Het Kerstfeest dat nooit DENKEI MORGEI 1 )e eerste en le laatste Kroesje mee Een ster Triest en blij D ll aan KERSTBIJLAGE 1936 5 ET Kerstfeest met zijn universele betekenis heeft toch voor ieder van ons een eigen, wel haast traditionele sfeer. We beleven het, vieren het op eigen wijze. Het Kerstfeest weeft een draad door ons leven, vaar in we het patroon rerhaald willen zien. Voor de een behoort j het Kerstfeest denne- eeur, voor de ander is het getwinkel van kaarsen er onverbrekelijk aan verbonden. Op het ogenblik waarop heel het gezin rond de tafel vereend is als in de jaren toen de kinderen nog thuis waren. In onze herinnering rijen zich de jaren en de Kerstvieringen. Hoe tradi tioneel, hoe geworteld het Kerstfeest in ons leven is, werd wel heel dui delijk toen ik aan een aantal mensen vroeg: „Wat is in uw leven het Kerstfeest, dat u nooit vergeet?" „Het Kerstfeest, dat ik nooit vergeet?" Ze hebben er allemaal over na moeten denken. E reactie van mevrouw L. A. LEVER-BROU WER was: „Het Kerstfeest is altijd heerlijk. Het Kerstfeest, dat ik nooit vergeet? Daar moet ik over nadenken. Maar goed, komt u maar". Dat betekende een reis naar Amersfoort, waar de heer en mevrouw Lever in een moderne flat tus sen groen en bloemen genieten van het pensioen. Een leven van hard werken ligt achter hen. Van hem als toegewijd onderwijsman, van haar als huis vrouw, moeder, schrijfster van talloze artikelen, spreekster op vele bijeenkomsten, actief hoofd bestuurslid van de Christen Vrouwenbond. oudste zoon zou met zijn gezin komen. Nu hadden zij thuis wel elk jaar een boom gehad. Mijn principes kennend, had mijn zoon zijn kinderen terdege voor bereid: Oma heeft geen boom. Maar wij wisten ook, wat die boom voor de kleintjes beteken de. Mijn man en ik zijn er toen samen een gaan kopen. Hij stond in de erker, helemaal met wit en zilver opgetuigd. Ik kon het echt niet over mijn hart verkrijgen er bonte spullen in te hangen. We hadden voor de veiligheid, elektrische kaarsjes genomen. De avond voor kerst kwamen de gasten. In de gang jassen en jasjes uit en toen de deur van de kamer open... de stralende boom....de juichkreet van de kin deren: „Toch een kerstboom In de loop van het jaar wordt wel degelijk gecontroleerd of al les klopt. Alleen... niemand weet door wie en wanneer. Het moe ten vreemdelingen zijn, die ge woon binnenstappen en eten, kij ken, proeven, beoordelen. In 1956 had de heer Borger- ding voor het eerst die brief ont vangen. En toen op de ochtend van de 24ste december kwam er weer een brief. Met de medede ling, dat Oudt Leyden in 1957 vermeld zou worden in deGui- de... met een ster! ,Die ster heeft me echt de rustigste Kerstdag van mijn le ven gegeven". Dat zal ik nooit vergeten. Het was de eerste kerstboom die we in huis gehad hebben en die dit Kerstfeest tot een aparte bele ving maakte". Ook de laatste boom Het verhaal van het Kerst- we in Den Helder woonden. Een waarschijnlijk, want nu gaan de (eest, dat zij nooit vergeet ligt groot huis waar we gemakkelijk ouders naar de kinderen op hoog- jnvet op kaar lippen. logé's konden hebben. Mijn tijdagen. „Ik heb niets tegen feestvie- f. zegt ze, „Integendeel. De lijlel leert ons, dat we mogen eren. Lees het maar, acht jen achter elkaar! Maar wat denk is, waarom de aigde om Christus' geboorte meer het hele jaar irstraalt. Die mag niet slechts worden op twee jen. laar die Kerstdagen mogen een hoogtepunt zijn. Bij ons het altijd een gezinsfeest ge est. Toen de jongens nog thuis ren (we hebben er drie) en we rendien de drie kinderen van zuster van me bij ons in huis dden, deden we het zo! Morgens zette ik de radio n, die gaf op Eerste Kerstoch- :d altijd mooie muziek. Alle uren open en dan kreeg ieder TKVR. MR. C. W. I. WTTEWAAL VAN STOETWE- GEN, officieel. De freule, populair Bob of tante