Wereld
van
ijzer
Nietzsche zonder
Bengaalse
belichting
DE INTOCHT
CULTUREEL
VENSTER
Pietro
Consagra:
DR. ANTOON VLOEMANS:
ZATERDAG 25 MAART 1967
In de grote expositiezaal
van het Museum Boymans-
Van Beuningen toont de Si-
ciliaanse beeldhouwer Pietro
Consagra (47) zijn 'weréld-
van-ijzer'. Met beeldhouwen
in de strikte zin van het
woord hebben de metershoge
toestanden niets meer uit
staande. Consagra geeft gril
lige vormen aan metaalpla
ten, groepeert deze naast en
over elkaar met behulp van
fels- en lastechnieken, spuit
er dan verf overheen en het
resultaat is onmiddellijk her
kenbaar, dikwijls een boom.
Het frappante verschil met zo
veel lasconstructies die men voor
kunst wil laten doorgaan, is, dat
niemand Consagra's plastieken
kan houden voor het werK van
een schrootknoeier of een charla
tan. Ze vertonen duidelijk het
vormbesef en de artisticiteit van
de pure beeldhouwer. Ze verra
den bovendien de landaard van
de maker, want slechts de Itali
aanse kunstenaar kan met dit ne
derige materiaal tot zulk een ver
fijning komen.
Consagra is een estheticus,
maar hij beoefent de schoon
heidsleer meer verstandelijk dan
gevoelsmatig. De dingen die hij
maakt ook buiten de flora
zijn zindelijk en qua vorm en
kleur ook voor het oog aange
naam, maar zij raken niets. De
toeschouwer is er dan ook vlug
op uitgekeken.
In een poging om aan sterili
teit te ontsnappen, heeft Consa
gra zijn tweezijdige figuren hier
en daar opengewerkt en draai
baar gemaakt. Er ontstaan wel
iswaar veranderbare doorkijkjes
en wisselende licht- en schaduw
effecten, maar bij elkaar blijft
het toch in een te klinische
sfeer.
Voor even is het wel aardig,
in de veelkleurige „tuin" van de
Italiaanse kunstenaar rond te kij
ken. Het mag dan echter een
zeer individuele en niet eerder
Ontmythologisering is
de modekreet, niet al
leen in de theologie, maar
ook in de literatuur. Nel
Noordzij heeft er nog niet
zo lang geleden in het tijd
schrift Kentering al een
staaltje van weggegeven,
toen zij deze ontluiste
ringsmethode op de Oos
tenrijkse dichter Rilke
toepaste. Voorzover dit
streven op waarachtig
heid uit is, kan het alleen
maar gezond en noodza
kelijk heten.
Van bepaalde kunstenaars
gaat een suggestieve werking
uit, die bij dweepzieke volgelin
gen tot legendevorming of, als
men de term niet te letterlijk
opvat, mythevorming kan leiden.
Een scheppend kunstenaar
treedt op in een bepaalde constel
latie, of. minder sterrenkundig
uitgedrukt, in een bepaald
landschap.
Is na zijn dood de wereld ver
der gedraaid, dan is hij uit zijn
contemporaine landschap losge
raakt. Het komt er dan op aan.
dat de figuur sterk genoeg Is om
zich door een periode van te
genspraak heen te redden in een
nieuwe, meer synthetisch gestem
de periode.
Dr. Antoon Vloemans (geb.
Antwerpen 1898), wiens Cultuur
geschiedenis van Europa (1954)
tezamen met ander werk in 1956
in België is bekroond met de gro
te vijfjaarlijkse Staatsprijs voor
Kritiek en Essay, heeft in De
Vlaamse Gids (Em. Jacqmain-
laan 105, Brussel I) een opstel
gepubliceerd onder de titel
Nietzsche zonder Bengaalse be
lichting.
Invloed
Of men nu Friedrich Wilhelm
Nietzsche (18441900) wil reke
nen tot de filosofie, of tot de
literatuur, of tot beide, zeker is
dat hij door zijn briljante en
meeslepende stijl een grote in
vloed heeft uitgeoefend, die nog
'ang niet is uitgewerkt.
Vloemansbegint met on-
dersoheid te maken tussen my
thevorming en legendevorming.
