TRAGISCH
NIHILISME
)p antieke Mokken raakt
ui ti
REUS IN DE MUZIEK
- 'iMBACHTELIJK WERK HERLEEFD
ZATERDAG 17 JUNI 1967
B ontmoetten elkaar voor het eerst bij een juwelier, in wiens dienst zij beiden waren. F. Kars (26): „We
M ontdekten al gauw, dat we eenzelfde interesse hadden: het repareren van antieke klokken." C. Kooren
wei (30): „We waren daar alle twee bezeten van en toen we elkander beter hadden leren kennen, zeiden
Zouden we niet voor onszelf beginnen?"
VIJF AUTEURS: Pierre H. Dubois, René Gij sen,
Willy Roggeman, J. Weverbergh en Paul de
Wispelaere hebben, onder auspiciën van de redactie
van het tijdschrift Komma, in een gezamenlijk boek
werkje publiekelijk hun geloofsbrieven overhandigd.
Een geloofsbrief (credentiebrief) is een vorm van
legitimatie. Wie zulk een document toont, bewijst de
echtheid van zijn zending. Het stuk wettigt zijn op
treden. „Darf Ich doch mitreden", zegt Nietzsche
ergens. Een schrijver heeft er behoefte aan, dat zijn
recht op meespreken wordt erkend.
Naar aanleiding van 5
geloofsbrieven. Uitgave
Nijgh van Ditmar,
Rotte rdam/'s-G ra ven-
hage, 113 blz., f 6.90.
LH
'E begonnen voor zichzelf
een jaar geleden. In de
tterdamse Zwaerdecroon-
■aat vonden ze een winkel-
ind dat hun wel leek. Al
vrije uren besteedden zij
het aanbrengen van
odzakelijke veranderingen
toen ze daarmee klaar
iren, hadden ze een ju-
ïeltje van een winkel,
larop zelfs een binnenhuis-
:hitect weinig aanmerkin-
n zou kunnen maken.
Coorengevel: „Hier kunnen
ons helemaal in ons werk
lieven. Die antieke klokken
n iets geweldigs. De liefde
de toewijding waarmee
zijn gemaakt, tref je
"jgenwoordig niet meer aan."
Ipleiding
In het harde bedrijf van de
literatuur, waar de een soms de
ander het licht in de ogen niet
gunt, moet een auteur weten,
dat hij serieus genomen wordt,
ook al lust men zijn produkten
niet. De mens achter het werk
krijgt tegenwoordig veel meer ac
cent dan vroeger. De uitspraak
van Flaubert: „De auteur is
niets, het werk alles", is op de
jongste literatuur niet meer toe-
sasselijk. Wat men schrijft is
overwegend bekentenis-litera
tuur.
Afstand
De heren Kars en Koorengevel
gen hun opleiding aan de
iristiaan Huygensschooi
jaar dagopleiding en daarna
•ee jaar praktijk.
'.oorengevel: „Op het lespro-
kwam ook stijlleer
t wil zeggen, dat je alle
rubrlekiorkomende klokken leerde de-
Ivens.jrmineren".
Kars: „En tijdens die lesuren
tbben we een enorme waarde- 4
ng gekregen voor het werk Enkele antike klokken. Op de tafel, naast de heer Koorengevel, een Engelse tafelklok mei als versiering ei
fcn de oude meesters". muur links een staartklok met dubbele kap, geheel rechts een Amsterdams staand horloge i
Aanvankelijk wisten zij na het
•halen van het diploma niet
varen dan gebruiksvoorwer-
rLater is men, om allerlei
vele. Zij konden hun kennis redenen, aan de uitvoering min-
dienst stellen van een opticien der aandacht gaan besteden",
van een juwelier. De juwelier
pn het. Maar het werk dat zij
I doen hadden, beviel hun niet. LOOT
Kars: „Het was niet helemaal
jat wij hadden gedacht. Had je Feitelijk
onderdeel van een klok of de antieke klok te laat ontdekt.
tiende eeuw, een pracht stuk! de versieringen mechanisch reedschap hebben zij zich daar-
Ziet er aan alle kanten fraai uit. voortbewogen scheepjes, een voor aangeschaft.
