FRANCOISE MALLET-JORIS DE CLICHÉMANNETJES gaf goedgeschrevenmaar somber boek ZATERDAG IS MEI 1967 ^llllllllll[|llllillllillllll!llllllllllllllllllllllllillllllllllllllll!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIiilllllll|||ll|||||||||||||||||||||lt!ll||||||||||||llll!ll||||||J| illllinillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltllli 't Kost ze helemaal geen moeite om constant in cliché's te praten. Over hun succes gaat dat zo: „Dat lekkere langs elkaar heen kletsen van die doodgewone doorsnee-mannetjes, van die jongens die de klok hebben horen luiden en nooit weten waar de klepel hangt, da's niks meer dan een vol ledig uit de hand gelopen grap". Clichémannetjes Wim de Bie (27) en Kees van Kooten (25) achter een glas pils (,,'t Helen Knopper: ttET is niet eenvoudig over de roman Osmose van Helen Knopper (uitgave J. M. Meulenhoff, Am sterdam, 175 blz., 7,iets zinnigs te schrijven. Het is mij niet bekend wat anderen erover gezegd hebben. In het algemeen lijkt het mij beter een boek onbe vangen te lezen. Het eerste dat mij opvalt is dat in dit werk een typisch moderne intelligentie aan het woord is. Be gaafde jonge mensen, die opgegroeid zijn hij de mo derne communicatiemiddelen en die van hun jeugd af aan mobiel zijn geweest, hereiken intellectueel snel een hoog niveau. Zijn het daarbij libertijnen, los van kerkelijke en burgerlijke conventies, helemaal of in hun vrije tijd levend aan de rand van de maatschappij, dan hebben ze al op jonge leeftijd behoorlijk (of onbehoorlijk) met het leven geëxperimenteerd. Ze beschikken dan al vroeg over een flinke dosis levenservaring, van een bepaald soort uiteraard. Kunnen deze jonge mensen schrijven, dan hebben ze allicht veel gelezen en ver tonen ook stilistisch een vroege rijpheid. door Bo van de stationstrappen af geslagen. Ze blijft half invali de en herwint op deze manier een soort onafhankelijkheid. De verruiming, althans veran dering, van het bewustzijn door het gebruik van opwekkende middelen is een vast bestanddeel in deze roman. Deze mensen le ven half in hallucinaties. Hun wereld is geografisch ruim, maar in wezen eng. Bij alles moet eindeloos wor den geredeneerd. Als tekening van een bepaalde manier van le ven heeft dit boek waarde, na tuurlijk niet exemplarisch, maar documentair. Vrijheid Minder ontwikkelde mensen zijn afhankelijk, vooral in de te genwoordige gecompliceerde sa menleving. Ontwikkeling brengt Grenzen kenningskreten). Fanmail ligt ook bij hen in de bus. Fanclub" Die herkenning zit'm dan in hun beeldbuis-optreden in het aciiici ecu m> - tienerprogramma „Fanclub". Een gaat er best in, dat is er weer keer of acht hebben ze op de t.v. één") verduidelijken: „Cli- als leuterende, domweg achter i:„„n nn «straat hereen boer Koekoek rennende typetjes che s liggen op straat, bergen, biljart hun c]iché,s als je erop gespitst bent zoals gespUid. Altijd over de allerge- wij, merk je dat pas. Het is Woonste dingen van de dag: kle- nu al zo dat de mensen ons ding, huiselijk gedoe, slaapge- gaan herhalen. Zelf horen ze woonten, In bad gaan eten. Ein- „o 7or( deloos is hun voorraad kneuterig met eens meer wat ze zeg- spraakgebruik- Van Kooten: gen." „Neem nou over soep, iets heel gewoons toch. Wil je er een Praten in cliche s .?ondei paar? Hier: Goeie soep is pak- dat men t weet J weg zes ballen per blik. - Bal- mens de hele dag door van d e lgn krijg ]e menselijkerwijs niet in een pakkie' Gebonden en gebonden is twee." ingeschreven bij een slechts éénmaal gehouden cabaret-cur sus van de Nederlandse Radio Unie. Twee jaar lang kreeg hij cabaret-les van mensen zoals Alex de Haas en Cor Lemaire. Na de cursus kreeg Wim een aanbieding van de Vara, die hij pakte. Na korte tijd werd hij de r iQTGn man van „Uitlaat". men met John Lanting deel uit van de cabaretgroep „Lurelei", die toen met het programma „Wie is bang voor Lurelei" draai de. Twee nummers