Bob voor zeer velen. Ze moet menige Kerstdag de gast geweest zijn in een omgeving waar de mees ten van ons slechts van kunnen dromen. Ze heeft Kerstdagen in Amerika en in Zwitserland doorge bracht. Wat is haar Kerstfeest, dat ze nooit ver geet? DE HEER S. M. BORGERDING is een man met duizend verhalen. Dat kunnen anecdotes zijn uit zijn loopbaan als restaurateur, waarin hij hoge gasten en beroemdheden in zijn eethuisjes Oudt Leyden aan de Leidse Steenstraat culinaire geneug- den heeft verschaft. Het kunnen herinneringen zijn aan zijn leertijd, toen hij des ochtends naar de Rui- gehoek moest om het ontbijt van koningin Wilhel- mina te verzorgen. Het kunnen beschouwingen zijn over het organisatieleven, waarin hij op zeer ver scheiden terrein een rol speelt. Hij doet zijn verfialen echter nooit als een afge rond geheel. Al vertellend werpt hij vragen op; zet uitroeptekens; vindt in het verhaal nieuwe ge sprekspunten. Mevrouw Lever springt over een heel andere gedachte: lijk, ik ben groot geworden in tijd dat een kerstboom voor iets onbestaanbaars was. mmige mensen hadden er wel n, maar dat was werelds. Ik et nog heel goed,1 dat ik voor eerst wat hulsttakjes in huis 1de die ik achter de schilderij- (tak. Ik vond het zo feestelijk, het was een hele overwin- op me zelf. En nu krijgt u uw verhaal van het kerst dat anders was dan de an- Haar man glimlacht, hij weet it er komen gaat. „De jongens n alle drie getrouwd. Alle drie bben een eigen gezin. was het laatste jaar, dat „Het Kerstfeest, dat ik nooit vergeet...." De vraag voert hem terug en brengt hem tegelijkertijd naar het Kerstfeest 1966. En dan is er een zekere bezorgdheid in hem. Zoals ieder jaar. Hij is dan weer verantwoordelijk voor zijn gasten, die van het etentje bij hem wonderen verwachten. „Het Kerstfeest is steeds weer iets wonderlijks in dit bedrijf. Zoals u weet: we zijn op zondag altijd gesloten. Ook op Eerste Kerstdag, maar Tweede Kerstdag is er het kerstdiner, behalve als die tweede op een zondag valt. Het kerstdiner is een gebeurtenis die duizend en een voorbereidin gen vraagt. Je hoofd loopt om. Doodgewone dingen. Of je mensen genoeg krijgt om de zaal te versieren, de tafels te dekken, in de keuken. Het menu. En tege lijk leef je naar de Kersttijd toe. De avond voor Kerst de dienst in de Lutherse kerk...." Ten geleide Als in andere jaren doen we ook ditmaal onze lezerskring lezers en lezeressen, jongeren en ouderen ons Kerstnummer toekomen. Het betreft hier een traditie, die we elk jaar voortzetten met de liefdevolle aandacht die zij verdient en die ook past bij het blijde Kerstgebeuren. Ook nu hebben zowel voorbereiding als samenstelling geheel bij de eigen redactiestaf berust. Wij zien immers Kerstnum mer en krant liggen in eikaars verlengde. Opzet en rechtstreekse verzorging waren weer aan onze redacteur H. van Balkum toevertrouwd. Hij mocht veel mede- Werking ondervinden. Wij hopen, dat ons Kerstnummer dat hiermee immers •«gelijk dat van onze lezers en lezeressen is geworden u «Hen goede uren mag bezorgen. Wij hopen, dat het een bijdra ge mag zijn tot versterking en verdieping van de ware Kerst vreugde. Want daaraan is behoefte. DIRECTIE cn HOOFDREDACTIE Waarbij verteld moet worden dat de heer Borgerding in het kerkelijk leven bijzonder actief is. Ook daar kan hij van vertel len. Wat hem zo ter harte gaat: de doorwerking van de oecume nische gedachte. Dat een paar we ken geleden een gereformeerd predikant op de kansel stond en voor de Lutherse gemeente preek te. De oecumene heeft hij overi gens reeds langer gediend. Zijn vrouw is namelijk rooms-katho- liek. Beiden bleven in de eigen kerk, doch wilden toch ook het religieuze samen beleven. „We hebben het zo opgelost", vertelt hij. „Vroeger toen de lu therse gemeente ook een nacht dienst had, gingen we om en om. Het