En deze Franse landelijke klok. beeldhouwersatelier met carillon, Van 's morgens vroeg tot 'sa-
Dateert eveneens uit de eerste een compleet landschap, waarin vonds laat buigen ze zich over
helft van de achttiende eeuw. de maan is weggewerkt, Prome- de antieke klokken, die aan hun
Mooi, hè? Dit is een heel vroeg theus aan een rots geketend, wie hoede zijn toevertrouwd. Kostba-
Nederlands klokje, uit de eerste door een arend de lever wordt re en unieke exemplaren bevin-
dagen van de stoelklok. Ook Ne- uitgepikt". den zich daaronder, zoals een En-
de schoonheid van derland heeft zijn grote klokken- De liefde voor het oude am- gels lantaarnklokje.
makers gekend. In de tijd van bacht van uurwerkmaker dreef Kars: „We geloven,
horloge nodig, dan bestelde Koorengevel: „Neem de gewone Christiaan Huygens waren wij twee ondernemende jongeman- nooit op al het moois dat
ivoudig. Je maakte het Friese klok. Er zijn nu mensen, zelfs toonaangevend.
eerste halfjaar
ïlfstandigen kregen zij nog veel komst
(irloges ter reparatie aangebo- dustrie
Toen kwamen langzamer-
die er heel wat voor over heb
ben om zo'n klok in hun bezit te
krijgen. Maar er is een tijd ge
weest en dat was bij de op-
n de Duitse klokkenin-
tegen het eind van de
vorige eeuw dat je ze nog
Bijzondere aandacht verdienen restaureren. Het fijnste ge
nen tot elkaar. Zij repareren en onder handen krijgen, uitgeke- listische wereldbeschouwing,
bg iets te doen was aan hun
terfd bezit, later kwamen ook
ptiquairs en de directeur van
ind de antieke klokken. Eerst njej. aan de straatstenen kwijt
Tormeerden particulieren of er kon en daarom werden ze ook
niet meer gemaakt.
Het was toch zo, dat Friese
boeren die gingen verhuizen,
hun Friese klok gewoon als oud
lorcngevel: „Kijk, dat Is leuk, vuil achterlieten! Nee. dat
vertrouwen Duitse klokje, dat moesten ze
hebben.
het verhaal van die heel
oude klokkenmaker, die zijn leer
lingen strafte door hen de
kasten van Friese klokken in
bewijs, dat
men. We hebben op het ogen
lik zoveel antiek werk, dat we
horloges een beetje laten lo-
Antleke klokken zijn
fraaie exemplaren worden kleine stukjes te laten zagen.
)ge prijzen betaald.
1 zijn Kars: „Die man zag er niets
vele fraaie exemplaren. Ze meer in. Het werd allemaal te
ban ook in de winkel bij Kars duur. Er ging veel tijd zitten in
i Koorengevel, klokken ge- het vijlen van al die raderen. Ja,
laakt door meesters in hun vak dat kost tijd. Wij merken het
|t tal van landen. zelf. Maar let op het eindpro-
Kars: „Dat die oude klokken duktl
i zijn komt natuurlijk, om- Hier, deze Engelse tafelklok
kunstwer- uit de eerste helft van de acht-
VANDAAG is een van de grootste persoonlijkheden
in de hedendaagse muzikale wereld 85 jaar ge
worden: Igor Feodorowitsj Strawinsky.
Hij werd in Oranienburg bij Leningrad geboren
als zoon van een muzikale moeder en Feodor Stra
winsky, een beroemde bas van de opera in het toen
malige Petersburg.
Van lijn negende jaar af gel" tot onderwerp had. Op 25
kreeg hij pianoles, maar hij juni 1910 werd de eerste uitvoe-
vond het improviseren op de pia- ring te Parijs gegeven: het werd
no heel wat prettiger dan het een kolossaal succes, en de jeug-
studeren van zijn lessen. Als Jon- dige Rus was in één slag be-
geman nam hij lessen in harmo- roemd.
nie, die hij vervelend vond,
in contrapunt, die hem interes
seerden, wat zijn grote liefde
voor Bachs muziek verklaart.
Tot de dood van Diaghilew in
1929 is Strawinsky met hem be
vriend geweest, en uit die
viendsehap is menig ballet
ontstaan: in 1911 „Petroesjka'
Z.jn vader wou hem rechten 00rsoronkeliik een wer
laten studeren, maar de jonge
Igor componeerde ook al, en
toen hij in 1919 Nicolaas Rimski
Korssakow ontmoette, liet hij
hem enige van zijn composities
den. De oude meester was er
niet zo geestdriftig over, maar d€ la fee (1928)'
gaf zijn jonge landgenoot goede
-aad en nam hem enige jaren la-
er als leerling aan.