Mythen, zegt hij, worden gebo
ren. legenden kunnen worden ge
maakt. Sedert de geschiedschrij
ving historie en fantasie heeft le
ren onderscheiden, is het niet zo
gemakkelijk om de eigen
persoon heen een krans van le
zen den te weven.
De Duitse dichter Stefan Geor-
:e (1868—1933) heeft iets derge
lijks, zegt Vloemans, niettemin
bewust ondernomen. Iedere schrij
ver van een autobiografie bouwt
bewust of onbewust aan hef
beeld, dat hij gaarne aan het na
geslacht overgeleverd wil zien
Goethe was groot en eerlijk ge
noeg dit in te zien en hij noem
de zijn zelfbeschrijving Dichtung
und W'ahrheit aus meinem Le-
bcn; hier kwam de waarheid in
de tweede plaats! Nietzsche (die
Goethe blijvend heeft gewaar
deerd) heeft zich van jongsaf
een belangwekkend personage ge
voeld.
Als dertienjarige scholier
schreef hij al zijn eerste autobio
grafie: „Aus meinem Leben". Als
student ontwierp hij een terug
blik op zijn twee jaren te Leip
zig. Voortdurend is hij, zowel in
zijn geschriften als in zijn brie
ven. bezig geweest aan de op
bouw van het ideale beeld, dat
hij van zichzelf wil zien en aan
anderen wil tonen.
Bewegelijk
De langzaam aansluipende
waanzin was hem behulpzaam
bij een vervalsing van de zake
lijke waarheid, die hij trouwens
toch al minachtte. Nietzsche was
geestelijk zo beweeglijk, dat hij
in geen enkel opzicht met een
vaste maatstaf te meten is.
Kwaadwillig zou men van fan-
tasterij en zelfs van leugenachtig
heid kunnen spreken, maar
Nietzsche was bij dit alles sub
jectief te goeder trouw. „Hij kan
dat omdat hij, de waarheid niet
erkennend, ieder van zijn waar
heden uitsluitend ziet in een be
paald perspectief, zodat, wan
neer het perspectief zich wijzigt,
ook de daarmee verbonden waar
heid wegvalt."
Deze splitsing van de persoon
lijkheid is zodanig kenmerkend
votfr Nietzsche, „dat hij in zijn
brieven, zelfs wanneer de totale
waanzin hem tot de kern van
zijn geestesbestaan genaderd is.
nog volledig normale mededelin
gen doet aan mensen tegenover
wie hij zich steeds als correct
vertoonde expressie zijn, een
constante confrontatie met deze
verstandskunst moet naar ons ge
voel al gauw op verveling uit
draaien.
Consagra's „ijzeren paradijs"
is geen kunst om, zoals dat heet,
er dagelijks mee te leven. Mis
schien zal een beperkte functie
mogelijk zijn als zetstuk in ir
reële theater- en filmscènes.
De tentoonstelling van negen
tien plastieken en enige ontwer
pen blijft tot 10 april in het Rot
terdamse museum.
T. H.
burgerman heeft willen voor
doen zo aan zijn ex-collega
Jakob Burckhardt maar zich
tegelijkertijd in krankzinnige
zelfverheffing uitleeft tegenover
personen voor wie hij die scrupu
les niet behoeft te cultiveren.
Zo wanneer hij schrijft aan
zijn vrienden en in het bijzonder
aan zijn volgelingen Fuchs en
Gast."
Gespeeld
Nietzsche heeft zijn leven niet
alleen geleefd, zegt Vloemans.
maar ook altijd tot op zekere
hoogte gespeeld. In Venetië
schoor hij om de andere dag de
haren van zijn voorhoofd weg,
om het nog hoger te doen lijken
dan het al was. Zijn genie was
hem nooit geniaal genoeg.
Onverpoosd heeft Nietzsche
aan het weefsel van zijn le
venslegende gewerkt. Maar wat
liij onsystematisch, met telkens
hernieuwde aanlopen en met wis
selend perspectief ondernam,
heeft zijn zuster, Frau Foster,
met standvastigheid en conse
quentie bijeengebracht.
Hij is erin geslaagd Nietzsches
ganse leven in Bengaalse belich
ting te doen verschijnen. Na de
geestelijke ineenstorting van
haar broer heeft zij haar hele
leven in dienst van diens roem
gesteld. Zij richtte het
Nietzsche-archief op en wierp
zich op als alleenvertegenwoor
digster van de enig ware Nietz-
sche-orthodoxie.
