Op Calvijn-coUege bij
KARL
BARTH
K
GEESTELIJK
LEVEN
ZATERDAG 3 JUNI 1967
ARL BARTH, de Zwitserse theoloog, die wel met emeri
taat gegaan is, maar nog altijd voortwerkt aan zijn gigan
tisch levenswerk, ,,De kerkelijke dog
matiek" kan ook het college geven
niet laten. Op 29 april begon hij een
nieuw ,,Werkseminar", zoals hij het
noemt, waarin hij voor een beperkt
aantal geïnteresseerde studenten
aandacht schenkt aan de Heilige
Geest in de Institutie van Calvijn". Drs. G. Puchinger bezocht het
eerste college en geeft daarvan zijn indrukken weer.
(29 april 1967)
HOE is het met Karl Barth? Wat doet hij? Waar is
hij mee bezig? Wat denkt hij, en waarover spreekt hij
vandaag?
Voor- en tegenstanders zullen daarin belang stellen.
Twee jaar geleden is Barth zwaar ziek geweest. Nog
een jaar geleden was hij aan een autobiografie bezig,
omdat hij wegens zijn slechte gezondheid de actieve
theologie-beoefening had vaarwel gezegd naar hij
zelf meende, voorgoed
Maar sindsdien heeft zich zijn gezondheid onver
wacht verbeterd: hij reisde zelfs in september vorig
jaar naar Rome, had contact met diverse concilie
theologen, en sprak met paus Paulus VI. Over zijn
reis schreef hij onder de titel Ad limina apostolorum
een zowel touristisch als theologisch boeiend en actueel
verslag, dat niemand ongelezen zal laten, die zich voor
het vraagstuk Rome-Reformatie, voor Karl Barth en
zijn theologie interesseert.
Maar niet alleen volbrengt de
thans 81-jarige Karl Barth nog
al deze arbeid. Hij geeft op
nieuw college en is op zaterdag
morgen 29 april jl. een nieuwe
serie ..Seminarcolleges" begon
nen: ditmaal over de Heilige
Geest volgens de Institutie van
Calvijn. Daar ik onverwacht eni
ge weken in Bazel was, kon ik
de eerste collegemorgen van dit
boeiend Werkseminar meema-
Het was één der weinige
prachtige, warme zomerdagen,
die Bazel dit jaar in april beleef
de, maar in het Theologisch Se
minargebouw aan de Nadelberg
waren die morgen tegen tien uur
reeds tientallen studenten aanwe
zig. die, aan lange tafels gezeten,
de komst van Karl Barth af
wachtten. Ik had geen tijd ze te
tellen, maar de zaal was overvol.
Het zullen er vijftig tachtig
geweest zijn. Onder hen waren
als altijd diverse buitenlanders,
waaronder ook enkele Nederlan
ders. Ook rooms-katholieke theo
logen volgen deze colleges. Deze
„Katholische Brüder" worden
door Barth speciaal bij de stof
betrokken, doordat hij ze als
„feindliche Brüder" soms goed
moedig. met milde spot, ter spra
ke brengt of zelfs regelrecht op
zijn college aanspreekt.
Ouder
Om tien uur precies komt
Barth binnen, op deze colleges
trouw vergezeld door zijn sympa
thieke vrouw, die hem tijdens de
colleges zo ongemerkt mogelijk
de medicijnen toeschuift, en die
het college, met de tekst van Cal
vijn voor zich. aandachtig volgt.
Barth is nog weer ouder gewor
denzijn gezicht ziet er nog
weerbarstiger uit dan vroeger,
maar zijn glinsterende ogen die
iedere humor met een spranke
lende blik begeleiden, zijn leven
dig als altijd, en worden slechts
overschaduwd door zijn wilde
haren, die hij nooit verloren
heeft, en, naar ik hoop ook nooit
verliezen zal, want zij zijn te ka
rakteristiek voor hem'.