waren door Kees geschreven. stoplap-uitdrukkingen, nietszeg gende gemeenplaatsen is al tijd „eten en drinken" voor hen geweest. Als schoolvrienden op het Haagse Dalton Lyceum han teerden ze als 't even kon al cli ché's, voor de gein. Tien jaar la ter doen ze nog altijd hetzelfde, nog altijd voor de gein. (Lange, blonde) Wim de Bie pas getrouwd en (kortere, don kere) Kees van Kooten spreken in hun komische strip het platte Haags („niet het allerplatst, want dan waren we onverstaan baar"). Dat doet 't fijn, hoewel het dialekt toch bijzaak is. Plat Haags klinkt zeker zo lekker als Amsterdams en Rotterdams, maar het wordt door artiesten vrijwel niet gebruikt. Ingeslagen Het domme gepraat van die twee biljartkeuen krijtende, aan het groene laken staande Clichémannetjes is ingeslagen. Na een jaartje radio, een aantal maanden televisie en twee gram mofoonplaten worden ze met hun unieke nummer steeds popu lairder. Wim de Bie: „Niet om wat te zeggen, maar we hebben van al le grammofoonplatenmaatschap pijen reeds aanbiedingen gekre gen". Op straat worden ze door tieners en nog jonger spul aan geklampt voor een handtekening („kijk, daar lopen de closet mannetjes", is een van de her- Intelligenter Toen de Vara hen vorig jaar voor „Fanclub" vroeg, hebben ze even geaarzeld om het te doen. Ze waren namelijk een beetje bang of de Clichémannetjes het we] bij tieners zouden doen. maar gebleken is toch dat de an derhalve minuut langer wordt moeilijk omdat hun nummer een onafgebroken woordenstroom moet zijn enorm aanslaat. Tie ners zijn volgens hen intelligen ter dan de gemiddelde man Wim de Bie over tieners: „Eén keer hebben we ze in „Fanclub" belachelijk gemaakt. We noem den ze toen langharige, patat etende mini-ettertjes". In „Fanclub" zijn de Clichémannetjes jonger zowel in tekst als kleding dan in het radio-programma „Uitlaat" (op zaterdagmiddag), waarvoor ze nu zo'n zeventig maal in cliché's hebben gebabbeld. Hoe wel hun mimiek op t.v. veel aan het succes bijdraagt, teren de Clichémannetjes toch in de eerste plaats op hun tekst. Daar om ook maken ze slechts weinig toneeloptredens. Ze zouden er clichématig wel met bijv. broek- veren en elastiek om hun over hemdsmouwen bij kunnen gaan staan, maar veel zou dat toch niet uitmaken. Voor „Uitlaat" programma voor twintigers lezen Wim en Kees hun vijf minuten durende tekst van papier. Meestal draai en ze het nummer pas twee da gen voor de uitzending in el kaar. Samen even ervoor gaan zitten en in een uurtje ligt er een nieuwe aflevering van de Clichémannetjes op tafel. Vrij dag gaat het op de band. zater dag de lucht in. „Uitlaat" de voortzetting van het in de jaren vijftig zeer gewilde programma „Multiplex" is het werk van Wim de Bie. Hij is vast in dienst bij de Vara en als regisseur/samensteller ver antwoordelijk voor „Uitlaat", drieëneenhalf jaar nu. Het Clichémannetje-spelen ,is voor Wim de Bie en Kees van Koofen slechts een klein deel van het wekelijkse werk dat ze verzetten met het maken van teksten, schrijven van cabaret liedjes en meer van dat soort bezigheden. Hun sporen op dat terrein hebben ze alle twee reeds redelijk verdiend. Hun voorgeschiedenis: Op school (toen dus al clichéjonge- tjes) speelden ze samen in een cabarètje en schreven in de schoolkrant., Na hun examen richtten ze met enige anderen °en amateur-cabaretgroepje op. Met „Cebrah", zoals het heette, sjouwden ze in '59 en '60 het 'iele land door. Het was een soort studentencabaret, veel ge vraagd in die jaren. Kees van Kooten ging de mili taire dienst in, Wim de Bie werd Wim de Bie had medewerkers nodig voor teksten en de eerste die hij „aannam" was Kees van Kooten. Samen maakten ze in 18 afleveringen ook de radio-strip „Twee in een jeep". Toen ze de ze al lang waren vergeten, zagen ze op de t.v. een keer het Ameri kaanse serie-programma „Car 54", dat bijzonder veel op hun nummer leek. Van Kooten: „Een onderwerp