Kabouter
Prummel
naar de
grote
mensen
EN JEUGDVERHAAL DOOR
ELEEN VAN BATENBURG
Onze
kleur
plaat
ïf
KERSTBIJLAGE 1966
11
was eens een kleine kabou-
die Olekie Prummel heette,
was een erg vrolijk kabou-
maar ook heel ondeugend,
weet wel, de kabouters ko-
nooit overdag uit hun
als er mensen in het bos
De mensen hebben daarom
nooit een kabouter gezien,
weten nog steeds niet of ze
it bestaan of niet
kaboutermoeders waarschu-
hun kindertjes altijd: „DenK
n, je mag pas in het bos spe-
als alle mensen slapen, eer-
niet. Want als de mensen je
nemen ze je mee naar de
jr Olekie Prummel wilde zo
g eens een echte mens zien.
keertje maar, dacht hij, ze
tn me heus niets doen.
was jaloers op de mussen,
ipreeuwen en de roodborstjes,
's winters wel naar de stad
en om brood te zoeken dat
nensen voor hen neerstrooi-
Ze vertelden dat er auto's
en trams. En dat er heel
huizen waren, nog hoger
de bomen.
och, wat wou Olekie
mmel dat graag eens zien.
de mensen toch aardig zijn
de vogels, zijn ze het vast
voor kabouters, dacht
Hij besioot een keer naar de
te gaan.
aar hoe? Hij kon niet vlie-
zoals de mussen. En zijn
itjes waren maar zo klein,
was veel te ver voor hem.
een woensdagmiddag, toen
r moeder in de keuken was,
te Olekie Prummel de deur
Zijn hartje klopte wel heel
en hij was toch wel een beet-
bang. Maar toen hij een paar
es gelopen had en niemand
vergat hij zijn angst,
at was het bos mooi overdag!
urn scheen door det takken
de bomen. Dat had Olekie
nooit gezien. Wat een prachti-
kleuren! En de vogels zongen
rolijk!
Jjpeens... o, wat schrok hij!
A klein eindje verder, onder de
te eikeboom, zat een jongen.
P a vrolijke, fluitende jongen.
- had een emmertje bij zich,
rin een heleboel eikels zaten.
P- Olekie dacht: wat is hij groot.
aar hij is vast wel aardig,
ü1 ant hij fluit zo vrolijk. Een
beetje bibberend r.og
wam het kaboutertje onder de
truVk. vandaan waar hij zich
etschokn had en tippelde heel
actrjes naar de jongen toe.
J»g!" zei hij met piepstem-
dongen keerde zich om. Zijn
id viel open van verbazing,
fat!" riep hij. „Ben jij ben
een echte kabouter?"
heel echte", piepte Olekie
el. „Ben jij een echte
p. Ik ben een kind", lachte de
a, gen. „Dat is een klein mensje.
ik heet Walter. Hoe heet
ben Olekie Prummel."
Kom eens een eindje dichter-
vroeg Walter.
Ik ben bang dat je me pakt",
Olekie.
Nee hoor. Ik zal je geen
r; aad doen. Ik wil alleen maar
beetje met je praten."
oorzichtig deed Olekie Prum-
een paar pasjes naar Walter
De jongen keek zijn cgen
Een echte kabouter! Met een
e[ id pakje aan, een puntmuts op,
een klein grijs baardje,
ij Woon je in de stad?" vroeg
kie.
Valter knikte.
Weet je wat dat is, de stiti?"
e eg hij.
ja. Er zijn auto's en trams,
heel hoge huizen. Ik wou zo
ii; schrikkelijk graag de stad
zien," zuchtte Oiekio Prum-
Ga met me mee,' zei Walter,
zal goed op je passen."
llekies ogen schitterden. Mee
ar de stad, die prachtige sr?d?
'wilde wel! Maar hij was toch
n beetje bang.
M je me niet aan andere
en laten zien?" bibberde hij.
breng je :ne ook weer le-
Jk beloof het!" zei Walter.
Op je abouter-erewo )fd."
Welnee! Op mijn mensen-eie-
ging Olekie Prummel mee
de stad. Hij zat veilig in
liters jaszak toen die op de
ts wegreed. O, wat vond Ole-
het heerlijk! Hij had nog
fljt zo hard gereden. Telkens
ek hij even boven de rand van
zak uit, en hij zag de stad
dichterbij komen.
Walter nam hem overal mee
irtoe. Hij zag de trams en de
tH- Hij ging mee de winkels in
kreeg heel kleine stukjes cbo-
»de van Walter. Mmm, wat
i dat lekker! Hij mocht mee
de roltrap en in de lift.
n toen gingen ze ook nog
jr het strand. Olekie Prum-
zag de zee, en de schepen,
zag de mensen zwemmen in
l water.