Vlak voor het college begint
komt een student vragen of het
college mag worden „opgeno
men". Maar dat wijst Barth
beslist af. Had de student het
maar tijdiger gevraagd, niet op
het laatste moment, dan had hij
misschien Barth kunnen overtui
gen van het belang om een colle
ge van Barth later op de bandre
corder te hebben: nu wordt het
verzoek met een fors, bijna ver
ontwaardigd handgebaar afge
daan
de stem van een wetenschappe
lijke dictator. Hij spreekt ook op
college dat verrukkelijk Schwi-
zerdütsch, dat soms wel wat
moeilijk te volgen is. maar dat
ons Nederlanders zo gemoedelijk
aandoet, en dat eigenlijk precies
past bij de Karl Barth, die er
van houdt de hoge ernst der the
ologie te doorkruisen met zijn
kruidige, menselijke humor.
Daarom klinken ook zijn beve
len gemoedelijk
Barth begint met de streng
klinkende opmerking dat wan
neer men op dit Seminar inte
kent er gaat een lange lijst
rond om namen op te plaatsen
men ook verplicht is om zon
der uitzondering regelmatig te
komen. Met barse stem, maar
met glinsterende ogen voegt
Barth er aan toe dat alleen in
geval van overlijden („nur To-
desfalle") het college verzuimd
mag worden, want hij wenst
geen losse bezoekers op dit colle
ge.
Als tweede eis stelt hij dat
men vooraf de latijnse tekst van
het te behantjelen fragment van
de Institutie met aandacht zal
voorbereiden. In de derde plaats
eist hij dat de aanwezige studen
ten aan dit college actief zullen
meewerken: hij wil geen passie
ve toehoorders: men dient er
mee rekening te houden steeds
te kunnen worden opgeroepen
om de tekst te lezen, te vertalen
en daarover vragen te beant
woorden. Men moet daarna be
reid zijn tot een gesprek over de
stof, want er moet gepraat wor
den: „Ik wil niet scherper wor
den", voegt de quasi bars kijken
de Barth er aan toe, „maar zo
staat het hier", terwijl hij wijst
naar zijn getypte aantekeningen
„Vorig Semester", vervolgt
Barth, „spraken wij over Vatica-
num II. maar nu zal het over
een heel ander onderwerp gaan:
over de Heilige Geest, zoals Cal
vijn daarover in zijn Institutio
gegeven heeft" En daarmee
vangt Barth aan de eerste drie
kwartier beschouwingen te ge
ven over Calvijn en de Institutie
in het algemeen.
Andere
Humor
Wanneer allen stil zijn opent
Barth het college met een
kwestie van orde. Men moet zich
hem niet indenken als een vrien
delijke emeritus hoogleraar, die
blij is nog wat studenten onder
zijn gehoor te krijgen. Integen
deel! Hij stelt de studenten de
wet, aanvankelijk met een stem
die wat zwak klinkt, achterin
nauwelijks te verstaan is. maar
een stem die gaandeweg forser,
doch steeds beslist klinkt. Het is
Hij begint er op te wijzen dat
Calvijn en zijn Institutio uit de
zestiende eeuw dateren, en dat
het toen wel een heel andere we
reld was dan die waarin wij le
ven. „Zeker", voegt hij er
schalks aan toe: ..het Rooms-ka-
tholicisme was er al, evenals de
Reformatie, maar de Katholieke
Kerk van de dagen van Calvijn
was een andere dan die van Vati-
canum II. We moeten ons daar
toe verplaatsen naar het jaar
1559: de Contra-reformatie en
Trente waren reeds begonnen.
Luther was al gestorven, toen de
Institutio in deze vorm gereed
was.
Calvijn had daarbij zijn eigen
problemen en verhoudingen.
Zijn probleem was bijvoorbeeld
gereed te komen met de Züri-
cher theologen, maar ja. (Barth
twinkelt hier met de ogen, en
hier denken de studenten natuur
lijk direct aan Emil Brunner en
zijn school!) die Züricher theolo
gen zijn nu eenmaal tot op van
daag toe een geval op zich zelf
geweest. Dan was er Bucer in
Straatsburg: voorts waren er
nog Holland, en Engeland en
Schotland, die ook van belang
zijn om het protestantisme uit
die tijd te leren kennen.
