Op Calvijn-coUege bij KARL BARTH K GEESTELIJK LEVEN ZATERDAG 3 JUNI 1967 ARL BARTH, de Zwitserse theoloog, die wel met emeri taat gegaan is, maar nog altijd voortwerkt aan zijn gigan tisch levenswerk, ,,De kerkelijke dog matiek" kan ook het college geven niet laten. Op 29 april begon hij een nieuw ,,Werkseminar", zoals hij het noemt, waarin hij voor een beperkt aantal geïnteresseerde studenten aandacht schenkt aan de Heilige Geest in de Institutie van Calvijn". Drs. G. Puchinger bezocht het eerste college en geeft daarvan zijn indrukken weer. (29 april 1967) HOE is het met Karl Barth? Wat doet hij? Waar is hij mee bezig? Wat denkt hij, en waarover spreekt hij vandaag? Voor- en tegenstanders zullen daarin belang stellen. Twee jaar geleden is Barth zwaar ziek geweest. Nog een jaar geleden was hij aan een autobiografie bezig, omdat hij wegens zijn slechte gezondheid de actieve theologie-beoefening had vaarwel gezegd naar hij zelf meende, voorgoed Maar sindsdien heeft zich zijn gezondheid onver wacht verbeterd: hij reisde zelfs in september vorig jaar naar Rome, had contact met diverse concilie theologen, en sprak met paus Paulus VI. Over zijn reis schreef hij onder de titel Ad limina apostolorum een zowel touristisch als theologisch boeiend en actueel verslag, dat niemand ongelezen zal laten, die zich voor het vraagstuk Rome-Reformatie, voor Karl Barth en zijn theologie interesseert. Maar niet alleen volbrengt de thans 81-jarige Karl Barth nog al deze arbeid. Hij geeft op nieuw college en is op zaterdag morgen 29 april jl. een nieuwe serie ..Seminarcolleges" begon nen: ditmaal over de Heilige Geest volgens de Institutie van Calvijn. Daar ik onverwacht eni ge weken in Bazel was, kon ik de eerste collegemorgen van dit boeiend Werkseminar meema- Het was één der weinige prachtige, warme zomerdagen, die Bazel dit jaar in april beleef de, maar in het Theologisch Se minargebouw aan de Nadelberg waren die morgen tegen tien uur reeds tientallen studenten aanwe zig. die, aan lange tafels gezeten, de komst van Karl Barth af wachtten. Ik had geen tijd ze te tellen, maar de zaal was overvol. Het zullen er vijftig tachtig geweest zijn. Onder hen waren als altijd diverse buitenlanders, waaronder ook enkele Nederlan ders. Ook rooms-katholieke theo logen volgen deze colleges. Deze „Katholische Brüder" worden door Barth speciaal bij de stof betrokken, doordat hij ze als „feindliche Brüder" soms goed moedig. met milde spot, ter spra ke brengt of zelfs regelrecht op zijn college aanspreekt. Ouder Om tien uur precies komt Barth binnen, op deze colleges trouw vergezeld door zijn sympa thieke vrouw, die hem tijdens de colleges zo ongemerkt mogelijk de medicijnen toeschuift, en die het college, met de tekst van Cal vijn voor zich. aandachtig volgt. Barth is nog weer ouder gewor denzijn gezicht ziet er nog weerbarstiger uit dan vroeger, maar zijn glinsterende ogen die iedere humor met een spranke lende blik begeleiden, zijn leven dig als altijd, en worden slechts overschaduwd door zijn wilde haren, die hij nooit verloren heeft, en, naar ik hoop ook nooit verliezen zal, want zij zijn te ka rakteristiek voor hem'. Vlak voor het college begint komt een student vragen of het college mag worden „opgeno men". Maar dat wijst Barth beslist af. Had de student het maar tijdiger gevraagd, niet op het laatste moment, dan had hij misschien Barth kunnen overtui gen van het belang om een colle ge van Barth later op de bandre corder te hebben: nu wordt het verzoek met een fors, bijna ver ontwaardigd handgebaar afge daan de stem van een wetenschappe lijke dictator. Hij spreekt ook op college dat verrukkelijk Schwi- zerdütsch, dat soms wel wat moeilijk te volgen is. maar dat ons Nederlanders zo gemoedelijk aandoet, en dat eigenlijk precies past bij de Karl Barth, die er van houdt de hoge ernst der the ologie te