Het Kerkje van Alem bergt schatten aan antiek HERLEEFD VERLEDEN V'ADER heeft wat", denk ik. „iets plezierigs. Het staat duidelijk op z'n gezicht te lezen. Vreemd dat moeder daar nu geen erg in heeft, dat ze dat niet ziet, niet aanvoelt! Afijn, daar zal tante Mia wel debet aan zijn. Natuurlijk heeft dié hier weer tot twaalf uur koffie zitten drinken, zodat moeder op een holletje voor het middag maal moest zorgen. Moeder zit er zo wezenloos bij, net of ze zelf niet gelooft, dat ze alles nog op tijd heeft klaar gekre gen. En kijk die Gert! Ook met z'n gedachten elders. Zit natuur lijk weer op een wiskundesom te broeden. Dat is z'n lust en z'n leven. Nou, hij liever dan ik. Geef mij maar een span nend boek". Ik kijk weer naar vader en 1 dan ontmoeten onze ogen el- I „Ja vadertje" roep ik. „doe nou maar niet zo stiekem en biecht es gauw op! Plezierige dingen mag je nooit voor je zelf houden. dat is bar egoïstisch. Vertel op pap, wat is Vader's lach breekt nu hele maal door, er is geen houden l meer aan en hij kijkt ietwat 1 verlegen met z'n blijheid de kring rond. Moeder schrikt oo en zegt: ..Wat is er? Is er wat?" en Gert kijkt nijdig. „Druk spook", zegt hij. „moet je de rust weer verstoren, moet je je weer gedragen als een gillerige tiener". ..Poeh", zeg ik. „ouwe opa, he'o maar eens wat meer aan dacht voor de mensen dan voor die dooie sommen van je. Zie je dan niet dat vader ccn pret je voor ons in petto heeft?" I ,.'t Is niks bijzonders hoor", zegt vader, „werkelijk niet". 't Is wel degelijk iets bijzon ders. Ik zie het toch? Wat is het? Gaan we van de zomer naar Denemarken? Lijkt mij ook een mieters land". „Wel nee, wel nee", zegt va der. I Ik denk eens even na: „waarschijnlijk is het iets wat vader alleen aangaat, of wat hij zelf heeft gepresteerd. Beschei- I den als hij is vindt hij het dan niets bijzonders, maar is hij I toch erg blij. Wat zou het kun nen zijn? Op z'n werk iets? OfIk weet het, ik weet het", roep ik triomfantelijk. „Ha ha", zegt Gert, „daar heb je onze detective weer". „En toch weet ik het, het or gel is klaar. Vader waar of gen. Moeder zegt: „dat is toch al lang klaar?" „Wel nee", zeg ik. „het speel de wel. maar alle registers de den het nog niet en het was bovendien vals. Is 't ie nu gestemd pap? Hoe heeft u dat gedaan, is er een orgelstemmer geweest?" „Nee, dat heb ik zelf gedaan met een toongenerator". „Een toongenerator?" „Praat me niet van dat ding", zegt Gert, „ik heb het drie avonden aan moeten horen. Va der bewaarde dat karweitje tot moeder en jij de deur uit wa ren. maar voor mij was het hier bal". Ik zie vader's gezicht betrek ken en zeg: „stel je niet aan. als je mooie muziek niet kunt waarderen, heb je van lelijke muziek geen last". „Noem je dat muziek, twee tonen die steeds tegen elkaar aan zweven en elkaar na een eindeloze tijd pas vinden?" „Afijn jongen", zeg ik, „die ervaring heb je dan ook weer gehad. Als troost krijg je ecu fijn feest, want het orgel moet natuurlijk ingewijd worden. We maken er een verrukke lijke avond van. We vragen verschillende mensen om wat te doen en de avond wordt na tuurlijk geopend met orgelspel, orgelspel van vader". „Je ziet het", zegt moeder, „je dochter heeft alles al geor ganiseerd". Vader lacht nog steeds en nu openlijk trots. „Ik geloof warempel dat je wel oren naar hebt", zegt moe der verwonderd. „Tjonge jonge, dat mag ook wel in de krant vader die zin heeft in een feestje!" „Een muziekavond", verweert vader