Het
Kerkje van Alem bergt
schatten aan antiek
HERLEEFD VERLEDEN
V'ADER heeft wat", denk
ik. „iets plezierigs. Het
staat duidelijk op z'n gezicht te
lezen. Vreemd dat moeder daar
nu geen erg in heeft, dat ze dat
niet ziet, niet aanvoelt! Afijn,
daar zal tante Mia wel debet
aan zijn. Natuurlijk heeft dié
hier weer tot twaalf uur koffie
zitten drinken, zodat moeder op
een holletje voor het middag
maal moest zorgen. Moeder zit
er zo wezenloos bij, net of ze
zelf niet gelooft, dat ze alles
nog op tijd heeft klaar gekre
gen. En kijk die Gert! Ook met
z'n gedachten elders. Zit natuur
lijk weer op een wiskundesom
te broeden. Dat is z'n lust en
z'n leven. Nou, hij liever dan
ik. Geef mij maar een span
nend boek".
Ik kijk weer naar vader en
1 dan ontmoeten onze ogen el-
I „Ja vadertje" roep ik. „doe
nou maar niet zo stiekem en
biecht es gauw op! Plezierige
dingen mag je nooit voor je
zelf houden. dat is bar
egoïstisch. Vertel op pap, wat is
Vader's lach breekt nu hele
maal door, er is geen houden
l meer aan en hij kijkt ietwat
1 verlegen met z'n blijheid de
kring rond.
Moeder schrikt oo en zegt:
..Wat is er? Is er wat?" en Gert
kijkt nijdig.
„Druk spook", zegt hij. „moet
je de rust weer verstoren, moet
je je weer gedragen als een
gillerige tiener".
..Poeh", zeg ik. „ouwe opa,
he'o maar eens wat meer aan
dacht voor de mensen dan voor
die dooie sommen van je. Zie
je dan niet dat vader ccn pret
je voor ons in petto heeft?"
I ,.'t Is niks bijzonders hoor",
zegt vader, „werkelijk niet".
't Is wel degelijk iets bijzon
ders. Ik zie het toch? Wat is
het? Gaan we van de zomer
naar Denemarken? Lijkt mij
ook een mieters land".
„Wel nee, wel nee", zegt va
der.
I Ik denk eens even na:
„waarschijnlijk is het iets wat
vader alleen aangaat, of wat hij
zelf heeft gepresteerd. Beschei-
I den als hij is vindt hij het dan
niets bijzonders, maar is hij
I toch erg blij. Wat zou het kun
nen zijn? Op z'n werk iets?
OfIk weet het, ik weet het",
roep ik triomfantelijk.
„Ha ha", zegt Gert, „daar heb
je onze detective weer".
„En toch weet ik het, het or
gel is klaar. Vader waar of
gen.
Moeder zegt: „dat is toch al
lang klaar?"
„Wel nee", zeg ik. „het speel
de wel. maar alle registers de
den het nog niet en het was
bovendien vals. Is 't ie nu
gestemd pap? Hoe heeft u dat
gedaan, is er een orgelstemmer
geweest?"
„Nee, dat heb ik zelf gedaan
met een toongenerator".
„Een toongenerator?"
„Praat me niet van dat ding",
zegt Gert, „ik heb het drie
avonden aan moeten horen. Va
der bewaarde dat karweitje tot
moeder en jij de deur uit wa
ren. maar voor mij was het
hier bal".
Ik zie vader's gezicht betrek
ken en zeg: „stel je niet aan.
als je mooie muziek niet kunt
waarderen, heb je van lelijke
muziek geen last".
„Noem je dat muziek, twee
tonen die steeds tegen elkaar
aan zweven en elkaar na een
eindeloze tijd pas vinden?"
„Afijn jongen", zeg ik, „die
ervaring heb je dan ook weer
gehad. Als troost krijg je ecu
fijn feest, want het orgel moet
natuurlijk ingewijd worden.
We maken er een verrukke
lijke avond van. We vragen
verschillende mensen om wat
te doen en de avond wordt na
tuurlijk geopend met orgelspel,
orgelspel van vader".
„Je ziet het", zegt moeder,
„je dochter heeft alles al geor
ganiseerd".
Vader lacht nog steeds en nu
openlijk trots.
