe te zien. Hij begon maar vast met het or ganiseren van godsdienstoefenin gen in een huisje in kampong Kwitang, hij richtte een schooltje op. waarop hij zelf les gaf van acht tot elf uur tot hij een geschikte onderwijzer had gevon den en hij stichtte een zondags school voor Europese kinderen. Even een paar feiten: Toen de toelating afkwam hield Haan een soort intreepreek, in het begin van 1875 bediende hij voor het eerst het avondmaal aan „mijn zeven leden" en op 14* juli 1877 institueerde hij de „Kwitang kerk". Van die kerk make men zich geen grote voorstelling. Het was een heel eenvoudig gebouw „het goedkoopste hout, geen ste nen muren, de wanden van bilik, twee vensters zonder glas maar met gaas overspannen, tweede hands stoelen, een podium van een halve meter hoogte, afgeslo ten door een ballustrade, bekleed met groen damast". Haan had ook andere zorgen. Hij worstelde voortdurend met geldgebrek. Van de ƒ200,- per maand kon hij met zijn gezin niet rondkomen en de meeste broeders in Nederland snapten dat niet, want vele dominees in de thuiskerken kregen maar ƒ800,- per jaar. En het gezin kampte voortdurend met ziekten. Tweemaal moest een deel van zijn huisraad worden verbrand omdat een van de kinderen pok ken had gehad. Toch riep een predikant in Ne derland uit toen de arme Haan om salarisverhoging vroeg: „Waar moet dat heen?" Schuld De geldzorgen zijn gebleven tot Haans vertrek naar Nederland. Mevrouw Haan schreef eens bit ter: „Het lijkt wel of wij genade brood eten". Soms hadden ze geen stuiver meer. Er zijn wat tranen door hen geschreid, schreef later Haans opvolger. Toen het gezin in Nederland arriveerde moest Haan bekennen, dat hij nog 600,- aan dokters schuldig was. Zij wilden echter alleen betaling als de kerken in Nederland dat Er was eerst verontwaardiging over die schulden-makerij, maar toen Haan eens precies uit de doeken deed hoe de achterstand was ontstaan, was de zen dingscommissie bevredigd en be taalde zij die ƒ600,-. Als verge lijkingsmateriaal moge dienen dat in die dagen een onderwijzer met hoofdakte ƒ350 per maand had. Zorgen Het ging goed met de kleine gemeente, maar Haan had wel zorgen. Zijn huis werd veel te klein. Er was voor het groeiende gezin maar één slaapkamer, waar in ook de inwonende baboe moest slapen. De school was een soort paardestal achter het huis en het „kerkgebouw", het huisje in kampong Kwitang, vergroot met een loods was in de regen tijd onbereikbaar. Haan vroeg deputaten 8.000 voor de bouw van een woning, kerk en school, maar de heren schrokken geweldig van dit be drag. Er werd uitvoerig over een en ander gecorrespondeerd. Wat moest het worden: een kerk van bamboe, moest het huis worden gehuurd of gekocht en zou de kerk ook niet als school kunnen worden gebruikt? Men kwam er aanvankelijk niet uit Haan dreigde met sta king. Hij zou ophouden met pre ken en met het geven van onder wijs om al zijn tijd te kunnen besteden aan het bezoeken van de kampongbewoners. Resultaten Er waren voorts kleine verschil len van inzicht met de zen dingscommissie in Nederland. Dn broeders vonden dat de zending niet genoeg tot haar recht kwam. Zij zagen graag wat meer „resul taat" onder de heidenen. Haan klaagde, dat hij bij de Mohammedanen zo weinig in gang vond. Ze zeiden „saja Toe an", maar lieten hem verder praten. Hij zag daarom alleen heil in de oprichting van scho len om op die wijze de jeugd te winnen. In 1882 meldde hij hij drie zendingsscholen had, dte 113 leerlingen telden... Het zijn zo maar wat losse gre pen uit de langdurige arbeid van Haan in Batavia. Hij had het niet gemakkelijk. Maar mis schien heeft het onbegrip in Hol land hem het meest verdriet ge daan. Kort voor zijn vertrek naar Nederland vroeg hij of er een stenen kerkje mocht worden ge bouwd. Dat van bamboe beviel niet De broeders in Nederland hapten echter niet dadelijk. Een der deputanten merkte op, dat een kerk van bamboe lang niet zo gevaarlijk was als er tijdens de dienst een aardbeving kwam... II Eenvoudig (Tenslotte werd toch over eenstemming bereikt. In Kwi tang werd een huis gekocht dat - als pastorie dienst deed, en op het erf werden een school en een kerk gebouwd. Terug Ruim tien jaar was Enno Haan in Indië werkzaam geweest toen hij repatrieerde. Besloten werd. dat hij in Nederland zou blijven en dominee worden in een Neder landse gemeente. Op 16 augustus 1885 werd hij bevestigd te Gende- Kon hij het in Nederland niet recht meer vinden? In 1890 al thans vertrok hij naar Amerika, waar hij predikant werd van de Reformed Church te Midland- park. Hij ging echter met een groot deel van zijn gemeente over naar de Chr. Ref. Church. De laatste jaren van zijn leven was hij predikant te Grand Ra- Hij overleed In september 1898, de maand, waarin hij zijn zilve ren ambtsjubileum en zijn zilve ren huwelijksfeest zou vieren. Te vens zou hij zijn oudste zoon in het ambt bevestigen. Op zijn ver zoek zongen zijn kinderen aan zijn sterfbed: „Zalig hij, die in dit leven.."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 13