zich. „Met een feestelijk tintje", zegt Gert, „vader ik zorg voor de drankjes, ik maak een echte bar". „Ook dat nog", zegt moeder, die nog steeds niet erg en thousiast is en enigszins ver liefd rondkijkt in haar pas schoongemaakte huiskamer. Toch geeft ze zich gewonnen, want tegen vader's stille blij heid kan ze nooit op. „Kenden we nu maar iemand die mooi zingt", zucht ze, „dan kwam ik ten minste ook eens „Ik weet wel iemand moe- „Oja". zegt Gert lawaaierig, „en ik weet al lang wie. Natuur lijk die vent die de draad kwijt raakte bij dat „wohin". „Precies", zeg ik. „Je bent zeker verliefd op „Ja hoor", zeg ik schamper. ,,'k ben net als jij, doorlopend verliefd en elke dag op een „Toe", zegt moeder, „maak nou geen ruzie. Over wie heb ben jullie het eigenlijk?" „O mam, u weet wel. die jon gen. die Henk Boonstra, ik ken hem nog van de H.B.S., die met Door Janni Krijger-Wisse de „Johannes" uit de maat raak- „O die? Ja, wat erg was dat he? Maar hij is nog jong. hij zal het wel leren. Je zou ook wel zenuwachtig worden ook met zo'n zaal vol mensen voor je..Maar hij heeft toch zeker al een fantastische stem?" vraag ik gepikeerd. ..Natuurlijk.' „en wou je dL Dat is goed Lies. dat is fijn." „Heeft u dan niet genoeg aan Liesje's magnifieke vioolspel?" vraagt Gert spottend. „Dat kan ik elke dag horen." zegt moeder, die de spotlust niet proeft. „Ja." zegt Gert zachtjes, „tot vervelens toe." Ik moet hem ei genlijk een schop geve DIEZELFDE avond nog ga ik naar Henk. Het is een heel eind lopen, maar dat vind ik niet erg. Ik wandel graag in 't donker. Ik denk weer aan de avond van de uitvoering. Wat begon het allemaal fijn en wat waren m'n verwachtingen hoog gespannen! Trouwens iedereen was blij en welgemoed. Hoewel de kamertjes onder en achter het podium kaal en ongezellig zijn, hing er toch een feeste lijke stemming. De solisten zon gen speels nog wat loopjes, het orkest stemde de instrumenten en het koor stond blij te lachen van: eindelijk is het dan ,zo ver. Waar zouden ze zich nog zorgen om maken? De dirigent had immers op de generale maar één keer af moeten tik ken? Zelfs het „wohin" ging haast volmaakt, terwijl het koor daar doorgaans nog al last mee had. Wie had ooit gedacht, dat het Henk's struikelblok zou worden? Kwam het, omdat bij de start van wohin er zoals ge woonlijk een golf van onzeker heid door het koor sloeg? Zou hij dat gemerkt hebben? Zou hij zo gevoelig zijn? Wat vrese lijk was het toen hij er uit raakte en er ook niet meer in kon komen. Ik dacht dat ik door de grond zakte, toen de dirigent aftikte. Trouwens ik was de enige niet. Verschil lende koor- en orkestleden ke ken beschaamd of ze het zelf gedaan hadden, zelfs in de zaal zag ik rode hoofden. EN nu sta ik dan voor de deur van z'n huis en durf niet te bellen. M'n moed is ver zoek. Ben ik ook niet al te opdringerig? Ik voel me net of ik op vrijersvoeten ben; ik... een meisje. Maar dan schiet in eens als een duveltje uit een doosje m'n hand uit en drukt op de knop. Gelaten blijf ik wachten. Er kome wat komt. Er komen voetstappen aan. Voe ten met pantoffels. Zou het z'n moeder zijn? En wat moet ik dan zeggen? Gelukkig, het is Henk zelf. „O dag," zeg ik. terwijl ik m'n gezicht naar de lamp houd. „ik ben Lies Harmsen. ik wil je wat vragen." „O Lies, jazegt hij schut terig en na enige aarzeling: „kom binnen." Hij gaat me voor naar de huiskamer. Daar zitten we el kaar even wat verdwaasd aan te staren. Henk zegt: „ik ben moederziel alleen