„Ik geloof warempel dat je
wel oren naar hebt", zegt moe
der verwonderd. „Tjonge jonge,
dat mag ook wel in de krant
vader die zin heeft in een
feestje!"
„Een muziekavond", verweert
vader zich.
„Met een feestelijk tintje",
zegt Gert, „vader ik zorg voor
de drankjes, ik maak een echte
bar".
„Ook dat nog", zegt moeder,
die nog steeds niet erg en
thousiast is en enigszins ver
liefd rondkijkt in haar pas
schoongemaakte huiskamer.
Toch geeft ze zich gewonnen,
want tegen vader's stille blij
heid kan ze nooit op.
„Kenden we nu maar iemand
die mooi zingt", zucht ze, „dan
kwam ik ten minste ook eens
„Ik weet wel iemand moe-
„Oja". zegt Gert lawaaierig,
„en ik weet al lang wie. Natuur
lijk die vent die de draad kwijt
raakte bij dat „wohin".
„Precies", zeg ik.
„Je bent zeker verliefd op
„Ja hoor", zeg ik schamper.
,,'k ben net als jij, doorlopend
verliefd en elke dag op een
„Toe", zegt moeder, „maak
nou geen ruzie. Over wie heb
ben jullie het eigenlijk?"
„O mam, u weet wel. die jon
gen. die Henk Boonstra, ik ken
hem nog van de H.B.S., die met
Door Janni Krijger-Wisse
de „Johannes" uit de maat raak-
„O die? Ja, wat erg was dat
he? Maar hij is nog jong. hij
zal het wel leren. Je zou ook
wel zenuwachtig worden ook
met zo'n zaal vol mensen voor
je..Maar hij heeft toch zeker al
een fantastische stem?" vraag
ik gepikeerd.
..Natuurlijk.'
„en wou je dL
Dat is goed Lies. dat is fijn."
„Heeft u dan niet genoeg aan
Liesje's magnifieke vioolspel?"
vraagt Gert spottend.
„Dat kan ik elke dag horen."
zegt moeder, die de spotlust
niet proeft.
„Ja." zegt Gert zachtjes, „tot
vervelens toe." Ik moet hem ei
genlijk een schop geve
DIEZELFDE avond nog ga
ik naar Henk. Het is een
heel eind lopen, maar dat vind
ik niet erg. Ik wandel graag in
't donker. Ik denk weer aan de
avond van de uitvoering. Wat
begon het allemaal fijn en wat
waren m'n verwachtingen hoog
gespannen! Trouwens iedereen
was blij en welgemoed. Hoewel
de kamertjes onder en achter
het podium kaal en ongezellig
zijn, hing er toch een feeste
lijke stemming. De solisten zon
gen speels nog wat loopjes, het
orkest stemde de instrumenten
en het koor stond blij te lachen
van: eindelijk is het dan ,zo
ver. Waar zouden ze zich nog
zorgen om maken? De dirigent
had immers op de generale
maar één keer af moeten tik
ken? Zelfs het „wohin" ging
haast volmaakt, terwijl het
koor daar doorgaans nog al last
mee had. Wie had ooit gedacht,
dat het Henk's struikelblok zou
worden? Kwam het, omdat bij
de start van wohin er zoals ge
woonlijk een golf van onzeker
heid door het koor sloeg? Zou
hij dat gemerkt hebben? Zou
hij zo gevoelig zijn? Wat vrese
lijk was het toen hij er uit
raakte en er ook niet meer in
kon komen. Ik dacht dat ik
door de grond zakte, toen de
dirigent aftikte. Trouwens ik
was de enige niet. Verschil
lende koor- en orkestleden ke
ken beschaamd of ze het zelf
gedaan hadden, zelfs in de zaal
zag ik rode hoofden.
EN nu sta ik dan voor de
deur van z'n huis en durf
niet te bellen. M'n moed is ver
zoek. Ben ik ook niet al te
opdringerig? Ik voel me net of
ik op vrijersvoeten ben; ik...
een meisje. Maar dan schiet in
eens als een duveltje uit een
doosje m'n hand uit en drukt
op de knop. Gelaten blijf ik
wachten. Er kome wat komt.
Er komen voetstappen aan. Voe
ten met pantoffels. Zou het z'n
moeder zijn? En wat moet ik
dan zeggen? Gelukkig, het is
Henk zelf.
„O dag," zeg ik. terwijl ik
m'n gezicht naar de lamp houd.
