„Zolang er wat zit
blijven we vissen
HEEREWAARDENS GOUDEN EEUW
DUURDE NOG GEEN VIJFTIG JAAR
ZATERDAG 23 JULI 1966
DE Gouden Eeuw van
Heerewaarden duurde
nog geen vijftig jaar!
Toen was het gedaan.
Honderden tonnen
Duits industrievuil bezwangerden
de rivier en roeiden de visserij uit.
Nog een jaar seizoenen trokken de
palingvissers er met hun merkwaardige scheepjes op uit, maar
daarna borgen ook de taaiste volhouders hun netten in de schuur
op. Het doodvonnis over het vissersdorpje, Ruysdael-achtig langs
de bochtige Maasdijk gelegen, was voltrokken. De eens zo trotse
vloot van meer dan vijftig schokkers, die voor werk en welvaart
had gezorgd, werd verkocht. Op vier schepen na. Zij zijn het
eigendom van AOW-trekkende vissers, tanige mannen, gehard
door een lang en ruig leven op het water. Voor de verdiensten
hoeven ze het niet te doen, want hun vangsten zijn nauwelijks
de moeite van het ophalen waard. Toch klauteren ze elke dag van
de gladde dijk naar hun schip, gedreven door een onweerstaanbare
passie. Zelf zeggen ze er dit van: „Zolang er wat zit, blijven we
vissen
10 juli 1949 begon de
ramp, die een abrupt
einde maakte aan Heere-
waardens bloeiperiode. Vis
ser Hendrik Biesters (64)
herinnert zich die fatale zo
mernacht nog tot in alle bij
zonderheden. Toen hij het net
van zijn stalen schokker bo
ven water trok, scheurde het
bijna onder het gewicht van
de vis. Honderddertig pond
paling, vier zalmen en drie
duizend pond andere vis! Het
was een ongekend grote
vangst, en tevens zijn laatste.
Bij tienduizenden waren de
vissen op de vlucht voor het
giftige afval, de kuilnetten
binnengezwommen. De vol
gende dagen waren de grote
rivieren bedekt met een laag
dode vis. De palingvissers
stonden, opstandig en ver
slagen tegelijk, langs de
kant. Ze zagen en roken de
rottende vis, die tussen de
dwarskribben was aange
spoeld en ze wisten, dat het
met hun vissersbestaan afge
lopen was.
Afgesneden
Het dorp met zijn beroemde
riviervissers, ondanks xijn geïso
leerde ligging wijd en zijd be
kend, zag xijn belangrijkste bron
van Inkomsten afgesneden. Over
Heerewaarden viel het doek. Wat
bleef waren de herinneringen
j»an jeen generatie vissers, moedi
ge pioniers, die, toen de paling
vangst op de Maas minder werd,
naar Duitsland voeren en op de
Rijn hun netten overboord
draaiden. Maandenlang van
juni tot november bleven ze
weg. De schokker was hun huis,
dat ze soms met hun vrouw,
maar doorgaans alleen met hun
knecht deelden.
De schokker-vissers zijn oude
mannen geworden. Hun gezichten
zijn verweerd en hun handen ruw.
Een leven van hard werken heeft
hun ruggen gekromd. Hun aantal
wordt elk jaar kleiner. Ze noemen
de namen van collega's, vrienden
die zij op hun laatste gang hebben
Wirtschaftswunder
maakt abrupt
einde aan bloei
van vissersdorp
huis. „Maar we hadden het best
gezellig, hoor! Allemaal vrou
wen onder elkaar."
Kastelein Huibert Sepers (5G)
elf seizoenen in Duitsland gevist
bewaart in een stapel albums hon
derden vergeelde foto's van Hee-
rewaardens schokker-vloot. Van
praktisch alle schokkers, die in het
vissersdorp thuis hebben gehoord,
heeft hij platen. Zeventig is het
grootste aahtal schepen' geweest.
Op die fatale julinacht in 1949
telde de vloot nog vijftig schok
kers. Maar toen was in de paling
vangst op de Rijn al de klad
gekomen.
Jan Udo is de visserij trouw gebleven. Hij is êi
Zolang er wat zit, blijven i
,<U,mer,tJhKM-, Vader °P ZOOn
Voor de tweede wereldoorlog
waarden leefde van de paling
vangst, merkwaardigerwijs als
enig dorp in de wijde omgeving.
