Dat werd
Little
Dutchie's
zwaarste
nacht
Repareren
Eerste Kerst
Langste reis
„Dat lust ik"
Saamhorigheid
Verstijfd
Bombardement
„De Albyndat was een schip waarop je varen leerde
10
KERSTBIJLAGE 1966
Jongen werd
zeeman op
barre
tocht
DAN praten ze hier over kou. Man, ik moet erom lachen. En ik vraag dan wel eens: Hebben jullie ooit boven
in de mast gehangen in een striemende sneeuwstorm Weet je wat het is, als je geen gevoel meer hebt in je
vingers en het bloed er uitspuit Dat is pas kou Onze strengste winter is er maar kinderspel bij."
ALS een blok ijs was „Little Dutchie" in die nacht naar beneden gekomen, na zestig meter zakken langs het door
ijs steenhard en glibberig geworden want. Kees van Dierendonck herinnert zich die pikdonkere nacht op de Zwarte
Zee bij Kaap Hoorn als was 1911 gisteren en als voelt hij nóg die verkillende kou, die de snorrende kachel in zijn
Overveense flat lijkt te doen vergeten.
//LITTLE DUTCHIE": de 15-jarige Kees van toen, een jongen, voor wie de zee zijn leven zou worden, kreeg
daar op het spokende water onder de zuidelijkste punt van Zuid-Amerika, zijn doop. Als lichtmatroos op de Finse
viermastbark Albyn, een fier zeilschip, dat hem onafgebroken twee jaar lang over alle wereldzeeën voerde.
maanden om
Kaap Hoorn
TTET was die reis, die Kees van Dierendonck voor
het leven de eretitel Kaap Hoornvader gaf. Eetr
titel, die nog slechts weinigen van de zeelieden van
vandaag dragen: er zijn er nog maar vijftig over en
Kees 70 nu is één van hen. Bij Kaap Hoorn, de
beruchte ronding voor elke zeilvaarder uit die tijd, is
hij zeeman geworden. Die reis is hij nooit vergeten.
langs, dat ik dacht:
ons gedaan. We waren
het slechtste seizoen.
Hoe het schip was toegetakeld
bleek al gauw toen het eenmaal
binnen lag. Drie maanden waren
er nodig om het weer zeewaardig
te maken, voordat de zeilen weer
konden worden opgetuigd en de
tot wrakhout geslagen verschan
sing was hersteld.
„In die maanden probeerden
we ons zo goed mogelijk te
amuseren, althans in de vrije
tijd, want overdag moesten we
werken. Voor ons was het een
dure tijd. Met uitzondering van
schapevlees en pinguineieren
was alles onbetaalbaar. Met onze
gage van 18 gulden in de maand
konden we niet veel doen.
Ook daarom waren we opge
lucht toen we eind september
met een flinke bries in de rug de
wal achter ons konden laten. Dit
maal hadden we meer geluk bij
de kaap. Het was inmiddels zo
mer geworden. En al stond er
toch nog een stevige wind, we
kwamen er zonder schade door
heen. Chili was toen niet ver
meer. Tenminste in de ogen van
de zeeman van toen: 35 dagen
Maar „Little Dutchie" had toen
z'n zeedoop allang gehad. Die
eerste reis om de kaap was het
zwaarst geweest. Zelfs de erva
ren ouwe moest dat wel toege
ven. Alles wat er na kwam, was
in vergelijking daarmee een ple-
ziervaart.
Varen in die tijd was een
avontuur. Waar je naar toe zou
worden gestuurd wist je nooit
van tevoren. Toen kolen en bri
ketten waren gelost, moest de
Albyn naar Australië. Een nieu
we reis van honderden mijlen,
nu over de Pacific. Zonder la
ding en zonder de vijf schepelin
gen, die er de brui aan hadden
gegeven en waren gedeserteerd.
Alleen 1200 ton zand-ballast.
