Jacob Siewert Römelingh
afstammeling van twee
beroemde koningshuizen
Gestolen
- OMMELANDER GESLACHTEN ONTHULT:
VRIJDAG 29 APRIL 1966
QE TIP was de moeite
van het onderzoeken
waard: „In Uithuizermee-
den woont onze goede
vriend Jacob Siewert Rö
melingh, al sinds jaren
bakker-in-ruste. Hij kan
er zich op beroemen af te
stammen van twee ko
ningshuizen, nl. van dat
van Carolus Magnus (Ka-
rel de Grote) en van Karei
de Kale van Frankrijk. U
zou eens met hem moe*
ten praten!"
Het gesprek werd gear
rangeerd. Maar Jacob
Siewert liet tevoren weten
dat het vele uren in be
slag zou nemen: „Het
doorbladeren van de boe
ken kost nu eenmaal tijd"
„De boeken" waren de
lijvige delen van: Omme-
lander Geslachten het na
geslacht van Jacob Sijbolts,
landbouwer te Warffum, en
Geertruid Cornelis', in zijn
totaliteit een indrukwekkend
werk. dat ter hand werd ge
nomen door Harmannus
Ritzema en voltooid door
Klaas Jan Ritzema van
Ikema, Ridder in de Orde van
Oranje-Nassau, die met onuit
puttelijk geduld en met grote
liefde voor het voorgeslacht
wel honderden documenten
moet hebben bestudeerd, al
vorens hij aan het schrijven
toekwam.
Deze boeken dan, drie in
totaal, en daarnaast een aan
tal mappen met knipsels,
foto's, brieven en stukjes
papier waarop haastig neer
gekrabbelde aantekeningen,
lagen op tafel uitgespreid
kostbare bezittingen voor de
heer Römelingh, waarover hij
angstvallig waakt.
Toch is Jacob Siewert niet
onder de indruk van zijn
koninklijke afkomst. Met zijn
77 jaar is hij nuchter genoeg
om de betrekkelijkheid der
dingen te onderkennen. Wat
hem wel boeit is hoe het ge-
Slacht zich in de loop der
eeuwen heeft ontwikkeld, is
uitgegroeid.
Brief
Een mens is voor hem meer
dan een naam alleen. Hij plaatst
hem onmiddellijk in familie
verband. Hij kent de stam-
boom-Römelingh als misschien
weinig anderen van zijn
geslacht. Daarom is hij voor ve
len een vraagbaak geworden.
Maar af en toe wordt ook Ja
cob Siewert nog verrast. Laatst
met de brief, die hem een nieuw
Zal de kleine Jacob
Loedo Lubbertus later
dezelfde belangstelling
tonen voor het voorge
slacht als grootvader
Jacob Siewert Röme
lingh die heeft? Een
van onze redacteuren
bracht de heer Röme
lingh een bezoek, dit
in verband met het feit
dat hij zowel Karei
de Grote als Karei de
Kale van Frankrijk in
zijn stamboom heeft.
In nevenstaand verhaal
wordt hierover verteld, èn over de indruk
wekkende boeken Ommelander Geslachten,
waarin alles over het geslacht Römelingh is te
vinden.
familielid bracht. Tot zijn
bazing las hij:
Geachte achterneef,
Ie zallen wel roar opkieken
dat ik joe zo nuim, moar wait ie
wel dat mien opa en joen groot
moe neef en nicht wazzen? Dat
zit zo: Joen grootmoe was Aafke
Everts Bakker, en zai was een
kleindochter van Cornelis Ritzes
Helwerda, landbouwer te Usk-
werd. Zien geboortelepel is bie
mien achternicht...
En de brief eindigde met:
„Groutnis en 't beste, ook aan
joen vrouw".
Brunswijk
Het geslacht Römelingh (Roe-
meling of ook Remmeling) had
omstreeks 1200 zijn standplaats
bij Brunswijk. Het familiewa
pen komt reeds voor in het
„Strijt-Bök der Stadt Brauns-
weick". Het staat omschreven
als: een veld van azuur, door
sneden door een regenboog van
goud en vergezeld van drie stra
lende zonnen van dezelfde kleur.
