Kerstfeest bij de
Geleide Wapens
Sproke van
de engel
EN TOCH SCHIJNT HET LICHT IN DE DUISTERNIS,
KERSTBIJLAGE 1966
HIJ vertelde: „Om
11.00 uur die
avond gingen we,
zoals we dat noe
men, naar boven tot de
volgende morgen 8.00
uur. Stukken uit de
Kerstpreek van de domi
nee zaten me nog in het
hoofd. Hij had gepreekt
uit Johannes 1 Het licht
schijnt in de duisternis....
Die duisternis was er hele
maal toen we zo'n vierhon
derd meter klommen, want
reken maar dat het hier don
ker kan zijn. En later, toen
de feestdagen allang achter
de rug waren, realiseerde ik
me pas in wat voor een
krankzinnige wereld wo fei
telijk leven.
Ga maar na, in die Kerst
nacht zaten mijn vrienden
beneden gezellig in het mili
taire clubhuis, gevangen in
de sfeer van het Kerstge
beuren, en wij boven, sterk
overtrokken gezegd met de
vinger bij de knop om bij
het eerste alarm de geleide
projectielen door het lucht
ruim te sturen. Maar in we
zen was het natuurlijk zo.
Misschien zongen zij wel:
Ere zij God, of Vrede op
aarde, terwijl wij wachtlie-
pen.
Nog krankzinniger was het na
tuurlijk, dat ik daar op dat mo
ment helemaal niet bij stilstond.
Zo gewoon was de situatie voor
ons. We hadden wacht en we lie
pen wacht Waarom? Nou ja, om
dat we wisten dat het noodzake
lijk was, dat het moest.
Toen we pas onder de wape
nen waren hadden we dikwijls
Honderden en honderden Nederlandse militairen van
zee-, land- en luchtmacht vieren de feestdagen niet thuis.
Zij behoren tot dat gedeelte van de strijdmacht in binnen-
en buitenland, dat paraat behoort te zijn. Terwijl hun^ fa
milieleden in de intimiteit van het eigen huis bijeen komen,
staan velen hunner op wacht, soms op eenzame posten.
Toch worden zij niet vergeten. Het Kerstgebeuren gaat
aan hen niet voorbij, mede dank
zij de geestelijke verzorgers en
tehuisleiders van de militaire
clubhuizen.
Maar wat wordt er voor hen
gedaan? Een van onze redac
teuren heeft daarvoor een bezoek
gebracht aan een groep Geleide
Wapens van de Koninklijke
luchtmacht, die in Blomberg,
Duitsland, is gelegerd. Hij sprak
daar met een van de dienstplich
tigen, die in Blomberg de Kerst
dagen 1965 doorbracht. Wat hij
hem vertelde vindt u op deze
pagina.
over die noodzaak gesproken.
Hoe gaat dat! Het „waarom"?
wil je dan tot de grond toe uit
zoeken. Je praat er eens met die
en gene over omdat je toch met
een heleboel dingen in de knoop
zit.
En eens raak je uitgepraat. Je
kunt er niet mee blijven door
gaan. Je hebt je standpunt be
paald, je bent met jezelf klaar.
Niet dat je zegt: Ik geloof net
wel!. Diep in je hart heb je er
natuurlijk geen vrede mee, maar
aan de andere kant besef je, dat
het beslist niet anders kan".
Oud
Blomberg ligt in de Kreis Det-
mold. Wie flink doorrijdt kan
het van Enschede uit per auto
gemakkelijk in 2'/i uur bereiken.
Het telt een kleine 8.000 inwo
ners, en het is oud, heel oud.
Pat heel oude blijkt uit de stijl
van de huizen en de gebouwen
In de kern van het stadje die
veel overeenkomst vertoont met
de stijl van een stadje, opgetrok
ken in de tijd van Elisabeth de
Eerste van Engeland.