Kees van Dierendonck:
ondanks zyn 70 jaren
nog steeds zeeman, zy
het dan een rustend te
rend op herinneringen,
levend gehouden door
schilderijen in zijn
werkkamer en de wim
pel van de internationa
le organisatie van Kaap
Hoorn-vaarders.
Dat had je wel nodig om het
schip vast op het water te hou
den."
Het was op die trip, dat kitt
le Dutchie" zijn eerste Kerst op
zee vierde. Een gebeurtenis?
noon
Rinsflever
water opengemaakt. En voor de
man die de wacht had, beteken
de het dat hij niet hoefde te wer
ken. Voor de rest was er niets.
Haast ongemerkt gingen die da
gen voorbij."
Eenenzestig dagen varen.
Toen: Australië, Newcastle.
Kees van Dierendonck ziet nog
voor zich hoe zij de haven wer
den binnengesleept nadat de ou
we urenlang met de sleepbootka
pitein had gemarchandeerd over
de sleepprijs. In die dagen was
dat allemaal niet zo vast gere
geld. Zeevaarders, dat waren
vrijbuiters.
Kees grinnikt. Er werd eigenlijk
nooit iets aan gedaan. Zeker niet
als er zwaar weer was. Dan was
er geen tijd voor. In het beste
geval werd er als we dat nog
hadden een varken geslacht
of een blikje met vruchten op
Bijna twee jaren duurde Little
Dutchies eerste reis. Want na
Newcastle volgden nieuwe op
drachten. Na een paar dagen los
sen, laden en passagieren terug
naar Chili met een lading kolen
en vandaar naar Venetië met sal
peter.
Honderddrieënvijftig dagen op
zee, aan één stuk. Als je dat nu
aan zeelieden zou vertellen, zou
den ze ervan staan te kijken.
Waar op het ogenblik een nor
maal varend vrachtschip er an
derhalf of twee dagen over doet
om van Gibraltar naar Venetië
te komen, kostte dat ons
drieëndertig dagen.
Je was volkomen afhankelijk
van de wind en die was voor ons
natuurlijk niet altijd even
gunstig. Zeker niet in de Middel
landse Zee, waar je veel van
koers moest veranderen. Dan
was het vaak tegenwind en nog
eens tegenwind. Ideaal was het
eigenlijk alleen in de passaatwin
den op het zuidelijk halfrond.
Dan voer je op constante snel
heid. Soms met 13 mijlen per
uur, dagen achtereen."
April 1913 werd voor „Little
Dutchie" het einde en het begin.
Het einde van zijn eerste reis;
het begin van zijn zeemansloop
baan. Want toen hij in Venetië
met een kaartje van Cook op de
trein naar Vlissingen stapte
was hij er wel van overtuigd,
dat hij op zee zou blijven.
„Dat was, het grote voordeel
van de zeilvaart van toen", zegt
hij, „je haalde er de echte zeelui
uit. Er waren twee mogelijkhe
den. Of je zei na zo'n tocht: dat
was eens maar nooit meer en.
dan viel je af, of je zei: dat lust
ik, dat kan ik hebben. Dat waren
dan de echte zeelui. Mannen, die
tot hun dood toe voeren. Die
nooit meer de wal opgingen.
Zelfs niet voor een verloving of
een trouwerij. Zo'n zeeman zei
altijd: ik ben met m'n schip ge
trouwd, m'n vrouw komt op de
tweede plaats".
Kees van Dierendonck: „Kom
daar nu eens om? Neem een
knaap van de zeevaartschool. Die
maakt één reis, raakt dan dik
wijls om zijn pakje verloofd
en dan is het uit. In het
gunstigste geval mag hij loods
Kees van Dierendonck is zo'n
zeeman van het oude soort ge
worden. Misschien wel juist door
die harde eerste reis op een
zeilschip. Met weemoed denkt hij
aan die tijd terug. Dat de zeil
vaart verlopen is, is jammer. Na
tuurlijk, er gaat niets boven het
moderne comfort van een mo
torschip. Maar toch: er is een
stuk romantiek verdwenen. En
ook de saamhorigheid. Als leeu
wen kwam je voor elkaar op. We
maakten toch dikwijls reizen van
tweehonderd dagen, maar er was
bijna nooit een kankerstemming.