Volgens haar was Nietzsches
ineenstorting louter het gevolg
van overmatige inspanning en
het overmatig gebruik van slaap
middelen. terwijl hij zeer
waarschijnlijk als svfiliticus aan
progressieve paralyse (wat men
vroeger hersenverweking noem
de) te gronde is gegaan. Hadden
zijn vrienden hem willen begrij
pen en steunen, aldus Frau
Förster, dan zouden we een heel
andere, de ware Nietzsche heb
ben leren kennen en had de we
reld nog menige gave kunnen
ontvangen.
Bedrog
der een stralende hemel. Het
leven hield een koninklijke in
tocht, versierd met gouden re
gen, nog schuchtere prunus,
dotters in het fluwelige gras,
teer groen aan de bomen en
op het vruchthout de bot
tende rose en witte bloesem.
Toen Eric de huiskamer bin
nenkwam zag hij zijn vrouw
Martine, nog in peignoir, ge
leund tegen een stijl van de
open tuindeuren. „Dat wordt
een verrukkelijke dag, Marti
ne" zei hij en zonder commen
taar af te wachten vervolgde
hij: ..Ik zal je helpen met de
ontbijttafel... toe, ga je kle
den."
OET LEEK of Martine niet
hoorde wat Eric zei en
uit de gang van haar gedach
ten zei ze: „Die lelijke lappen-
kat van hiernaast zit weer in
onze tuin. Hij is er duidelijk
op uit om de vogels geen ver
rukkelijke dag te bezorgen
de moordenaar... ik jaag hem
weg." Ze deed een stap de
tuin in, maar bedacht tegelijk
dat zij niet voldoende gekleed
was. Eric zag haar aarzeling
en lachend zei hij: „Jij kunt
het ook rustig laten, want
dan pleegt hij zijn aanslag
wel ergens anders."
Martine keerde zich naar
de kamer. „Wreed hè?" zei
ze. „Het leven is wreed". Eric
zweeg en ging opvallend be
drijvig verder met het gereed
maken van de ontbijttafel.
Hij wist bij ervaring wat er
komen zou als hij op haar op
merking zou ingaan. Sinds de
dood van hun zoon °ieter, nu
twee jaar geleden, was Marti
ne veranderd. Ingekeerd, kon
ze soms lang voor zich uitsta
ren met een boek op h2&r
schoot dat ze nooit uitlas. In
haar praten klonk vaaic e^n
toon van verbittering cocr.
Bitter door het plotselinge
verlies van haar begaafde en
veelbelovende zoon, bitter te
meer doordat niemand haar
verbittering wilde nejriipen.
Ze was de machteloze
troostwoorden al lang beu.
Haar schoot had voor niels ge
dragen, haar huis was leeg en
met haar huis ook haar ziel.
Wat in haar overgebleven
was. raakte aan verwijt,
opstand tegen het leven, te
gen God, die geen antwoord
gaf op haar „waarom". Nie
mand kon haar het verlies
vergoeden. Zij liet zich niet
vertroosten. De koestering van
haar leed was, zonder dat zij
het besefte, onmisbaar gewor
den. Het had de plaats van
Pieter ingenomen.
„Heb je haast?" vroeg ze.
„Je bent zo ijverig vanmor
gen".
„Het is een prachtige dag.
Ik wou de wagen nemen en
een flink eind rijden."
„De stilte van de tuin hier
is me even lief, Eric. Mis
schien vanmiddag, ja?"
„Doe me dan tenminste een
plezier en ga je kleden, dan
kunnen we verder zien."
/~\P DIT ogenblik brak er
een gejubel van klokken
over de stad uit Het was of
ze elkaar antwoord gaven,
ver af en dichtbij. „Hoor je
dat?" zei Eric en liep naar de
geopende tuindeuren. „Feest.
Paasfeest, feest van het nieu
we leven... Dit doet -ne wat.
Ik zou naar de kerk willen.
Ga mee. kom..."
„Vandaag niet., of je er
boos om bent of niet."
„Alleen omdat...."
„Ja. Alleen omdat...!" Ze zei
het wat uitdagend, gereed om
in verweer te komen. Eric
keerde zich naar haar, keek
haar aan en schudde zwij
gend zijn hoofd.
„Hoe lang, Martine.... hoe
lang?"