thuis en zat juist naar gezelschap te snak- ..Dat treft dan," zeg ik om maar wat te zeggen. Als Henk heel handig een kopje thee voor me heeft ingeschonken, steek ik als een ratel van wal, geagiteerd als ik ben. Ik vertel van het orgel en de muziek avond en vraag, of hij ook iets ten beste wil geven. „O graag, leuk zeg dat je aan me dacht. Heb je nog voorkeur voor iets?" „Dat heb ik zeker, maar je moet niet boos worden." „Wat dan?" „Wohin." „Henk."' zeg ik. „je denkt toch niet dat ik het je vraag om te plagen? Heb je het al gezongen nadien?" Hij gaat verslagen zitten en laat z'n ar men lam tussen z'n benen ben gelen en buigt z'n hoofd diep voorover. Hij zegt mokkend: „ik heb het tien keer gespeeld, tien keer toen ik thuis kwam en het ging steeds fout. Ik zing het nooit meer." „Dan zal het nooit meer voor je weggelegd zijn om de Johan nes te zingen." „Dat is heel fijngevoelig van je. om dat te zeggen." „O." zeg ik, „maar je zingt het nog wel. Let maar eens op." Ik denk: laat ik nu oppassen, dat ik niets verkeerds zeg. Maar ik blijf het vreemd vin den, dat hij er uit raakte, 't Zou mij nooit overkomen, 'k Zou misschien eens een paar nootjes missen, maar ik zou toch in de maat blijven. Ik zou de draad wel weer opvissen. „Misschien niet. je weet toch dat ik in moest vallen voor zo'n dure kerel die ziek „En hoe studeer je dat? Als je de melodie kent, begeleid je dan jezelf? „Ja, dat is ook al zo beroerd, want dat is niks voor mij. Ik kan niet goed zingen als ik „Toch lijkt me de begeleiding heel belangrijk. Want als de melodie en de begeleiding een maal als één geheel in je ge hoor liggen, kan er volgens nuj niks meer gebeuren: dan hoef je zelfs niet te tellen en dan kun je invallen waar je maar wilt. Wat zegt je leraar er van?" „Hij zou het weer met me gaan oefenen, maar ik heb ge weigerd." „Wat zei die toen?" „Laat dan eerst maar even rusten, die nare smaak raak je vanzelf wel weer kwijt." „Paedagogisch zeer onjuist. nu blijf je maar met de gedach te rondlopen dat je het niet kunt. Zo raak je 't niet kwijt. Die leraar van je moest een pak op z'n broek hebben." Even lacht Henk zo ver heb ik hem toch al e „laat ie 't maar niet horen." „Zeg Henk. heb je recorder?" „Ja. gebruik ik vaak om te horen hoe n'n stem klinkt." „Gebruik je 'm ook wel eens als begeleiding?" „Nee zeg, daar heb ik nog nooit aan gedacht. „Kom," zeg ik vrolijk," laten we het dan eens proberen. Heb je de Johannes bij de hand?" Henk knikt en bijt op z'n lip. Toch staat hij op en zegt: „ga je mee naar m'n kamer?" Zwij gend gaat nij me voor, zoekt de muziek op, zet de bandrecorder aan en gaat achter de piano zitten. Ik veel me net een boe man een dwingeland. Maar ik ken Henk langer dan vandaag, hij heeft zo nu en dan een duw tje nodig. Henk begint te spelen. Eerst beven z'n handen, maar al spoe dig laat hij zich meeslepen op de prachtige melodie. Als hij klaar is en de recorder heeft afgezet, zeg ik: ,,'t was prach tig. maar je zult het toen nog een keer over moeten doen. Op die funeste plaats, kijk hier. hield je één maat twee keer te lang aan. Zie je nou wel, dat is de oorzaak van alle ellende. Die fout heb je waarschijnlijk wel meer gemaakt. Daardoor voelde je ie onzeker bij die bewuste passage." Ons kort verhaal mond niet roept doe ik het niet. Ik sla m'n ogen neer Henk gaat weer spelen en als de begeleiding feilloos op het bandje staat begint hij te zin want hij is te zeer gespannen. Hij wil het kennelijk de eerste keer al goed doen. Ik ben zelf ook nerveus. Als al m'n moeite eens voor niets is! Als hij er straks de boel bij neer gooit! Daar komt het. O. maar 't gaat goed. 