En wat vinden we nu in de
Institutio van Calvijn? Een sub
lieme samenvatting van de
zestiende eeuwse reformatie.
Maar.... wees op één ding be
dacht: wat wij nu achter ons
hebben, had Calvijn (onbewust)
nog voof zich. Want sinds de Re
formatie aanving is er heel wat
gebeurd binnen de protestantse
kring, waarvan Calvijn geen
weet had. geen weet van kon
hebben. Er was nog geen ortho
doxie. nog geen piëtisme, nog
geen rationalisme, nog geen ro
mantiek. laat staan voegt
Barth met stemverheffing er aan
•oe de historisch critische the
ologie!
Dat alles was er nog niet. en
we moeten dus wat voorzichtig
zijn als we Calvijn met dat alles
in verbinding brengen. Want we
Thuisgekomen gaf Barth over enige Concilie
teksten een grondig Werk-Seminar waaraan
onder anderen werd deelgenomen door de even
jeugdige als verdiepte rooms-katholieke theo
loog Joseph Ratzinger, die tegenwoordig, even
als Küng en Oberman in Tübingen doceert. Het
laat zich verstaan dat dit werkcollege van
Barth grote belangstelling onder de studenten
in Bazel trok. Gelukkig zijn wij door zijn zo
juist gepubliceerde boekje Al limina apostolo
rum enigermate hoogleraar, die op Barth hoopt te
promoveren, en in Bawikkeling binnen Rome.
Voor de theologische fijnproevers is misschien de
grootste verrassing dat Barth een nieuw deel, dat moet
dan het dertiende worden! van zijn Kirchliche Dog-
matik voorbereidt. Een Nederlands rooms-katholiek
hoogleraar, die op Barth hoopt te promoveren, en in
Bazel veel contact met Barth had, toonde mij een respec-
hebben in Calvijn te
doen met een denker,
een schrijver, een
theoloog uit het ver
leden, en wel uit de
zestiende eeuw!
Daarbij komt nog
een volgend punt. Ik
weet niet of hier ook
rooms-katholieken
zijn" (er gaan diver
se vingers omhoog,
waaronder ook die
van een jonge Neder
lands katholiek theo
logisch hoogleraar)
„maar men kan nooit
zeggen: dat is nu
protestantisme!
Kortom vervolgt
Barth men kan
niet zeggen dat er
één reformatorische
theologie is. Er was
wel één geest, maar
toch alle theologieën.
De Rooms-katholieke
Kerk kon men eens
theologisch als een
eenheid kwalificeren
maar de reformato
rische theologie is
meer dan een Sum
ma. Tja, dat is haar
ere, en 't maakt haar
boeiend, maar 't
heeft ook zijn nade
len! Zoveel hoofden,
zoveel zinnen, kan
men zeggen. Dat
laatste heeft altijd
voor- en nadelen."
Institutie
Hier onderbreekt
de 81-jarige docent
zijn betoog, en gaat
een vraag stellen, die
hij willekeurig richt
aan de vlak tegen
over hem zittende
vrijgemaakte theo
loog dr. J. Veenhof:
„Wat betekent het
woord Institutio?"
De pas in Göttin-
gen op Bavinck ge
promoveerde doctor
antwoord: „Onder
wijzing".
„Juist", hervat Barth. en aan
deze goedkeuring verbindt hij
smakelijk lachend een anecdote:
„Toen ik destijds in Göttingen
college in de dogmatiek moest ge
ven. in mijn jonge jaren, was
het daar in de theologische facul
teit destijds verboden om andere
dogmatiek te geven dan de
strikt lutherse, want de gehele
faculteit was specifiek luthers;
men eiste dat er uitsluitend in
de geest van de lutherse theolo
gie zou worden gedoceerd. En
daar ik mij meer in de trant
van Calvijn wilde bewegen,
mocht ik mijn colleges dus niet
als dogmatiek aankondigen! Wat
te doen? Ik vond er wat op, en
ik koos daarom voor de aankon
diging van mijn -colleges het
woord Unterricht (Onderwijs)
conform Calvijns eigen woord
Institutio. Maar toen maakte de
filologische faculteit weer be
zwaar, omdat immers niet ik.
maar een ander belast was met
het onderwijs in de paedago-
giekü! Maar gelukkig is ten slot
te alles in Göttingen harmonieus
verlopen: ik kon er rustig mijn
colleges geven".