Je deed het werk met een „smi
le" op je gezicht."
Die eerste ronding van Kaap
Hoorn bepaalde het leven van
„Little Dutchie". Zeventien was
hij toen hij terugkeerde en direct
inschreef voor de zeevaartschool.
Toen moest hij in dienst „Daar
voelde ik natuurlijk niets voor.
Ik was het vrije leven gewend
en wilde varen." Die dienst werd
voor hem dan ook niet meer dan
zeven weken kazerneleven. Toen
vertrok hij weer. Naar het toen
malige Nederlands-Indië, de eni
ge manier om de dienst te ontlo
pen.
één afgeschoten. Toen zonk ot
hij."
Kees van Dierendonck werd 9
red en gevangengenomen. B
kwam terecht in een kamp. Bk
er jaren zitten. Kwam ten slca
vermagerd terug. Het was ai
maal hard aangekomen. Mir
even hard was de volgende kla
zijn pensionering. Het was i
een van de prettigste dagen 1
mijn leven, herinnert hij zich.i
„Ik probeerde het. Ik bleef 1
wal. Maar ik verveelde ri
welijk. Na een jaar probeerde
weer weg te komen. En dat lui
te. Weer naar Indië."
Voor de Billiton-maatschapj
moesten drie LCT's worden t
gebracht. Van die kleine 400 to:
scheepjes, die in de oorlog tan!
vervoerden voor de geallieerde
Kees bracht er een van. Dwa
door de Golf van Biskaye.
Maar ondanks de geringe diep
gang van vier voet redde hij he
„We deden er zestig dagen
Toen waren we op Billiton."
Omdat Kees er toen toch een
maal was, bleef hij. Ruim dri<
jaar voer hij voor de Billitot
Toen ook daaraan een
kwam, zocht hij de KPM -
op. Hij werd aangenomen al
kort verband gezagvoerder
kleine scheepjes. Maar lang duur
de ook dat niet. „De jongere
vonden, dat de oudjes hun promo
tie in de weg stonden. En daar
om moest ook ik weg."
Een tijdje voer Kees van Die-
rendonck nog bij een Indone
sische maatschappij, die zout ver
voerde. Dat was al na de 1
dracht, wat betekende dat hij
met een geheel Indonesische be
manning moest varen e
grootste probleem was buiten de
conflicten te blijven.
gustus, als het bij de Kaap felle
winter is. Een reisje van een
paar maanden, hadden we in
Antwerpen gezegd. Vierduizend
ton cokes en briketten naar Chili
brengen en dan weer snel terug.
Maar dat liep heel anders, want
acht maanden duurde het voor
dat we op de plaats van bestem
ming waren. En in die tijd had
den wij als jongsten
doodsangsten uitgestaan."
„Die ene nacht voelden wij ons
het ellendigst. Dertig uur lang
kregen we geen warm drinken,
eten of slaap. We waren door en
door verstijfd van de kou. Het
schip was onbestuurbaar gewor
den en zo toegetakeld dat er van
de 3800 meter zeil bijna geen lap
je meer over was.
Allemaal waren we aan dek,
want elke man was nodig. Ook
de jongsten. Reken maar niet,
dat de kapitein van een zeilschip
zei: Ach, laat die jongens maar
in hun bedje blijven, het is te
zwaar boven. Wij moesten ook
de mast in, al was het levensge
vaarlijk en al striemde de hagel
je in het gezicht als je boven met
de als kanonschoten klapperende
zeilen bezig was. Dat was het
ergste van die nacht. En daar
kwam nog bij, dat we zwaar slag
zij maakten doordat de cokes
was gaan schuiven. Toen het
schip ook nog lek sloeg,
verschansing, deuren en sloepen
door een donderende zee kapot
werden gebroken en zout water
in de drinkwatertank drong,
dacht ik: nu is het met ons afge
lopen.