doorkruisen met zijn kruidige, menselijke humor. Daarom klinken ook zijn beve len gemoedelijk Barth begint met de streng klinkende opmerking dat wan neer men op dit Seminar inte kent er gaat een lange lijst rond om namen op te plaatsen men ook verplicht is om zon der uitzondering regelmatig te komen. Met barse stem, maar met glinsterende ogen voegt Barth er aan toe dat alleen in geval van overlijden („nur To- desfalle") het college verzuimd mag worden, want hij wenst geen losse bezoekers op dit colle ge. Als tweede eis stelt hij dat men vooraf de latijnse tekst van het te behantjelen fragment van de Institutie met aandacht zal voorbereiden. In de derde plaats eist hij dat de aanwezige studen ten aan dit college actief zullen meewerken: hij wil geen passie ve toehoorders: men dient er mee rekening te houden steeds te kunnen worden opgeroepen om de tekst te lezen, te vertalen en daarover vragen te beant woorden. Men moet daarna be reid zijn tot een gesprek over de stof, want er moet gepraat wor den: „Ik wil niet scherper wor den", voegt de quasi bars kijken de Barth er aan toe, „maar zo staat het hier", terwijl hij wijst naar zijn getypte aantekeningen „Vorig Semester", vervolgt Barth, „spraken wij over Vatica- num II. maar nu zal het over een heel ander onderwerp gaan: over de Heilige Geest, zoals Cal vijn daarover in zijn Institutio gegeven heeft" En daarmee vangt Barth aan de eerste drie kwartier beschouwingen te ge ven over Calvijn en de Institutie in het algemeen. Andere Humor Wanneer allen stil zijn opent Barth het college met een kwestie van orde. Men moet zich hem niet indenken als een vrien delijke emeritus hoogleraar, die blij is nog wat studenten onder zijn gehoor te krijgen. Integen deel! Hij stelt de studenten de wet, aanvankelijk met een stem die wat zwak klinkt, achterin nauwelijks te verstaan is. maar een stem die gaandeweg forser, doch steeds beslist klinkt. Het is Hij begint er op te wijzen dat Calvijn en zijn Institutio uit de zestiende eeuw dateren, en dat het toen wel een heel andere we reld was dan die waarin wij le ven. „Zeker", voegt hij er schalks aan toe: ..het Rooms-ka- tholicisme was er al, evenals de Reformatie, maar de Katholieke Kerk van de dagen van Calvijn was een andere dan die van Vati- canum II. We moeten ons daar toe verplaatsen naar het jaar 1559: de Contra-reformatie en Trente waren reeds begonnen. Luther was al gestorven, toen de Institutio in deze vorm gereed was. Calvijn had daarbij zijn eigen problemen en verhoudingen. Zijn probleem was bijvoorbeeld gereed te komen met de Züri- cher theologen, maar ja. (Barth twinkelt hier met de ogen, en hier denken de studenten natuur lijk direct aan Emil Brunner en zijn school!) die Züricher theolo gen zijn nu eenmaal tot op van daag toe een geval op zich zelf geweest. Dan was er Bucer in Straatsburg: voorts waren er nog Holland, en Engeland en Schotland, die ook van belang zijn om het protestantisme uit die tijd te leren kennen. En wat vinden we nu in de Institutio van Calvijn? Een sub lieme samenvatting van de zestiende eeuwse reformatie. Maar.... wees op één ding be dacht: wat wij nu achter ons hebben, had Calvijn (onbewust) nog voof zich. Want sinds de Re formatie aanving is er heel wat gebeurd binnen de protestantse kring, waarvan Calvijn geen weet had. geen weet van kon hebben. Er was nog geen ortho doxie. nog geen piëtisme, nog geen rationalisme, nog geen ro mantiek. laat staan voegt Barth met stemverheffing er aan •oe de historisch critische the ologie! Dat alles was er nog niet. en we moeten dus wat voorzichtig zijn als we Calvijn met dat alles in verbinding brengen. Want we Thuisgekomen gaf Barth over enige Concilie teksten een grondig Werk-Seminar waaraan onder anderen werd deelgenomen door de even jeugdige als verdiepte rooms-katholieke theo loog Joseph Ratzinger, die tegenwoordig, even