dat kennelijk erg voor de hand lag, want gepikt zullen ze het wel niet hebben. In elk geval was 't twintig maal be ter dan het onze." Na zijn militaire tijd werd Kees van Kooten reclame-tekst schrijver, hetgeen hij als free-lancer nog steeds is. In het seizoen 1965-1966 maakte hij sa- Na twee en een half jaar „Uit laat" waren daar ineens de Clichémannetjes. Officieel dan, want het praten in cliché's had den ze zoveel mogelijk samen .volgehouden. Vorig jaar oktober kwam de eerste langspeelplaat van de twee geboren Hagenaars uit: aanleiding voor Mies Bouw man om ze in het t.v.-program- ma „Mies-en-scene" te halen. In december volgde een single met twee eigen liedjes: „Wat is mijn bal nou" en „Lekker legbad", fij ne meezingers. Binnenkort verschijnt hun tweede l.p., een zaalopname. Van de eerste langspeler zijn inmiddels 3000 exemplaren verkocht, een aantal dat er zijn mag. Ondanks het nog altijd aanrol lende succes willen ze volgend jaar toch stoppen met de Clichémannetjes. Een enkele maal hebben ze in „Uitlaat" als Clichéheertjes gestaan en dat is hen beter bevallen. Als quasi-in- tellectuele heertjes kunnen ze het cliché dan op een wat hoger niveau trekken. Gelijktijdig wil len Wim en Kees dan wat oude revue-onderwerpen in hun num mer brengen, net zoals in Ameri ka het beroemde duo Mike Ni chols and Elaine May. Dan kun nen ze meer kanten op en de Clichémannetjes een onderdeel van het hele programma vor men. Dan kan er ook in cliché's kritiek op allerlei toestanden en mensen worden geleverd, iets wat de Clichémannetjes onont wikkeld als ze zijn boven de pet gaat. Eén ding blijft echter onr gewijzigd: het cliché mag geen doel, alleen middel zijn. En ook dit: het moet een grap blijven, al of niet uit de hand gelopen. Natuurlijk moet men zich daar op niet verkijken. Het is een rijpheid, verkregen binnen duide lijke grenzen. Grote stukken menselijk leven vallen buiten de lijst, zo in dit boek de natuur (blz. 129), de kinderen (blz. 78). Het is een leven aan de rand van de burgerlijke maatschappij, in bepaalde grenssituaties, zoals in dit boek door het gebruik van opwekkende middelen: marihua na, opium, alcohol. Er is een man, Bo genaamd, die in deze middelen handelt en na elke transactie wel weer een jaartje vakantie kan nemen. De ze vakantie vult hij met plezier tjes en luxe. Door zelfvertrouwen, sluwheid en meedogenloosheid weet deze mooie man (Bo is beau) van een bepaald soort vrouwen alles te verkrijgen wat hij wenst, waar toe ook behoort het overbrengen van verdachte pakketten, en bet dekken van de aftocht uit dure hotels die men een tijd lang kosteloos heeft betrokken. Tegenover deze man staan ln dit boek drie vrouwen: Ludmil- la, Anna en Kim. Ludmilla is al een oude relatie, Kim beschikt over een „duivelse intelligentie" (blz. 97), ongeveer zoals hierbo ven geschetst en Anna schiet op dit punt net iets te kort. Volgens een reeds bekend procédé bekijkt in dit bock de ene figuur de andere. De schrijfster doet geen moeite de manier van gewaarworden, kij ken en schrijven van persoon tot persoon te veranderen, wat vroe ger als een ernstige fout gold. Een gerenommeerd auteur als Vestdijk stoort zich ook niet aan dit voorschrift en legt zijn figu ren een vrijwel gelijk vestdijks idioom in de mond. Het vreemde is, dat die figu ren toch meer dan eens een ei gen gezicht hebben en in dit klei nere werk van Helen Knopper is dat ook zo. Rijpheid binnen duidelijke grenzen Eng Drie vrouwen tegenover één man: dit tekent de situatie. An na wordt in de steek gelaten, maar weet zich te troosten. Lud milla is getrouwd en kan aan haar man schrijven of hij gauw terugkomt (blz. 170). Kim pro beert te vluchten, maar wordt TNE BEKENDE Frans-Belgische schrijfster Frangoise Mallet- Joris gaf haar achtste boek, tevens haar zesde roman, onder de geheimzinnige titel Les Signes et les Prodiges. Als de vorige werken getuigt ook dit van haar