Helmteken: a. een vlucht in na
tuurlijke kleuren, waartussen een
stralende zon, b. een gekroonde
helm, bekleed met goud en
azuur. Het is aangetroffen op
de grafzerk van Bonno Röme
lingh te Zeerijp bij Loppersum.
die daar in de tweede helft van
de zeventiende eeuw hoofdonder
wijzer was.
In het geslacht Römelingh
komt de naam voor van Hede-
wich von Hedemann, dochter
van Johan Hedemann en Arm
gard van Hoya. die weer een
dochter was van Erik III, graaf
van Hoya en Maria van Jever.
En Erik III was de kleinzoon
van Bernhard VII, Heer van Lip-
pe (1439—1511), die ook de voor
vader is van prins Bernhard en
regelrecht afstamde uit het
tweede huwelijk van keizer Ka-
rel de Grote met Hildegard.
Meer
De afstamming naar Karei de
Kale van Frankrijk is er via Ali-
na Ovingh (15841633), echtge
note van ds. Patroclus Röme
lingh en dochter van Johan
Ovingh, jonker tot Pesse en Cra-
lo.
Het is allemaal belangwek
kend, maar het mag niet worden
overtrokken. Meer families in
Groningen kunnen er op bogen
Karei de Grote in hun stam
boom te mogen opnemen. Be
langwekkender is. dat er ook
vroeger reeds mensen waren,
die met pijnlijke nauwgezetheid
noteerden hoe hun familie reilde
en zeilde. Het heeft zijn waarde
bewezen. Want daardoor zijn in
geslachtsregisters feiten opgeno
men, die doopboeken niet vertel-
Daarom ook is het boekje dat
Jacob Siewert Bolhuis, geboren
13 november 1818, grootvader
van Jacob Siewert Römelingh
van moederszijde nalietvoor de
laatste van zo'n grote betekenis.
Het zegt veel over de leden van
het voorgeslacht, met wie Jacob
Siewert zich zo nauw verbonden
Doopboeken
De heren Harmannus Ritzema
en Klaas Jan Ritzema van Ike
ma hebben een groots werk tot
stand gebracht. In het begin van
deze eeuw werd ermee begon
nen. De doopboeken van alle
dorpen tussen Zoutkamp en Uit-
huizermeeden hebben zij ervoor
moeten napluizen. Maar het
resultaat is een uitgebreide ge
nealogie waarin talrijke oude
eigenerfde boerenfamilies uit de
Ommelanden van Groningen
worden besproken, vermeerderd
met aantekeningen over koop
prijzen van land en landbouw-
produkten,- huwelijkscontracten
of uittreksels daarvan en oude
inventarissen. En daardoor is
Ommelander Geslachten voor
wijder kring belangwekkend,
dan alleen voor hen, wier voor
ouders erin staan vermeld.
Het vertelt de boeiende
geschiedenis van een stuk pro
vincie, dat altijd als zeer welva
rend bekend heeft gestaan.
jare 1715 op vasten avondsdag
de meeste Carspelen van dese
ï»rovintie van Stad en Lande,
dog sonder groote schade aen
huysen, menschen en beesten,
hadde doen overstroomen, ende
daer na dese gelijk ook alle nae-
burige Provinciën van Neder
land met een seer swaere en
lankduirige pestilentie onder het
rundvee besogt, soo is het dat
bij de vermeerderinge van de
sonden tier inwoonderen in
plaetse van verbeteringe dersel-
ve op de gemelte plagen, de lang-
getergde opperste Rechtvaerdig-
heyd sijne plagen heeft ver-
swaerd, en over Nederland
en bijna alle landen aen de
Noordzee gelegen, sijne grimmig
heid door een seer hoogen en
verderfelijken waetersvloed op
den 25 Dec. 1717 uijtgestort...".
