DE Japanse film van westerse stiefkind bioscoop MARGUERITE DURAS blijft zichzelf gelijk ZATERDAG 15 APRIL 1967 ONBEREDENEERD VOOROORDEEL OP het filmmenu van de Nederlandse bioscopen neemt de Japanse film nog een bescheiden plaats in, al hebben we reeds een aantal voortreffelijke werken hier in Nederland kunnen zien: „Het naakte eiland", „Als een korenbloem", „De poort van de hel", „De valkuil", „De vrouw in het zand" en „Onibaba". Verscheidene van deze produkten hebben we gezien dank zij de introductie van het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam. Het zijn er slechts enkele van de velen die niet tot het Westen doordringen. En toch. zelfs de sterk Oosters gekleurde films waarmee het Internationale Filmfestival te Arnhem ons twee jaar geleden confron teerde waren een aansprekende kracht. Goed beschouwd wijkt de Japanse film naar inhoud en vorm weinig af van de westerse films. Het gaat altijdwaar dan ook, om universeel-mensélijke zaken, en het meeleven met de Japanse filmverhalen vraagt nauwelijks kennis van de culturele en sociale achter gronden waaruit ze geboren en gestileerd zijn. Niettemin zijn er verschillen en er schuilt een boeiend element in voor de werkelijke filmliefhebber te ontdekken van waaruit de Japanner zijn verhaal benadert en vorm geeft. Maar om van de Japanse film te genieten is dit niet noodzakelijk en het is vaak een onberedeneerd voor oordeel dat ons in de weg staat om deze films te waarderen. H Walschap kon zich I heerlijk laten gaan als verteller „Eenzaam levert de mens zijn strijd onder de sterren die pinken en ge'n weet niet waarom. Als kind bij moeder kunnen we niet alleen zijn, maar zo pauw als we verstand krijgen, al eender waar dat we zijn, in de woestijnen van Azië, in het oerwoud van Afrika, bij ons lief in de maneschijn, of aan de beerd bij vrouw en kind. we zijn zonder gezelschap onherroepelijk alleen met iets dat we niet kunnen uitspreken, een gemoed dat niet begrepen wordt, een ver driet dat niemand kan genezen, een lupus in onze ziel. Als we 't gedurig voor de geest hielden zouden we uitteren of verschrompelen gelijk overwinterde appelen, we schuiven het van ons af, lachen ertegen in, vergeten het vanselvens en leren er mee le ven gelijk de invaliden met hun houten been, maar sommige minu ten, uren, heeft het ons bij de nek en dan, wee!" De Japanners hebben met de esterse filmmakers de afnemen- belangstelling voor de bi- coop gemeen. De tv vooral eft daar een sterke invloed op had en de klap is hard aange wen. Japan is altijd een van grootste filmproducenten ge- eest; thans moeten er per jaar n vijfhonderd bioscopen geslo- worden. Een gevolg is dat de oducenten op de slechte smaak n het grote publiek zijn gaan in films maken met een rermaat aan sex en sensatie, n verschijnsel dat ons in het esten ook niet vreemd is. Wij echter verkeren in de ge- kkige positie, dat de Japanse Ims die er op festivals uitsprin- gehonoreerd worden, door- ingen tot de Nederlandse bi copen; m.a.w. films uit de urcollecties. Regisseurs Japan heeft vele bekwame re- wier namen ook in Ne- rland aanspreken. Een van de odernste filmers is de 40-jarige soshi Teshigahara. Hij maakte 1962 zijn eerste speelfilm, die r te zien was onder de titel valkuil". De stijl had inter- ionale allure; het werd een idukt dat internationaal nsprak. Krachtiger nog kwamen zijn kwaamheden tot uitdrukking zijn „De vrouw in het zand", film die we kortgeleden in blad bespraken als een boei- id werk, waarin de Japanse n het algemeen-mense- |ke suggestief verweven zijn. waardering die deze films in ons land kregen, lo- nstraffen de mening