„ik ben Lies Harmsen. ik wil je
wat vragen."
„O Lies, jazegt hij schut
terig en na enige aarzeling:
„kom binnen."
Hij gaat me voor naar de
huiskamer. Daar zitten we el
kaar even wat verdwaasd aan
te staren. Henk zegt: „ik ben
moederziel alleen thuis en zat
juist naar gezelschap te snak-
..Dat treft dan," zeg ik om
maar wat te zeggen. Als Henk
heel handig een kopje thee
voor me heeft ingeschonken,
steek ik als een ratel van wal,
geagiteerd als ik ben. Ik vertel
van het orgel en de muziek
avond en vraag, of hij ook iets
ten beste wil geven.
„O graag, leuk zeg dat je aan
me dacht. Heb je nog voorkeur
voor iets?"
„Dat heb ik zeker, maar je
moet niet boos worden."
„Wat dan?"
„Wohin."
„Henk."' zeg ik. „je denkt
toch niet dat ik het je vraag
om te plagen? Heb je het al
gezongen nadien?" Hij gaat
verslagen zitten en laat z'n ar
men lam tussen z'n benen ben
gelen en buigt z'n hoofd diep
voorover. Hij zegt mokkend:
„ik heb het tien keer gespeeld,
tien keer toen ik thuis kwam
en het ging steeds fout. Ik zing
het nooit meer."
„Dan zal het nooit meer voor
je weggelegd zijn om de Johan
nes te zingen."
„Dat is heel fijngevoelig van
je. om dat te zeggen."
„O." zeg ik, „maar je zingt
het nog wel. Let maar eens
op."
Ik denk: laat ik nu oppassen,
dat ik niets verkeerds zeg.
Maar ik blijf het vreemd vin
den, dat hij er uit raakte, 't
Zou mij nooit overkomen, 'k
Zou misschien eens een paar
nootjes missen, maar ik zou
toch in de maat blijven. Ik zou
de draad wel weer opvissen.
„Misschien niet. je weet toch
dat ik in moest vallen voor
zo'n dure kerel die ziek
„En hoe studeer je dat? Als
je de melodie kent, begeleid je
dan jezelf?
„Ja, dat is ook al zo beroerd,
want dat is niks voor mij. Ik
kan niet goed zingen als ik
„Toch lijkt me de begeleiding
heel belangrijk. Want als de
melodie en de begeleiding een
maal als één geheel in je ge
hoor liggen, kan er volgens nuj
niks meer gebeuren: dan hoef
je zelfs niet te tellen en dan
kun je invallen waar je maar
wilt. Wat zegt je leraar er
van?"
„Hij zou het weer met me
gaan oefenen, maar ik heb ge
weigerd."
„Wat zei die toen?"
„Laat dan eerst maar even
rusten, die nare smaak raak je
vanzelf wel weer kwijt."
„Paedagogisch zeer onjuist.
nu blijf je maar met de gedach
te rondlopen dat je het niet
kunt. Zo raak je 't niet kwijt.
Die leraar van je moest een
pak op z'n broek hebben."
Even lacht Henk zo ver
heb ik hem toch al e
„laat ie 't maar niet horen."
„Zeg Henk. heb je
recorder?"
„Ja. gebruik ik vaak om te
horen hoe n'n stem klinkt."
„Gebruik je 'm ook wel eens
als begeleiding?"
„Nee zeg, daar heb ik nog
nooit aan gedacht.
„Kom," zeg ik vrolijk," laten
we het dan eens proberen. Heb
je de Johannes bij de hand?"
Henk knikt en bijt op z'n lip.
Toch staat hij op en zegt: „ga
je mee naar m'n kamer?" Zwij
gend gaat nij me voor, zoekt de
muziek op, zet de bandrecorder
aan en gaat achter de piano
zitten. Ik veel me net een boe
man een dwingeland. Maar ik
ken Henk langer dan vandaag,
hij heeft zo nu en dan een duw
tje nodig.
Henk begint te spelen. Eerst
beven z'n handen, maar al spoe
dig laat hij zich meeslepen op
de prachtige melodie. Als hij
klaar is en de recorder heeft
afgezet, zeg ik: ,,'t was prach
tig. maar je zult het toen nog
een keer over moeten doen. Op
die funeste plaats, kijk hier.
hield je één maat twee keer te
lang aan. Zie je nou wel, dat is
de oorzaak van alle ellende.