De wereld was wel erg erg
Maar ook zo groot! En de
isen waren zo groot. Wat zou-
n ze doen als ze wisten dat hij
jf in Walters zak zat?
Toen ze eindelijk weer op Wal
kamer waren, zuchtte Ole-
•Nu heb ik geloof ik alles ge-
n- Nu wil ik weer naar huis."
wilde ineens heel erg graag
£8 naar het veilige bos, naar
kaboutervader en moeder en
zusjes en broertjes. Die kiei-
Olekie Prummel! Hij moest
woon bijna huilen, zo verlang-
ineens naar het kleine ka-
Werhuisje.
'Walter," piepte hij. „Ga je me
terugbrengen?"
„Nee," schrok Walter. „Dat kan
niet direct Ik ga nu naar piano
les, en dan moet jij zolang hier
blijven."
„Alleen?" bibberde Olekie.
„Ja. Over een halfuur kont ik
terug, en dan breng ik je naar
huis. Is dat goed? Kijk, ga hier
maar in die bloempot achter het
gordijn zitten. Dan kun je voor
het raam kijken. Maar denk
erom: als mijn broer Jaap soms
binnenkomt, laat je dan niet
zien. Want dan kom je vast nooit
meer in het bos."
Olekie beloofde het, en Waller
pakte zijn muziekboeken en ging
weg.
Daar zat het kaboutertje al
leen. Er was niet veel te zien
buiten. Af en toe een auto of een
bromfiets. Maar die had hij al zo
veel gezien. Wat duurde het lang
voor Walter terugkwam! Was het
halfuur nog niet om?
Eindelijk ging de deur open.
Gelukkig! Olekie Prummel
sprong te voorschijn.
Maar o, het was Walter
niet. Het was Jaap, zijn broer.
Wat schrok hét arme kabouter
tje! Hij wilde zich gauw weer
verstoppen, maar gooide in zijn
angst een zakmes op de grond.
En toen... toen zag Jaap hem.
„Een een echte kabouler!"
riep hij. „Hoe kom jij hier?" Hij
pakte Olekie Prummel met zijn
grote hand en draaide hem om
en om. „Een echte kabouter! hip
pie! Ik neem je mee naar school,
en laat je aan iedereen zien.
Tjonge zeg, wat zullen we een
pret hebben! Misschien mag ik
wel met je voor de televisie. Dan
kan het hele land je zien, en dan
zal iedereen weten dat kabouters
toch echt bestaan."
„Nee, nee!" smeekte Olekie.
„Toe, laat me los! Ik wil weer
naar het bos terug!"
Die arme Olekie Prummel! O,
wat had hij een spijt dat hij niet
naar zijn moeder geluisterd had.
Nu zou hij haar misschien nooit
meer terugzien. De tranen liepen
over zijn wangetjes tot in zijn
grijze baardje toe.
„Toe, hou nou eens op met hui
len," vroeg Jaap. „Vertel eens
hoe je hier gekomen bent, en hoe
je heet Zijn er nog meer kabou
ters in het bos? Ja, vast een hele
boel, he?"
Olekie Prummel gaf geen ant
woord op al die vragen. Hij huil
de maar door van angst en ver
driet.
Jaap vond het echt naar.
„Ik zal je heus geen kwaad
doen, hoor", zei hij. „Maar de
mensen moeten nu eindelijk ze
ker weten dat kabouters echt
bestaan".
Hij zette Olekie Prummel even
neer op Walters bureautje. De
angstige kabouter nam een reuze
sprong en kwam op de grond te
recht. Vlak naast de benen
Walters broér. In zijn angst klem
de hij zich vast aan de
broekspijp van de jongen, die
hem natuurlijk nergens meer
kon vinden. Hij zocht en
zocht
„Hé, kleine grappenmaker,
waar zit je? Kom maar voor de
dag hoor, want ik ontdek je toch
wel".
Olekie Prummel hield zich
muisstil.
Toen zwaaide de deur open en
daar kwam Walter binnen.
„Hoor eens!" riep zijn broer op
gewonden. „Er is hier een echte
kabouter in de kamer! Een heel
echte, met een rood jasje aan en
een puntbaardje. Hij kan praten
en lopen!"
Walter schrok.
„Klets niet", zei hij. „Kabou
ters bestaan niet".
Meteen zag hij Olekie Prum
mel op Jaaps broekspijp zitten.
Hij bukte zich, pakte het beven
de kaboutertje beet en stopte het
vlug in zijn zak.
„Waar ls hij dan?" vroeg hij.
„Ik denk dat je gedroomd hebt".
„Nee, echt, echt waar! Ik heb
met hem gepraat ook. En toen ik
hem even op je bureau zette,
sprong hij op de grond. En nu is
hij verdwenen".
„Nou," zei Walter, „als ik hem
gezien heb, zal ik het geloven.