als Küng en Oberman in Tübingen doceert. Het laat zich verstaan dat dit werkcollege van Barth grote belangstelling onder de studenten in Bazel trok. Gelukkig zijn wij door zijn zo juist gepubliceerde boekje Al limina apostolo rum enigermate hoogleraar, die op Barth hoopt te promoveren, en in Bawikkeling binnen Rome. Voor de theologische fijnproevers is misschien de grootste verrassing dat Barth een nieuw deel, dat moet dan het dertiende worden! van zijn Kirchliche Dog- matik voorbereidt. Een Nederlands rooms-katholiek hoogleraar, die op Barth hoopt te promoveren, en in Bazel veel contact met Barth had, toonde mij een respec- hebben in Calvijn te doen met een denker, een schrijver, een theoloog uit het ver leden, en wel uit de zestiende eeuw! Daarbij komt nog een volgend punt. Ik weet niet of hier ook rooms-katholieken zijn" (er gaan diver se vingers omhoog, waaronder ook die van een jonge Neder lands katholiek theo logisch hoogleraar) „maar men kan nooit zeggen: dat is nu protestantisme! Kortom vervolgt Barth men kan niet zeggen dat er één reformatorische theologie is. Er was wel één geest, maar toch alle theologieën. De Rooms-katholieke Kerk kon men eens theologisch als een eenheid kwalificeren maar de reformato rische theologie is meer dan een Sum ma. Tja, dat is haar ere, en 't maakt haar boeiend, maar 't heeft ook zijn nade len! Zoveel hoofden, zoveel zinnen, kan men zeggen. Dat laatste heeft altijd voor- en nadelen." Institutie Hier onderbreekt de 81-jarige docent zijn betoog, en gaat een vraag stellen, die hij willekeurig richt aan de vlak tegen over hem zittende vrijgemaakte theo loog dr. J. Veenhof: „Wat betekent het woord Institutio?" De pas in Göttin- gen op Bavinck ge promoveerde doctor antwoord: „Onder wijzing". „Juist", hervat Barth. en aan deze goedkeuring verbindt hij smakelijk lachend een anecdote: „Toen ik destijds in Göttingen college in de dogmatiek moest ge ven. in mijn jonge jaren, was het daar in de theologische facul teit destijds verboden om andere dogmatiek te geven dan de strikt lutherse, want de gehele faculteit was specifiek luthers; men eiste dat er uitsluitend in de geest van de lutherse theolo gie zou worden gedoceerd. En daar ik mij meer in de trant van Calvijn wilde bewegen, mocht ik mijn colleges dus niet als dogmatiek aankondigen! Wat te doen? Ik vond er wat op, en ik koos daarom voor de aankon diging van mijn -colleges het woord Unterricht (Onderwijs) conform Calvijns eigen woord Institutio. Maar toen maakte de filologische faculteit weer be zwaar, omdat immers niet ik. maar een ander belast was met het onderwijs in de paedago- giekü! Maar gelukkig is ten slot te alles in Göttingen harmonieus verlopen: ik kon er rustig mijn colleges geven". Vragenderwijs behandelt Barth nu de inhoud van het be grip religio, en formuleert dit als: dat wat God doet en zegt. en dat wat de mens daaromtrent denkt en behoort te doen. Daar na leest Barth met klem de be roemde eerste zin van de Institu tio: „Nagenoeg de ganse hoofdin houd van onze wijsheid, die ver dient voor de ware en hechte wijsheid gehouden te worden, bestaat uit twee delen, de kennis van God en de kennis van onszelf. Barth wijst er op dat het hier om een weten gaat en over de ware wijsheid, die door Cal vijn wordt samengevat als een kennis van God rn de kennis van onszelf. Nu klinkt de volgende vraag van Barth: .Wat wilde Calvijn met dit boek?" Iemand geeft tot antwoord: ca techese geven.... Barth vervolgt: „Mooi, dat is een goed antwoord, want de Institutio heeft zich inderdaad ontwikkeld tot een soort cate chismus. Het woord catechese is dus juist. Maar het is geen „cate chismus" voor kinderen, maar in de breedste zin voor de tijdgeno ten, met name voor de geestelij ken en algemeen ontwikkelden. De Institutio wil echter tevens een hermeneutiek zijn, ze wil de belangrijkste zaken