Vragenderwijs behandelt
Barth nu de inhoud van het be
grip religio, en formuleert dit
als: dat wat God doet en zegt.
en dat wat de mens daaromtrent
denkt en behoort te doen. Daar
na leest Barth met klem de be
roemde eerste zin van de Institu
tio: „Nagenoeg de ganse hoofdin
houd van onze wijsheid, die ver
dient voor de ware en hechte
wijsheid gehouden te worden,
bestaat uit twee delen, de kennis
van God en de kennis van
onszelf. Barth wijst er op dat het
hier om een weten gaat en over
de ware wijsheid, die door Cal
vijn wordt samengevat als een
kennis van God rn de kennis
van onszelf.
Nu klinkt de volgende vraag
van Barth: .Wat wilde Calvijn
met dit boek?"
Iemand geeft tot antwoord: ca
techese geven....
Barth vervolgt: „Mooi, dat is
een goed antwoord, want de
Institutio heeft zich inderdaad
ontwikkeld tot een soort cate
chismus. Het woord catechese is
dus juist. Maar het is geen „cate
chismus" voor kinderen, maar in
de breedste zin voor de tijdgeno
ten, met name voor de geestelij
ken en algemeen ontwikkelden.
De Institutio wil echter tevens
een hermeneutiek zijn, ze wil de
belangrijkste zaken van de Bij
bel aangeven en uitleggen. Wat
Calvijn wil geven is een inlei
ding in de lectuur van de Bijbel.
Calvijn wil met zijn Institutio
een Summa, een doctrina geven.
Maar de Institutio is ten slotte
ook apologetiek: de Institutio is
immers mede onder de druk van
de vervolgingen geschreven. Cal
vijn was humanist, maar hij
werd onder invloed van Luther
tevens apologeet. Zo is de Insti
tutio dus tesamen: summa, her
meneutiek en apologie. In het
Franse voorwoord gaat het
woord summa zelfs voorop, en
de Institutio is in de praktijk
vooral tot een summa geworden!
De Institutio is dus in al deze
facetten een echte inleiding
Want Calvijn was een humanist
die de Bijbel las, die deze ook
als studie las. Maar de Institutio
heeft tevens een uitgesproken de
fensief. een polemisch karakter.
Al met al kan men de Institutio
vandaag een repetitorium noe
men van protestantse apologe
tiek."
tabele serie drukproeven, die hij voor Barth aan het
corrigeren is.
Dat alles is goed nieuws, want of men voor- of te
genstander van Barth is, niemand zal ontkennen dat
al wat hij zegt en schrijft van groot theologisch en ker
kelijk belang is, en dat we verheugd moeten zijn dat
Barth zijn als altijd openhartige opinie nog kan
geven over de jongste kerkelijke en theologische ont
wikkelingen.
Dualiteit
„En nu", vervolgt Barth,
komt wat ik als het hart van
de Institutio beschouw: het Der
de Boek. De titel daarvan luidt:
Over de wijze, waarop de gena
de van Christus verkregen
wordt, en welke vruchten daar
uit voor ons voortkomen, en wel
ke werkingen daaruit Volgen."
Barth onderstreept hier het
woordje wordt, ..want daaruit
blijkt tevens de dualiteit tussen
God en mens Dit derde boek
vangt aan met de hoofdstukken
over de Heiliae Geest en het Ge
loof (J en 2), die wij dit Se
mester samen willen lezen en
bespreken.
Dan volgt hoofdstuk 3, dat
over de boete handelt.
Dat hoofdstuk is voor Calvijn
van groot belang, want er moet
bij Calvijn altijd boete, omme
keer aanwezig zijn, wij ér spra
ke kunnen zijn van ware religie.
Er is bij Calvijn geen geloof zon
der ommekeer! Dit hoofdstuk is
sterk gericht tegen de Rooms-ka
tholieke Kerk van die dagen. Ja.