van de mdistributeurs als zou het Ne- rlandse publiek nog niet rijp oor deze produkten. Mizoguchi Een andere belangrijke figuur Mizoguchi, die een enorme pro- an tachtig grote en ruim mderd kortere films achter de I heeft. Zijn films hebben een persoonlijk accent en mun- uit door hun fijnzinnige rmgeving. Prachtige bewijzen zijn „Por- Mmc Suki" en zijn „In- ndant Sansho". waarin de lot- ivallen van de vrouwen zich Ispelen tegen de sociale evolu- Zijn werk wordt in de «terse wereld goed verstaan gewaardeerd. Gave film Een uiterst begaafd cineast ais Jneto Shindo mogen we niet 'genoemd laten. De filmliefheb- zullen zich „Het naakte ei nd" herinneren, een indrukwek- n gave film, die met een- nudige middelen is gemaakt. De foogte van het eiland, dat drie- il daags besproeid moet wor- met water van een naburig Hand wordt een obsessie voor toeschouwers. Het bewonde- inswaardige geduld, de bijna fotestloze overgave aan dit slo- BOVEN: Een scène uit de film „Portret van me vrouw Yuki", een film vol fijne nuances, milieuteke ningen van de Japanse re gisseur Kenji Mizoguchi. LINKS: Een fragment van de film „Het verhaal van Tokio", een film die ook op de Nederlandse schermen werd vertoond en waardering vond. Het is een werk van de bekende Japanse regisseur Yashyu- ro Ozu, wiens film „Odina- ba" kortgeleden nog in Ne derland circuleerde. Meen niet dat in Gerard Walschaps nieuwe roman De Kaartridder (uitgave Meulen- hoff, Amsterdam, 149 blz., 9,50) overpeinzingen als deze schering en inslag zijn. Deze berustende levenswijsheid van de agnosticus en gewezen rooms-katholiek komt hier tegen het einde van het boek (op blz. 137) om de hoek kijken, zonder plechtige na druk, zo maar onder het vertel len door. De boutade ontsnapt hem min of meer. Het is hem te doen om te vertellen, vertellen bij monde van een van de figuren die hij heeft bedacht: Soo Moereman, uit De wereld van Soo Moere man (1941), de wereld van het bijgeloof in zijn geboortedorp. „De meeste typen uit zijn boe ken heeft hij ontmoet, toen hij kind was, in de herberg-kruide- nierswinkel van zijn vader, in het Brabants dorp Londerzeel. De natuur van bomen en luch ten schijnt hem geen belang in te boezemen, de natuur van de mens des te meer, zodat zijn personages een boeiend landschap van de menselijke ge dragingen vormen" schrijft Ka- rel Jonckheere, En zo kruipt de oude Walschap nog eens in de huid van Soo Moereman en laat hem in ietwat veredeld dialect het verhaal vertellen van de kaart ridder. waarin nogal wat folklo re uit de omgeving zal zijn ver- Avonden Het boek is niet in hoofdstuk ken. maar, evenals het hierboven genoemde werk, in avonden inge deeld. Er zijn acht vertelavon den. Op de eerste avond horen we van graaf Wolfram de kruisvaarder, getrouwd met de goede, maar lelijke en veel oude re gravin Herisplendis. Twee jaar na zijn huwelijk trekt hij op naar Jeruzalem. Als hij na jaren onverwacht terugkomt, blijkt dat zijn vrouw, op het valse bericht van zijn dood, her trouwd is en wel met Wolframs rentmeester. Deze valsaard heeft Herisplen dis intussen alweer in de steek gelaten en al haar bezittingen er door gejaagd. Maar Wolfram is zelf ook hertrouwd, met de Bessarabiaanse sultansdochter prinses Regenbloem. Dit prinses ken van veertien jaar is tot het christendom bekeerd en heet nu Odilia. Ze neemt haar intrek in het slot en de goede Herisplendis krijgt haar lief als haar eigen dochter. Er wordt een zoon geboren en dat is de latere kaartridder. Maar dan gebeuren er vreemde dingen, te ingewikkeld om na te vertellen. Het komt hierop neer dat er op de jonge zoon een vloek komt te