REPORTAGE:
Wim de Regt
FOTO's:
G. van Mourik, Deil
begeleid. Er komt een dag, waaro
de banken in de gammele hut,
waarin vroeger de netten werden
getaand, leeg blijven. De „leugen
bank" langs de Maas zal uitslui
tend trefpunt zijn vna vrijende
paartjes, die al hebben geprotes
teerd tegen het plan. de taanhut te
In de kleine gemeenschap, die
nog steeds weinig contacten met
de buitenwereld lijkt te hebben,
komt de bezoeker op winkelruiten
en deuren herhaaldelijk dezelfde
namen tegen: Sepers en Udo. Ze
hebben allemaal met de visserij te
maken gehad, want heel Heere
Pionier
Hendrik Arie Sepers (79) was de
eerste visser, die naar Duitsland
trok. Hij maakte zijn eerste reis in
1901 op een houten schokker, een
afgedankt scheepje van een Volen-
damse visser. Zeilend en met bo-
torboten meeliftend voer hij de
Rijn op, tot in de buurt van
Keulen. Een simpele wetenschap
bracht hem op het besluit, het
verderop te zoeken: de paling, die
je daar vangt, vang je hier niet!
En hij ving veel paling op zijn
eerste reis. De Duitse vissers
(„amateurtjes...") keken met ja
loerse ogen, als hij met zijn vangst
bij de handelaars kwam, en zij
grinnikten, als er een matig prijsje
voor werd gegeven. „We waren
helemaal aan de vishandelaren
overgeleverd. Er was 'n voor
schrift, dat de in Duitsland gevan
gen vis, in dat land moest worden
verkocht. De handel gaf er dus
yoor wat hij er yoor over had".
Dat was toch nog genoeg „voor
een goed bestaan", want wie had
in die tijd een weekloon van bijna
twaalf gulden? Na maanden kwam
Sepers met een goed gevulde
beurs terug. Hij was niet voor
niets weg geweest. Sepers had nog
meer gedaan: zijn pioniersreis was
het begin geworden van een jaar
lijkse uittocht yan vissers. Zij
kochten schokkers van vissers uit
Volendam en Monnikendam. Ze
staken er zich diep voor in de
schulden in de stellige verwach
ting, dat ze er oyer een paar jaar
weer bovenop zouden
zijn. Na een paar jaar
telde de vloot al meer
dan twintig schokkers,
waaronder enkele nieuw
gebouwde van staaal.
Vrouwendorp
De thuisblijvers zei-
den schamper: ,Jn de ÉMfe. J9IH
zomer zitten de vrou- - MroZpBjBBf SP*®©"]
wen zonder mannen en 'ijj - V I-1
in de winter zonder N-'U
geld". Daar zat veel
waars in. Heerewaar-
den was in de zomer-
maanden een vrouwen- C Ivl m
dorp, want de meeste p
vissers lieten vrouw en
kinderen achter, omdat
zij hun de ontberingen
aan boord wilden be
sparen. Een enkele keer \j|^|
kwamen zij een paar
dagen over, maar dat 1 -
behoorde tot de hoge
uitzonderingen, want Hendrik Biesters blijft vechten tegen het
het was le riskant, de onrecht' dat lo'*rns de beroepsvissers is
schokker met alleen een aange aan.
knechtje als wacht
lang te verlaten. Mevrouw Gei- waren dc jongens van Hccrc-
dim Sepers-Van Tussenbroek waarliCI, uilgesludetrd, als re
(81), wier man tot zijn dood
heeft gevist, wist niet beter af van sch»°' kwamen. Ze moes(en
haar man was elke zomer van een baan zoeken: boerenknecht
worden, naar dc steenfabriek of
vissen. De meesten kozen het
laatste. Zo ging de visserij van
vader op zoon. Jan Udo (66), die
een kwart eeuw in Duitsland
heeft gevist, vertelt: „Ik viste al
als kleine jongen mee. 's Mor
gens om vijf uur zat ik op dc
Maas, weer of geen weer. 's
Middags moest de schoolmeester
me wakker maken, omdat ik op
de bank in slaap was gevallen...."
Met pionier Hendrik Sepers be
hoorde Udo tot de eerste vissers,
die op de Rijn hun geluk beproef
den. Sepers stopte er na een jaar
of twaalf, dertien mee om als
politieman een huiselijker leven te
gaan leiden. Udo bleef vissen en
zocht pas een vrouw, toen hij
vijftig jaar geworden besloot,
voortaan wat dichter bij huis te
blijven.
Behalve tijdens de eerste we
reldoorlog, toen het te gevaarlijk
was. heeft Jan Udo tot 1939 in
Duitsland gevist.
„Op 2 september '39 was ik er
voor het laatst De burgemeester
van een dorpje in de buurt van
Boppard zei bij het afscheid: over
zes weken zie ik je wel terug, dan
is de Blitzkrieg afgelopen...!"
Udo moet nog terugkomen,
evenals de andere vissers van Hee
rewaarden. Na de bevrijding was
er geen jonge generatie om het
werk van de oudere over te ne
men. Trouwens: er waren meer
factoren, die aan de palingvangst
afbreuk deden. Eén ervan was het
steeds drukker wordende scheep
vaartverkeer op de Rijn, dat voor
de beroepsvissers weinig ruimte
liet. Het risico voor visser en schip
werd er ook veel groter door.