van de Bij bel aangeven en uitleggen. Wat Calvijn wil geven is een inlei ding in de lectuur van de Bijbel. Calvijn wil met zijn Institutio een Summa, een doctrina geven. Maar de Institutio is ten slotte ook apologetiek: de Institutio is immers mede onder de druk van de vervolgingen geschreven. Cal vijn was humanist, maar hij werd onder invloed van Luther tevens apologeet. Zo is de Insti tutio dus tesamen: summa, her meneutiek en apologie. In het Franse voorwoord gaat het woord summa zelfs voorop, en de Institutio is in de praktijk vooral tot een summa geworden! De Institutio is dus in al deze facetten een echte inleiding Want Calvijn was een humanist die de Bijbel las, die deze ook als studie las. Maar de Institutio heeft tevens een uitgesproken de fensief. een polemisch karakter. Al met al kan men de Institutio vandaag een repetitorium noe men van protestantse apologe tiek." tabele serie drukproeven, die hij voor Barth aan het corrigeren is. Dat alles is goed nieuws, want of men voor- of te genstander van Barth is, niemand zal ontkennen dat al wat hij zegt en schrijft van groot theologisch en ker kelijk belang is, en dat we verheugd moeten zijn dat Barth zijn als altijd openhartige opinie nog kan geven over de jongste kerkelijke en theologische ont wikkelingen. Dualiteit „En nu", vervolgt Barth, komt wat ik als het hart van de Institutio beschouw: het Der de Boek. De titel daarvan luidt: Over de wijze, waarop de gena de van Christus verkregen wordt, en welke vruchten daar uit voor ons voortkomen, en wel ke werkingen daaruit Volgen." Barth onderstreept hier het woordje wordt, ..want daaruit blijkt tevens de dualiteit tussen God en mens Dit derde boek vangt aan met de hoofdstukken over de Heiliae Geest en het Ge loof (J en 2), die wij dit Se mester samen willen lezen en bespreken. Dan volgt hoofdstuk 3, dat over de boete handelt. Dat hoofdstuk is voor Calvijn van groot belang, want er moet bij Calvijn altijd boete, omme keer aanwezig zijn, wij ér spra ke kunnen zijn van ware religie. Er is bij Calvijn geen geloof zon der ommekeer! Dit hoofdstuk is sterk gericht tegen de Rooms-ka tholieke Kerk van die dagen. Ja. Calvijn heeft gepoogd de rooms-katholieken hier de ogen te openen Zijn hier rooms-katho lieken op college? Welnu, hij heeft u dan toch de ogen geo pend...! De hoofdstukken 6—8 hande len over het christelijk leven. De capita 9=-10 gaan over het toekomstig en tegenwoordig le ven. Eerst nu, let wel, heel an ders d^n bij Luther, in de hoofdstukken 11—16 handelt Cal vijn over de rechtvaardigma- king. Luther begint er mee. maar Calvijn werpt via dit the ma als het ware een blik terug op de afgelegde weg! Hier is Cal vijn in de grond van de zaak één met Luther, maar toch wat anders. Want de rechtvaardigma- king dient bij Calvijn ter funde ring van de heiliging des mensen. In hoofdstuk 19 volgt dan een beschouwing over de christelijke vrijheid. Daarop volgt in hoofdstuk 20 het gebed. Dan volgt het laatste geheim voor Calvijn: de predestinatie (2124). waarna hij dit boek in hoofdstuk 25 afsluit met de be handeling van het eschaton. het Dit alles vat het typisch cal- vijnse denken treffend samen: het geeft vooral de kern aan van hoe hij vond dat men de Bijbel diende te lezen. Opbouw Hierna geeft Barth een nauw keurig overzicht van de Institu tio als geheel. Al opsommend de hoofdstukken der Institutio. maakt hij daarbij soms korte commentariserende opmerkin gen, die heel interessant zijn. „De Institutio bestaat uit vier delen. En nu een vraag: Waaro ver handelt het eerste deel?" Iemand antwoordt: De Cogni- tio Dei. Barth hervat: „Zeer juist Ik zie dat u het zowaar heeft voor bereid! Calvijn geeft dus eerst een soort theologische kennisleer, in negen hoofdstukken: vijf hande len er over de kennis die ons mogelijk is, een soort natuur lijke theologie, die bepaald niet het