rusten. Een vreem de pelgrim in een zwarte pij ver andert de naam van het kind, Diodemus, in Barbaro de Bessa- raab. „Vreemd zal hij zijn aan 's lands kostumen. hij zal met zijn lichaam naar de kerk gaan en niet met zijn hart en gelijk Sint-Jan schrijft van het terve- graan, zal hij in de aarde vallen en sterven." De naam Barbaro staat niet op de kerkelijke kalender. Hij is niet christelijk. Hij mag volgens de geestelijke niet uitgesproken worden, maar evenmin mogen de boze machten geprikkeld wor den door de naam Diodemus, of Godfried of Godevaert. irfen vindt een derde weg en noemt hem Dieudonné, afgekort tot Thieu. Thieu wordt uitgehuwelijkt aan het dochterken van Wol frams kruisvaartkameraad Ger- bert van Wintershoven. Dit ho ren we op de tweede avond. De zwarte heremiet verschijnt aan Barbaro en diens moeder Odilia en herinnert haar aan haar af komst van sultanesen bloede. Thieu probeert de vreemdeling met een roeispaan te doden, maar dat lukt natuurlijk niet, want het is immers de boze zelf of een van zijn dienaren. Wel vindt men in een door de bliksem in tweeën gespleten boom (gewonnen uit een noot, in Jeruzalem opgeraapt op het Hei lige Graf) een miraculeus postuurken van Ons-Lievrouw dat binnen in die boom met de boom is meegegroeid. Dit wonderteken kan niet ver hinderen dat Thieu of Barbaro en zijn moeder in de omgeving over de tong gaan. Jonge ridders van zijn jaren beginnen hem te mijden. Thieu zoekt zijn vertier in de herberg De Twee Potten. Wanneer graaf Wolfram zijn zoon een ridderlijke opleiding wil laten geven, lukt dat niet vanwege het Bessarabierse bloed. Op de derde avond vernemen we dat Wolfram en Odilia hun zoon willen uithuwelijken aan Jacobetteken van Wintershoven. Haar vader weigert, er ontstaat een gevecht met het gevolg dat Wolfram zijn oude krijgsmakker in zijn drift doorsteekt. Alles het werk van de zwarte heremiet. Ook een andere poging om een bruid voor Thieu te vinden loopt op niets uit Dan valt Wolfram door het zwaard van Hubertus van Wintershoven, die hiermee zijn eed gestand doet om zijn gedode vader te wreken. Thieu weet van niets en zijn onbevan genheid redt hem het leven, wan neer hij op het kasteel Win tershoven navraag naar zijn va der gaat doen. Jacobetteken heeft voor Thieu liefde opgevat, ze gaat naar Ro me om te boeten en van de Heili ge Vader een zegen voor haar en Thieu af te smeken. Op de vierde avond wordt ons duidelijk dat iedereen wel bang is voor Thieu. maar dat hij in wezen een uitgestotene is, door niemand aanvaard dan door d« bezoekers van De Twee Potten. Daar verdoet Thieu zijn tijd en zijn moeders erfenis met kaarten en dobbelen, vandaar de naam kaartridder. Gravin Odilia kwijnt weg van verdriet. Bijgeloof Het bovenstaande is voldoende om een voorlopige indruk te ge ven van de sfeer van bijgeloof en folklore waarin het verhaal zich beweegt. De lezer heeft na tuurlijk al begrepen dat de rid der door de liefde van Jacobette ken van de demonische machten zal worden gered, een oud en bekend motief. Hoe dat toegaat kan men op de vierde tot en met de achtste avond te weten komen. Het is met dit boek als met volks sprookjes: men kent de afloop of 'kan die gemakkelijk raden. Die afloop is er. omdat er nu een maal aan alles een eind moet ko men. De bekoring ligt in het on derweg zijn. in de onderdompe ling in een sfeer die tegelijk wonderbaar en vertrouwd aan doet, waarin men met het won derbare vertrouwd is. En tege lijk is er een band aan het heel verre verleden, zijn er naklan ken van de oeroude historie van Brabant en de Limburgen. Verteller Walschap heeft zich in dit boek heerlijk als