ene jaar mijn vrouw met mij mee, het andere jaar ik met haar. Nu hebben we een lutherse dienst om tien uur. En dan gaan we samen naar de nachtmis. En dan de Eerste Kerstdag...." „Ont bijt met krentenbrood" vult me vrouw Borgerding aan. „Ik weet het, het is maar een kleinigheid, maar dat snijden van het kerst brood, dat is iets. Een stukje be leven van de sfeer." Opeens weten ze het. „Dat was de ster...." Het is zo gegaan. Ieder fijn restaurant heeft de kans, dat er in de zomermaanden een brief komt Een brief met groot nieuws. Namelijk dat de eige naar verzocht wordt drie scho tels te beschrijven en er de prijs bij te vermelden, die het vol gend jaar in zijn restaurant ge serveerd zullen worden. Voldoen ze aan de hoge eisen, dan wordt het restaurant vermeld in de be faamde Guide Michelin, waarin de gastronomen hun adresjes kunnen vinden. Eén nachtje slapen na die vraag en ze komt het me vertel len: Het eerste Kerstfeest, dat ik bewust heb meegemaakt. Ik moet een jaar of vijf geweest zijn. We woonden in Oostburg. Ik was op de christelijke bewaarschool, mijn zusje, twee jaar ouder, op de christelijke lagere school. Van mijn schooldagen weet ik niets meer. Ik geloof trouwens dat ik meer ziek dan gezond was, want de bacillen zweefden in menigte in lokalen. De gelijkstelling van het onderwijs was nog verre toekomst. Op de christelijke school gin gen eigenlijk alleen heel arme kinderen, en arm was toen heel iets anders dan nu. Maar ik ge loof, dat mijn ouders ons liever analfalbeten hadden laten wor den, dan ons op de openbare school te doen. Maar hoe arm ook, een Kerst feest zouden we op school heb ben. Om zelf zes moest het begin nen. Een kroesje meenemen, was gezegd. Ik herinner me nog hoe mijn zusje om vier uur al trappelend voor de deur stond en met haar kroesje roffelend op het hout, riep: „Gaan we nou?" Eindelijk dan. Door het don ker naar het dorp. In het schoollokaal brandden de petroleumlampen...." „Geen sprake van. Kale ban ken. Met alle kinderen, die schoongewassen glommen en ro ken naar regen en groene zeep. En de dominee, die het Evangelie las. De onderwijzeres, juffrouw Van Houten. Ik zie haar nog tus sen de rijen op haar tenen al maar heen en weer lopen om de onrustigen tot stilte te manen. Toen ging mijn vader, die in het schoolbestuur zat, voor de klas staan. Hij vertelde een Kerstver haal. Je weet wel. zo'n verhaal van een verschrikkelijk arm zie lig jongetje, een zieke moeder en allemaal narigheid. Wat er allemaal in dat verhaal gebeurde weet ik niet meer, maar wel dat bij het slot alles precies op Kerstavond prachtig in orde kwam. En dan de rampzalige winter van '44. Vader en moeder woon den in de bossen bij Bilthoven. Onderduikers in huis en beiden waren er erg aan toe. Ik zat in Hilversum ondergedoken. Kon er niet heen. Dan in die ellende de Kersttijd. Waar ondanks alles toch hoop en vertrouwen door gloorden. Op de avond voor Kerst werd er op de deur geklopt. Dat was altijd angstig. Het was een jongen. Tijdens een transport naar Duitsland uit de trein gesprongen en op goed geluk maar ergens aangelopen. Hij had geluk! En dan, heel anders. Mijn Kerstvieringen tijdens mijn stu diejaren in Cambridge, dat was van '49-51. Het is traditie dat de studenten in toga's gehuld Christ mas Carols zingen voor de hui zen der professoren. Je trok er met een troepje op uit door zo'n stille winteravond en zong de ou de liederen. We haalden dan geld op voor de International Stu dents Service. Op Kerstavond de dienst in Kings College Chapel. Een prach tige gotische kerk, helemaal ver licht met kaarsen. Dan zet de ho ge jongenssopraan glashelder in. Het is de service of the nine les sons. De tekst tussen de liederen wordt telkens door iemand an ders gelezen: de burgemeester, de master enz. Iets onvergetelijks! Maar ik moet toch ook aan iets heel anders denken. Aan het eerste Kerstfeest na mijn huwe lijk. Mijn vrouw en ik brachten die dagen door bij haar oudste zuster, die getrouwd is met Karei Svmons, de kerkenbouwer. Een gezin met vier kinderen De sfeer daar. De gesprekken. Hij is een groot kunstenaar, die zijn vorm geving nauw verweven heeft met zijn religieuze gevoelens in een prachtige harmonie". 