De vloed maakte 35 van de 50
huizen tot een puinhoop, en de
rest was zo beschadigd, dat er
slechts vier van bewoond kon
den blijven. De kerk viel niet
meer te gebruiken. De verliezen
aan mensenlevens waren groot
78 inwoners verdronken en
onder hen waren de „Diacon en
Boekhouder der Arme Middelen.
Het Diaconie Staetboek en de
gelden spoelden weg". Voorts
verdronken 66 paarden. 219 koei
en, 21 varkens en 747 schapen.
Koffer
Het is vermeld in de Omme
lander Geslachten: Douwe Mar- Europa
tens Teenstra (1768-1823) was
de eerste, die koolzaad en graan
gewassen op rijen zaaide en een
rolblok uitvond, waarmee dat
koolzaad op het land werd ge
dorst.
Hij had een zeer bekende
zoon: Marten Douwes Teenstra
(1795-1864). Deze Marten Dou
wes moet het avontuur in het
bloed hebben gezeten. Hij trok
naar Indië en bracht het daar
tot opzichter van bruggen en we
gen op Java. Later. van
1828-1834. was hij raadsman bij
de landbouw in Suriname. Daar
na keerde hij terug naar Neder
land, waar hij in Ulrum een
huis liet bouwen dat hij
Noord-Indië noemde.
Van zijn hand verschenen ve
le Groningse volksverhalen, ja
renlang was hij redacteur van
Marten Douwes Landbouwalma
nak, die dikwijls werd geraad
pleegd. Hij werd begraven op
het kerkhof te Ulrum en op zijn
graftombe leest men het door
hemzelf vervaardigde gedicht:
Hier staat zijn laatste koffer
In 't stille graf,
Het stof behoort aan 't stof,
Hij lei zijn reiskleed af.
d'Onsterfelijke geest
Met hoop en geest verwant
Reikt boven het begrip
Van menschelijk verstand.
Groningen heeft altijd fraaie „borgen" gekend. Hier de statige Rensumaborg te Uithui term eeden.
bladeren van de boeken kost nu
eenmaal tijd". Het kostte uren
en uren maar het had dagen
mogen duren met het lezen
van schrifturen en het bekijken
van foto's. Foto's van kerken,
van grafmonumenten, van de sta
tige herenhuizen die de Gro
ningse boerderijen zijn en foto's
van de familie Römelingh. Op
een foto is Jacob Siewert bijzon
der trots, die waarop drie
geslachten staan vereeuwigd: Ja
cob Siewert zelf, zijn zoon Tjar-
ko Loedo Lubbertus en zijn
kleinzoon Jacob Loedo Lubber-
De Römelinghs wonen ver
spreid over een groot deel
van de wereld. Men kan ze over
al ontmoeten, maar ze kunnen
ook elkander tegenkomen.
Omstreeks 1920 ontmoetten twee
mannen elkander ergens in Euro
pa. Zij hadden niet alleen dezelf
de naam, maar ook vrijwel het
zelfde wapen in hun zegelring.
De een was mr. J. Römelingh
uit Rotterdam, de ander tand
arts E. E. Römelingh uit Köge.
Zij wisselden gegeveng uit. De
Deen zond zijn familiestamboom
naar de Rotterdamse advocaat.
Het bleek een stamboom te zijn
met de oudste bekende gegevens
over de Römelinghs van 1421 tot
1600 en. van 1600 af, de Hol
landse, Deense, Engelse en Ame
rikaanse takken.
Walvisvaarder
Jannetje Nanninga. dochter
van Geertruit Cornelis' en Derk
(Hendriks) Nanninga, houtkoper
en collecteur te Uithuizen, gebo
ren op 2 februari 1755, trad op
14 september 1772 te Uithuizen
in het huwelijk met Johan Ever-
hard Schillhour, een dokter
en geboren in Doornum in
Oost-Friesland. Volgens fami
lie-overlevering was deze Johan
Everhard ook een tijdlang
scheepsdokter op een walvisvaar
der. De walvisvaart maakte net
een periode van grote bloei
door. In Uithuizen moeten ook
nog verscheidene commandeurs
hebben gewoond.