Zes weken lang worstelden de Al
byn en zijn moede bemanning om
de kaap te ronden. Toen werd het
ook de kapitein te erg. Kees van
Dierendonck: „Dat wilde wat zeg
gen. Er moest heel wat gebeuren
voor die zei: Jongens, we gaan
niet meer naar boven.
Maar op een gegeven moment
moest het wel. We moesten te
rug, ook al leek dat onmogelijk.
Het schip bleef zonder zeil prak
tisch dwarszees liggen, hoezeer
we ook probeerden het voor de
wind rond te draaien, want door
de wind ging niet meer.
Bijna een volle dag duurde het
voordat het eindelijk afviel en
het ons gelukte het op de koers
te krijgen voor de terugkeer.
Port Stanley, had de ouwe ge
zegd, daar kunnen jullie op ver
haal komen en daar repareren
we. Nog negen dagen kostte het
voordat de haven van de Falk-
land-eilanden in zicht kwam.
Toen eindelijk een paar dagen
rust
We konden onze kleren drogen,
want op zee was daar geen gele
genheid voor geweest. De enige
manier om ze nog enigszins
droog te krijgen, was erin naar
bed te gaan, want verwarming
was er niet bij. We kregen maar
Dat waren zijn zwaarste jaren.
Zeker die februaridag van 1942
staat in zijn geheugen gegrift als
een nachtmerrie. Als gezagvoer
der van de vrachtvaarder Sloet
van de Beele moest hij 485 mili
tairen vervoeren van Billiton
naar Java. In opdracht van de
Nederlandse regering, die het
nutteloos vond nog langer een po
ging te doen Banka en Billiton te
verdedigen tegen de oprukkende
Japanners toen Singapore een
maal gevallen was.
Nog maar een paar mijl buiten
gaats voer hij met een vol schip,
toen vijftien Japanse bommen
werpers naderden. Hij praat er
liever niet over wat toen gebeur
de. „In vijf minuten was het afge
lopen", zegt hij. „Eén treffer en
een paar „near misses" en het
was gedaan. Het schip zonk en
260 opvarenden verdronken. Het
kon ook niet anders. Ze vlogen
zo laag. Niet meer dan 600 meter.
Bijna elke bom was een treffer.
De torpedoboot jager Van Nes,
die ons escorteerde, hield het iets
langer uit. Maar ten slotte bleek
het geschut niet voldoende om de
strijd vol te houden. Er werd er
Kees van Dierendonck nu: ee:
zeeman in ruste. Een man val
zeventig, die men echter nis
meer dan vijftig geeft. Want ge-(
zond is hij gebleven. Door hel:
zoute water, zegt hij.
In zijn Overveense flat brengt
hij zijn oude dag door. Terend
op herinneringen. Op vroeger.
Want voor Kees is zeevaart nog
altijd zeilvaart.
Vandaar ook zijn plaats in het
bestuur van Nederlandse Kaap
Hoornvaarders. Hij voelt er zich
thuis onder zijn oude makkers
met wie hij samen het vereni
gingsblad samenstelt. Een blad
met reisverslagen van vroeger.
Maar ook met actueel vereni-
gingsnieuws. Want nog altijd is
de vereniging actief. Elk jaar ko
men de vijftig Kaap Hoornvaar
ders bijeen. Samen met hun bui
tenlandse collega's, allen vere
nigd in de Association Internatio
nale des Capitains Longcourt Ca
pe Hornier.
Dit jaar gebeurde dat in
het Franse Saint Male, vol
gend jaar wordt het South
ampton. Kees van Dieren
donck zal er ook dan weer bij
zijn. Evenals vele van zijn
kameraden, voor wie Kees
daar nog altijd Little Dutchie
is.