70 vertelden zij me hun Kerstfeest, dat zij niet vergeten. Een boom, een ster, een kroesje en de sfeer van angst, van kerkgezang, van gezelligheid. Het zijn de kleine dingen maar, de schijnbare bijkomstigheden, die onuitwisbaar niet alleen in hun hoofden, maar vooral in hun harten zijn blijven le ven. Omdat het kleine zo groot en groots kan worden. In het Kerstgebeuren. mochten we allemaal met ons kroesje bij de juffrouw komen, die uit enorme ketels warme chcolademelk schonk! WANNEER ik in 1967 aan mr. J. J. VAN DER LEE naar zijn on- vergetelijkste Kerstfeest zou hebben gevraagd, dan zou hij misschien heel snel en heel kort hebben kunnen antwoorden: „Het eerste Kerstfeest, dat ik in Dordrecht in ons burge meestershuis heb ge vierd." Ze hebben beiden de wereld over gezworven. Ook mevrouw Hannie van der Lee-Boers, die van 1945 tot 1962 in de buitenlandse dienst was en Rio de Ja neiro, Buenos Aires, Lon den, Moskou en Brussel tot standplaats had. Daar in Brussel ontmoette ze mr. Van der Lee, directeur bij het directoraat-generaal Ontwik keling van Landen overzee, een functie die hem vele malen naar Afrika bracht. Het zal nu, in 1966 hun eerste Kerstfeest wor den in een eigen huis op vader landse bodem. Maar het is nog enige weken voor de 25ste decem ber, als burgemeester Van der Lee tracht zijn onvergetelijk Kerstfeest naar voren te halen. „Er waren er veel die ik nooit vergeet" peinst hij. „Vroeger als- kind. Mijn vader was zeeman. Ik alleen met moe der thuis. Ze was heel religieus en maakte er steeds weer een ge beurtenis van. Samen gingen we De vermelding alleen is al een En toen het geweldige. Toen naar de viering in de doopsgezin- Kennis nemend van hetgeen de lezers op de twee volgende pagina's aantreffen moest ik ineens denken aan de woorden van een wereldvermaard socioloog met wie ik, op oriëntatiereis in West-Duitsland, onlangs een onderhoud mocht hebben. Het is prof. dr. Alphons Silbermann uit Keulen/Lausanne; wiens woorden mij een prachtige inleiding lijken te vormen op hetgeen u aan de omme zijde van deze bladzijde gaat lezen. Ik ben geen profeet zeide hij, toen anderen en ik hem honderduit vroegen over hoe de wereld er in het jaar 2000 zal uitzien. Men wil dat graag weten, ja, liefst zo precies mo gelijk. Het jaar 2000 is wat de tijd betreft niet eens zo ver meer weg slechts 34 jaar. Wat de technische ontwikkeling aangaat ligt het evenwel op een astronomische afstand. Die ontwikkeling zal zich zo snel voltrek ken dat men er zich geen voorstelling van kan maken. Hij zal als in een waterval- de economische verandering meeslepen en in het kielzog daarvan weer de sociale omstan digheden, het culturele klimaat, het zedelijke gedrag van de mens, zijn geestelijke signa tuur. Kortom het hele mens-zijn. We kunnen ons de mens van over 34 jaar niet voorstellen, maar wat wellicht nog hui veringwekkender is: de mens anno 2000 zal zich amper in kunnen denken hoe zijn ou ders voor 34 jaar zijn ge weest. Wij zullen dus vreemden zijn in de ogen van onze kinderen. In dertig jaar De jeugd van nu heeft het al moeilijk zich te verplaat sen in de mentaliteit van de mensen uit 1932. Dat is 34 jaar terug. Dat gezanik over de werkeloosheid van toen. Dat onderdanige ge doe om maar je baantje te houden of er een te krij gen. De verdwazing om zich bij miljoenen tegelijk in de armen van Hitler of Stalin te werpen. Dat „u" zeggen tegen je vader of je moeder. Dat als de dood