verteller kun nen laten gaan. Hier geen moder ne problematiek, maar een ver wijlen in het verleden dat steeds meer uit de herinnering van de nieuwe generaties verdwijnt. Het streekmatige gaat verloren en daarmee alle bekoringen en eigenaardigheden van het provin ciale. De oude Walschap heeft er voor gezorgd dat niet alles kan worden vergeten. DR. C. RIJNSDORP. pende werk groeit tot een be klemming. De diep menselijke re actie van de vrouw op de dood van haar kind in een plotselinge niet meer te beheersen verbitte ring en opstandigheid zijn ook in deze film weer elementen die tot over de grenzen spreken. Dit geldt evenzeer voor zijn film „Onibaba". waarin hij zon der positie te kiezen een indrin gend protest richt tegen de wreedheid en zinloosheid van de oorlog. Eigenlijk behoort deze film tot een drieluik, waarvan „Het naakte eiland" het eerste was, gevolgd door „De mens". „Odinaba" stelt de reacties van de mens in het licht op een hon gersnood als gevolg van de oor log. zijn figuren krijgen bij hem een uiterst scherpe tekening. Ze zijn levend en niet gespeeld. Shindo haat. zoals hij zegt, de georganiseerde handeling. Deze krijgt pas een levende kracht in dien zij gedragen wordt door de innerlijke beleving. Het is in dit verband niet mo gelijk dieper in te gaan op het werk van al deze cineasten, want er zijn er nog veel meer die om hun bijzondere prestaties een grotere aandacht waard zijn, zoals Akiro Kurosawa, die reeds in 1951 met zijn werk doordrong tot Europa en Amerika en beschouwd wordt als de meest westers georiënteerde Japanse cineast. Dan zijn daar nog na men als Keishuke Kinoshita en Kinugasa Teinusuke. Deze filmmakers hebben bijna allen gemeen hun groot vermo gen tot het scheppen van drama tische film. een vermogen per traditie zouden we haast zeggen, want dit wortelt in hun culture le vorming van jongsaf aan. Een uitspraak van genoemde Kurosawa verduidelijkt dit: „In wezen ben ik zeer Japans. Ik hou van Japanse keramiek, van Japanse schilderkunst, maar het meest hou ik van Noh". Want Noh is volgens Kurosawa het wa re hart. de kern van alle Ja panse dramatische kunst. Magisch Len kleine toelichting is wel gewenst. Het Noh vormt met Ka- buki de twee nog levende vor men van klassiek, Japans toneel. Henk Bos geeft er in zijn stu die een beknopte omschrijving van. „Noh blijft in heel zijn ver fijnde, magische schoonheid een voor de gemiddelde westerse beschouwer volstrekt onbegrijpe lijk theater-ritueel; en zelfs de innerlijke relatie van het Ja panse publiek met de pro bleemstelling der grote, klassieke repertoire-drama's is aanzienlijk afgezwakt. Motiveringen, verhou dingen en inhoud zijn vaak niet meer te volgen, ook al omdat de taal voor velen zo goed als on verstaanbaar is geworden, Desondanks blijven Noh cn Ka- buki en het unieke Bunraku-pop- pentheater de spiegels van een geweldig tijdperk in de Japanse cultuur; en juist naar deze bron nen van hun cultuur wensen ve le Japanse intellectuelen terug te keren, met name kunstenaars, schrijvers, dichters, schilders, fil mers etc. Volgens de Japanse criticus Fu- kuda is er in de Japanse litera tuur een teruggrijpen naar de oude letteren. Deze poging terug te grijpen naar de wortels van de cultuur is karakteristiek voor alle Japanse schrijvers. Eenheid „Deze kleine uitweiding over de literatuur was onvermijdelijk omdat, ten eerste, haar relatie met de film, vooral in Japan, al tijd zeer nauw is geweest en ten tweede, de geschetste ontwikke ling ook opgaat voor de Japanse Kurati en Kurosawa zijn bei den dramaturgen die een duide lijk Noh-ideaal nastreven; her kenbaar onder meer