't gaat goed. 't Klinkt nog een beetje onzeker. maar hij raakt er niet uit. Heer lijk. Hij zingt het nog eens en nog eens. 't gaat steeds beter. Ik probeer het „wohin" te zingen en ook dat lukt. DE feestavond wordt een groot succes, 't Verloopt allemaal zo fijn en gezellig. En ieder een is natuurlijk vol bewonde ring voor vader 's kunstge wrocht. 't Is ook een knap stuk werk. Alleen de speeltafel, het pedaal en de pijpen heeft hij kant en klaar gekocht. De rest heeft hij zelf allemaal voor el kaar gefabriekt, 't Gaf soms wel eens wat rommel in huis, maar dat is nu verleden tijd. Vader opent de avond met een toccata van Pachelbel. Mis schien kan niet iedereen de mu ziek waarderen en vinden ze het te droog, maar 't is toch doodstil als vader speelt. Als het stuk uit is en vader wat verlegen opstaat, barst er een luid applaus los. Het orgel is ingewijd. Over het gebrek aan afwisse ling hoeven we niet te klagen, want er is een grote verschei denheid aan instrumenten. Er zijn blokfluiten, er is een cello een heerlijk instrument en zelfs de gitaar en de banjo, door Gert met bezitter geïntro duceerd, ontbreken niet. Zelf speel ik op m'n viool een sonate van Telemann. Va der begeleidt me. Ik houd erg van Telemann en z'n muziek is ook bijzonder geschikt om met orgelbegeleiding te spelen. Dat kun je van de meeste muziek die voor viool en een begelei der is geschreven niet zeggen. Vader vindt het heerlijk om samen met z'n dochter te spe len. Nu is hij dubbel trots. Hij vindt het vast het hoogtepunt van de avond, 't Gaat trouwens erg goed. we zijn er allebei he lemaal in en nogmaals, de mu ziek van Telemann is prach tig. Toch vind ik zelf en ik voel me een beetje schuldig te genover vader het zingen van Henk de top van de avond. Daar heb ik eigenlijk naar toe- geleefd. Het orgel van vader was bijzaak. Maar Henk zingt ook zo mooi! Hij heeft zo'n volle war me gevoelige stem! En hij be heerst het stuk nu. Hij hapert geen moment. Moeder is ook weg van hem, ik zie het: ze kan geen oog van hem af hou den. Na afloop drukt z'em de hand en zegt: prachtig, prach tig jongen. Je mag wel dank baar zijn met zo'n stem." Gelukkig gaat het feest niet als een nachtkaars uit en ook vertrekken ze niet allemaal te gelijk. De meesten blijven nog wat napraten. Henk is één van de eersten die afscheid neemt. En dat grieft me zo! Wil hij er nu zo gauw mogelijk van door? Stelt kóud van binnen, zo leven loos. Met vlakke stem geef ik hem antwoord. Ik heb geen warmte meer. Maar als ik de voordeur voor hem open doe zegt hij aarze lend: „zou je... wil je nog een eindje met me wandelen?" Zegt hij dat werkelijk? Kan ik heus m'n oren geloven? Het lijkt wel, of de sterren aan de hemel zich plotseling verdrie voudigen. Ik hijg: „even aan moeder vragen." Als we samen door de stille straat gaan zeg ik: „hier vlak bij is een korenveld. Daar heb ik al zo lang 's avonds willen wandelen, maar alleen durfde ik niet. Zullen we daar naar toe?" Als we de laatste huizen ach ter ons hebben gelaten en we heerlijk buiten zijn, komt juist de maan achter een wolk te voorschijn. „Kijk", fluister ik. „de maan ademt, hoor je hoe mooi de nacht zingt?" Dan slaat Henk een arm om me heen en zegt: „O jij, liefste, jij hulpe tegen- Hulpe tegenover me. Staat dat niet in het huwelijksformu lier? Mag ik nu geloven dat....? Wat moet ik zeggen? 