zijn voor de vader van je vriendinnetje. De jeugd van nu vindt dat al vreemd en toch reden er in 1932 al auto's, waren er al elektrische treinen, kon men door de lucht al naar Indië, waren radio en grammofoon er al, begonnen sommige industriëlen al te snap pen, dat de welvaart verdeeld moest worden. De koopkracht van de massa omhoog, omdat men anders met zijn fabrikaten bleef zitten. Zeker, in 1932 kende men nog geen t.v. even min de atoomenergie en was er nog geen mens de ruimte ingeschoten. Maar het tech nische tijdperk was toen al lang begonnen. Zo heel veel verschil tussen nu en dertig jaar geleden was er uiterlijk nog niet. Maar innerlijk, naar de mentaliteit, heeft men, juist door tv, computer, atoomenergie, ruimte- vaart,...pil, een duizelingwekkende ontwikke ling doorgemaakt. Alsof men niet 30, maar 300 jaar verder is. Wij zijn ons bewust geworden wat het bete kent in de stroomversnelling van de tijd te leven. Daarom weten we dat het verschil tussen 2000 en 1966 onvoorstelbaar veel gro* Beeld van 2000 maakt duizelig ter zal zijn dan tussen 1966 en 1932. Daarom zijn we zo beangstigend benieuwd naar hoe het er dan zal uitzien. Al ben ik geen profeet, zegt prof. Silber mann, mijn vak. sociologie, wordt steeds ster ker in de richting geschoven om in de zorg over de toekomst van onze maatschappij „planmatig" te denken. We zijn „planifica- teurs" geworden, die zich bezig houden met „rationele fictie", d.w.z. met het beeld, dat wij ons van de toekomstige maatschappij vor men. als het waarschijnlijkste. Zulks niet als resultaat van op hol geslagen fantasie, maar sterk bepaald door de toekomst dragende fac toren, die zich in de maatschappij van heden voordoen. En deze factoren dan op rede lijk-wetenschappelijke wijze ontleed. Een toe komst, zoals, die zich thans berekenen laat. Het is geen gril dat de maatschappij in handen der „planificateurs" valt. Het gaat niet meer aan haar de vrije loop te laten, haar hot en her naar het onbestemde te laten toegroeien. Daarvoor wordt er in het heden teveel geïnvesteerd. De tijd van vrijblijvende experimenten is voorbij. We zitten in het schuitje der revoluti onaire ontwikkelingen. Nu moeten we ons ook als zodanig aanpassen. De hele maatschappij zal hoe langer hoe meer een rationeel geheel worden met alle facetten die de menselijke samenleving heeft aan te wijzen. Economie en sociale structuur, politiek en han del. verkeer en communi catie behoren daartoe. Maar even goed „geeste lijke" zaken als moraal en religie, de gebieden van kunst cn cultuur van oudsher domein van de in dividuele scheppingsdrang moeten ertoe worden gerekend. Wat ik persoonlijk van deze toekomst vind? kan de schrijver van dit stukje zich afvragen. Wel, deze wereld van het jaar 2000 trekt me niet aan. Maar wat wil je deze wereld van het ogenblik trekt me evenmin aan. Deze hele „bedeling", om het met Paulus te zeg gen, trekt me niet aan. Het enige dat me in feite interesseert is de vraag wanneer God Zijn Rijk zal oprichten. Het jaar 1966 bracht dat even weinig dichter bij als het jaar 2000 het zal doen. Och, het is interessant en ook nuttig om zo zijn gedachten eens te laten gaan over de wereld van 2000. Maar meer ook niet. Het Rijk van God zal dit alles te boven gaan. Het enige nodige dat over de toekomst is gezegd staat in Mattheüs 24 en 25. Wat Jezus gezegd heeft over het koninkrijk dat ons bereid is van de grondlegging der wereld dat is het ene nodige. Nu. in 1966. net zo actueel als in 2000. Tenzij in deze komende 34 jaren dat Konink rijk inmiddels in werkelijkheid is aangebro ken en er dus niet langer meer verwachting behoeft te zijn. Dan is elke „rationele fictie" voor altijd achterhaald en leven wij in Gods Eeuwig Heden. EV. GROLLE. Lees verder pagina 6 en 7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 19