„Ik denk mijn leven lang"
Daarop ging ze snel de kamer
uit. Eric ging de tuin in,
dronk het beeld van deze
wondere, jubelende Paasmor-
gen in. maar de schaduw was
er weer, de ban van hun leed
leek onverbreekbaar...
niE MORGEN verliep, als
zo vaak, tegen de >vil van
Eric, weer in alle stilte. Hij
wilde Martine niet alleen la-
ten. Zij was door zijn drukke
zakenleven al meer alleen
dan goed voor haar was. Hij
droeg haar leed. verwijt en
opstand in zijn grote liefde
vnnr haar geduldig mee Hij
wilde zo graag de ban waarin
zij leefde en die haar van
hem vervreemde doorbreien,
doch het was een voortdurend
falen, zoals iedereen faalde
die haar troosten wilde.
De middag bracht ook geen
verandering op de gewone
gang. Zij liepen getweeën
door de laan, een groene ere
poort door de ineenges'.oten
takken over de weg naar de
buitenkant van de stad., het
kerkhof. Martine droeg een
weelderige bloementuil in
haar arm.
Het kerkhof was een zon
overgoten gaarde vol bloemen
en zingende vogels. Martine
veegde de kleine witte bank
af die aan de voet van de
grafsteen stond.
yE SCHIKTE haar bloemen
in een marmeren /aas en
ging zitten. Werktuiglijk g'e-
den haar blikken over Ie uit
gehouwen, vergulde letters:
Hier wacht tot de jongste dag
onze geliefde zoon Pieter Eiic
Halsema. geboren 18 april
1938, overleden 12 mei 1964.
Eric bleef staan en keek
naar Martine, die met haar
handen in de schoot, diep in
gedachten op de steen staar
de. Hoe machteloos was dit
alles... Woorden, ach, woor
den.... en toch: „Tot de
jongste dag, Martine..." Marti
ne keek niet op. „Nu", zei ze.
„Ik leef nu, vandaag."
„Ik weet het. Maar vandaag
leven, zonder hoop en uitzicht
is een bittere zaak. We heb
ben die woorden en zijn
vinger wees op de steen
samen geschreven in een hei
lig geloof. Geloof je ze niet
meer?"
Martine aarzelde. „Jawel."
zei ze en terwijl het verdriet
haar mond vertrok voegde zij
eraan toe: „Maar het ver
troost me niet Eric, Ik weet
niet hoe het komt. Ik weet
zelfs dat dit vruchteloos is.,
ja heus, ik zeg het maar voor
dat jij het zegt, maar ik moet
hier telkens terugkeren".
„Om jezelf te pijnigen met
vragen waarop geen ant
woord is..."
T ANGZAAM wandelden
ze, gearmd langs de gra
ven terug naar de levenden
buiten de brede poort met de
zware sierhekken... De stad
gonsde van leven. Ze kwamen
over het grote stadsplein met
de oude kerk. De deuren van
het gebouw stonden open en
toen ze vlak bij waren hoor
den ze het orgel en plotseling
het gezang: „Ontwaakt gij die
slaapt en staat op uit de
dood, en Christus zal over u
lichten".
Martine bleef stilstaan en
keek toen op naar Eric. Hij
begreep en zei: „Kom maar"
en met zijn arm om haar
schouder bracht hij haar naar
binnen. Achterin de kerk gin
gen ze zitten en luisterden.
De predikant las uit I Co-
rinthe 15: „Immers, indien er
geen doden opgewekt worden,
dan is Christus ook niet opge
wekt, dan is uw geloof zon
der vrucht en zijt gij nog on
der uw zonden...
Maar nu, Christus is opge
wekt uit de doden, als eerste
ling van hen die ontslapen
zijn... Want dewijl de dood er
is door een mens. is ook de
opstanding der doden door
een mens. Want evenals in
Adam allen sterven, zo zullen
ook in Christus allen levend
gemaakt worden... Maar ieder
in zijn rangorde. Christus als
eersteling, vervolgens die van
Christus zijn bij zijn komsf
daarna het einde..."
HE PREEK ging Martine
over het hoofd als een on
begrepen jubel, maar dit
bleef „als Christus niet opge
wekt is, zo is uw geloof ij-
del... maar Hij is opgewekt en
die in Hem zijn, zullen le
vend gemaakt worden..."
