HAAST NIEMAND HAD EEN REL VERWACHT VEEL TE LAAT INGELICHT Dramatische de kamer burgemeester uren in van de Uit het rapport-Amsterdam Ernst van situatie niet beseft Dr. Koets: „In I genomen" klinkt ootje beter Officier van justitie: Van der Molen, een typische officier H-iócA Politie-optreden was zeer lankmoedig 9 DONDERDAG 18 MEI 196T Het rapport over de toestand in Amster dam bevat zoveel belangwekkende gegevens en (vaak tegenstrijdige) visies en meningen, dat wij er ook op deze pagina nog een bloemlezing van geven. Onthullend is bijvoorbeeld het getuige nis van gemeentesecretaris Van den Berg. (Van onze parlementsredaetie) DEN HAAG De verantwoordelijke autoriteiten in Amster dam zjjn door de gebeurtenissen in de avond van de 13e juni 1966 (demonstratie bouwvakkers, handgemeen in Patronaatsgebouw, dood van Jan Weggelaar) niet zodanig opgeschrikt, dat ze vol doende voorbereidingen hebben getroffen om ordeverstoringen op de 14e juni tegen te gaan. Die indruk overheerst na lezing van het eerste interimrapport van de commissie-Enschede. Daaruit blijkt overduidelijk, dat de meeste leidinggevende en bevelvoerende functionarissen op 13 juni de ernst van de situatie niet beseften. OUD-HOOFDCOMMISSARIS VAN DER MOLEN: „In de nacht van 13 op 14 juni hield ik wel rekening met de mogelijkheid dat er zich de volgende dag nog wel enkele ongeregeldheden zouden kunnen voordoen; wij hebben daarom die nacht nog een peloton van de karabijnbrigade laten oproepen om de volgende morgen aan te treden". „Er was de vorige avond, ondanks de dreigende toestand, toc'h niets ergs gebeurd". „Al met al deed zich de situatie niet zo dramatisch voor, ook al niet omdat ik kort tevoren had meegemaakt bil het stadhuis hoe de mensen door wat rustige overreding te kalmeren wa- HOOFDINSPECTEUR MOLEN KAMP: „We moesten met eventuele de monstraties rekening houden, maar verwachtten een gunstige uitwerking van de uiteenzetting aan de pers, dat de dood van de bouwvakker Wegge- laar niet aan het optreden van de poli tie te wijten was". HOOFDINSPECTEUR HEIJINK: „Ik verwachtte voor de komende dag niet veel bijzonders". Ander geluid Een heel ander geluid liet de tech nisch commandant van het bijstandsde tachement Rijkspolitie STOKREEF ho ren: „Ik verwachtte voor de volgende dag niet veel goeds...". wij wisten dat de bouwvakkers de 14e juni zouden staken en de monstreren en omdat ik al een keer of zeven een dergelijke actie had mee gemaakt, wist ik dat daar van alles uit zou kunnen voorkomen". En tenslotte BURGEMEESTER VAN HALL zelf: „Wel was bekend, dat de Volgende ochtend een demonstratieve meeting van de bouwvakkers bij de Dokwerker zou plaatsvinden, maar der gelijke meetings van bouwvakarbei ders waren wel vaker voorgekomen in Amsterdam en hadden nog nooit een verstoring van de openbare orde tot gevolg gehad. Ook van de demonstra tie van de volgende ochtend werd niets bijzonders verwacht'.' Mr. Van Hall vervolgt: ,,Op de avond van de 13e is daarom ook niet overwogen om voor de volgende dag extra- eenheden gereed te houden: niemand verwachtte die volgende dag ongeregeldheden van enige bete kenis. Hadden wij dergelijke ongere geldheden wél verwacht, dan had ik de zaak natuurlijk met de hoofdcom missaris besproken, al zou het alleen al zijn om met hem te overleg_ waar wij de nodige versterking van daan zouden kunnen halen". De burgemeester was de avond de 13e juni „bij een vriend op bezoek en onbereikbaar". Een delegatie van de „demonstrerende" bouwvakkers die onderhoud met hem wilde hebben, ving bot. Ook de loco-burgemeester Van Wijck wenste niet met hen te pra ten. Tenslotte verklaarde de wet houder De Wit zich daartoe bereid. Sombere Amsterdamse raad (Van een onzer redacteuren) AMSTERDAM Loco-burge meester dr. P. J. Koets was er zo van overtuigd, dat het kabinet nog niets had besloten over het ontslag van de heer Van Hall, dat de telefonische mededeling van de burgemeester voor hem als een donderslag bjj heldere hemel kwam. Of, zoals hij gisteren