Wereld van ijzer Nietzsche zonder Bengaalse belichting DE INTOCHT CULTUREEL VENSTER Pietro Consagra: DR. ANTOON VLOEMANS: ZATERDAG 25 MAART 1967 In de grote expositiezaal van het Museum Boymans- Van Beuningen toont de Si- ciliaanse beeldhouwer Pietro Consagra (47) zijn 'weréld- van-ijzer'. Met beeldhouwen in de strikte zin van het woord hebben de metershoge toestanden niets meer uit staande. Consagra geeft gril lige vormen aan metaalpla ten, groepeert deze naast en over elkaar met behulp van fels- en lastechnieken, spuit er dan verf overheen en het resultaat is onmiddellijk her kenbaar, dikwijls een boom. Het frappante verschil met zo veel lasconstructies die men voor kunst wil laten doorgaan, is, dat niemand Consagra's plastieken kan houden voor het werK van een schrootknoeier of een charla tan. Ze vertonen duidelijk het vormbesef en de artisticiteit van de pure beeldhouwer. Ze verra den bovendien de landaard van de maker, want slechts de Itali aanse kunstenaar kan met dit ne derige materiaal tot zulk een ver fijning komen. Consagra is een estheticus, maar hij beoefent de schoon heidsleer meer verstandelijk dan gevoelsmatig. De dingen die hij maakt ook buiten de flora zijn zindelijk en qua vorm en kleur ook voor het oog aange naam, maar zij raken niets. De toeschouwer is er dan ook vlug op uitgekeken. In een poging om aan sterili teit te ontsnappen, heeft Consa gra zijn tweezijdige figuren hier en daar opengewerkt en draai baar gemaakt. Er ontstaan wel iswaar veranderbare doorkijkjes en wisselende licht- en schaduw effecten, maar bij elkaar blijft het toch in een te klinische sfeer. Voor even is het wel aardig, in de veelkleurige „tuin" van de Italiaanse kunstenaar rond te kij ken. Het mag dan echter een zeer individuele en niet eerder Ontmythologisering is de modekreet, niet al leen in de theologie, maar ook in de literatuur. Nel Noordzij heeft er nog niet zo lang geleden in het tijd schrift Kentering al een staaltje van weggegeven, toen zij deze ontluiste ringsmethode op de Oos tenrijkse dichter Rilke toepaste. Voorzover dit streven op waarachtig heid uit is, kan het alleen maar gezond en noodza kelijk heten. Van bepaalde kunstenaars gaat een suggestieve werking uit, die bij dweepzieke volgelin gen tot legendevorming of, als men de term niet te letterlijk opvat, mythevorming kan leiden. Een scheppend kunstenaar treedt op in een bepaalde constel latie, of. minder sterrenkundig uitgedrukt, in een bepaald landschap. Is na zijn dood de wereld ver der gedraaid, dan is hij uit zijn contemporaine landschap losge raakt. Het komt er dan op aan. dat de figuur sterk genoeg Is om zich door een periode van te genspraak heen te redden in een nieuwe, meer synthetisch gestem de periode. Dr. Antoon Vloemans (geb. Antwerpen 1898), wiens Cultuur geschiedenis van Europa (1954) tezamen met ander werk in 1956 in België is bekroond met de gro te vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Kritiek en Essay, heeft in De Vlaamse Gids (Em. Jacqmain- laan 105, Brussel I) een opstel gepubliceerd onder de titel Nietzsche zonder Bengaalse be lichting. Invloed Of men nu Friedrich Wilhelm Nietzsche (18441900) wil reke nen tot de filosofie, of tot de literatuur, of tot beide, zeker is dat hij door zijn briljante en meeslepende stijl een grote in vloed heeft uitgeoefend, die nog 'ang niet is uitgewerkt. Vloemansbegint met on- dersoheid te maken tussen my thevorming en legendevorming. Mythen, zegt hij, worden gebo ren. legenden kunnen worden