sterkste deel van de Institu tio vormen: daarna volgen vier hoofdstukken (69) die handelen over de Heilige Schrift. In de hoofdstukken 10 tot en met 12 geeft Calvijn een alge meen Godsbegrip aan. dat hij stelt tegenover andere „goden en afgoden". Vervolgens bespreekt hij de triniteit (13), de schepping (14), de mensen (15), en daarna behandelt hij in de hoofdstuk ken 16—18 de voorzienigheid, de zg. theodicee. Want de oude theo logie sprak veel over de theodi- Daarna volgt het Tweede Boek der Institutio, dat handelt over God de Verlosser. Hoofdstuk 1 vangt aan met de zondeval en de erfzonde: en dat gaat door tot op hoofdstuk 6: de verlossing in Christus. Dan weer een stap te rug: in de capita 79 behandelt Calvijn de wet. die door Luther voorop geplaatst wordt. Daarna de zeer interessante hoofdstuk ken 10 en 11. over de verhou ding van het Oude tot het Nieu we Testament, door Calvijn eco nomieën genoemd. Dat zijn wel zeer belangrijke hoofdstukken, die gevolgd worden door de leer van de Persoon van Christus (12—14). In hoofdstuk 15 schrijft Calvijn met nadruk over het pro fetisch ambt van Christus, wat in die dagen iets bijzonders was: Calvijn spreekt hier namelijk niet uitsluitend over het konink lijk en priesterlijk ambt van Christus, maar ook over Zijn pro fetisch ambt, iets wat de katho lieken later van Calvijn hebben overgenomen. Ik verwijs naar wat ik hierover in mijn Kirch liche Dogmatik heb geschreven Daarna handelt Calvijn in hoofdstuk 17 nog over de genade Ambten En nu het Vierde Boek Dat handelt over de uiterlijke hulpmiddelen door welke God ons tot de gemeenschap met Christus nodigt en in haar houdt. Bij Cal vijn vindt men hier een zeer sterke onderstreping van de leer der ambten Op dit punt staat Calvijn nog dicht bij de rooms-ka tholieken: hij neemt de ambten zéér serieus! Van een democra tische kerkregering moet men zich bepaald vrijmaken, wanneer men op dit punt zicht op Calvijn wil krijgen. Daarna schrijft Calvijn over de oude kerk, die hij tegenover de nieuwe kerk (dat was Rome!) stelt. Hier kunnen de rooms-ka tholieken de ogen weer open gaan! En ze zéggen het nu ook niet meer zo als ze het in de zestiende eeuw deden. In de hoofdstukken 1013 gaat het over het Calvijnse kerk recht. Calvijn is dan ook niet voor niets jurist geweest! Hij geeft hier zowaar een leer der discipline! In de hoofstukken 1419 bespreekt Calvijn de sacramen ten. doop en avondmaal Hoofdstuk 16 keert zich gewel dig tegen de wederdopers. Ja, en dan heb ik, dat begrijpt U wel (dit onder daverend gelach van de studenten, die natuurlijk we ten dat Barth bezwaar heeft te gen de kinderdoop) dat ik met tranen in de ogen zijn hoofdstuk over de kinderdoop gelezen heb!! Daarna volgen zijn hoofdstuk ken over het Heilig Avondmaal (17 en 18), terwijl het laatste hoofdstuk (20) handelt over de Staat" Barth trekt hierna zijn con clusie over de gehele Institutie als boek: „Het wemelt in de Institutio werkelijk van interes sante themata. Ik kan daarom het lezen van de Institutio u slechts dringend aanbevelen, en dat advies u op het hart binden! Maar, de theologen moeten Cal vijn niet in het Duits lezen, doch in het Latijn! En, als het Latijn te moeilijk is, ja, dan maar in het Frans. Want de vertaling in het Duits van Otto Weber is en blijft, zoals iedere vertaling, toch maar een ezelsbrug. Tot zover over Calvijn in 't algemeen, want nu gaan we over tot het lezen van het hoofdstuk dat we op dit Seminar zullen be handelen: hoofdstuk 1 van het derde boek der Institutio, dat handelt over de Heilige Geest. We moeten nu de tekst gaan le zen, gewoon lezen, want we moe ten ook bij de studie ordelijk zijn, want God is in alles een God van orde!" Daarna geeft Barth de verdere gang van zaken aan voor dit nieuwe Werk-Seminar: „Eerst gaan we steeds een stuk tekst lezen; daarna gaan we, de vol gende keer, het