Calvijn heeft gepoogd de
rooms-katholieken hier de ogen
te openen Zijn hier rooms-katho
lieken op college? Welnu, hij
heeft u dan toch de ogen geo
pend...!
De hoofdstukken 6—8 hande
len over het christelijk leven.
De capita 9=-10 gaan over het
toekomstig en tegenwoordig le
ven. Eerst nu, let wel, heel an
ders d^n bij Luther, in de
hoofdstukken 11—16 handelt Cal
vijn over de rechtvaardigma-
king. Luther begint er mee.
maar Calvijn werpt via dit the
ma als het ware een blik terug
op de afgelegde weg! Hier is Cal
vijn in de grond van de zaak
één met Luther, maar toch wat
anders. Want de rechtvaardigma-
king dient bij Calvijn ter funde
ring van de heiliging des
mensen.
In hoofdstuk 19 volgt dan een
beschouwing over de christelijke
vrijheid. Daarop volgt in
hoofdstuk 20 het gebed. Dan
volgt het laatste geheim voor
Calvijn: de predestinatie (2124).
waarna hij dit boek in
hoofdstuk 25 afsluit met de be
handeling van het eschaton. het
Dit alles vat het typisch cal-
vijnse denken treffend samen:
het geeft vooral de kern aan van
hoe hij vond dat men de Bijbel
diende te lezen.
Opbouw
Hierna geeft Barth een nauw
keurig overzicht van de Institu
tio als geheel. Al opsommend de
hoofdstukken der Institutio.
maakt hij daarbij soms korte
commentariserende opmerkin
gen, die heel interessant zijn.
„De Institutio bestaat uit vier
delen. En nu een vraag: Waaro
ver handelt het eerste deel?"
Iemand antwoordt: De Cogni-
tio Dei.
Barth hervat: „Zeer juist Ik
zie dat u het zowaar heeft voor
bereid!
Calvijn geeft dus eerst een
soort theologische kennisleer, in
negen hoofdstukken: vijf hande
len er over de kennis die ons
mogelijk is, een soort natuur
lijke theologie, die bepaald niet
het sterkste deel van de Institu
tio vormen: daarna volgen vier
hoofdstukken (69) die handelen
over de Heilige Schrift.
In de hoofdstukken 10 tot en
met 12 geeft Calvijn een alge
meen Godsbegrip aan. dat hij
stelt tegenover andere „goden en
afgoden". Vervolgens bespreekt
hij de triniteit (13), de schepping
(14), de mensen (15), en daarna
behandelt hij in de hoofdstuk
ken 16—18 de voorzienigheid, de
zg. theodicee. Want de oude theo
logie sprak veel over de theodi-
Daarna volgt het Tweede Boek
der Institutio, dat handelt over
God de Verlosser. Hoofdstuk 1
vangt aan met de zondeval en
de erfzonde: en dat gaat door tot
op hoofdstuk 6: de verlossing in
Christus. Dan weer een stap te
rug: in de capita 79 behandelt
Calvijn de wet. die door Luther
voorop geplaatst wordt. Daarna
de zeer interessante hoofdstuk
ken 10 en 11. over de verhou
ding van het Oude tot het Nieu
we Testament, door Calvijn eco
nomieën genoemd. Dat zijn wel
zeer belangrijke hoofdstukken,
die gevolgd worden door de leer
van de Persoon van Christus
(12—14). In hoofdstuk 15 schrijft
Calvijn met nadruk over het pro
fetisch ambt van Christus, wat
in die dagen iets bijzonders was:
Calvijn spreekt hier namelijk
niet uitsluitend over het konink
lijk en priesterlijk ambt van
Christus, maar ook over Zijn pro
fetisch ambt, iets wat de katho
lieken later van Calvijn hebben
overgenomen. Ik verwijs naar
wat ik hierover in mijn Kirch
liche Dogmatik heb geschreven
Daarna handelt Calvijn in
hoofdstuk 17 nog over de genade
Ambten
En nu het Vierde Boek
Dat handelt over de uiterlijke
hulpmiddelen door welke God ons
tot de gemeenschap met Christus
nodigt en in haar houdt. Bij Cal
vijn vindt men hier een zeer
sterke onderstreping van de leer
der ambten Op dit punt staat
Calvijn nog dicht bij de rooms-ka
tholieken: hij neemt de ambten
zéér serieus! Van een democra
tische kerkregering moet men
zich bepaald vrijmaken, wanneer
men op dit punt zicht op Calvijn
wil krijgen.