De zon wierp een zee van
gekleurd licht door de kerk
en ontstak een ster op de zil
veren doopvont voor de
kansel. Daar had ze gestaan
met Pieter in haar armen,
diep-ingelukkig, een aan
God gewijd kind, kind van
het verbond, zo werd het ge
zegd. Maar God had het uit
haar armen genomen... weer
was er het kwellende waar
om... maar hij zal levend wor
den in Christus... ja, maar...
Martines gedachten raakten
verward. Werktuiglijk zocht
ze Erics hand en Eric liet
haar begaan. Hij wist wat ze
doormaakte. steeds weer...
steeds weer.
'POEN Eric en Martine
weer op straat stonden en
langzaam naar huis wandel
den waren beiden in hun ei
gen gedachten verdiept. Marti
nes somberheid had de vreug
de van deze Paasdag weer
verdonkerd, zonder dat hij er
iets tegen had kunnen doen.
Dat vloog hem aan. Was dan
zijn' eigen geloofskracht zo
zwak, dat hij er niets van
aan haar kon mededelen?
Doch opeens bleef Martine
staan alsof haar iets te bir-
nen schoot. Ze zei: „Eric, als
ik wist hoe je dit alles toch
waar kon maken in je leven.
Er straalde iets van
blijdschap van die man van
het Bijbellezen uit... „Christus
is opgewekt"... maar hoe kun
je daar dan zo blij mee zijn,
dat de pijn om de dood je
niet meer aanvliegt, dat je
verlies je niet meer kweli?"
„Ik kan het je niet zeggen.
Ik ervaar het alleen, m.:ar
waarom vragen we het nitt
aan die dominee zelf, die daar
heeft staan jubelen."
„Misschien heeft hij zelf
nooit aan het graf van een
geliefde gestaan, zoals wij",
aarzelde Martine nog, maar
met „We vragen het hen zelf,
misschien..." zaten ze een
kwartier later in de consisto
riekamer tegenover de reeds
bejaarde predikant Het b>ek
al gauw, dat zijn leven r et
anders was dan van Martine.
Hij had zijn vrouw en zijn
dochter verloren. „Ik sta hier
in vlak naast u". zei hij.
„Maar ik heb staan jubelen,
zoals u het noemt, omdat ik
ervaren heb in mijn leven,
dat ons geloof pas ijdel is, als
we niet geloven dat Christus
is opgewekt. Dat is geloven
dat Hij Zijn werk niet heeft
afgemaakt, dat Hij ons armza
lige leven heeft bewust ge
maakt en ons toen alleen
beeft gelaten. En dat niet-ge-
loven is een ramp voor
onszelf en een belediging van
God. Niks meer en ni.es min
der. Maar Hij is op
gestaan, Hij is van Simon ge
zien, zo vertelt de Schrift «n
nu is het maar of je dit aan
vaarden wilt, maar je moet
het aanvaarden omdat het on
denkbaar is, dat zulk een
God van belofte en liefde zijn
werk maar half gedaan zou
hebben."
„En nu is ons geloof niet
ijdel. Nu worden wij in Htm
opgewekt ten leven en alles
wat wij ervaren aan le<*d en
pijn en verlies, wordt van de
kwelling ontheven, want we
gaan door het sterven van
het lichaam heen naar een
aanschouwen waarin aUe vra
gen. alle waaroms zijn opge
lost in een dankbaar
verstaan. En te weten dat je
daarheen leeft maakt je blij,
doet je over je eigen zwakhe
den. ongeloof en tegenslagen
heen groeien... ik heb hei er
varen en daarom kan i" uit
mijn hart oprecht jubeleh".
„Dit is het geheim van
Pasen, omdat we nog eens ex
tra met de neus op dit onge
meen geluk geduwd worden
waardoor we in staat zijn te
zeggen: „Ik dank U, :k dank
U voor alles, hoe "lan ook."
Heb ik iets begrepen van uw
leed? Of heb ik maar worr-
den gezegd die u niets doen?
Ik heb ze niet zomaar gezegd
als predikant, maar ik heb
gesproken uit eigen levenser
varing."
"jtlARTINE gaf geen ant-
J-'A woord. Zij keek hulpeloos
naar Eric, maar deze las iets
in haar ogen dat hem verte
derde. „Ze zal het nog moeten
verwerken" zei hij. „Ik dank
u voor dit korte gesprek. Mis
schien wilt u het met ons nog
eens doorpraten later."