Vroeger was Blomberg een
vestingstad. De wallen en een
groot gedeelte van de muur, die
het onneembaar moeten hebben
gemaakt, zijn er nog en worden
goed onderhouden. De Blomber
gers hebben nog oog voor het
schone uit het verleden.
It us tig
En het is er rustig. Men heeft
er, als eerste, vluchtige indruk,
geen haast. De bewoners zijn nog
niet besmet met de gevaarlijke
bacil, die „Ik heb geen tijd" heet.
Zij maken gezellig een praatje
als zij elkander 's morgens bij
het doen van inkopen ontmoeten.
En de postbode is bereid een ken
nis het laatste nieuws te vertel
len op zijn dagelijkse ronde. Wie
zit er nu dringend om een brief
verlegen?
In de hotels, waarin de kamers
groot en geriefelijk zijn, komen
's avonds nog altijd Blombèrgers
bijeen aan de stamtafel of om
een kaartje te leggen of om met
elkaar van gedachten te wisselen
over hetgeen hen bezighoudt,
waarbij het bier niet ontbreekt.
Rand
Aan de rand van Blomberg ligt
het kamp van een van de groe
pen Geleide Wapens, die Neder
land krachtens zijn verplichtin
gen jegens de Navo heeft opge
richt. De eerste groep werd in
1961 in Duitsland geplaatst. Na
dien volgden er meer.
Zij vervullen een belangrijke
taak in de gordel van verdedi
gingswerken, die het Navo-com-
mando noodzakelijk achtte. De
Geleide Wapens van de Blom
berg-groep liggen zo'n vierhon
derd meter hoog. Daarom zeggen
Luchtmacht-mensen als zij naar
hun „stukken" gaan: We gaan
naar boven... Keren zij terug
naar het kamp, dan gaan ze naar
beneden.
Vierhonderd meter is een hele
hoogte. Men merkt dat pas goed
als men met regen beneden naar
boven gaat en daar in de
sneeuw stapt.
Twee
De leek verdeelt de bezetting
van de Blomberg-groep in twee
groepen: de groep van de dienst
plichtigen, zij, die hun dienst
plicht vervullen, en de groep van
de beroepsmilitairen. De dienst
plichtigen zijn ondergebracht in
het kamp, de beroepsmilitairen
met hun gezinnen in de huizen,
die de Duitse overheid voor hen
heeft laten bouwen.
Die huizén voldoen aan de
eisen, die men aan een huis mag
stellen, al blijven er, naar sommi
ge bewoners menen, wel wat vro
me wensen. Maar ach, wensen
zijn er altijd.
Zo is in die Duitse stad Blom
berg een Nederlandse enclave
ontstaan met een Nederlandse
stijl van leven.
Crntraal
Kamp en huizenflats, elk
met een eigen sfeer voor de
Luchtmachtmilitairen van Blom
berg. Maar daarnaast is er. als
centrale plaats, het militaire
clubhuis, dat de Koninklijke Ne
derlandse Militaire Bond Pro Re-
ge overal bouwt waar militairen
zijn.
Het militaire clubhuis van
Blomberg, vlak bij de ingang
van het kamp, is een punt van
ontmoeting tussen dienstplichti
gen en beroepsmilitairen als de
dienst erop zit, tussen de vrijge
zellen en de gezinnen, des zon
dags als de Luchtmachtpredikant
en de -aalmoezenier ér hun
kerkdiensten houden, waarvan
de aanvang wordt aangekondigd
met een luiden van een klok, die
als randschrift draagt: Waar de
geest des Heren woont, heerst
vrijheid.
Thuis
De jongen zei: „Zo'n militair
clubhuis is feitelijk je tweede
„thuis." Je moet in dienst zijn
geweest om dat te kunnen begrij
pen. Hier vind je de gelegenheid
om te ontspannen, voor een
rustig gesprek, voor het lezen
van een boek of een krant, of
een spelletje te doen. Er zijn er
ook, die hier in de avonduren stu
deren. Dat kan best.