Na het voltooien van zijn uni
versitaire studies trad hij
oorspronkelijk een werk
voor piano en orkest was, „Le
sacre du printemps" in 1913,
..Pulcinella'' in 1919, gevolgd door
„Les noces'" (1923), „Apollon
musagète" (1928) en „Le baiser
Oergeweld
Vooral „Le sacre du pn»..omps"
het huwelijk met zijr Vacht de wereld van ballet er
nicht Nadejda Soelima, en toen muziek in opschudding. Ik her
troomden de composities ui' nner mij nog levendig, hoe hi]
rijn pen met als eerste een Sym- de eerste opvoering van dit balie
'onie, die nu vrijwel vergeten is 'n de Grote Schouwburg te Rot
Toen in 1908 de dochter van zijn tedam (na de vorige oorlog, om
eermeester trouwde, schreef streeks 1924) de deftige lieder
hij voor haar een orkest-fantasie in de parterre uit protest weglie
Vuurwerk", die tot op heden re- pen en hoe wij, jonge mensen al:
iertoire heeft gehouden vastgenageld op het „Schellinkje'
zaten en nachten niet konden sla
pen door de indruk, die dit mach-
"3n pf tige oergeweld op ons had ge
JU,ICI maakt.
cartes", „Orphée" en „Agon"
:e Diaghilew, de leider van het Strawinsky schreef opera's, o.a
lussische Ballet. Deze vroeg „Le rossignol", „Oedipus Rex' kaar en boveh elkaar zetten,
hem, twee composities van Cho- en „The Rake's Progress", de
>in voor orkest te bewerken bij pantomime „L'histoire dil soldat"
het ballet „Les Sylphides". op tekst van de Zwitser Ramuz.
Toch houden romans en novel
len een zekere afstand van de
schrijver: ze zijn geen kronie
ken, er blijft ruimte voor artistie
ke verbeelding en vertekening.
Men kan zich voorstellen dat
een hedendaags schrijver ook
wel eens onverhuld over zichzelf
spreken wil. Vanzelf komen dan
twee elementen aan de orde: een
terugblik op de eigen Jeugd en
een soort levensbelijdenis.
Niet meer een specifiek lite
rair credo, maar een poging tot
positiebepaling ten aanzien van
het leven in het algemeen, de
literatuur inbegrepen. Pierre Du
bois, in zijn bijdrage „Onmoge
lijke onschuld", verklaart
„dat de zelfexpressie geen en
kele betekenis heeft wanneer zij
geen zelfexpressie is, d.w.z. ons
niet confronteert met het pro
bleem van de eigen eerlijkheid,
de trouw aan zichzelf boven de
hypocrisie der idealistische mo
raal. Dat is niet een algemeen
menselijk probleem dat losstaat
van het schrijverschap, het ls In
tegendeel voor mij aan het
schrijverschap inherent, sterker
nog: het is er de fundering van"
(blz. 21).
Een groot Heel van zijn jeugd,
zegt hij op blz 7, ls bedorven
door een valse moraal der eer
lijkheid, gebaseerd op een idea-
Als kind moest hij met die hypo
crisie leven. Hij heeft er zich la
ter van bevrijd, zonder al te
veel rancune tegenover zijn mi
lieu, want rancuneus te zijn ligt
niet in zijn aard. De ontdekking
van de literaire expressie werd
voor hem beslissend en deze ls
het enige houvast dat het leven
hem biedt.
„Schrijven, zichzelf uitdruk
ken, is een relatie exploiteren
tussen het onderbewuste en het
bewusteen ambivalente
daad. Maar goed schrijven is
alleen mogelijk als men de be
reidheid heeft tot het einde te
gaan" (blz. 21).
Consequente eerlijkheid in het
schrijven dus, ziehier de saamge-
balde en enige moraal die Du
bois erkent. Dit is in de eerste
plaats een eerlijkheid tegenover
zichzelf, wat inhoudt een afwij
zing van alle streven naar suc
ces. En ook al vertoont Dubois'
moraal een zekere overeenstem
ming met de burgerlijk-maat
schappelijke moraal, „zij is fun
damenteel anders, omdat zij wei
gert zich te constitueren tot een
algemeen-geldige" (blz. 23).