Die fout heb je waarschijnlijk
wel meer gemaakt. Daardoor
voelde je ie onzeker bij die
bewuste passage."
Ons
kort
verhaal
mond niet roept doe ik het
niet. Ik sla m'n ogen neer
Henk gaat weer spelen en als
de begeleiding feilloos op het
bandje staat begint hij te zin
want hij is te zeer gespannen.
Hij wil het kennelijk de eerste
keer al goed doen. Ik ben zelf
ook nerveus. Als al m'n moeite
eens voor niets is! Als hij er
straks de boel bij neer gooit!
Daar komt het. O. maar 't
gaat goed. 't gaat goed. 't
Klinkt nog een beetje onzeker.
maar hij raakt er niet uit. Heer
lijk.
Hij zingt het nog eens en nog
eens. 't gaat steeds beter. Ik
probeer het „wohin" te zingen
en ook dat lukt.
DE feestavond wordt een groot
succes, 't Verloopt allemaal
zo fijn en gezellig. En ieder
een is natuurlijk vol bewonde
ring voor vader 's kunstge
wrocht. 't Is ook een knap stuk
werk. Alleen de speeltafel, het
pedaal en de pijpen heeft hij
kant en klaar gekocht. De rest
heeft hij zelf allemaal voor el
kaar gefabriekt, 't Gaf soms
wel eens wat rommel in huis,
maar dat is nu verleden tijd.
Vader opent de avond met
een toccata van Pachelbel. Mis
schien kan niet iedereen de mu
ziek waarderen en vinden ze
het te droog, maar 't is toch
doodstil als vader speelt. Als
het stuk uit is en vader wat
verlegen opstaat, barst er een
luid applaus los. Het orgel is
ingewijd.
Over het gebrek aan afwisse
ling hoeven we niet te klagen,
want er is een grote verschei
denheid aan instrumenten. Er
zijn blokfluiten, er is een cello
een heerlijk instrument
en zelfs de gitaar en de banjo,
door Gert met bezitter geïntro
duceerd, ontbreken niet.
Zelf speel ik op m'n viool
een sonate van Telemann. Va
der begeleidt me. Ik houd erg
van Telemann en z'n muziek is
ook bijzonder geschikt om met
orgelbegeleiding te spelen. Dat
kun je van de meeste muziek
die voor viool en een begelei
der is geschreven niet zeggen.
Vader vindt het heerlijk om
samen met z'n dochter te spe
len. Nu is hij dubbel trots. Hij
vindt het vast het hoogtepunt
van de avond, 't Gaat trouwens
erg goed. we zijn er allebei he
lemaal in en nogmaals, de mu
ziek van Telemann is prach
tig.
Toch vind ik zelf en ik
voel me een beetje schuldig te
genover vader het zingen
van Henk de top van de avond.
Daar heb ik eigenlijk naar toe-
geleefd. Het orgel van vader
was bijzaak.
Maar Henk zingt ook zo
mooi! Hij heeft zo'n volle war
me gevoelige stem! En hij be
heerst het stuk nu. Hij hapert
geen moment. Moeder is ook
weg van hem, ik zie het: ze
kan geen oog van hem af hou
den. Na afloop drukt z'em de
hand en zegt: prachtig, prach
tig jongen. Je mag wel dank
baar zijn met zo'n stem."
Gelukkig gaat het feest niet
als een nachtkaars uit en ook
vertrekken ze niet allemaal te
gelijk. De meesten blijven nog
wat napraten.
Henk is één van de eersten
die afscheid neemt. En dat
grieft me zo! Wil hij er nu zo
gauw mogelijk van door? Stelt
kóud van binnen, zo leven
loos. Met vlakke stem geef ik
hem antwoord. Ik heb geen
warmte meer.
Maar als ik de voordeur voor
hem open doe zegt hij aarze
lend: „zou je... wil je nog een
eindje met me wandelen?"
Zegt hij dat werkelijk? Kan
ik heus m'n oren geloven? Het
lijkt wel, of de sterren aan de
hemel zich plotseling verdrie
voudigen. Ik hijg: „even aan
moeder vragen."
Als we samen door de stille
straat gaan zeg ik: „hier vlak
bij is een korenveld. Daar heb
ik al zo lang 's avonds willen
wandelen, maar alleen durfde
ik niet. Zullen we daar naar
toe?"