in de vooral bij Kurosawa doorgaans geslaag de poging een absolute eenheid te bereiken tussen stijl en ver haal". Tot zover Henk Bos. Voor de filmliefhebber genoeg om de Japanse film te benade ren en te waarderen. Zij heeft het recht om evenals de produk ten uit andere landen op onze schermen vertoond te worden, al was het alleen om de zuiverheid en de menselijke aspecten die ze op boeiende wijze toont. HERM. STEGGERDA Als Le Vice-consul, het nieuwe boek van Margue rite Duras. onder een pseudoniem was verschenen, zou ieder die met haar schrijfwijze vertrouwd is, het toch als haar werk hebben herkend en de schrijfster van Moderato Cantabile en L'Apres-midi de Monsieur Andesmas erin hebben teruggevonden. Er is geen sprake van een plot en de afwikkeling van een intrige. Het gehele boek is ge drenkt in half-tinten. De figu ren worden gepresenteerd in vervaagde lijnen of verschij nen maar even om de hoek. Verscheidene der personae dra gen een geheim in zich dat on- onthuld blijft. Zeer zeker lig gen. elementen van de nouveau roman in haar werk, maar het is niet mathematisch-objectief en daardoor kil, zoals in die hoek van de literatuur zo vaak het geval is. Integendeel, er ligt een verborgen warmte in, vooral in een boek als dit, waarin ze schrijft over een land en over levens die ze van nabij heeft gekend. Geheimen Drie figuren zijn dragers van -•en geheim. De eerste, die het ooek opent, is een Cambod- jaans meisje van zeventien jaar. verstoten door haar ouders om dat ze een*kind verwacht. Ze iwaalt langs de Mékong. meestal verjaagd, een enkele naai vriendelijk ontvangen; zo •ervalt ze in lichamelijke en geestelijke ellende en bijna tot dierlijke staat Toch behoudt ce een zekere sluwheid en weet een blanke er toe te be wegen haar haast dode kind over te nemen. Haar zwerftoch ten voeren haar naar Calcutta, waar aan de achterkant van de woningen der rijken voedsel- resten worden uitgedeeld. Door het gehele boek duikt ze tel kens op. Ze vangt vissen in de Ganges, trekt zingend langs de rivieroevers en stoot kreten uit in de nacht. Is ze waanzinnig of spot ze in haar ontreddering met de blanken? De lezer wordt niet ingeleid in haar in nerlijk bestaan, maar gevoelt wel dat ze een vertegenwoor digster is der vele honderddui zenden die in Oost-Azië aan de rand van het normale leven staan en passief hun lot dra gen. De tweede geheim-drager is de Franse vice-consul van La hore, die. omdat hij schandaal verwekt heeft, naar Calcutta is teruggeroepen door de ambassa deur en wacht op een andere bestemming. Van hem verne men we althans iets omtrent zijn jeugd: verwijdering van scholen wegens wangedrag, maar ook successen bij de stu die. Hij is vrijgezel en heeft zich niet door liefdes-avonturen in opspraak gebracht. Wat heeft hij te Lahore gedaan? Naar het schijnt in de nacht in het wil de weg revolverschoten afge lost. Waarom? Was hij dron ken? Handelde hij in een vlaag van verstandsverbijstering? Niemand, behalve misschien de ambassadeur, weet er het rech te van. Hij schijnt nu tot rust gekomen. Helaas, een fatale liefde voor de vrouw van de ambassadeur sluipt zijn hart binnen. Om haar zal hij een post te Bombay weigeren en op een receptie op de ambassa de dwaalt hij eenzaam rond, in nerlijk verward en geprikkeld. Het komt tot een haastig be dwongen woede-uitbarsting, maar later op de avond wordt hij opdringerig en moet door andere gasten weggeleid wor den. Is het dronkenschap of een zenuwcrisis of de reactie op zijn al weken durende een zaamheid? Zijn kreten in de nacht ontmoeten die van de Cambodjaanse. Ook de ambas sadeursvrouw is een raadselach