't Wordt me ineens allemaal te veel. Ik begin te huilen tot grote schrik van Henk. „Lies, Liesje". zegt hij, „ik had echt gehoopt dat jij ook van mij hield. Had je daar dan niet aan gedacht, ben jc er van geschrokken? Kun je in mij dan niet meer zien dan een Hij laat me los. maar ik pak z'n hand en zeg: „vind je me dan niet erg opdringerig?" „Opdringerig? Huil je daar om? Houd je dus toch van „ja", zeg ik, „ik ben altijd zo voortvarend, maar ik wil het eigenlijk h'emaal niet zijn „Sssst, stil nu maar, je bent precies zo als je zijn moet en pas maar op. dat ik niet te opdringerig word." ALS ik thuis kom staan va der en moeder in de keu ken samen af te wassen. „Och wat lief, zeg ik, „zijn jullie al Ik pak gauw een theedoek en begin mee te helpen. 't Is één uur als de boel aan de kant is en dan snak ik ook werkelijk om naar bed te gaan. Maar voor ik naar boven ga zeg ik tegen die twee lieve sla perige gezichten: „ik ben zo blij met het orgel zo blij! Waar om. dat zeg ik morgen weL Ik houd het nog één nachtje ge- ZATERDAG 16 APRIL 1966 (Van e«n onzer verslaggevers) De heer H. Brokike uit Amsterdam schreef ons: „Op 1 april wordt het pittoreske en eeuwenoude hervormde kerkje te Alem officieel herschapen in een kunstzinnig centrum van allure, een permanente expositie van antieke klokken", en zijn mededeling was geen april-mop. Ons land is inderdaad een prachtig centrum waar kenners en liefhebbers van antiek de schoonheid van het verleden kunnen bewonderen, rijker geworden. Het staat dus in Alem, dat behoort tot de gemeente Maasdriel en vlak bij Zaltbommel ligt. Het dorp is per auto makkelijk te bereiken. Van Utrecht is de afstand nog maar 36 kilo meter en de weg er naar toe gaat door een echt Hollands landschap. Het hervormde kerkje dateert al van voor 1719. Volgens de oude kronieken werd het in dat jaar opgetrokken uit materiaal, afkomstig van het kerkje dat voordien de inwoners tot bedehuis diende. In 1933 werd het gerestaureerd, maar in de jongste oorlog zwaar beschadigd en later nog door weersinvloeden aangetast. Gelukkig greep Monumentenzorg op het juiste ogenblik in. Voordat het helemaal verging, werd tot restauratie besloten. Deze restauratie kwam in 1962 gereed. Voor de luttele som van 121.000,werd een schilderachtig gebouw voor de ondergang bewaard. voor het eerst in deze unifor men op.) Uitwerking Het plan was dus klaar. Om het te verwezenlijken trad de heer Brokke in kontakt met de heren E. van Dam, een Rotter damse antiquair en A. van der Meer en de firma Soraya uit Amsterdam. De heer Van Dam. nationaal en internationaal be kend door zijn jaarlijkse inzen dingen op de Delftse antiek beurs zou antieke meubelen afstaan, de heer Van der Meer oude kaarten en stadsgezichten, en de firma Soraya zou zorgdra gen voor een uitgezochte collec tie Perzische tapijten. Wie het centrum heeft bezocht heeft kunnen constateren, dat het met grote zorg is ingericht. Wat de heer Brokke vooral heeft getracht en waarin hij ook is geslaagd is elk voor werp tot zijn recht te doen ko men. Toch is er één geheel ontstaan, alles wat is tentoon gesteld hoort bij elkaar, er is een eenheid opgebouwd uit verscheidenheid en dat frap peert vooral. Tijden Dat was het begin een gerestaureerd kelkje, dat in feite niet meer voor zijn oor spronkelijk doel geschikt was. Een tachtig kilometer van Alem, in Amsterdam, woont de heer Brokke. een zeer groot man op het gebied van antieke