Maar dat nam niet weg, dat de
oude garde bleef vissen, in de
buurt weliswaar: op de Maas en de
Waal.
Voorbij
De jaren van weleer waren
echter voorgoed voorbij. Met de
opkomst van het Wirtschafts
wunder werd in de eerste jaren
na de oorlog het rivierwater
vuiler, met het gevolg, dat de
visstand omlaag ging.
„De palingvisserü op de
Waal had spoedig al niets
meer te betekenen. Door
de vervuiling was de
paling niet meer te eten.
Op de Maas, waar het
water toen nog wat
schoner was, vingen we
betere paling. Maar ook
niet meer zoveel als voor
de oorlog..."
Maar wat doe je, als je
je hele leven op het
water hebt geleefd en
met vissen de kost hebt
verdiend? Je blijft vissen,
ook al moet je het wat
minder doen. De vang
sten werden wel minder,
maar daar stond als
gunstige omstandigheid
tegenover, dat de prijs
flink omhoog was gegaan
in vergelijking met voor
de oorlog. „Voor 'n pols-
dikke paling kreeg je
voor 1940 nog geen gul
den per pond. Dat was de
tijd. waarin je met een
tientje in je zak een hele
piet was."
Het leven in Heere
waarden is verstild. De
visserij is verleden tijd
geworden. De industrie
heeft de doodsteek ge
geven. Hendrik Biesters
kan het niet verkroppen.
HM is een vechter, die
zicih tot het laatst zal blij
ven verzetten tegen het
onrecht, dat volgens hem, Mevr om
de beroepsvissers is aan- >Alt de
gedaan. Zijn zware vuist het ivat
beukt de tafel en zijn
schorre stem buldert door
de duistere kamer:
„Tachtig procent van de
Tweede Kamer weet niets van
de visserij af. De regering heeft
veel voor de hengelsport gedaan,
ten_ koste van de beroeps-
Herinneringen
Noodgedwongen is Biesters
boer geworden. Hij had voor
die tiende juli al een bedrijf,
y Gerdina Sepers-van Tussenbroek:
mannen zomers weg waren, hadden we
gezellig als vrouwen onder elkaar
omdat hij er van de visvangst
niet helemaal kon komen. Maar
zijn hart trekt nog steeds naar
het water. Als jongen van vijf
tien viste hij al op de Rijn. In
een linnen zakje bewaart hij de
Duitse geldstukken van zwaar
zilver, die hij in die jaren ver
diende. Ze vertegenwoordigen
inmiddels een aanzienlijk hoger
bedrag, maar Biesters wil ze
voor geen goud wegdoen. Ze
i schokkers. Nu zijn er nog slechts vier
zijn een stuk van zijn leven
geworden, tastbare herinnerin
gen, gegrift in zijn ijzersterke
geheugen.
Jan Udo behoort tot het handje
vol vissers, dat het niet kan laten.
Hij geeft toe: „Om het geld hoef
ik het niet te doen. Je mott het
meer zien als een soort tydver
drijf'. De beroepsvisser is sport
visser geWorden.
Hij roeit over de Maas naar zijn
oude schuit, die een eind verder
voor anker ligt. Lenig als een
jonge kerel klimt hij aan boord.
Hij draait met de lier het dertig
meter lange kuilnet, dat aan een
boom loodrecht op het schip in de
rivier hangt, boven water. De
vang9t valt tegen. Maar morgen
begint Udo opnieuw. Voor de
„leugenbank" voelt hij zich nog te
In het „Veerhuis" van kastelein
Sepers, die nog een stuk of wat
baantjes heeft, lepelt Gerrit Sepers
(87) zijn pap naar binnen. Hij is
één van de oudste inwoners van
Heerewaarden, die nooit iets an
ders heeft gedaan dan vissen. Zijn
zoon heeft, toen het met de visse
rij slechter ging, snel de bakens
verzet en zijn naar hem genoemde
kleinzoon van negentien behoort al
tot de generatie, waarvoor de fo
to's in het album niet meer dan
„grappige plaatjes" zijn.
Gemoedelijk
Het heeft er veel van, dut dit
stukje van de Bommelerwaard
buiten de stroomversnelling van
de moderne tijd is gebleven.
Caféhouder Sepers: Jk heb hier
altijd gewoond, ik wil hier nooit
meer weg". De gemoedelijkheid
gaat hem bovenal. Als hij geen
zin heeft, zet hij niemand over
de rivier met zijn bootje. Daar
krijgt hij overigens weinig kans
voor, want de meeste passagiers
zijn goede kennissen van hem.
En die houdt hij in ere: „Vaste
klanten mogen zelf hun borrel
inschenken..."
De „leugenbank" aan dc oever van de Maas. Hier worden de verhalen over de beroemde schokker-visserij sleedt Drie generaties Sepers. Links Gerrit Scpert (19), in het midden kastelein Huibert Sepers (56) en rechts Gcrrït
sterker Snoer fRl