De vloot overwinterde bij Bor-
kum. Tussen 1770 en 1780 werd
zij echter door de Engelsen ge
heel weggekaapt. Toen was het
met het winstgevende bedrijf ge
daan. Een grote strop voor de
arbeiders en boerenzoons, die
tussen het zaaien en maaien, als
er op het land toch niet veel te
doen was, een reis naar Groen
land maakten om in korte tijd
een hoog loon te verdienen.
Leed
„De Kerken Raad van de Gere
formeerde Gemeynte in het
Westernijeland heeft noodig ge
oordeeld dit volgende tot een ge-
dagtenisse voor de Nakomelin
gen in haar nieuwe Diaconie
Staat Boek aen te teekenen; die
't selve leest, die merke daer op.
Nae dat God de Heere in den
boerderij De Kruis
Door Wibo Wiegmans
Jan Bremers was een dood
gewoon mannetje toen inspec
teur Van der Zanden voor
het eerst met hem in aanra
king kwam. Dat was op het
hoofdbureau van politie. Met
een bedeesde glimlach op zijn
gezicht stapte hij de
kamer binnen. Beroeps
matig stelde Van der
Zanden een signalement sa
men: oud ongeveer 40 jaar,
gekleed in een wat versleten
donkergrijs costuum, met
vest, donkerrode das, wit
overhemd, zwarte schoenen
en rode sokken. Donkerblond
haar, een beetje kalend.
Kleur ogen grijs. Een onregel
matig gebit. Verder was er
niets bijzonders aan hem te
zien. Alleen had hij zijn tan
den wel eens mogen poetsen.
Van der Zanden had er
geen idee van waarvoor hij
kwam. Hij had alleen tegen
de portier gezegd dat hij ie
mand van de recherche moest
hebben, liefst iemand die wat
in de melk te brokkelen had.
De politieman bood hem een
stoel aan en hield een inlei
dend praatje. Bremers ging
op zijn gemak zitten, sloeg
zijn benen over elkaar en
luisterde. Van der Zanden
vond het vreemd, dat hij nau
welijks reageerde: hij was
kennelijk ver weg met zijn
gedachten.
Het leek wel alsof Bremers
raadde wat de inspecteur niet
uitsprak: „Ik kom net terug
van een korte vakantie in
Zwitserland. Ik zat er nog
even over te mijmeren hoe
mooi het daar is, zelfs al in
april." Op zijn stem was ook
al niets aan te merken, niet
onaangenaam, niet hard, niet
zacht, precies er tussen in.
Van der Zanden keek wat
verwonderd: „Daarover wil
de u mij toch niet spreken, is
het wel?" Bij zichzelf dacht
hij: „Weer zo eentje die
denkt dat politiemensen niets
beters te doen hebben."
„Nee." zei Bremers. „ik
kom voor heel iets anders. Ik
kom mezelf aangeven wegens
verduistering van tweehon
derdduizend gulden ten nade
le van de bank waar ik hoofd
kassier ben, de AHV-bank4"
De inspecteur vertrouwde
zijn oren niet. Iemand die
zichzelf doodgemoedereerd
kwam aangeven dat hij twee
ton achterovergedrukt had.
Toe maar. ze deden het tegen
woordig niet minder.
Een telefoontje naar de
bank bleek voldoende om de
boel daar in paniek te bren
gen. „Ja, er werkte een Bre
mers als hoofdkassier. Hij
was nu met vakantie, men
wist niet waarheen. Ze zou
den de boeken nakijken, na
tuurlijk." Binnen korte tijd
liet een van de directeuren
zich al aankondigen op het
hoofdbureau. „Geen speld tus
sen te krijgen. Er mankeerde
twee ton."
Voor de politie en het open
baar ministerie was het een
eenvoudige zaak. Bremers be
kende gul en blijmoedig. Eén
ding wilde hij echter niet ver
tellen: Waar het geld was?
„Neen heren, het spijt me
wel. U kunt verder alle mede
werking van me krijgen,
maar dat zeg ik niet."