gelezene analyse ren: de daarop volgende week stellen we vragen zo mogelijk in een gesprek met enkele be voegde specialisten want onze wijsheid is niet groter of kleiner dan die van Calvijn, maar door onze nieuwe ervaringen en de tijd waarin wij leven, eenvoudig anders! Wij moeten Calvijn dus confronteren aan onze ervarin gen en onze vragen, en daaruit ook onze conclusies trekken, en deze straks samenvatten in pun ten. U ziet, we hebben handen vol werk. want we kunnen voor de zomervakanties helaas maar tien colleges aan dit alles wij den!' Heilige Geest Ter inleiding van- het vandaag te lezen gedeelte stelt Barth nog een yraag aan de studenteru „Het voorlaatste hoofdstuk beti telde Calvijn met de woorden: Dat terecht gezegd wordt, dat Christus voor ons de genade Gods en de zaligheid verdiend heeft. Wanneer we nu naar de titel van het gehele derde boek zien, en naar de titel van het eerste hoofdstuk daarvan, dat wij nu gaan lezen, wat is con form de titel van dit hoofdstuk nu het thema? Wat is de vraag, wat het probleem, waarvan Cal vijn hier uitgaat? Want er hangt hier een vraag in de lucht, met een fundamenteel antwoord." Wanneer de studenten blijven zwijgen, vult Barth zijn vraag aan met de woorden: „In het voorafgaande. afsluitende 17e hoofdstuk van het tweede boek beschrijft Calvijn dat Christus ons het heil en de genade ver worven heeft; maar wat is hier, in dit nieuwe eerste hoofdstuk aan de orde? Wel, wie weet het?" Barth ziet rond, om een ant woord... Dr. Veenhof antwoordt voor zichtig (want bij een verkeerd antwoord kan de Bazelse leeuw gevaarlijk rondblikken): „Er is een brug tussen God en ons." Barth: „Goed zo, er is inder daad een brug, en daarover han delde eigenlijk reeds de gehele tweede helft van het tweede boek. Maar nu gaat Calvijn aan geven wat ons ten goede komt: de geheimvolle werking, want dat is een groot geheimenis (arca num); nu komt de Heilige Geest in het middelpunt. De Heilige Geest immers volbrengt (ope reert) dat wat Christus bewerkt, en ons ten goede doet komen. Bij Calvijn gaat het van nu af aan naar omhoog, en dat gebeurt door de Geest. De Geest immers is een bijzondere zijnswijze (persoon) van God. De Heilige Geest doet inderdaad iets. Dat is dé vraag en hét antwoord!" Hierna geeft Barth aan één van de studenten de beurt om het begin van dit eerste hoofdstuk te lezen; maar deze student heeft geen Latijnse tekst bij zich, noch iemand die bij hem in de buurt zit. Hoewel Barth zojuist heeft opgemerkt, dat men Calvijn als theoloog uitsluitend in het Latijn moet le zen, vervolgt hij met een goed moedig: ..Also, lesen Sie dann aus den lieben Weber." De student leest het eerste deel van het eerste hoofdstuk: „Nu moeten we zien, hoe tot ons komen de goederen, die de Va der zijn eniggeboren Zoon gege ven heeft, niet tot zijn persoon lijk gebruik, maar opdat Hij de armen en behoeftigen zou rijk maken." Barth gaat deze zin bespreken: „Juist, er wordt dus een weg beschreven, en daarin komt op nieuw het gehele thema van al het behandelde ter sprake. Het gaat ergens van... naar.... Wie weet het? Wel, van Christus, naar ons toe; wil men, van de objectiviteit naar de subjectivi teit op zich zelf natuurlijk le ge woorden! Wie kan het nog trivialer zeggen...??" Barth vult zelf aan: „Wat we gelezen hebben, zou men kunnen zeggen, was „slechts theorie", en lang hebben wij gewacht, maar nu gaat Calvijn over tot de prak tijk; nu komen we als het ware van de leer naar het leven..... heerlijk!! Nu komt Calvijn van het doen Gods tot het doen der mensen, en dat laatste is op nieuw een werk Gods! Dat doen Gods nu is het proprium des Geestes! Christus is de Zaak waarnemer Gods, en Hem wor den de woorden toegevoegd op dat Hij de armen en behoeftigen zou rijk maken. Ja, rijk maken!! Want het gaat er maar niet om dat Christus buiten ons is, maar dat Hij ons rijk