in de Amster damse raad'na het afleggen van eer verklaring tegen boer Verlaan zei „In het ootje genomen. Dat is meer in uw stijl dan „grotelijks belazerd". Ml DEN HAAG „Geregeld moest ik constateren dat de politie bij ernstige delicten of ernstige cala miteiten veel te laat mij of mijn parket inlichtte; ditzelfde hoorde ik regelmatig van mijn officieren". Aldus de Amsterdamse officier van justitie mr. J. F. Hartsuiker in zijn verklaring aan de commissie-Ensche- dé. En hij voegde daaraan o.m. toe „Zowel wanneer het een van her was overkomen als wanneer het een geval betrof dat mij persoonlijk tijdig had behoren te worden bericht, nam ik hierover contact op met de politie en beklaagde mij over hun gebrek aan accuratesse op dit punt. Gezien de fre quentie waarmee ik dat moest doen moet ik in hun "bgen wel een lastig iemand zijn geweest! Herhaalde malen heb ik de hoofd commissaris, de heer v. d. Molen, op deze kwestie gewezen. Hij was hier bepaald wel gevoelig voor en heeft mij GEMEENTESECRETARIS: (Van onze parlementsredaetie) DEN HAAG „Het „koppel" Van Hall-Van der Molen begreep elkaar niet". „Spanningen waren er tussen hen niet, er was een vol komen kortsluiting". Aldus de Am sterdamse gemeentesecretaris mr. J. C. Van den Berg in zijn getui genverklaring tegenover de com missie-Enschede. Hij noemt de heer Van der Mo len „een typische marechaussee officier, die sterk militair-hiërar chisch denkt en weet te gehoorza men" en mr. Van Hall kwalifi ceert hij als „geestelijk een moei lijk benaderbaar man", die voor politie-aangelegenheden niet veel begrip had. Mr. Van den Berg vindt, dat de heer Van der Molen op 19 maart 1966 (de dag van de beruchte „straf expeditie" van de politie tegen de provo's) met de vuist op het bu reau van de heer Van Hall had moeten slaan, „doch dat doet een marechaussee-officier niet op het bureau van zijn chef". „Een blunder", zo noemt mr. Van den Berg de aanwezigheid van de hoofdcommissaris op de morgen van de 14e juni in de ka-* mer van de burgemeester. „De hoofdcommissaris bleef wachten als een marechaussee-officier, tot dat hij bevel kreeg om te gaan. Toen de burgemeester wist van de onrust in de stad, had hij de hoofd commissaris moeten wegsturen". In de kamer Van het gebeuren in de burge meesterskamer geeft mr. Van den Berg een verslag, waaraan wij het vol gende ontlenen. „Ik ben", zegt hij o.m. „er niet getuige van geweest, dat ei opdrachten of instructies werden gege ven". „Ik was ervan op de hoogte, dat er herrie op het Jonias Daniël Meijer- plein was, via de berichten, die mr. Hoogenboom (hoofd Algemene Zaken gemeentesecretarie) van briefjes voor- lw; het waren korte en krachtige poli tieberichten, die duidelijk alarmerend „Op de briefjes kwam geen reac tie; men beschouwde deze wel als interessant en gewichtig". „Ik heb van de burgemeester en de heer Hoogenboom vernomen dat de brief jes vernietigd waren. Voor het eerst hoorde ik van de on rust bij de Telegraaf, toen ik in de kamer van de burgemeester hoorde, dat er iemand van de Telegraaf de burgemeester belde. Er gebeurde toen lang niets. Ik herinner mij dat er de snode gedachte door mijn hoofd schoot, of, indien het een andere krant dan de Telegraaf zou zijn geweest, het so lang zou duren". Apathie daarom verzocht voor zijn hogere ambtenaren uiteen te zetten. Ik heb dat gedaan; toen ik mijn lezing had gehouden, knikte ieder een instemmend maar er verander de niets! Ook thans is de politie op dit punt nog veel te gemakkelijk, in die mate zelfs, dat ik mij Werkelijk afvraag of zij eigenlijk wel bewust anders wil!'' „Ook het contact tussen de burge meester en het hoofd van het arrondis sementsparket is beslist onvoldoende," aldus mr. Hartsuiker. „Op een gegeven moment was de politie, geheel buiten het parket om en tegen de wil van het ministerie, te werk gegaan volgens de methode-Koppejan. Over de toelaatbaarheid van die me thode is toen een vergadering gehou den in Den Haag, waarin de burge meester nogal scherp werd