Als we de laatste huizen ach
ter ons hebben gelaten en we
heerlijk buiten zijn, komt juist
de maan achter een wolk te
voorschijn.
„Kijk", fluister ik. „de maan
ademt, hoor je hoe mooi de
nacht zingt?" Dan slaat Henk
een arm om me heen en zegt:
„O jij, liefste, jij hulpe tegen-
Hulpe tegenover me. Staat
dat niet in het huwelijksformu
lier? Mag ik nu geloven dat....?
Wat moet ik zeggen? 't Wordt
me ineens allemaal te veel. Ik
begin te huilen tot grote schrik
van Henk.
„Lies, Liesje". zegt hij, „ik
had echt gehoopt dat jij ook
van mij hield. Had je daar dan
niet aan gedacht, ben jc er van
geschrokken? Kun je in mij
dan niet meer zien dan een
Hij laat me los. maar ik pak
z'n hand en zeg: „vind je me
dan niet erg opdringerig?"
„Opdringerig? Huil je daar
om? Houd je dus toch van
„ja", zeg ik, „ik ben altijd zo
voortvarend, maar ik wil het
eigenlijk h'emaal niet zijn
„Sssst, stil nu maar, je bent
precies zo als je zijn moet en
pas maar op. dat ik niet te
opdringerig word."
ALS ik thuis kom staan va
der en moeder in de keu
ken samen af te wassen. „Och
wat lief, zeg ik, „zijn jullie al
Ik pak gauw een theedoek en
begin mee te helpen.
't Is één uur als de boel aan
de kant is en dan snak ik ook
werkelijk om naar bed te gaan.
Maar voor ik naar boven ga
zeg ik tegen die twee lieve sla
perige gezichten: „ik ben zo
blij met het orgel zo blij! Waar
om. dat zeg ik morgen weL Ik
houd het nog één nachtje ge-
ZATERDAG 16 APRIL 1966
(Van e«n onzer verslaggevers)
De heer H. Brokike uit Amsterdam schreef ons: „Op 1 april wordt het pittoreske en
eeuwenoude hervormde kerkje te Alem officieel herschapen in een kunstzinnig centrum
van allure, een permanente expositie van antieke klokken", en zijn mededeling was geen
april-mop. Ons land is inderdaad een prachtig centrum waar kenners en liefhebbers van
antiek de schoonheid van het verleden kunnen bewonderen, rijker geworden.
Het staat dus in Alem, dat behoort tot de gemeente Maasdriel en vlak bij Zaltbommel
ligt. Het dorp is per auto makkelijk te bereiken. Van Utrecht is de afstand nog maar 36 kilo
meter en de weg er naar toe gaat door een echt Hollands landschap.
Het hervormde kerkje dateert al van voor 1719. Volgens de oude kronieken werd het in
dat jaar opgetrokken uit materiaal, afkomstig van het kerkje dat voordien de inwoners tot
bedehuis diende. In 1933 werd het gerestaureerd, maar in de jongste oorlog zwaar beschadigd
en later nog door weersinvloeden aangetast. Gelukkig greep Monumentenzorg op het juiste
ogenblik in. Voordat het helemaal verging, werd tot restauratie besloten. Deze restauratie
kwam in 1962 gereed. Voor de luttele som van 121.000,werd een schilderachtig gebouw
voor de ondergang bewaard.
voor het eerst in deze unifor
men op.)
Uitwerking
Het plan was dus klaar. Om
het te verwezenlijken trad de
heer Brokke in kontakt met de
heren E. van Dam, een Rotter
damse antiquair en A. van der
Meer en de firma Soraya uit
Amsterdam. De heer Van Dam.
nationaal en internationaal be
kend door zijn jaarlijkse inzen
dingen op de Delftse antiek
beurs zou antieke meubelen
afstaan, de heer Van der Meer
oude kaarten en stadsgezichten,
en de firma Soraya zou zorgdra
gen voor een uitgezochte collec
tie Perzische tapijten.
Wie het centrum heeft bezocht
heeft kunnen constateren, dat
het met grote zorg is ingericht.
Wat de heer Brokke vooral
heeft getracht en waarin hij
ook is geslaagd is elk voor
werp tot zijn recht te doen ko
men. Toch is er één geheel
ontstaan, alles wat is tentoon
gesteld hoort bij elkaar, er is
een eenheid opgebouwd uit
verscheidenheid en dat frap
peert vooral.