Misschien vindt u het gek,
maar je hebt er behoefte aan er
even uit te zijn. En al draag je
allemaal een uniform, het is toch
anders dan bijvoorbeeld in de
cantine. In de cantine proef je de
dienst, in het militair clubhuis
ben je bij je „eigen"."
gen, met Kerst en Nieuwjaar, zul
len honderden en honderden mili
tairen van zee-, land- en lucht
macht niet in de kring van hun
familie vertoeven. Zij hebben
een taak bij het onderdeel, waar
bij zij zijn geplaatst.
Maar voor die honderden en
honderden militairen zal alles in
het werk worden gesteld om het
voor hen zo prettig, zo goed mo
gelijk te maken. Ook door
„thuis".
De brieven stromen rond die
dagen binnen. Lange brieven van
moeders en verloofden. Brieven
met verhalen over thuis, over de
plannen die er zijn gemaakt voor
de feestdagen, en altijd eindi
gend met een innige wens: ...ik
hoop, dat je het goed zult heb
ben.
Goed
De jongen zei: „Vorig jaar had
den we het goed. Er was een
Kerstdienst met een Kerstmaal
tijd, alles piekfijn georganiseerd.
En ze waren er allemaal. Ook de
gehuwden met hun vrouwen en
hun kinderen. Kijk, dat verhoog
de de gezelligheid. Vooral de aan
wezigheid van de vrouwen deed
ons goed. Als je altijd in een
mannengemeenschap zit, snak je
er wel eens naar gewoon met een
vrouw te praten, zoals thuis met
je moeder of je meisje of je
zuster.
Van de maaltijd niets dan lof.
't Was geweldig. Er zaten echt
uren werk in. De tehuisleiders
moeten er uren vroeger voor zijn
opgestaan ook. Trouwens ze zul
len ook wel uren later dan ge
woonlijk naar bed zijn gegaan
om het tehuis weer helemaal op
orde te krijgen."
Proek
Vooraf was er een dienst, ge
leid door de Luchtmachtpredi
kant. Een dienst, zoals in alle va
derlandse kerken. Met veel Kerst
liederen.
De tekst van de preek was uit
Johannes 1 vers 5. „Het licht
schijnt in de duisternis en de
duisternis heeft het niet gegre
pen."
Er zal wel aandachtig zijn ge
luisterd. Van de duisternis
wisten ze alles af. Immers, juist
daardoor zaten ze met hun Gelei
de Wapens in Blomberg, betracht
ten ze de uiterste waakzaamheid
en mochten ze ook niet met
Kerstverlof naar huis.
Allemaal vanwege die duister
nis waarin het licht kwam schij
nen. Licht? Het zwaartepunt van
de preek zal wel op twee woor
den hebben gelegen: En toch...
Bok
De jongen uit Blomberg sprak
van een krankzinnige wereld.
Toen de Kerstfeestviering haar
einde naderde, moest hij zich ge
reed maken voor zijn wacht, die
de volgende morgen zou eindi
gen.
Met zijn kameraden ging hij
de donkere nacht in. Zij stapten
in de auto, die hen vierhonderd
meter naar boven zou brengen,
bij de „stukken". Zij reden langs
donkere bossen, waarvan de con
touren een tikkeltje afstaken te
gen de lichtere hemel. Toen kwa
men zij op de plaats van bestem-
De jongen vertelde: „Ik kreeg
wacht bij de poort. Nee, het was
niet eens een zware wacht. Al
leen vervelend en geestdodend.
Je staat maar te kijken en te
luisteren. Af en toe passeerde
mij een patrouille met honden,
en ik zag een paar technische jon
gens de „stukken" controleren en
vorstvrij houden".