aangeval len door de minister van justitie, zulks met duidelijke instemming van de nister van binnenlandse zaken, omdat hij de methode-Koppejan trachtte te verdedigen; hij deed dit o.m. door betoog voor te lezen, dat hoorbaar r melde! Zo beriep hij zich daarbij o.m. op de ambtsinstructie van de politie t.a.v. het wegnemen van de oorzaken ordeverstoringen. Toen mr. Van Hall dit stuk voorlas, reageerde de minister van justitie direct en op vrij cy nische wijze door hem voor te hou den dat de politie dan evengoed het Leidseplein op kon blazen! Op deze vergadering werd afgespro ken dat er in het vervolg geregeld con tact zou bestaan tussen de burge meester en de officier van justitie, 's Avonds belde de heer Van Hall mij op met de mededeling, dat hij dat belachelijke zaak vond en er niets voelde. Ook zei hij hoogst verontwaar digd te zijn over de manier waarop men hem 's middags had behandeld en dat hij „er op die manier geen meer in had". Ik liet het maar beetje over me heen gaan", zo besluit mr. Hartsuiker. Van den Berg vermeldt dat tenslotte de procureur-generaal mr. Ge- linck het moment van apathie in Van Hall's kamer doorbrak en driftig naar voren bracht: „Burgemeester, er moet iets gebeuren". De hoofdcommis- is is toen naar de telefoon gelopen. De tweede maal, dat er een zoals ik begreep woedende mijnheer de Telegraaf opbelde, heeft de burge meester de telefoon overgegeven de heer Gelinck". Mr. Van den Berg daarna zelf de straat op gegaan, om te constateren dat er bij de Telegraaf geen politie aanwezig was. Naar de mening van mr. Van den Berg hebben de burgemeester en de heer Hoogenboom veel te ver ingegre pen in het tactische beleid van de hoofdcommissaris. „Doordat de burge meester zo - weinig belangstelling had voor en ondeskundig was in politie- aangelegenheden is de heer Hoogen boom een veel te belangrijke rol gaan spelen". „Ik heb me weieens de vraag gesteld of het juist was, dat een oud-politie man chef van het kabinet van de bur gemeester is", aldus de gemeentesecre taris, die de burgemeester ziet als een strateeg, die zich niet moet bemoeien met de uitvoering van de politiezaken in de trant van hoeveel man er moe ten worden ingezet. Dat is een stukje beleid van de hoofdcommissa- 't mooiste examencadeau en hoofdcommissaris te zijn opgetre den. „Een jaar of drie, vier geleden ben ik naar het hoofdbureau var litie gegaan om met de heer Van der Molen te praten om de verhouding tussen beide heren te verbeteren. Daarbij beklaagde de heer Van der Molen zich er over, dat een gesprek met de burgemeester vaak moeilijk was, dat het vaak was alsof ei gordijn tussen hen hing". De gemeentesecretaris zegt een paar ker met mr. Van Hall over de gebeur tenissen van 19 maart 1966 te hebben gesproken. „Maar op een gegeven mo ment heeft hij gezegd, dat hij over dit onderwerp niet meer met mij wilde spreken". Mr. Van den Berg wijt de moeilijk heden in het Amsterdamse politieappa raat aan de benoeming van marechaus see-officieren tot hoofdcommissaris (Kaasjager, Van der Molen) en vai kenlieden tot burgemeester (d'Ailly, Van Hall). De burgemeester zelf was tijdens de verklaring afwezig. In zijn p" luisterde mevrouw Van Hall. hoorde niets nieuws. Of het möest zijn, dat de raadsfracties zich niem achter het beleid van de wet houders plaatsen, op de Boerenpar tij na. Provo Schimmelpennink: „Iedereen is blind. Om tot ontslag te concluderen hoef je het rapport-Enschedé niet te lezen". Wethouder Koets: „Ik zie hier een merkwaardige overeenstemming met de heer Beernink." De heer De Wilde drukte het gevoelen van de raad zo uit: „Voor ons i: tijd om te zwijgen. Laat Den Haag nu maar spreken." Wethouder Koets was vooral gebeten op minister Beernink, die in het be wuste gesprek niet had laten blijken, dat het kabinet reeds tot ontslag had besloten. Een opennartig gesprek, zo noemde de heer Koets het, waarbij de minister op een gegeven moment had gevraagd of de wethouders de burge meester tot aan zijn pensionering wil den