ge maakt. Sedert de geschiedschrij ving historie en fantasie heeft le ren onderscheiden, is het niet zo gemakkelijk om de eigen persoon heen een krans van le zen den te weven. De Duitse dichter Stefan Geor- :e (1868—1933) heeft iets derge lijks, zegt Vloemans, niettemin bewust ondernomen. Iedere schrij ver van een autobiografie bouwt bewust of onbewust aan hef beeld, dat hij gaarne aan het na geslacht overgeleverd wil zien Goethe was groot en eerlijk ge noeg dit in te zien en hij noem de zijn zelfbeschrijving Dichtung und W'ahrheit aus meinem Le- bcn; hier kwam de waarheid in de tweede plaats! Nietzsche (die Goethe blijvend heeft gewaar deerd) heeft zich van jongsaf een belangwekkend personage ge voeld. Als dertienjarige scholier schreef hij al zijn eerste autobio grafie: „Aus meinem Leben". Als student ontwierp hij een terug blik op zijn twee jaren te Leip zig. Voortdurend is hij, zowel in zijn geschriften als in zijn brie ven. bezig geweest aan de op bouw van het ideale beeld, dat hij van zichzelf wil zien en aan anderen wil tonen. Bewegelijk De langzaam aansluipende waanzin was hem behulpzaam bij een vervalsing van de zake lijke waarheid, die hij trouwens toch al minachtte. Nietzsche was geestelijk zo beweeglijk, dat hij in geen enkel opzicht met een vaste maatstaf te meten is. Kwaadwillig zou men van fan- tasterij en zelfs van leugenachtig heid kunnen spreken, maar Nietzsche was bij dit alles sub jectief te goeder trouw. „Hij kan dat omdat hij, de waarheid niet erkennend, ieder van zijn waar heden uitsluitend ziet in een be paald perspectief, zodat, wan neer het perspectief zich wijzigt, ook de daarmee verbonden waar heid wegvalt." Deze splitsing van de persoon lijkheid is zodanig kenmerkend votfr Nietzsche, „dat hij in zijn brieven, zelfs wanneer de totale waanzin hem tot de kern van zijn geestesbestaan genaderd is. nog volledig normale mededelin gen doet aan mensen tegenover wie hij zich steeds als correct vertoonde expressie zijn, een constante confrontatie met deze verstandskunst moet naar ons ge voel al gauw op verveling uit draaien. Consagra's „ijzeren paradijs" is geen kunst om, zoals dat heet, er dagelijks mee te leven. Mis schien zal een beperkte functie mogelijk zijn als zetstuk in ir reële theater- en filmscènes. De tentoonstelling van negen tien plastieken en enige ontwer pen blijft tot 10 april in het Rot terdamse museum. T. H. burgerman heeft willen voor doen zo aan zijn ex-collega Jakob Burckhardt maar zich tegelijkertijd in krankzinnige zelfverheffing uitleeft tegenover personen voor wie hij die scrupu les niet behoeft te cultiveren. Zo wanneer hij schrijft aan zijn vrienden en in het bijzonder aan zijn volgelingen Fuchs en Gast." Gespeeld Nietzsche heeft zijn leven niet alleen geleefd, zegt Vloemans. maar ook altijd tot op zekere hoogte gespeeld. In Venetië schoor hij om de andere dag de haren van zijn voorhoofd weg, om het nog hoger te doen lijken dan het al was. Zijn genie was hem nooit geniaal genoeg. Onverpoosd heeft Nietzsche aan het weefsel van zijn le venslegende gewerkt. Maar wat liij onsystematisch, met telkens hernieuwde aanlopen en met wis selend perspectief ondernam, heeft zijn zuster, Frau Foster, met standvastigheid en conse quentie bijeengebracht. Hij is erin geslaagd Nietzsches ganse leven in Bengaalse belich ting te doen verschijnen. Na de geestelijke ineenstorting van haar broer heeft zij haar hele leven in dienst van diens roem gesteld. Zij richtte het Nietzsche-archief op en