gerijpt talent en haar soepel stijlvermogen. Maar er ligt een element in dat in de voorafgaande niet in die mate aanwezig was, de twijfel aan de zin van het leven en de onmogelijkheid een medemens geestelijk te hel pen en te bevrijden van zijn fnuikend, onmachtsgevoel. Zo is, althans in dit boek, de uisie van de schrijfster op de mens. Geen wonder dat deze roman een verhaal is van tobberijen, eenzaamheid en uiteindelijk zelfmoord. Een gelukkig, geestelijk-gaaf mens komt de lezer hier niet tegen. Onmacht Onder de vele personen die hier elkander ontmoeten tre den er twee op de voorgrond: Nicolas Leclusier, romanschrij ver van enige naam, en Mar- celle, journaliste, die samen een brede enquête onderne men onder de „pieds noirs". de Fransen die Algerië heb ben moeten verlaten en zich voornamelijk in Z.--Frankrijk hebben gevestigd waar ze vaak een gerede prooi wer den van opruiers en samen zweerders. De reeks reporta ges zou dienen voor de eerste nummers van een nieuw weekblad met eigen geluid. Deze twee mensen zijn vreemd voor elkaar, wat niet belet dat ze zonder enige schroom aanstonds in een in tieme verhouding tot elkan der treden. Zonder enige lief de, maar ter vereenvoudiging van de situatie. De karakters lopen sterk uiteen. De jonge vrouw heeft een eenvoudige, ongecompli ceerde natuur; ze leeft gemak kelijk en neemt de dingen zo als ze zijn. Nicolas daarente gen is langs moeilijke wegen gegaan en is gewond door lief desleed. Hij ziet geen doel in zijn leven, gelooft niet meer aan zijn - talent en heeft de enquête aangegrepen als een vakantie, een kleine mogelijk heid van vernieuwing. Nu analyseert de schrijfster de opeenvolgende etappes in de verhouding tussen deze twee mensen. Bij Nicolas ont waakt oprechte liefde, maar Marcelle, die jn de omgang met deze uitpluizer haar onbe vangenheid van geest verliest, weigert hem te huwen uit wantrouwen jegens de duur zaamheid van zijn gevoelens en uit vrees voor hem slechts een middel te zijn om een an der geestelijk niveau te berei ken. Bij niemand vindt de versomberende jonge man steun; van zijn vader is hij vervreemd, zijn jongere broer Simon, een priester, is een zwakke persoonlijkheid; zijn moeder, in de bezettingstijd terechtgekomen in een concen tratiekamp. gescheiden van de vader en getrouwd met een Duitser, die ook een zwa re last van oorlogsherinnerin gen torst, is afgestompt en willoos. Wat schiet Nicolas over? Hij pleegt zelfmoord op de moderne manier: een gefor ceerd auto-ongeluk. Volte soms aansluitend aan de hoofdpersoon van het ver haal, maar meermalen zonder wezenlijk verband er mee. De redactiekring van het nieuwe blad; een opiumrookster, die beslag legt op Nicolas' vader; een verblijf op een landgoed waar achterlijke kinderen worden verzorgd en nog veel meer, dat het boek zwaar maakt en ondoorzichtig, al is het dan ook vlot en soms geestig verteld. De slotindruk blijft echter die van triest heid, van levens zonder zon, van verslaving aan naar bene den trekkende driften. Zo ken den we tot nu toe deze schrijfster van Vlaamse af komst niet; luchtig was haar werk nooit, maar er viel toch altijd meer licht in dan in dit laatste boek. Vloeiend De jeugdige schrijver L. M. G. Le Clézio gaf zijn tweede boek Le Déluge, drie jaar na het eerste, dat van alle zijden met gejuich is begroet en be kroond met de Goncourl prijs. Deze nieuwe roman ligt in het zelfde klimaat als zijn voorganger. Ook hier is de hoofd persoon een a-sociale jonge man, vervuld met afschuw van de moderne maatschap pij, verlangend het leven, waarin hij overal de voetspo ren van de dood ontdekt te ontvluchten. Het verhaal zet in, wanneer deze Frangois Besson op een bepaalde dag en uur een meisje op een bromfiets ziet opduiken en plotseling verdwijnen, terwijl een schrille sirene zich laat horen. Is ze, levend wezen als ze was, verzonken in de dode steenmassa's? Zijn de grenzen tussen leven en