handhaven. Andere kwesties „Neen", zeiden de wethouders, inderdaad een kwestie-Amsterdam een aanpak van de problemen in de hoofdstad kan het best onder een nieu we man gebeuren. Maar niet direct (er is nog geen opvolger gepolst en niet zonder meer. Amsterdam heeft geld van het Rijk nodig om voorzienin gen voor de jeugd te treffen, om d< woningnood en de daaruit voortvloeien de onbehagen te bestrijden. Er zijn nog meer knelpunten: het verkeer bij voorbeeld. En het vraagstuk van d< openbare orde houdt hier direct ver band mee." De wethouders waren gerustgesteld na het gesprek met de minister. Deze had gesproken vari menselijke behan deling en „fair play". Hij had ge dat het kabinet zich niet op het stand punt stelde: „Van Hall moet weg, hoe dan ook." Vijf uur Panter J moet nog een paar honderdduizend liefhebbers van kleine sigaren te vriend houden meneer Bakker Meneer Bakker uit Laren „De Mignon is toch de P.S. het hele Panter rookt al Panter Mignon lekkerste?", zegt meneer assortiment vindt u in de sinds 1937. Hij houdt van Bakker... Ja, voor u mis- Panter Keuze-Doos. Koop die pittige, karaktervolle schien wel, zegt Panter. eens zo'n Keuze-Doos en sigaartjes met hun smeui- kies zelf het Pantertje dat ge blaadjes Java en dat Maar omdat smaken ver- u wilt blijven roken (prijs exotische vleugje Havana, schillen maakt Panter be- f4.50). En nou snapt meneer Bak- halve „karakter" ook „zeer ker niet waarom Panter lichte" en „lichte" fijne nog elf soorten maakt, kleine sigaren. ZEER LICHT Domino Panatella20ct Senoritas Rood 17 ct Domino 16 ct Sprint 7£ ct LICHT Naturel 21 ct Furore 19 ct Passage 17 ct Sobrino 15 ct Pari 14 ct dè makers van kleine sigaren t „Weinig konden wij bevroeden, dat enige minuten dagrna premier De Jong de heer Van Hall een ultimatum stelde: of vrijwillig verdwijnen of ontslag op zeer korte termijn. Vijf uur kreeg de burgemeester voor overleg met ons", aldus de heer Koets. De heer Koets zei, dat zijn veront waardiging niet het ontslag zelf betrof. De heer Van Hall was een te belaste figuur geworden. Daar was de burge meester zelf ook van overtuigd, hoe het rapport-Enschedé voor hem persoonlijk ook zou uitvallen. Het was de manier waarop het gespeeld was. Daar was de heer Bootsma van de prot. chr. fractie het mee eens: „De minister had eenvoudig kunnen volstaan met te zeggen, dat het kabinet op het punt van het ontslag reeds had besloten." Het was een somber gestemde Amsterdamse raad, die een half uur daarna weer door de heer Van Hall werd gepresideerd. Aan de orde een geldlening, groot 28.000.000, (Van een onzer redacteuren) DEN HAAG „Ik stel er prijs op te verklaren thans nog ver stomd te staan over het jeit, dat de aanwezigheid van mij en mijn directe medewerkers blijkbaar overbodig was." Zeer verontwaardigd heeft de ontslagen Amsterdamse hoofdcom missaris dit verklaard tegenover enkele leden van de commissie- Enschede. Hij doelt op het beken de gesprek in het Amsterdamse stadhuis op de middag van de 14e juni, toen de onlusten een hoogte punt hadden bereikt. De hoofdcommissaris zegt: „Het stadium van organiseren-van-te- voren was voorbij. De detachemen ten waren gevormd, de commandan ten waren aangewezen.... We waren nu in een stadium van drukken op de knop om het ene detachement naar hier, en het andere naar daai te dirigeren". Zijn verontwaardiging verder ui tend, vervolgt de heer Van der Mo len: „Met grote verbazing vraag ik mij nog af, hoe deze autoriteiten tot het treffen van juiste maatregelen zouden hebben kunnen besluiten, DEN HAAG Uit de vele rappor ten met bijlagen van het rapport-En schede kan worden opgemaakt dat het politie-optreden, de zware omstandig heden in aanmerking genomen, uiterst voorzichtig is geweest. Slechts in hoge noodzaak hebben de mannen, ook wanneer ze genoodzaakt waren op ei gen initiatief te handelen, van de vuur wapenen gebruik gemaakt Inzake de ongeregeldheden op de Dam, het Damrak en omgeving op 14 juni wordt nader licht geworpen over gevolgen van een schot