Daarna schrijft Calvijn over
de oude kerk, die hij tegenover
de nieuwe kerk (dat was Rome!)
stelt. Hier kunnen de rooms-ka
tholieken de ogen weer open
gaan! En ze zéggen het nu ook
niet meer zo als ze het in de
zestiende eeuw deden.
In de hoofdstukken 1013
gaat het over het Calvijnse kerk
recht. Calvijn is dan ook niet
voor niets jurist geweest! Hij
geeft hier zowaar een leer der
discipline!
In de hoofstukken 1419
bespreekt Calvijn de sacramen
ten. doop en avondmaal
Hoofdstuk 16 keert zich gewel
dig tegen de wederdopers. Ja, en
dan heb ik, dat begrijpt U wel
(dit onder daverend gelach van
de studenten, die natuurlijk we
ten dat Barth bezwaar heeft te
gen de kinderdoop) dat ik met
tranen in de ogen zijn hoofdstuk
over de kinderdoop gelezen heb!!
Daarna volgen zijn hoofdstuk
ken over het Heilig Avondmaal
(17 en 18), terwijl het laatste
hoofdstuk (20) handelt over de
Staat"
Barth trekt hierna zijn con
clusie over de gehele Institutie
als boek: „Het wemelt in de
Institutio werkelijk van interes
sante themata. Ik kan daarom
het lezen van de Institutio u
slechts dringend aanbevelen, en
dat advies u op het hart binden!
Maar, de theologen moeten Cal
vijn niet in het Duits lezen, doch
in het Latijn! En, als het Latijn
te moeilijk is, ja, dan maar in
het Frans. Want de vertaling in
het Duits van Otto Weber is en
blijft, zoals iedere vertaling, toch
maar een ezelsbrug.
Tot zover over Calvijn in 't
algemeen, want nu gaan we over
tot het lezen van het hoofdstuk
dat we op dit Seminar zullen be
handelen: hoofdstuk 1 van het
derde boek der Institutio, dat
handelt over de Heilige Geest.
We moeten nu de tekst gaan le
zen, gewoon lezen, want we moe
ten ook bij de studie ordelijk
zijn, want God is in alles een
God van orde!"
Daarna geeft Barth de verdere
gang van zaken aan voor dit
nieuwe Werk-Seminar: „Eerst
gaan we steeds een stuk tekst
lezen; daarna gaan we, de vol
gende keer, het gelezene analyse
ren: de daarop volgende week
stellen we vragen zo mogelijk
in een gesprek met enkele be
voegde specialisten want onze
wijsheid is niet groter of kleiner
dan die van Calvijn, maar door
onze nieuwe ervaringen en de
tijd waarin wij leven, eenvoudig
anders! Wij moeten Calvijn dus
confronteren aan onze ervarin
gen en onze vragen, en daaruit
ook onze conclusies trekken, en
deze straks samenvatten in pun
ten. U ziet, we hebben handen
vol werk. want we kunnen voor
de zomervakanties helaas maar
tien colleges aan dit alles wij
den!'
Heilige Geest
Ter inleiding van- het vandaag
te lezen gedeelte stelt Barth nog
een yraag aan de studenteru
„Het voorlaatste hoofdstuk beti
telde Calvijn met de woorden:
Dat terecht gezegd wordt, dat
Christus voor ons de genade
Gods en de zaligheid verdiend
heeft. Wanneer we nu naar de
titel van het gehele derde boek
zien, en naar de titel van het
eerste hoofdstuk daarvan, dat
wij nu gaan lezen, wat is con
form de titel van dit hoofdstuk
nu het thema? Wat is de vraag,
wat het probleem, waarvan Cal
vijn hier uitgaat? Want er hangt
hier een vraag in de lucht, met
een fundamenteel antwoord."