wierp zich op als alleenvertegenwoor digster van de enig ware Nietz- sche-orthodoxie. Volgens haar was Nietzsches ineenstorting louter het gevolg van overmatige inspanning en het overmatig gebruik van slaap middelen. terwijl hij zeer waarschijnlijk als svfiliticus aan progressieve paralyse (wat men vroeger hersenverweking noem de) te gronde is gegaan. Hadden zijn vrienden hem willen begrij pen en steunen, aldus Frau Förster, dan zouden we een heel andere, de ware Nietzsche heb ben leren kennen en had de we reld nog menige gave kunnen ontvangen. Bedrog der een stralende hemel. Het leven hield een koninklijke in tocht, versierd met gouden re gen, nog schuchtere prunus, dotters in het fluwelige gras, teer groen aan de bomen en op het vruchthout de bot tende rose en witte bloesem. Toen Eric de huiskamer bin nenkwam zag hij zijn vrouw Martine, nog in peignoir, ge leund tegen een stijl van de open tuindeuren. „Dat wordt een verrukkelijke dag, Marti ne" zei hij en zonder commen taar af te wachten vervolgde hij: ..Ik zal je helpen met de ontbijttafel... toe, ga je kle den." OET LEEK of Martine niet hoorde wat Eric zei en uit de gang van haar gedach ten zei ze: „Die lelijke lappen- kat van hiernaast zit weer in onze tuin. Hij is er duidelijk op uit om de vogels geen ver rukkelijke dag te bezorgen de moordenaar... ik jaag hem weg." Ze deed een stap de tuin in, maar bedacht tegelijk dat zij niet voldoende gekleed was. Eric zag haar aarzeling en lachend zei hij: „Jij kunt het ook rustig laten, want dan pleegt hij zijn aanslag wel ergens anders." Martine keerde zich naar de kamer. „Wreed hè?" zei ze. „Het leven is wreed". Eric zweeg en ging opvallend be drijvig verder met het gereed maken van de ontbijttafel. Hij wist bij ervaring wat er komen zou als hij op haar op merking zou ingaan. Sinds de dood van hun zoon °ieter, nu twee jaar geleden, was Marti ne veranderd. Ingekeerd, kon ze soms lang voor zich uitsta ren met een boek op h2&r schoot dat ze nooit uitlas. In haar praten klonk vaaic e^n toon van verbittering cocr. Bitter door het plotselinge verlies van haar begaafde en veelbelovende zoon, bitter te meer doordat niemand haar verbittering wilde nejriipen. Ze was de machteloze troostwoorden al lang beu. Haar schoot had voor niels ge dragen, haar huis was leeg en met haar huis ook haar ziel. Wat in haar overgebleven was. raakte aan verwijt, opstand tegen het leven, te gen God, die geen antwoord gaf op haar „waarom". Nie mand kon haar het verlies vergoeden. Zij liet zich niet vertroosten. De koestering van haar leed was, zonder dat zij het besefte, onmisbaar gewor den. Het had de plaats van Pieter ingenomen. „Heb je haast?" vroeg ze. „Je bent zo ijverig vanmor gen". „Het is een prachtige dag. Ik wou de wagen nemen en een flink eind rijden." „De stilte van de tuin hier is me even lief, Eric. Mis schien vanmiddag, ja?" „Doe me dan tenminste een plezier en ga je kleden, dan kunnen we verder zien." /~\P DIT ogenblik brak er een gejubel van klokken over de stad uit Het was of ze elkaar antwoord gaven, ver af en dichtbij. „Hoor je dat?" zei Eric en liep naar de geopende tuindeuren. „Feest. Paasfeest, feest van het nieu we leven... Dit doet -ne wat. Ik zou naar de kerk willen. Ga mee. kom..." „Vandaag niet., of je er boos om bent of niet." „Alleen omdat...." „Ja. Alleen omdat...!" Ze zei het wat uitdagend, gereed om in verweer te komen. Eric keerde zich naar haar, keek haar aan en schudde zwij gend zijn hoofd. „Hoe lang, Martine.... hoe