of schoten, ge lost door een hoofdagent van de Motor- dienst, waarbij twee personen gewond werden. Zekere Schaper werd In de buik getroffen. Hij was echter aanvaller. De hoofdagent zegt in verklaring in ernstige moeilijkheden te zijn geraakt, toen zijn collega uit zijspan was gevallen en door een roeri ge menigte onder handen werd geno- KIEZEN Hij had de keus zijn collega i) steek te laten en terug te trekken of te schieten (het was op het Damrak voor de Oude Brugsteeg) om zo te pogen zijn collega te ontzetten. Hij koos het laatste. Na een mondelinge waarschuwing waarop niet gereageerd werd door het opdringende publiek, richtte hij zijn pistool op de benen van een persoon en vuurde. Op dat ogenblik suisde een stoel op de hoofda gent af. Waar het schot terecht kwam, heeft de hoofdagent niet gezien. Vervolgens bemerkte hij dat zijn pistool verder weigerde. Hij bewoog de slede een paar maal heen en weer ag dat een patroon dwars voor de kamer vastzat. Hij haalde de patroon eruit en stak deze in zijn zak. De hoofdagent zegt zeker te weten slechts één knal te hebben gehoord en een maal te hebben geschoten. Andere (burger) getuigen zeggen de hoofdagent meer schoten te hebben zien en horen lossen. Controle van poli tiedeskundigen op het wapen heeft geen defecten aangetoond. Het falen van het mechanisme wordt toegeschre ven aan nervositeit, („ernstvuur") waardoor het onjuist is gehanteerd. Aan het wapen bleken vijf patronen te mankeren, die volgens een politie deskundige door de handelingen met de slede op straat kunnen zijn geval- Schaper is innüddels genezen. Hij blijkt in genen dele de gevallen agent mishandeld te hebben. GEEN SCHULD Alle getuigen verklaren hem voor onschuldig, onder meer zekere getuige B., die mededeelt „urenlang de terreur gade te hebben geslagen, waarbij ik mij verwonderde over het zeer lank moedige optreden van de politie". Zijn slotconclusie: diepe verachting voor het laffe optreden der de monstranten. Hij zegt verder dat tientallen getuigen moeten zijn die kunnen verklaren dat de (destijds) ge geven lezing van de burgemeester on juist is als zou de getroffen Schaper de gevallen agent van de zijspan heb ben mishandeld. zonder nauwgezet van de feiten op de hoogte te zijn, feiten, welke zij naar mijn mening niet beter dan uit mijn mond en die van mijn naaste medewerkers hadden kunnen verne- Lawine Nog geen 24 uur voor dat gesprek in het stadhuis, waarvoor de hoofdcom missaris niet was uitgenodigd, was de heer Van der Molen op de avond van 13 juni zoals altijd om half zeven naar huis gegaan. „Niets wees er immers op, dat er ernstige ongeregeldheden zouden ontstaan", zou hij later tijdens zijn verhoor verklaren. Daarna kwamen de gebeurtenissen als een lawine. Om half negen wordt hij gebeld en hoort de hoofdcommissa ris dat er een veldslag was geleverd met een grote menigte bouwvakarbei ders in het Marnixplantsoen. Aangekomen op het hoofdbureau zag hij. dat men bezig was de mobiele een-1 heid met karabijnen, helmen en hand granaten uit te rusten. „Hoofdinspec teur Wit had bloedende hoofdwonden". De hoofdcommissaris gaf bevel de mobiele eenheid binnen te houden. Met een klewang gewapend ging de heer Van der Molen naar het stadhuis, waar de bouwvakkers zich nu concen treerden. De menigte was zo dicht, dat hij alleen aan de achterkant van het gebouw kon komen. Alleen liep hij de Sint Agnietenstraat in, waar hij in con tact probeerde te komen met de sta kingsleiding. Hij' zond zijn manschappen weg en bleef aileen midden in de menigte. De hoofdcommissaris vertelt: „Ik zag in, dat wij op dat moment tegen een werkelijke aanval niets konden doen. Ik wilde daarom liever proberen door overreding de zaak te sussen. Dit is mij ook gelukt. Al lengs groepten steeds meer mensen om mij heen en naarmate ik langer contact had werden zij rustiger." De heer van der Molen verzekert: „Ik ben er stellig van overtuigd, dat er bepaald ernstige ongelukken waren gebeurd als ik anders had ge handeld." Uit het verdere