Wanneer de studenten blijven
zwijgen, vult Barth zijn vraag
aan met de woorden: „In het
voorafgaande. afsluitende 17e
hoofdstuk van het tweede boek
beschrijft Calvijn dat Christus
ons het heil en de genade ver
worven heeft; maar wat is hier,
in dit nieuwe eerste hoofdstuk
aan de orde? Wel, wie weet
het?"
Barth ziet rond, om een ant
woord...
Dr. Veenhof antwoordt voor
zichtig (want bij een verkeerd
antwoord kan de Bazelse leeuw
gevaarlijk rondblikken): „Er is
een brug tussen God en ons."
Barth: „Goed zo, er is inder
daad een brug, en daarover han
delde eigenlijk reeds de gehele
tweede helft van het tweede
boek. Maar nu gaat Calvijn aan
geven wat ons ten goede komt:
de geheimvolle werking, want
dat is een groot geheimenis (arca
num); nu komt de Heilige Geest
in het middelpunt. De Heilige
Geest immers volbrengt (ope
reert) dat wat Christus bewerkt,
en ons ten goede doet komen.
Bij Calvijn gaat het van nu af
aan naar omhoog, en dat gebeurt
door de Geest. De Geest immers
is een bijzondere zijnswijze
(persoon) van God. De Heilige
Geest doet inderdaad iets. Dat is
dé vraag en hét antwoord!"
Hierna geeft Barth aan één
van de studenten de beurt om
het begin van dit eerste
hoofdstuk te lezen; maar deze
student heeft geen Latijnse tekst
bij zich, noch iemand die bij
hem in de buurt zit. Hoewel
Barth zojuist heeft opgemerkt,
dat men Calvijn als theoloog
uitsluitend in het Latijn moet le
zen, vervolgt hij met een goed
moedig: ..Also, lesen Sie dann
aus den lieben Weber."
De student leest het eerste
deel van het eerste hoofdstuk:
„Nu moeten we zien, hoe tot ons
komen de goederen, die de Va
der zijn eniggeboren Zoon gege
ven heeft, niet tot zijn persoon
lijk gebruik, maar opdat Hij de
armen en behoeftigen zou rijk
maken."
Barth gaat deze zin bespreken:
„Juist, er wordt dus een weg
beschreven, en daarin komt op
nieuw het gehele thema van al
het behandelde ter sprake. Het
gaat ergens van... naar.... Wie
weet het? Wel, van Christus,
naar ons toe; wil men, van de
objectiviteit naar de subjectivi
teit op zich zelf natuurlijk le
ge woorden! Wie kan het nog
trivialer zeggen...??"
Barth vult zelf aan: „Wat we
gelezen hebben, zou men kunnen
zeggen, was „slechts theorie", en
lang hebben wij gewacht, maar
nu gaat Calvijn over tot de prak
tijk; nu komen we als het ware
van de leer naar het leven.....
heerlijk!! Nu komt Calvijn van
het doen Gods tot het doen der
mensen, en dat laatste is op
nieuw een werk Gods! Dat doen
Gods nu is het proprium des
Geestes! Christus is de Zaak
waarnemer Gods, en Hem wor
den de woorden toegevoegd op
dat Hij de armen en behoeftigen
zou rijk maken. Ja, rijk maken!!
Want het gaat er maar niet om
dat Christus buiten ons is, maar
dat Hij ons rijk maakt, door in
ons te werken. Want men kan
gedoopt zijn, en toch niet mei de
Heilige Geest gerekend hebben.