De predikant was genoeg
van goeden wille en hij be
loofde het Maar die avond
was er een wonder'ijke
verstilling gevallen in het
huis van Eric en Marti.ie. Ze
zat met een boek op haar
schoot op de bank, te storen,
maar het was anders, zo voel
de Eric. Plotseling keek zo cp
naar Eric en glimlachte. Het
was een koesterende zon
nestraal in de avond.
Eric stond op en vroeg:
„Zal ik spelen?" „Doe óat",
zei Martine. ,,'s kijken of ik
het nog kan", vervolgde hij
en sloeg de kleine vleugel
open. Hij kon het nog en de
jubel was doorgedrongen tot
het huis en de dood was voel
baar verjaagd... Het feest van
Pasen hield wonderlijk in
tocht
Een Paasverhaal door Herm. Steggerda
Vloemans gaat met enige uit
voerigheid na, hoe het langzaam
voortschrijdende ziekteproces
van invloed geweest kan zijn op
Nietzsches zelfgevoel, zijn stem
mingen en zijn denkbeelden. Hij
stelt vast dit aan de hand van
uitspraken van Bemouilli. And-
Ier. Hofmiiler, Steiner. Kogel.
Ernst en August Horneffer
dat Frau Förster bij de publika-
tie van Nietzsches nagelaten
geschriften bedrog heeft ge
leegd.
Twintig jaar lang heeft zij het
handschrift van Ecce homo (de
geëxalteerde zelfbeschrijving uit
de herfst van 1888) aan de publi-
katie onttrokken om zelf uit de
ze autobiografie op exclusieve
wijze te kunnen putten. Met brie
ven heeft zij knoeierijen bedre-
Haar medewerker Schlechta.
die aanvankelijk de praktijken
van Frau Förster met zijn we
tenschappelijke naam had ge
dekt, heeft bij de uitgaven van
de verzamelde werken van
Nietzsche in de jaren vijftig eer
aanval op zijn vroegere werk
geefster gelanceerd, maar het
zich voorts wat de vaststelling
van de teksten betreft te gemak
kelijk gemaakt
Vloemans kritiseert de opvat
ting van Schlechta dat de hele
schriftelijke nalatenschap van
Nietzsche moet worden verwor
pen en dat Der Wille zur Macht
geen werk van Nietzsche zou
trekt als afstoot „Ieder haalt uit
zijn werk, wat hij eruit halen
wil: Nietzsche heeft nagenoeg al
les beweerd en nagenoeg alles
icstreden."
Schets
Diepten
Aan het slot van zijn betoog
ontwerpt Vloemans een schels
van de gereduceerde Nietzsche,
wiens verdiensten hij vooral ziel
op stilistisch en psychologisch
zebied. Ook erkent hij dat de
-•neelukkige wijsgeer komende
crises en catastrofen heeft
Aangekondigd. Zijn conclusie
luidt dat Nietzsche een raadsel
achtige figuur is, die zowel aan-
Voor ingewijdën bevat Vloe
mans' artikel, naar ik aanneem,
geen nieuws, maar het laat zich
Drettlg lezen en het past in de
aan de gang zijnde, algemene
..beeldenstorm". Toch is naar
miin gevoel over Nietzsche als
cultuurfilosoof, stilist, bestrij
der van het christendom, geniaal
en muzisch aangelegd mens het
'aatste woord nog niet gespro
ken.
Ik ken zijn werk sinds ruim
30 jaar en ben, niet zozeer door
zijn denkbeelden als wel door
zijn voorbeeld als schrijver, me
de gevormd. De Nietzsche-litera-
tuur ken ik maar gedeeltelijk,
omdat de man zelf mij altijd
meer boeit dan zijn commentato
ren.
Sommige mensen, zoals de En-
'-p'sman Bertrand Russell, mis
sen het orgaan om aan de figuur
Nietzsche recht te doen. Vloe
mans, die geografisch dichter bij
Nietzsche staat, wil hem in geen
geval miskennen. Toch vraag ik
me af, of de gereduceerde
Nietzsche de ware Nietzsche is.
Men vermoedt in deze figuur
diepten, die niet medisch-psychi-
atrisch kunnen worden ver
klaard.
DR. C. RIJNSDORR