verhoor blijkt, dat de heer Van der Molen (nadat de dood van een bouwvakker bekend was worden en de gebeurtenissen elkaar steeds opvolgden) het 's nachts nog niet nodig vond om extra bijstand te vragen. Hij verklaart: „de situatie leek ons daartoe niet dreigend genoeg", 's Nachts om vijf uur ging de hoofdcom missaris naar bed. Burgemeester Om kwart voor negen de drama tische ochtend van de 14e juni belde hij de burgemeester op om hem op de hoogte te stellen. De vorige avond was de burgemeester niet te bereiken weest. Essentieel is de verklaring van de heer Van der Molen, dat hij, voor te voet naar het stadhuis te gaan, uit drukkelijk bepaalde dat alleen hij be vel mocht geven, dat de mobiele een heid mocht uitrukken. Op het hoofdbureau wist men, dat hij bij de burgemeester was te berei ken. Om tien uur had hij de burge meester verslag uitgebracht, maar mr. Van Hall vroeg hem te blijven, omdat de procureur generaal zou komen. Dan ontploft de bom in Amsterdam. In de kamer van de burgemeester ko men de telefoontjes binnen, waaruit blijkt dat de toestand steeds dreigen der wordt. De burgemeester blijkt de telefoontjes, die doorkomen, te behan delen. Ze waren afkomstig van het hoofdbureau, De Telegraaf, waarvan het gebouw bestormd zou worden en de minister. „We hadden geen angst", verklaart de heer Van der Molen, „dat bepaalde berichten verkeerd zouden overkomen." De heer Brandt van De Telegraaf belde op en de-hoofdcommissaris hoor de de burgemeester zeggen: „Ach me neer Brandt, praat u nu toch alstublieft niet verder, want dan duurt het zen den van hulp nog zoveel langer". Kor te tijd later, vertelt de commissaris verder, „was de burgemeester kenne lijk in gesprek met commissaris Mo lenkamp." Schieten Op een gegeven moment kreeg de heer Van der Molen de telefoon van de heer Molenkamp en hoorde, dat de menigte de- hekken forceerde en het gebouw bestormde. Toen gaf de hoofdcommissaris het bevel de mobiele eenheid in te zetten met toestemming te schiten. Met opzet, zodat de burgemeester en de procureur-generaal het zouden ho ren, herhaalde hij: „Ja mijnheer Mo lenkamp, op mijn last wordt dan van de vuurwapens gebruik gemaakt." Tij dens een later verhoor verduidelijkte de heer Van der Molen: Door niet te reageren, heeft de burgemeester stil zwijgend zijn toestemming gegeven. Nog steeds in de kamer van de bur gemeester aanwezig heeft de hoofdcom missaris om half twaalf da districtscommandant van de Mare chaussee, de majoor Van de Waal opge beld en onmiddellijk assistentie ver zocht Deze zaak was toen snel gere geld. Opmerkelijk is nog de verklaring van de heer Van der Molen, dat hij voor naar de burgemeester te gaan de indruk had dat het niet zo'n vaart zou lopen. Wethouder De Wit had immers gezegd, dat de mensen gesust waren en dat de burgemeester een delegatie van bouwvakkers zou ontvangen. In de middaguren volgt dan het gesprek in het stadhuis met de mi nisters. Maar de hoofdcommissaris, die inmiddels was vertrokken, was er niet bij.... Verhoren deels vertrouwelijk DEN HAAG Niet alles wat de commissie-Enschedé aan getuigenver klaringen over de Amsterdamse troebe len van 13 en 14 juni 1966 heeft verza meld, is in haar interimrapport gepu bliceerd. In de verhoren die de commis sie zelf afnam, zijn enkele passages niet afgedrukt die verklaringen bevat ten, welke de gehoorden onder uitdruk kelijk voorbehoud van vertrouwelijk heid hebben afgelegd. De commissie vergaderde in de verslagperiode 16 keer. Bovendien heb ben één of enkele van haar leden, resp. haar secretaris, 7 keer zitting ge houden voor het horen van getuigen, In totaal zijn 47 getuigenverklarin gen vastgelegd, afkomstig van 40 perso nen. Om moeilijkheden-achteraf te ver mijden zijn de verhoren in meerder heid op de band genomen. De opna men werden naderhand vernietigd. De commissie heeft voor haar onderzoek ook de beschikking gekregen over film opnamen van de Nederlandse Tele visie Stichting.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 9