Opdat dat echter wel het geval z
zijn, deelt Christus ons mee, com
municeert Hij met ons. Calvijn
springt hier wel midden in de
kern: Christus wordt de onze en
gaat in ons wonen.... Dat is com
municatie! En dat begrip commu
nicatie is enorm geladen, rijk ge
vuld. Christus wordt ons maar
niet méégedeeld, maar Hij is de
onze geworden: hij woont in
ons! Kortom: Christus voor
ons, moet worden: Christus in
ons! Daardoor zijn wij op aarde
ook niet van de hemel geschei
den, zijn Christus en de Christen
ook niet meer gescheiden in dit
leven. En bij dit alles gaat het
helemaal niet om wat wij doen,
maar om wat de Heilige Geest
doet. opereert! Zo springt Cal
vijn in dit hoofdstuk direct mid
den in de stof, om aan te geven
wat hij vooral als het werk van
de Heilige Geest met klem wil
naar voren brengen.
Niet allen
Tot slot wordt de zin gelezen:
„En ofschoon het waar is, dat
wij dit door het geloof verkrij
gen, leert toch, daar wij zien,
dat niet allen zonder on
derscheid de gemeenschap met
Christus, die door het evangelie
aangeboden wordt, omhelzen, de
rede ons hoger te stijgen en on
derzoek te doen naar de verbor
gen werking des Geestes, door
welke het geschiedt, dat wij
Christus en al Zijn goederen ge
nieten."
Nu gaat Barth, achterin zijn
stoel zittend, turend in de verte,
over één punt van het gelezene,
als het ware mediteren: „Bij Lu
ther was het geloof de grote
zaak. Calvijn erkent dat natuur
lijk; maar toch, er is nog een
ander probleem, dat ons aller
probleem is, en dat voor Calvijn
centraal stond. Namelijk dat niet
allen geloven! Hier ziet Calvijn
plots op de ménsen, en ontdekt
tot zijn ontsteltenis dat zij, on
danks Gods openbaring, niet al-
een gelovenKijk eens. wanneer
ik Calvijn uit zijn leven en ka
rakter goed versta, ook uit zijn
brieven, dan was dat voor hem
het borende levensraadsel: dat
niet allen geloven
Calvijn had een fijn gevoel
voor de kwaliteit der mensen.
Hij zelf was een enorm critische
geest, en had een bijna nerveus
gevoel voor de domheid, de hoog
moed en luiheid der mensen,
tot in zijn vingertoppen. Ja Cal
vijn was een nerveus mens,
reeds jong, en daardoor voelde
hij zo fijn aan. Calvijn had grote
dingen voor ogen, als hij op God
zag. maar steeds was daar dat
raadsel, als hij naar de mensen
zag: non omnes, niet allen.... Cal
vijn is Christen geworden, en nu
wil hij een antwoord geven op
die vraag: Waarom niet allen?
Dat is voor Calvijn het arcanum,
een groot geheim, en zo ontstond
zijn nredestinatieleer...."
Hier breekt Barth tegen 12 uur
zijn college af, tot de volgende
week. Hii vraagt om de lijst met
namen, die de studenten tijdens
het college hpbben ingevuld. Hij
snuffelt de lijst in. en merkt
quasi vertoornd op, dat de stu
denten hun namen weer eens
volkomen onleesbaar hebben in
gevuld: „Wat moet ik daar nu
toch mee? Hoe kan ik met zo'n
lijst nu straks vragen ste"en?
Wat lees ik daar nu? Kijk
eens,... Pla... Pla... wie kan dat
lezen?"
Eén der studenten staat be
leefd op, en zegt: „Dat ben ik,
Herr Professor, ik heet Platt."
Als een volmaakt ontgroener
van studenten repliceert Barth
onder daverend gelach: „Kijk
eens. als je nu al Platt heet. be
hoor je toch op zijn minst duide
lijk te schrijven!"
Met deze menselijke les eindig
de het college. Barth staat nog
enkele Nederlanders te woord,
en langzaam stroomt de zaai
leeg.
Samen met een gerefor
meerde en een rooms-ka
tholieke theoloog .verliet
ook ik de zaal. Onderwijl
gaf de gereformeerde theo
loog als' kort commentaar,
dat ik volkomen kon beamen:
„Kijk, dat is nu een voor
beeld van werkelijk gerefor
meerd dogmatiek geven!"
Zou iémand over dit boei
end, diepzinnig en vroom
college anders kunnen oor
delen?
Dit was werkelijk Kirch
liche Dogmatik