dood zo vaag? Kan de overgang zich FRANCOISE MALLET—JORIS zo in een enkel ogenblik vol trekken? Voortgedreven door deze vraag naar dood en le ven, begint Besson een onder zoekingstocht door de stad. De auteur geeft een nauw keurig verslag van zijn speur tochten. De invloed van de „nouveau roman" is hier on miskenbaar. Le Clézio is een scherp waarnemer en hij grijpt alle middelen aan om zijn beschrijving van het stadse leven op de lezer over te brengen: opsommingen brokken gesprek, opschriften, cijferreeksen, krantenflarden. Over het uiterlijk der dingen trekt hij het vlies van een door hem doorleefde ge voelswaarde. Al wat hij ziet ligt op de grens tussen leven en dood en neigt naar hei laatste. Zijn levenswil wordt ondergraven. De zondvloed (Le Déluge) is niet alleen in de vele regens in deze twee weken van zwerftochten. maar ook en vooral in zijn innerlijk bestaan, dat uiteen valt en verbrokkelt. Hij daalt de maatschappelijke ladder af, werkt, hij de leraar aan een privéschool, als sjouwer en eindigt met bedelen. Hij treedt ook een kerk bin nen, biecht, spreekt een ge bed uit en ontvangt absolutie van de priester, die conclu deert: „U hebt geloof, maar U weet het niet". Ondertussen, dat geloof belet hem niet in de nacht een individu, waar hij bang van Is, te doden. Het heeft geen wezenlijke inhoud en daardoor ook geen invloed op zijn leven. Op het laatst wordt zijn weerzin tegen al wat zijn ogen zien zo sterk, dat hij ze laat wegbranden door de felle Zuiderzon, waaraan hij ze on beschut blootstelt. Het einde is de dood door uitputting. Een sombere tragiek trekt in Het merkwaardige in dit boek is nu, dat de drie vrouwen, met Kim aan de spits, over ontwikke ling besohikken en toch afhanke lijk zijn'van de man Bo, ook als ze van hem af willen en hem beu zijn. Dit kan niet helemaal worden verklaard door Bo's zogenaamde macht over de vrouwen. Hier ko men naar mijn gevoelen funda mentele wetten voor de dag. Het vrije (liefde)leven schaadt de vrouw veel meer dan de man, omdat de liefde de vrouw raakt in haar totaliteit. De man van het souteneurstype weet de vrou wen die hem dienen aan zich te binden door een knap mengsel van slaag en liefkozingen. Dat zelfs intelligente vrouwen dit nemen, komt omdat ze zijn losgerukt uit de voor een vrouw natuurlijke en weldoende at mosfeer: het gezin. Voor de vrouw is het grondprobleem de spanning tussen afhankelijkheid (in de vorm waarnaar hun hart verlangt) en onafhankelijkheid. Velen kiezen een slechte afhan kelijkheid boven een eenzame on afhankelijkheid. Men mag dan zitten met moeilijkheden in Ge nesis, maar dat de verhouding van vrouw tot man daar voor alle eeuwen juist is gesteld, is iets wat mij na het lezen van door vrouwen geschreven gedich ten en romans altijd weer treft. Eén manier Ik ben niet bang voor een stichtelijke slottirade, waarvoor velen niet anders dan spot of er gernis over hebben: er is maar één manier voor de vrouw om werkelijk „vrij" en „onafhanke lijk" te zijn. Dat is door het ge loof in Christus. Door dat geloof wordt het zijn „tot" de man een zijn „samen met" de man. Hier mee heb ik overigens het kader van een boekbespreking overschreden en onderteken dit stukje haastig met DR. C. RIJNSDORP. allerlei vorm door dit boek: levensangst, doodsverwach- ting, geestelijke eenzaamheid, innerlijke leegte. Het is nog triester dan het eerste, in welks verlengde het ligt. Lite rair bezien, zal de visie van deze jonge schrijver op het leven hem in een moeras voe ren, waar zijn kunst in moet verstikken. Dat zou te betreu ren zijn, gezien het onbetwist baar talent van Le Clézio, dat slechts vraagt om strengere beheersing en tempering van te grote uitbundigheid. DR. M. C. v. d. PANNE Frangoise Mallet- Joris. Les Signes et les Prodi ges. Uitgave Grasset. Pa rijs. L. M. G. Le Clézio. Le Déluge. Uitgave Galll- mard, Parijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 17