Bezoek
Midden in de nacht kreeg de
bezetting bezoek. De Luchtmacht
predikant kwam hun nog eens
goede Kerstdagen wensen. Voor
ieder van hen had hij een pak-
keje bij zich. Er zat een pocket
in en wat snoeperijtjes, wat sol
daten altijd wel op prijs weten te
stellen.
Het bezoek was niet van lange
kl«
duur. Het werd een gesprekje
hier en een gesprekje daar, een
handdruk, of zo maar een enkel
bemoedigend woord.
Toen hij was vertrokken lagen
er nog vele uren van wachtlopen
voor hen. Uren van kijken in de
duisternis, en van scherp luiste
ren, van patrouille lopen met ge
trainde honden en van het vuur-
klaar houden van de Geleide Wa
pens.
Straks
Zo verliepen in Blomberg de
Kerstdagen van 1965. Straks
wordt daar bij de groep Geleide
Wapens weer het Kerstfeest ge
vierd. Weer zal er in het militai
re clubhuis een Kerstdienst zijn
en een Kerstmaaltijd, bijge
woond ook door de gezinnen van
de in Blomberg gelegerde be
roepsmilitairen.
De Luchtmachtpredikant en
-aalmoezenier zullen een Kerst
preek houden en er zullen Kerst
liederen worden gezongen. De
luidklok met het randschrift:
Waar de geest des Heren woont,
heerst vrijheid, zal klingelen en
de herdenking van de geboorte
van Jezus Christus aankondigen.
Maar weer zullen tegen het ein-
dè van de feestviering militar
zich gereed maken om naar 1
ven te gaan en hun plaats bi;
Geleide Wapens in te nemen. M
bij hun afschrikwekkende prt;<
tielen waakzaam zijn.
Zij zullen patrouille lopen e
honden, uitkijken en luisteryj
de Geleide Wapens vorstvri v.- n
den. Misschien is er ondei!
een die in die donkere
denkt: Wat leven we toch in
krankzinnige wereld. Missel
weet hij ook: En toch.... het 1
schijnt in de duisternis.
Hoogtij
Het militaire clubhuis omzet
meer dan een ton per jaar is
het middelpunt van de militaire
gemeenschap op hoogtijdagen. Ze
ker op christelijke feestdagen,
het feest van de geboorte, het
feest van de opstanding.
De jongen vertelde: „Als je
niet met verlof naar huis kan om
dat je dienst hebt, haak je er
naar bij elkander te zijn. En de
dominee, de aalmoezenier en de
tehuisleiders weten er wat van
te maken. Dat is natuurlijk be
langrijk. Zij zorgen ervoor, dat
je het gemis van familie om je
heen niet zo voelt
Ja natuurlijk, al is het nog zo
fijn, Ineens kun je met je gedach
ten bij „thuis" in Holland zijn.
Daar hebben zelfs de getrouwden
last van. Vooral op het Kerst
feest, dat toch ook een familie-,
een gezinsfeest is."
Honderden
Tijdens de komende feestda-
Dit is een hele oude sproke,
doch 't is allicht de diep're
zin die dit verhaal voor de
vergetelheid bewaarde. Elk
jaar komt weer het
Christuskind in 't feest van
Kerst op aarde en ieder
kleurt dit feit naar eigen zin
en vlecht wat sentiment, devo
tie of aanbidding rond
't Godd'lijk Kind, dat op Ma
ria's schoot de hemel met de
aard' verbindt.
Maar hoe het zij, de sproke
wil Gods liefdedaad nu niet
bezien van uit de mensen,
maar speuren hoe de mens
die gaven in zijn hart ont
vangt en of hij die wel wil ont
vangen. En daarom nu, zo wil
hèt deze sproke, ging weer de
engel die de komst van
't Kind de herders meldde,
naaf d' aarde om in huis en
hart te zien.