Overigens wil en kan Dubois
zich niet losmaken van de we
reld waarin hij leeft, hij kan en
wil niet instemmen met sommige
heersende meningen en sommige
heersende machten. Van de
schrijver hangt het af of het be
wustzijn wordt gewekt, waarbui
ten niemand verantwoordelijk is.
„Ik geloof in die verplichting
vanuit de solidariteit der verlore
nen, niet met de hoop op verlos
sing. Het idealisme heeft voor
mij afgedaan en het pessimisme
is een overtuiging, geen geloof"
(blz. 25).
Realiteit
rooms-katholieke geloofsmoraaL
hoeft te wachten, want hij vindt voorloper en wegbereider van on-
dat die wel komt als je maar ze eigentijdse muziek,
vast aan het werk gaat. Hij Het is merkwaardig, dat ieder
vindt componeren een hand- nieuw werk van Igor Strawinsky
werk, een manier om de materie altijd weer heel anders was dan
te ordenen, zoals hij eens aan men op grond van het eraan
een theepotje demonstreerde, dal voorafgaande had gemeend te
ook materie is, dienstbaar ge- moeten verwachten. Men heeft
maakt aan een vooraf gesteld hem weieens een kameleon ge
loei. noemd, ten eerste omdat hij zich
Hij wil in zijn composities niet tot Fransman liet naturaliseren
:ijn eigen gevoelens tot uitdruk- om later (1945) Amerikaans
cing brengen, zichzelf uiten, en staatsburger te worden, en ten
heeft daarom een uitgesproken tweede omdat hij zich bij alle
hekel aan alle muziek die roman- stijlen, van de klassieke stijl tot
tisch is of ernaar zweemt, met de seriële, zou hebben aangepast,
als wonderlijke inconsequentie Maar Strawinsky vindt, dat
een grote verering voor Carl Ma- hij steeds zichzelf is gebleven,
ria von Weber, die romantiek want, zegt hij, men knoopt
van het zuiverste water compo- bij een traditie aan om iets
Daarna kwamen nog „Jeu de neerde. nieuws te maken. Hij houdt van
Heel realistisch zegt hij, dat wetten, van ordening, van een
:omponeren is noten achter el- geestelijke begrenzing, waarbin-
hij werkt zelfs het zo
tijdmaat indelen, melo- chaotisch lijkende „Le sacre du
dische en harmonische spannin- printemps" heeft dit principe
gen verwekken, en hij zegt na- en hij vindt dat al zijn werken
Pianist
„Steeds opnieuw word je terug
geworpen op je onvolkomenheid,
grofheid, onnauwkeurigheid en
ijdelheid. Vandaar de voortdu
rende noodzaak Je te bezinnen
over armen, uitgestotenen, zie
ken, krankzinnigen, eiiendigen,
boosdoeners, wellustelingen, en
wel zo dat je je tot hen voelt
behoren" (blz. 41).
Mystiek
Vanuit dat pessimisme schrijft
hij, positief en negatief. Negatief
in zoverre de bestemming van
de mens het volstrekte niets is,
positief omdat hij leeft en het
leven, ofschoon een illusie, de
enige realiteit ls.
„Ik geloof in het leven omdat
ik in het niets geloof, en schrij
vend vanuit dat geloof zoek ik
naar de onmogelijke onschuld
van de creatieve daad" (blz.
25).
Pierre Dubois heeft veel con
tacten met Vlaanderen. Hij is de
enige Nederlander van de vijf
letterkundige „belijders": de
overige vier zijn Belgen.
René Gijsen noemt zijn bijdra
ge „Langs een kronkelend pad
met aarzelend licht aan de ein
der" en zet boven zijn heugdher-
inneringen: „Niets staat vast.
Geloof maar aan iets". Het leven
is voor René Gijsen niet vriende
lijk geweest. In enkele bladzij
den reportagestijl brengt hij
verslag uit van de drie fasen
waarin hij zijn jonge leven ver
deelt.
De tweede fase heet „hospita-
en, zieken, dokters; de ver
vreemding van je eigen lichaam"
(blz 37). „Een zekere onontbeer
lijke tonus dreigde in te zakken,
maar de literatuur gaf je hem
weer, redde je van de definitie
ve melancholie" (blz 40). Ook
hier de literatuur en het daar
mee creatief bezig zijn als enig
levenshouvast.