klokken. Schakel tussen hem en het kerkje werd een vrienddie hem op de verrukkelijke ligging van het kerkje wees en hem zo nieuwsgierig maaktedat hij op een dag naar Alem ging. Toen de heer Brokke het ge bouwtje had gezien, wist hij er emplooi voor. Hij zou er een centrum van maken van antieke klokken omgeven door antiek meubilair, schilderijen, oude kaarten en Perzische tapijten. De onderhandelingen met het gemeentebestuur verliepen vlot. De heer Brokke kon het kerkje in huur krijgen tegen de kosten van het onderhoud. Hij accep teerde deze voorwaarden direkt. Om iets voor Alem te doen, dus als een tegenprestatie, schonk hij het jeugd-fanfarekorps unifor men. (Op de dag van de ope ning van het centrum trad het Tempora mutantur de tij den veranderen! Nieuwe vor men, nieuwe stijlen hebben hun intrede gedaan. De mens van deze eeuw is anders geaard dan zijn voorvaderen. Zijn eisen zijn anders gericht, de levens omstandigheden hebben ook hun stempel gezet op zijn uitingen van en zijn behoefte aan kunst. Maar de twintigste eeuwer die in het verleden kijkt, raakt on der de bekoring van al het schoons dat kunstenaars uit vori ge eeuwen hebben gemaakt. Urenlang hebben op Tweede Paasdag bezoekers in het kerkje van Alem rondgelopen, geboeid door zoveel schoonheid, en mis schien hebben zij een tikkeltje heimwee gekregen naar een tijd, die voor goed is afgesloten. Er zijn er geweest, die de lust niet konden bedwingen een klok ,of een kast of een stoel te kopen om daarmee zichzelf te verrij ken. En zij zijn bereid geweest daarvoor veel geld neer te tel len. Duur kunst" of een „groothandel in antiek" is onbestaanbaar. Het zijn aparte scheppingen, indivi duele uitingen, zelden zijn twee werkstukken aan elkaar gelijk.... In het kerkje van Alem vallen een paar honderd klokken te be wonderen Franse, Engelse, Nederlandse en Zwitserse. De oudste klok dateert uit 1630, de jongste is 130 jaar oud. Prijzen? Het is zo maar om een voor beeld te noemen, immers, er zijn vele factoren die de prijs bepa len. Maar er staat een klok ge prijsd voor 16.000.-. Een hoge som. Maar niet de hoogste die kan worden betaald. Er hangt een wandtapijt dat ƒ42.000.- moet opbrengen. Doch het is ook een wandtapijt" dat kenners stil doet zijn. Want antiek is duur, zonder Moubslen meer. Kunst in het algemeen is duur. In elk werkstuk heeft de kunstenaar zijn gehele wezen ge legd. Voor het tot stand kwam zijn er misschien maanden voor bij gegaan. Een „groothandel in Tijdloos schoon van vorm en stijl het geldt ook voor de fraaie meubelen, die in het cen trum een plaats hebben gekre gen. Wat imponeert het meest? Is het de kunstzinnig gebeeld houwde tafel uit de achttiende eeuw, de charmante Louis Seize- stoel, de antieke zeventiende eeuwse eiken toogkast? Over smaak valt niet te twisten. De waarde en betekenis ligt voor een ieder anders. In het kerkje van Alem her leeft het verleden, dank zij het initiatief van enkele mensen, die zij het ook met het oogmerk de verkoop van antiek te stimu leren bereid waren kostbare stukken af te staan. Hun initia tief wordt bijzonder gewaar- deeid. Sinds de opening hebben al honderden liefhebbers van an tiek het centrum een bezoek ge bracht. Op de dag van <5e ope ning gingen al een klok en ne gen antieke stoelen en fauteuils in andere handen over. (NB.: Het kunstcentrum is el ke werkdag geopend van 10.00 tot 17.00 uur. 's Zondags is het gesloten).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 19