Jan Bremers werd schuldig
bevonden en tot een zware
straf veroordeeld. Twaalf
jaar zonder aftrek van voorar
rest. Binnenskamers kreeg de
politie de welgemeende raad
deze zaak niet af te sluiten
maar na Bremers' vrijlating
terdege uit te kijken. De ver
zekeringsmaatschappij zou
hen daar ook we! aan helpen
herinneren. Nog een grondig
onderzoek van Jan Bremers'
flat leverde niets op.
Bremers was een voorbeel
dige gevangene. Hij maakte
nooit moeilijkheden, was be
hulpzaam en bracht veel van
zijn vrije tijd in de biblio
theek van de gevangenis
door: vooral de reisverhalen
vonden bij hem gretig af
trek.
Van der Zanden, nu hoofd
inspecteur, zat er een beetje
mee in zijn maag. Dat kon
wel eens een tijdrovend kar
weitje worden. Voor hem lag
het ontslagbriefje van Bre
mers. Wegens goed gedrag
was gedetineerde Bremers na
tien van de twaalf jaar in
vrijheid gesteld. Dat was van
daag gebeurd.
Woedend rende Van der
Zanden zijn kamer uit. Hij
had het al druk met een paar
zaakjes en nu dit ook nog.
Maar aan de andere kant
vond hij deze geheimzinnige
affaire toch wel zo interes
sant dat hij het niet door een
ander wilde laten opknap-
Bremers was met zijn vroe
gere huisbaas overeengeko
men dat hij zijn boeltje op
een zolderkamer kwijt kon.
Daarheen zouden dan ook
zijn eerste schreden wel
Eu jawel, nauwelijks was
Van der Zanden in de
Breestraat aangekomen of
Bremers kwam op zijn ge
mak aanwandelen. Hij zag er
nog goed gezond uit. Het le
ven in de gevangenis had
hem niet getekend, hij was
alleen nog wat kaler gewor
den. Of er niets gebeurd was,
ging Bremers zijn oude huis
binnen en bleef er voorlopig.
Hoofdinspecteur Van der Zan
den gaf telefonisch een re
chercheur opdracht het huis
in de gaten te houden en ging
zelf weer verder met zijn on
afgemaakte werk.
Twee uur later rinkelde de
telefoon. Rechercheur Korn-
stra meldde dat hij nu op
het Centraal Station stond
en dat Bremers aan het loket
Buitenland een kaartje stond
te kopen. Hij wist niet waar
heen. „Warm houden." zei
Van der Zanden, „en informe
ren."
's Avonds belde de inmid
dels afgeloste Komstra hem
thuis op om te zeggen dat het
een kaartje naar Zürich was
en geldig voor de internatio
nale trein die de volgende
avond om even over zes zou
vertrekken.
Daar had je het al. Meneer
ging naar Zwitserland. Van
der Zanden had zo'n zin
om de ontknoping van die
tien jaar oude zaak mee te
maken dat hij zijn hoofdcom
missaris toestemming vroeg
om ook te gaan. Hij rook een
spoor. Na enig heen en weer
getelefoneer kreeg hij de ge
vraagde toestemming en pope
lend van ongeduld stond hij
de volgende avond aan het
eind van het perron op de
uitkijk. Daar kwam Bremers
in zicht. Rustig stapte hij zijn
wagon binnen en Van der
Zanden volgde zijn voorbeeld
zonder het perron uit het oog
te verliezen.
Er gebeurde niets bijzon
ders, ook tijdens de reis niet.
Bremers gedroeg zich als een
toerist en Van der Zanden
vond het eigenlijk prettig om
ook zo rond te lopen.
In Zürich stond een politie
man klaar om Van der Zan
den op te vangen. Enige zin
nen waren voldoende. De Ne
derlander zou Bremers vol
gen en direct kontakt met de
Zwitserse recherche opnemen
als hij in actie wilde ko-
Maar het leek wel alsof
Bremers werkelijk met va
kantie was. Een taxi naar een
hotelletje, een paar uur op
zijn kamer, omkleden in een
luchtig pak en de straat op,
wat flaneren en zo. Niets ver
dachts, een heer van middel
bare leeftijd bekeek de stad
op zijn gemak.