De grote stad was zelf ge
worden tot een sproke en
baadde in een zee van licht en
kleur. De daken droegen
feest'lijk voor de Christus
nacht een blinkend witte
vacht en zo van uit de
hoogte zag de engel de stad
gelijk een grote schapenkud
de, die samendrong rond
't moederlijf der kerken, zo
hier en daar in 't wijde beeld
verspreid...
En lager, lager zweefde nu
de engel en ving de jubel van
de klokken op, de schone drie
klank van de kathedraal waar
van de vensters straalden in
wond're kleurenpracht.
Hij streek een spitsboog
door en stond opeens in
't midden van de kerk. Maar
niemand die hem zag want
't oog der mensen is niet open
voor een Godsgezant.
De halleluja's smolten diep
ontroerend samen met de cr-
gelklanken. In duizend ogen
blonk de zachte kaarsengioed.
Maria en het Kind stond in
het licht en in een keur van
duizend bloemen en de wie
rookbrand. Een priester in
zijn rijk met goud bestikt ha
bijt bracht zingend dank aan
God voor 't Godd'lijk Kind
dat voor ons hard geworden
hart in onze armoe kwam.
Maar d' engel dacht weer
aan het Bethlehem, de stal,
het harde stro, de houten krib
be, Maria in haar schamel
kleed en zonder gouden kroon
of schitterende juwelen. Hij
zag de Man van Smarten die
zijn kruis opnam... Wie is er
hier ontroerd, waardoor? Zo
peinzend ging hij langs de rij
en. Hij zag een grijsaard cp
de knieën, het hoofd gebogen
op vereelte handen en raast
hem zong een kind met ster
renogen vol blijde zuiverheid
van ,,'t hulploos Kind, dat zon
daars mint".
De engel zei: „Heer wil die
beiden in Uw gunst bewaren"
en keerde zich en zag een
vrouw die zich verborgen
hield. Zij schreide om haar
schoot' die niet mocht baren
en niet getroost werd door
Gods Kind. De engel bad voor
haar totdat zij 't hoofd weer
hief en bevend nog probeerde
mee te zingen.... Twee man
nen gingen lachend door de
kerkpoort weer naar buiten
en zochten and're vreugden
dan dit feest hun gaf.
Hij zag hun gang langs vele
roodverlichte kroegen,
versierd met dennegroen of
opgetuigde bomen, naast
bands die toegewijd de liede
ren van de Kerst verjazz-ten,
waarbij vol sentiment zo hier
en daar een zangeres met
ernst gekleurde songs ten
beste gaf.
De mannen dronken wat
verstild hun glas en zaten dan
verveeld te dromen. Toen zei
de een: „Kan jij nog in dit
vroom verhaal geloven? Een
Kind van God dat op de aar
de kwam? En als het dan zo
is, dan heeft Hij niet veel
goeds gevonden en nog niet
veel voor ons gedaan, want
't is sindsdien er nog niet be
ter op geworden. Het is nog
altijd zo: de sterken heersen,
de zwakken gaan ten onder
en altijd schieten zij wel er
gens op de wereld geweren op
elkander leeg. Die vrede op
aarde is voor mij een leu
gen..."
De ander zweeg en zuchtte.
Toen zei hij: „Ach, m'n moe
der..." Hij wachtte weer alsof
hij zich bedacht, maar ging
toch weer wat aarz'lend ver
der. „M'n moeder was een vro
me vrouw. Je weet, ik heb de
wereld rondgezworven, een
zeeman wordt geen burger, in
geen enk'le stad. Maar iets
van haar heb ik van haar
naar alle streken meegeno
men, een diep geloof dat God
bestaat en dat je nergens ook
voor Hem kunt vluchten....
't Is gek, dit blijft voor mij
nog altijd waar."
De engel keek hem in het
hart en toen naar God ei zei:
„Heer, kijk hier is nog licht
van U. Ach koester het en
houd het levend, misschien
nog vindt hij U als troostend
Kind.