Ook hier de behoefte aan
voel uit spreekt, en vooral die
van Richard Strauss kan hij niet
uitstaan), zo heeft hij ook zijn
bewonderaars en zijn haters.
De derde van de vijf is Willy
Roggeman, een gecompliceerde fi
guur, die naar mijn gevoel min
der in zijn tijd past dan de ande
ren. Hij is een ook sterk muzi
kaal levend mens en ik weet uit
ïigen ervaring dat dit op het
schrijven een stempel zet, ook al
wordt het woord „muziek" ner
gens genoemd.
Roggeman doet dit overigens
wel en spreekt op blz. 56 van
„een onmenselijke muziek", een
duidelijk understatement! In
hem leven sterk mystieke trek
ken.
Roggeman valt niet samen met
het beeld dat hij van zichzelf
heeft; hij is niet een nihilist zo
als de anderen: „Kunst is het
bevechten van de nihilistische
drek van het bestaan in een mo
ment van vormtranscendentie"
(blz 56). Zijn bijdrage is niet zo
maar te begrijpen en mist de
trouwhartige duidelijkheid van
de andere stukken.
Ook Weverbergh en Paul de
Wispelaere hebben leesbaar pro
za bijgedragen, van kwaliteit
minstens zo goed als de andere
ontboezemingen. Men kent de fel
heid van Weverbergh, die ook
hoogmoediger dan de anderen te
gen het evangelie tekeer gaat:
„Ik heb aandachtig het evange
lie gelezen. Niets wereldschok
kends ontdekt... Wat is het evan
gelie anders dan een te interpre
teren slechte literaire tekst?"
(blz. 78).
Blijft natuurlijk de vraag, hoe
het mogelijk is dat zo'n slechte
literaire tekst zoveel bewerkt
heeft en nog bewerkt. Uitspra
ken als deze doen afbreuk aan
de geloofwaardigheid van andere
maximen uit dezelfde pen.
Nietzsche zou Weverbergh voor
zo'n uitspraak een oorvijg gege
ven hebben. Hij althans heeft ge
probeerd een „beter" evangelie
te schrijven. Ik dien voorzichti
ger te worden met mijn waarde
ring voor Weverbergh: wie zo'n
grote mond opzet tegen een
tweeduizend jarig monument
moet ergens zwak staan.
De bijdrage van Paul de
Wispelaere: „Het vat der Da
naïden; uit het dagboek van een
ik-schrijver" draagt geen nieuwe
trekken bij en omdat ik mijn
ruimte al overschreden heb moet
Ik het bij deze aankondiging van
zijn stuk laten.
Men ziet het: de moderne intel
ligentie is in Vlaanderen goed
vertegenwoordigd. Het accent is
bij de Vlamingen enigszins an
ders dan bij ons ln Nederland,
waar de gewezen rooms-katho-
liek zich niet zo fel tegen zijn
zwarte achtergrond behoeft af ta
zetten en waar het libertijnse
denken, mede door het protestan
tisme, meer geschakeerd is. Toch
mag men deze Vlaamse jongeren
niet uit het oog verliezen: zij
verrichten mede het „vroedvrou-
wenwerk" (om met Socrates te
spreken) om een nieuw mensty
pe te doen geboren worden. Van
daar de betekenis van deze vijf
brieven van geloof en ongeloof,
al is het literair niveau wat on
gelijk, ook binnen het kader van
de afzonderlijke stukken.
DR. C. RIJNSDORP
De eersten roemen zijn enor
me vakmanschap hij was ook
een voortreffelijk pianist en ls
nog steeds een groot dirigent
en de grote verscheidenheid in
zijn werken en zien in hem de
vernieuwer van de muziek na
1910, de anderen vinden hem
een koel, berekenend en zielloos
mens en bestempelen hem als
een zeer zakelijke muzikale
clown. De tijd zal wel leren, wie
van deze beide groepen gelijv-
heeft
De nog altijd vitale 85-jarig-
is in ieder geval een van de boei
endste verschijningen uit het mu
zicklevcn van de laatste zestlf
iaar.Hct is te hopen, dat de mu
ziek hem nog lang de le
venskracht zal mogen schenker
om de lijn in zijn werken nop
jaren lang te laten doorlopen.
Russische sprookje „De
'o- kunstenaar die niet op inspiratie ment in de muziek is hij dus een verguist (alle muziek, waar ge-
G. M. DERSJANT