maakt, door in ons te werken. Want men kan gedoopt zijn, en toch niet mei de Heilige Geest gerekend hebben. Opdat dat echter wel het geval z zijn, deelt Christus ons mee, com municeert Hij met ons. Calvijn springt hier wel midden in de kern: Christus wordt de onze en gaat in ons wonen.... Dat is com municatie! En dat begrip commu nicatie is enorm geladen, rijk ge vuld. Christus wordt ons maar niet méégedeeld, maar Hij is de onze geworden: hij woont in ons! Kortom: Christus voor ons, moet worden: Christus in ons! Daardoor zijn wij op aarde ook niet van de hemel geschei den, zijn Christus en de Christen ook niet meer gescheiden in dit leven. En bij dit alles gaat het helemaal niet om wat wij doen, maar om wat de Heilige Geest doet. opereert! Zo springt Cal vijn in dit hoofdstuk direct mid den in de stof, om aan te geven wat hij vooral als het werk van de Heilige Geest met klem wil naar voren brengen. Niet allen Tot slot wordt de zin gelezen: „En ofschoon het waar is, dat wij dit door het geloof verkrij gen, leert toch, daar wij zien, dat niet allen zonder on derscheid de gemeenschap met Christus, die door het evangelie aangeboden wordt, omhelzen, de rede ons hoger te stijgen en on derzoek te doen naar de verbor gen werking des Geestes, door welke het geschiedt, dat wij Christus en al Zijn goederen ge nieten." Nu gaat Barth, achterin zijn stoel zittend, turend in de verte, over één punt van het gelezene, als het ware mediteren: „Bij Lu ther was het geloof de grote zaak. Calvijn erkent dat natuur lijk; maar toch, er is nog een ander probleem, dat ons aller probleem is, en dat voor Calvijn centraal stond. Namelijk dat niet allen geloven! Hier ziet Calvijn plots op de ménsen, en ontdekt tot zijn ontsteltenis dat zij, on danks Gods openbaring, niet al- een gelovenKijk eens. wanneer ik Calvijn uit zijn leven en ka rakter goed versta, ook uit zijn brieven, dan was dat voor hem het borende levensraadsel: dat niet allen geloven Calvijn had een fijn gevoel voor de kwaliteit der mensen. Hij zelf was een enorm critische geest, en had een bijna nerveus gevoel voor de domheid, de hoog moed en luiheid der mensen, tot in zijn vingertoppen. Ja Cal vijn was een nerveus mens, reeds jong, en daardoor voelde hij zo fijn aan. Calvijn had grote dingen voor ogen, als hij op God zag. maar steeds was daar dat raadsel, als hij naar de mensen zag: non omnes, niet allen.... Cal vijn is Christen geworden, en nu wil hij een antwoord geven op die vraag: Waarom niet allen? Dat is voor Calvijn het arcanum, een groot geheim, en zo ontstond zijn nredestinatieleer...." Hier breekt Barth tegen 12 uur zijn college af, tot de volgende week. Hii vraagt om de lijst met namen, die de studenten tijdens het college hpbben ingevuld. Hij snuffelt de lijst in. en merkt quasi vertoornd op, dat de stu denten hun namen weer eens volkomen onleesbaar hebben in gevuld: „Wat moet ik daar nu toch mee? Hoe kan ik met zo'n lijst nu straks vragen ste"en? Wat lees ik daar nu? Kijk eens,... Pla... Pla... wie kan dat lezen?" Eén der studenten staat be leefd op, en zegt: „Dat ben ik, Herr Professor, ik heet Platt." Als een volmaakt ontgroener van studenten repliceert Barth onder daverend gelach: „Kijk eens. als je nu al Platt heet. be hoor je toch op zijn minst duide lijk te schrijven!" Met deze menselijke les eindig de het college. Barth staat nog enkele Nederlanders te woord, en langzaam stroomt de zaai leeg. Samen met een gerefor meerde en een rooms-ka tholieke theoloog .verliet ook ik de zaal. Onderwijl gaf de gereformeerde theo loog als' kort commentaar, dat ik volkomen kon beamen: „Kijk, dat is nu een voor beeld van werkelijk gerefor meerd dogmatiek geven!" Zou iémand over dit boei end, diepzinnig en vroom college anders kunnen oor delen? Dit was werkelijk Kirch liche Dogmatik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 14