Toen vloog de engel voort
en zag de huizen binnen in 't
zacht gekleurde schemerlicht
uit glinsterend behangen den-
nebomen. Zo hier en daar ver
blijdde men elkander met
geschenken, of zongen
kind'ren van de „Heil'ge
nacht", of zaten rond een rijk
gediste tafel... voor wie, voor
wie is nu het kind, het Kind
van God, Gods eigen Zoon?
Voort ging de engel weer en
vond een kleine boerenhoeve,
heel eenzaam in het witte ach
terland. Daar zat een groot ge
zin rond de tafel. Hier had de
weelde toch zijn spoor verlo
ren. De vader las de
boodschap der profeten voor,
van 't Lam ter slachting, en
sprak van Hem die kwam niet
in de glorie van zijn hemel,
zodat een ieder Hem begeer
de, maar in de soberheid der
armen, als mens in alles ons
Herm.
Steggerda
gelijk, maar zonder zonde.
Hier leefde de verwond'ring
om Gods liefdedaad. De engel
zei verblijd: „Gezegend zij dit
huis".
Veel later streek de engel
uit een held're sterrenhemel
neer op het vlakke veld, ver
weg, waar herders rond een
houtvuur bij de kudden waak
ten. Hij hoorde hun gesprek
en hoe de oudste onder hen
bedacht, hoe wonderlijk de
herderswacht in 't veld van
Efratha moest zijn ervaren.
„Hoe zou het zijri, als plots
een engel in ons midden stond
en zei: Ik kom u van de Zoon
van God vertellen, die in een
stal als kind geboren, de we
reld redden zal? Wie van ons
zou het dan geloven? Jij, Rem-
co, jij? Of jij Johan?.
„Och, Thomas, jij bent oud,
misschien leef jij veel dichter
bij de hemel dan wij doen. Ik
vind het maar een vreemd
verhaal", zo zei de ene, de an
dere zei: „En engelen zijn
maar fantasie, wie heeft ze
ooit gezien?" „En wie en waar
is God", zei de derde. „Hoe
kun je daar dan in geloven,
als je geen taal of teken van
Hem ziet?"
De oude Thomas staarde in
het vuur en zei: „Je sprak
toch van „geloven" is het
niet? Zo is het nu precies: zij
die geloven zien. Dat geldt
voor rijken en voor armen,
voor wijzen en eenvoudigen
van hart. Een grijsaard leeft
niet dichter bij de hemel, al
leen een open hart ontvangt
dit Christuskind."
Niet langer kon de engel
zich weerhouden en zie: zijn
beeld werd zichtbaar, blin
kend licht. De herders spron
gen wild verschrikt van
vuur en dekten zich in 't
duister. De engel zei: „Waar
om bevreesd? Nu gij mij ziet?
Ik weet gij zult nochtans niet
in het Kind geloven zo gij
hart niet aan de Christus
geeft. Geloof, en gij zult Hem
aanschouwen."
De engel sloeg daarop zijn j
vleugels uit en steeg tut aan i
de sterren, en hoger nog:, daar
waai- geen mens hem volgen
kon... De sproke zeet: Hij
kwam voor God en zei: „Ach
Heer, ik heb op aarde ïondge-
keken, hoe weinig hartm zijn j
er voor Uw komst bereic
God vroeg: „Waarom liet
gij u zien bij 't houtvuur van
de herders? Ik gaf ze toch
mijn Woord opdat zij in Mijn
komst geloven? Zelfs toen
mijn Zoon temidden van de
mensen sprak, hoevelen heb
ben Hem niet willen horen?
Nochtans, Ik heb hün stem
men van de aard' gehoord. Ik
zal ze in mijn hand tot aan de
jongste dag bewaren, opdat ze
Zo heeft dit oud verhaal
geen eind, want ieder jaar wil
't Christuskind op aarde we
derkeren en altijd zullen er
weer harten zijn die nimmer
in de geest naar Beth'lem ke
ren, maar ook die vrede vin
den in zijn komst.