Maar eerder niet!"
Jaap zocht en zocht, op het bu
reau en eronder en overal. Maar
hij kon Olekie natuurlijk niet
vinden, want die zat veilig in
Walters zak.
„Zoek jij maar door hoor, ik
moet nog even weg", zei Walter.
„Als je hem gevonden hebt, houd
hem dan goed vast". Hij ging
met Olekie Prummel in zijn zak
de kamer uit en liet zijn broer
zoeken.
Die haalde zijn vader erbij en
zijn moeder en een vriendje. En
ze zochten wat ze konden! Onder
de stoelen en de tafel en de
kasten, averal. Ze haalden de he
le kamer leeg en keken op elk
plekje. Maar de kabouter vonden
ze niet.
Toen lachte iedereen hem uit
en ze zeiden dat hij gedroomd
had. En Jaap begon zelf ook te
geloven dat het een droom ge
weest was.
En waar was Walter naartoe
gegaan? Hij had zijn fiets gepakt
en reed als een razende naar het
bos, met de kleine Olekie Prum
mel. Bij de grote eikeboom haal
de hij hem uit zijn zak.
Toen Olekie zag dat hij vlakbij
zijn huisje was, maakte hij een
vreugdedansje, en rende meteen
door de struiken weg. Hij vergat
zelfs om Walter te bedanken. En
nooit, nooit is hij meer overdag
in het bos gegaan. Hij wist nu
hoe gevaarlijk het was.
En Walter vertelde aan nie
mand zijn avontuur. En zo komt
het dat de mensen nog altijd niet
weten of kabouters echt bestaan
of niet.
Beste jongens en meisjes,
De kleurplaat van dit jaar
laat jullie alle mogelijkhe
den. Je kunt van dit ijstafe
reel iets heel teers maken of
een felle tekening met bonte
kleuren.
Maar natuurlijk mogen
jullie het zelf weten, leef je
fantasie maar uit. Misschien
duurt het niet zo lang meer
of jullie staan zelf ook op de
schaats.
Wat we nu aan jullie vragen is
deze tekening zo mooi mogelijk
te kleuren. Je mag kleurkrijt ge
bruiken, kleurpotloden of water
verf, dat geeft allemaal niets, als
het maar heel erg mooi wordt.
We hebben besloten de deelne
mers in twee groepen te splitsen,
namelijk de eerste groep tot en
met acht en de tweede groep van
negen jaar en ouder.
We rekenen er op, dat we hon
derden en nog eens honderden
platen gekleurd en wel terugkrij
gen. Bij die inzendingen moet
dan wel even precies geschreven
worden: je naam, je adres, je
leeftijd en of je een jongen of
een meisje bent. Vooral de leef
tijd is erg belangrijk natuurlijk,
want als je dertien jaar bent,
werk je allicht mooier dan wan
neer je nog maar vijf of zes
bent.
enveloppe al zet, hoe oud hij of van 25 gulden en die de winnaar deze prijzen in de wacht zullen
zij is. Dan kunnen we de inzen- winnares) zeif mag uitkiezen slepen.
dingen immers al van het begin en dan er v00r beide groe_
af goed uit e'kaar houden 1 INZENDINGEN
ai goeu uit e.itaar nuuucn. pen nog een prljS van tien gul-
Voor iedere groep zal er een den en vier prijzen van vijf gul- Voor de 13de januari moeten
eerste geldprijs beschikbaar zijn den. We zijn erg benieuwd, wie wij alle inzendingen in ons bezit
hebben. Na die datum kan het
werkelijk niet. Zendt de tekenin
gen aan de redactie, met links
bovenaan de enveloppe de ver
melding „Kleurwedstrijd" (Leef
tijd jaar).
Begin december hebben wij in ons blad gevraagd om kindertekeningen die het Kerstfeest
zouden uitbeelden. We hebben stromen werkstukken gekregen, heel bewerkelijke met veel
kleuren en heel eenvoudige. Allemaal waren ze prachtig. We hadden echter beloofd dat
we een paar eenvoudige prijsjes zouden uitloven. Na lang wikken en wegen kwamen de
volgende kinderen als gelukkigen uit de bus. Zij krijgen een boekenbon van vijf gulden.
1. Nelleke Verwey, Westlaan 71 te Pijnacker; 2. Kees de Koning, Rijnsburgerweg 143 te
Rijnsburg; 3. Piet Koster, Kooistraat 18, te 's-Gravendeel; 4. Harry v.d. Herik, Meidoornstraat
34 te Papendrecht; 5. Elly Epker, Omloopdijk 38 te Rotterdam; Corry Haasnoot, Voorstraat
20 te Katwijk aan Zee; 7. Stieneke Poot, Tapuitstraat 36 A te Rotterdam.