tige figuur. Ze is vriendelijk en zacht van gemoed. Haar tra nen getuigen ervan. Maar an derzijds, is het gerucht waar. dat ze minnaars ontvangt op het buitenverblijf aan de zee en van de een tot de ander gaat? Haar echtgenoot gunt haar veel vrijheid en de beide dochters leggen geen beslag op haar leven. Is haar huwelijk niet meer dan een werkge meenschap en zoekt haar hart naar een meestier? We zien haar niet echt leven. Ze is wel de meest vage van de drie hoofdfiguren in het boek Blijft de sfeertekening, die in de korte brokkelzinnen en de eenvoudige, maar suggestie ve taal de lezer vasthoudt -n een eigen aura schept. chronologisch verband tegenko- Bij het begin dan vinden we Daniel opgeborgen in een psy chiatrische inrichting nadat hij zonder reden, vermoedelijk in een vlaag van verstandsverbijs tering, een blanke heeft mishandeld. Hij slaagt er in te ontvluchten, waarmee een tijd vangt, alleen onderbroken door kortstondige contacten, totdat hij door een rasgenoot, wiens vrouw indertijd zijn minnares was geweest, wordt neergescho ten als hij diens huis nadert. Haat Portret De roman La Traversée van Alain Albert kan men het best karakteriseren als het portret van een neger. Deze Daniel Peebles, geboren in de staat .Mississippi, heeft op 17-jarige leeftijd zijn familie verlaten en is getrokken naar de Noorde lijke Staten. Hij is soldaat ge weest In de Koreaanse oorlog en daarna teruggekeerd naar het Zuiden. Van dat hele stuk leven wordt ons mededeling gedaan in een tiental samenvattende regels voor de aanvang van het eigenlijke verhaal, waarin we slechts enkele flitsende her inneringen aan die tijd zonder Wat in de overpeinzingen van Daniel domineert is de haat jegens de blanken, ge groeid in de vele jaren van on derdrukking en angst. Deze haat is latent aUijd aanwezig en uit zich soms plotseling op heftige wijze en op onverwach te momenten. Of de blanke het beste met hem voor heeft en vriendelijk tot hem spreekt, dat verandert deze gezindheid niet. Als Peebles een rasgenoot ontmoet die gelooft aan een ge leidelijke verbetering der be dekkingen en een verzwak king der tegenstellingen, bespot hij hem. Zo'n zwarte is besmet, is een verrader. Zijn ideaal is Doudou, aangesloten bij de Moslimbeweging, een fie re en rasbewuste neger, die de strijd zoekt en de kloof tussen de rassen liever verbreedt dan versmalt. T roosteloos Een dergelijk boek kan al leen triest zijn. Er 1: wat goed kope liefde in en soms de lich te roes van een marihuanasiga- ret; er is een oude neger die Daniel verstandige raad geeft: er zijn enkele vriendelijke her inneringen uit de kinderjaren Maar overigens overal grauwe nevel naar de bedoeling van de schrijver, die heeft willen la ten gevoelen hoe vertrapping en minachting alle categorieën van het menselijk bestaan aan tasten en de persoonlijkheid uithollen tot er alleen een schimmenleven overblijft. Zou Alain Albert, die van joodsen bloede is, misschien onbewusl tot de creatie van deze figuur zijn gekomen, gedreven dooi de gedachte aan het lijden vbd zijn rasgenoten gedurende vele Wonderlijk is dat de schrij ver in de bespiegelingen van de centrale figuur zo ongeveer niets laat opduiken van zijn be levenissen in New York. Euro pa. Korea en Japan. Zo blijft Daniel een vage gestalte, meer type dan mens van vlees en bloed. Rest nog te zeggen dat het boek. vooral in de monologen, geschreven is in volkstaal en dat de plotselinge verspringin gen in tijd en personen, navol ging van de nouveau roman, de lezing niet vergemakkelij ken. V. D. PANNE Alain Albert. La Traver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 17