Van der Zanden werd er
slaperig van. Op een gegeven
moment begon hij Bremers
na te doen en bleef voor elke
winkel staan kijken. Hij
kreeg werkelijk belangstel
ling voor de uitgestalde arti
kelen en dat werd hem nood
lottig. Toen hij weer opkeek,
was Bremers weg en bleef
weg. In geen velden of wegen
te bekennen. Zichzelf ver
wensend ging Van der Zan
den naar het hotel terug.
Ons
kort
verhaal
De receptionist zei dat de
Nederlander de stad in was.
De hoofdinspecteur had al
gauw in de gaten dat het ho
tel ook nog een dienstingang
aan de achterkant had. Hij
belde de inspecteur die hem
verwelkomd had en kreeg
een rechercheur toegewezen,
die hem kon helpen wanneer
hij Bremers wilde ondervra
gen
Het duurde uren en uren.
Eindelijk kwam de Zwitser
opgewonden vartellen dat
een man die aan Bremers sig
nalement beantwoordde, de
dienstingang van het hotel
was binnengeglipt. Hij had
een koffer bij zich. Dat was
het moment; een koffer had
Bremers vanmorgen niet. Blij
dat zijn onoplettendheid
waarschijnlijk geen ernstige
gevolgen zou hebben, stapte
Van der Zanden, samen met
zijn Zwitserse collega, het ho
tel binnen en liep regelrecht
naar de lift.
Bremers toonde geen enke
le verwondering toen de poli
tiemannen zijn kamer binnen
kwamen. Ja, hij herinnerde
zich Van der Zanden nog
wel. „Hoe de inspecteur het
maakte?"
„Goed," zei Van der Zan
den, „maar inmiddels hoofd
inspecteur. Ik kwam overi
gens voor iets anders."
„Ja, dat zal wel," zei Bre
mers. „Het geld zeker, die
twee ton. Weet u, toen ik dat
geld achteroverdrukte, had ik
maar één passie en dat was
reizen. Daarom wilde ik veel
geld hebben, want van mijn
salaris kon ik het niet beta
len. Maar in de gevangenis
kon ik er niet meer tegenop
dat ik later nog eens van dat
gestolen geld zou moeten pro
fiteren, met dan altijd de
kans dat de politie weer in
zou grijpen. Ik kreeg er spijt
van cn daarom krijgt de
bank het geld terug."
„Wanneer en waar?" vroeg
Van der Zanden verbaasd.
„Hier," zei Bremers, „neem
het maar mee." Hij liep naar
het bed en opende de koffer
die uitpuilde van de bankbil
jetten. „Wees er gelukkig
mee, ik ben tenminste van
die zorg af."
Van der Zanden zat al
hoog en droog weer in Hol
land toen Bremers doodmoe,
maar tevreden een Zwitsers
reisbureau binnenstapte. Het
charmante meisje achter dc
balie had een beetje meelij
met hem: het leek ook zo'n
sjofel mannetje. Ze vond hem
echter niet meer zo sjofel
toen hij informeerde naar de
verschillende mogelijkheden
om een reis om de wereld te
maken. „Geld speelt geen rol,
het moet een comfortabele en
langdurige reis worden. Ik
wil alle bezienswaardigheden
die er maar op de wereld te
vinden zijn werkelijk zien."
Met een voldaan gezicht
zeeg hij in een fauteuil ter
wijl het meisje verschillende
folders voor hem opzocht. Hij
voelde zich moe. Het viel ook
niet mee om al die banken af
te sjouwen waar hij geduren
de tien jaar tezamen twee ton
had ondergebracht op reke
ningen onder nummer.
Met een beschermend ge
baar legde hij zijn hand op
de portefeuille in zijn binnen
zak. Inhoud honderdvijfen
twintigduizend vierhonderd-
vijfenzestig gulden, de rente
van „zijn kapitaal van twee
ton."
Daar was het meisje al met
de gegevens voor zijn wereld
reis.