lang?" „Ik denk mijn leven lang" Daarop ging ze snel de kamer uit. Eric ging de tuin in, dronk het beeld van deze wondere, jubelende Paasmor- gen in. maar de schaduw was er weer, de ban van hun leed leek onverbreekbaar... niE MORGEN verliep, als zo vaak, tegen de >vil van Eric, weer in alle stilte. Hij wilde Martine niet alleen la- ten. Zij was door zijn drukke zakenleven al meer alleen dan goed voor haar was. Hij droeg haar leed. verwijt en opstand in zijn grote liefde vnnr haar geduldig mee Hij wilde zo graag de ban waarin zij leefde en die haar van hem vervreemde doorbreien, doch het was een voortdurend falen, zoals iedereen faalde die haar troosten wilde. De middag bracht ook geen verandering op de gewone gang. Zij liepen getweeën door de laan, een groene ere poort door de ineenges'.oten takken over de weg naar de buitenkant van de stad., het kerkhof. Martine droeg een weelderige bloementuil in haar arm. Het kerkhof was een zon overgoten gaarde vol bloemen en zingende vogels. Martine veegde de kleine witte bank af die aan de voet van de grafsteen stond. yE SCHIKTE haar bloemen in een marmeren /aas en ging zitten. Werktuiglijk g'e- den haar blikken over Ie uit gehouwen, vergulde letters: Hier wacht tot de jongste dag onze geliefde zoon Pieter Eiic Halsema. geboren 18 april 1938, overleden 12 mei 1964. Eric bleef staan en keek naar Martine, die met haar handen in de schoot, diep in gedachten op de steen staar de. Hoe machteloos was dit alles... Woorden, ach, woor den.... en toch: „Tot de jongste dag, Martine..." Marti ne keek niet op. „Nu", zei ze. „Ik leef nu, vandaag." „Ik weet het. Maar vandaag leven, zonder hoop en uitzicht is een bittere zaak. We heb ben die woorden en zijn vinger wees op de steen samen geschreven in een hei lig geloof. Geloof je ze niet meer?" Martine aarzelde. „Jawel." zei ze en terwijl het verdriet haar mond vertrok voegde zij eraan toe: „Maar het ver troost me niet Eric, Ik weet niet hoe het komt. Ik weet zelfs dat dit vruchteloos is., ja heus, ik zeg het maar voor dat jij het zegt, maar ik moet hier telkens terugkeren". „Om jezelf te pijnigen met vragen waarop geen ant woord is..." T ANGZAAM wandelden ze, gearmd langs de gra ven terug naar de levenden buiten de brede poort met de zware sierhekken... De stad gonsde van leven. Ze kwamen over het grote stadsplein met de oude kerk. De deuren van het gebouw stonden open en toen ze vlak bij waren hoor den ze het orgel en plotseling het gezang: „Ontwaakt gij die slaapt en staat op uit de dood, en Christus zal over u lichten". Martine bleef stilstaan en keek toen op naar Eric. Hij begreep en zei: „Kom maar" en met zijn arm om haar schouder bracht hij haar naar binnen. Achterin de kerk gin gen ze zitten en luisterden. De predikant las uit I Co- rinthe 15: „Immers, indien er geen doden opgewekt worden, dan is Christus ook niet opge wekt, dan is uw geloof zon der vrucht en zijt gij nog on der uw zonden... Maar nu, Christus is opge wekt uit de doden, als eerste ling van hen die ontslapen zijn... Want dewijl de dood er is door een mens. is ook de opstanding der doden door een mens. Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden... Maar ieder in zijn rangorde. Christus als eersteling, vervolgens die van Christus zijn bij zijn komsf daarna het einde..." HE PREEK ging Martine over het hoofd als een on begrepen jubel, maar dit bleef „als Christus niet opge wekt is, zo is uw geloof ij- del... maar Hij is opgewekt en die in Hem zijn, zullen le vend gemaakt worden..." De zon wierp een zee van gekleurd licht door de kerk en ontstak een ster op de zil veren doopvont voor de kansel. Daar had ze gestaan met Pieter in haar armen, diep-ingelukkig, een aan God gewijd kind, kind van het verbond, zo werd het ge zegd. Maar God had het uit haar armen genomen... weer was er het kwellende waar om... maar hij zal levend wor den in Christus... ja, maar... Martines gedachten raakten verward. Werktuiglijk zocht ze Erics hand en Eric liet haar begaan. Hij wist wat ze doormaakte. steeds weer... steeds weer. 'POEN Eric en Martine weer op straat stonden en langzaam naar huis wandel den waren beiden in hun ei gen gedachten verdiept. Marti nes somberheid had de vreug de van deze Paasdag weer verdonkerd, zonder dat hij er iets tegen had kunnen doen. Dat vloog hem aan. Was dan zijn' eigen geloofskracht zo zwak, dat hij er niets van aan haar kon mededelen? Doch opeens bleef Martine staan alsof haar iets te bir- nen schoot. Ze zei: „Eric, als ik wist hoe je dit alles toch waar kon maken in je leven. Er straalde iets van blijdschap van die man van het Bijbellezen uit... „Christus is opgewekt"... maar hoe kun je daar dan zo blij mee zijn, dat de pijn om de dood je niet meer aanvliegt, dat je verlies je niet meer kweli?" „Ik kan het je niet zeggen. Ik ervaar het alleen, m.:ar waarom vragen we het nitt aan die dominee zelf, die daar heeft staan jubelen." „Misschien heeft hij zelf nooit aan het graf van een geliefde gestaan, zoals wij", aarzelde Martine nog, maar met „We vragen het hen zelf, misschien..." zaten ze een kwartier later in de consisto riekamer tegenover de reeds bejaarde predikant Het b>ek al gauw, dat zijn leven r et anders was dan van Martine. Hij had zijn vrouw en zijn dochter verloren. „Ik sta hier in vlak naast u". zei hij. „Maar ik heb staan jubelen, zoals u het noemt, omdat ik ervaren heb in mijn leven, dat ons geloof pas ijdel is, als we niet geloven dat Christus is opgewekt. Dat is geloven dat Hij Zijn werk niet heeft afgemaakt, dat Hij ons armza lige leven heeft bewust ge maakt en ons toen alleen beeft gelaten. En dat niet-ge- loven is een ramp voor onszelf en een belediging van God. Niks meer en ni.es min der. Maar Hij is op gestaan, Hij is van Simon ge zien, zo vertelt de Schrift «n nu is het maar of je dit aan vaarden wilt, maar je moet het aanvaarden omdat het on denkbaar is, dat zulk een God van belofte en liefde zijn werk maar half gedaan zou hebben." „En nu is ons geloof niet ijdel. Nu worden wij in Htm opgewekt ten leven en alles wat wij ervaren aan le<*d en pijn en verlies, wordt van de kwelling ontheven, want we gaan door het sterven van het lichaam heen naar een aanschouwen waarin aUe vra gen. alle waaroms zijn opge lost in een dankbaar verstaan. En te weten dat je daarheen leeft maakt je blij, doet je over je eigen zwakhe den. ongeloof en tegenslagen heen groeien... ik heb hei er varen en daarom kan i" uit mijn hart oprecht jubeleh". „Dit is het geheim van Pasen, omdat we nog eens ex tra met de neus op dit onge meen geluk geduwd worden waardoor we in staat zijn te zeggen: „Ik dank U, :k dank U voor alles, hoe "lan ook." Heb ik iets begrepen van uw leed? Of heb ik maar worr- den gezegd die u niets doen? Ik heb ze niet zomaar gezegd als predikant, maar ik heb gesproken uit eigen levenser varing." "jtlARTINE gaf geen ant- J-'A woord. Zij keek hulpeloos naar Eric, maar deze las iets in haar ogen dat hem verte derde. „Ze zal het nog moeten verwerken" zei hij. „Ik dank u voor dit korte gesprek. Mis schien wilt u het met ons nog eens doorpraten later." De predikant was genoeg van goeden wille en hij be loofde het Maar die avond was er een wonder'ijke verstilling gevallen in het huis van Eric en Marti.ie. Ze zat met een boek op haar schoot op de bank, te storen, maar het was anders, zo voel de Eric. Plotseling keek zo cp naar Eric en glimlachte. Het was een koesterende zon nestraal in de avond. Eric stond op en vroeg: „Zal ik spelen?" „Doe óat", zei Martine. ,,'s kijken of ik het nog kan", vervolgde hij en sloeg de kleine vleugel open. Hij kon het nog en de jubel was doorgedrongen tot het huis en de dood was voel baar verjaagd... Het feest van Pasen hield wonderlijk in tocht Een Paasverhaal door Herm. Steggerda Vloemans gaat met enige uit voerigheid na, hoe het langzaam voortschrijdende ziekteproces van invloed geweest kan zijn op Nietzsches zelfgevoel, zijn stem mingen en zijn denkbeelden. Hij stelt vast dit aan de hand van uitspraken van Bemouilli. And- Ier. Hofmiiler, Steiner. Kogel. Ernst en August Horneffer dat Frau Förster bij de publika- tie van Nietzsches nagelaten geschriften bedrog heeft ge leegd. Twintig jaar lang heeft zij het handschrift van Ecce homo (de geëxalteerde zelfbeschrijving uit de herfst van 1888) aan de publi- katie onttrokken om zelf uit de ze autobiografie op exclusieve wijze te kunnen putten. Met brie ven heeft zij knoeierijen bedre- Haar medewerker Schlechta. die aanvankelijk de praktijken van Frau Förster met zijn we tenschappelijke naam had ge dekt, heeft bij de uitgaven van de verzamelde werken van Nietzsche in de jaren vijftig eer aanval op zijn vroegere werk geefster gelanceerd, maar het zich voorts wat de vaststelling van de teksten betreft te gemak kelijk gemaakt Vloemans kritiseert de opvat ting van Schlechta dat de hele schriftelijke nalatenschap van Nietzsche moet worden verwor pen en dat Der Wille zur Macht geen werk van Nietzsche zou trekt als afstoot „Ieder haalt uit zijn werk, wat hij eruit halen wil: Nietzsche heeft nagenoeg al les beweerd en nagenoeg alles icstreden." Schets Diepten Aan het slot van zijn betoog ontwerpt Vloemans een schels van de gereduceerde Nietzsche, wiens verdiensten hij vooral ziel op stilistisch en psychologisch zebied. Ook erkent hij dat de -•neelukkige wijsgeer komende crises en catastrofen heeft Aangekondigd. Zijn conclusie luidt dat Nietzsche een raadsel achtige figuur is, die zowel aan- Voor ingewijdën bevat Vloe mans' artikel, naar ik aanneem, geen nieuws, maar het laat zich Drettlg lezen en het past in de aan de gang zijnde, algemene ..beeldenstorm". Toch is naar miin gevoel over Nietzsche als cultuurfilosoof, stilist, bestrij der van het christendom, geniaal en muzisch aangelegd mens het 'aatste woord nog niet gespro ken. Ik ken zijn werk sinds ruim 30 jaar en ben, niet zozeer door zijn denkbeelden als wel door zijn voorbeeld als schrijver, me de gevormd. De Nietzsche-litera- tuur ken ik maar gedeeltelijk, omdat de man zelf mij altijd meer boeit dan zijn commentato ren. Sommige mensen, zoals de En- '-p'sman Bertrand Russell, mis sen het orgaan om aan de figuur Nietzsche recht te doen. Vloe mans, die geografisch dichter bij Nietzsche staat, wil hem in geen geval miskennen. Toch vraag ik me af, of de gereduceerde Nietzsche de ware Nietzsche is. Men vermoedt in deze figuur diepten, die niet medisch-psychi- atrisch kunnen worden ver klaard. DR. C. RIJNSDORR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 17