Tijden
Dat was het begin een
gerestaureerd kelkje, dat in
feite niet meer voor zijn oor
spronkelijk doel geschikt was.
Een tachtig kilometer van Alem,
in Amsterdam, woont de heer
Brokke. een zeer groot man op
het gebied van antieke klokken.
Schakel tussen hem en het
kerkje werd een vrienddie hem
op de verrukkelijke ligging van
het kerkje wees en hem zo
nieuwsgierig maaktedat hij op
een dag naar Alem ging.
Toen de heer Brokke het ge
bouwtje had gezien, wist hij er
emplooi voor. Hij zou er een
centrum van maken van antieke
klokken omgeven door antiek
meubilair, schilderijen, oude
kaarten en Perzische tapijten.
De onderhandelingen met het
gemeentebestuur verliepen vlot.
De heer Brokke kon het kerkje
in huur krijgen tegen de kosten
van het onderhoud. Hij accep
teerde deze voorwaarden direkt.
Om iets voor Alem te doen, dus
als een tegenprestatie, schonk hij
het jeugd-fanfarekorps unifor
men. (Op de dag van de ope
ning van het centrum trad het
Tempora mutantur de tij
den veranderen! Nieuwe vor
men, nieuwe stijlen hebben hun
intrede gedaan.
De mens van deze
eeuw is anders
geaard dan zijn
voorvaderen. Zijn
eisen zijn anders
gericht, de levens
omstandigheden
hebben ook hun
stempel gezet op zijn uitingen
van en zijn behoefte aan kunst.
Maar de twintigste eeuwer die
in het verleden kijkt, raakt on
der de bekoring van al het
schoons dat kunstenaars uit vori
ge eeuwen hebben gemaakt.
Urenlang hebben op Tweede
Paasdag bezoekers in het kerkje
van Alem rondgelopen, geboeid
door zoveel schoonheid, en mis
schien hebben zij een tikkeltje
heimwee gekregen naar een tijd,
die voor goed is afgesloten. Er
zijn er geweest, die de lust niet
konden bedwingen een klok ,of
een kast of een stoel te kopen
om daarmee zichzelf te verrij
ken. En zij zijn bereid geweest
daarvoor veel geld neer te tel
len.
Duur
kunst" of een „groothandel in
antiek" is onbestaanbaar. Het
zijn aparte scheppingen, indivi
duele uitingen, zelden zijn twee
werkstukken aan elkaar gelijk....
In het kerkje van Alem vallen
een paar honderd klokken te be
wonderen Franse, Engelse,
Nederlandse en Zwitserse. De
oudste klok dateert uit 1630, de
jongste is 130 jaar oud. Prijzen?
Het is zo maar om een voor
beeld te noemen, immers, er zijn
vele factoren die de prijs bepa
len. Maar er staat een klok ge
prijsd voor 16.000.-. Een hoge
som. Maar niet de hoogste die
kan worden betaald. Er hangt
een wandtapijt dat ƒ42.000.-
moet opbrengen. Doch het is ook
een wandtapijt" dat kenners stil
doet zijn.
Want antiek is duur, zonder Moubslen
meer. Kunst in het algemeen is
duur. In elk werkstuk heeft de
kunstenaar zijn gehele wezen ge
legd. Voor het tot stand kwam
zijn er misschien maanden voor
bij gegaan. Een „groothandel in
Tijdloos schoon van vorm en
stijl het geldt ook voor de
fraaie meubelen, die in het cen
trum een plaats hebben gekre
gen. Wat imponeert het meest?
Is het de kunstzinnig gebeeld
houwde tafel uit de achttiende
eeuw, de charmante Louis Seize-
stoel, de antieke zeventiende
eeuwse eiken toogkast? Over
smaak valt niet te twisten. De
waarde en betekenis ligt voor
een ieder anders.
In het kerkje van Alem her
leeft het verleden, dank zij het
initiatief van enkele mensen, die
zij het ook met het oogmerk
de verkoop van antiek te stimu
leren bereid waren kostbare
stukken af te staan. Hun initia
tief wordt bijzonder gewaar-
deeid. Sinds de opening hebben
al honderden liefhebbers van an
tiek het centrum een bezoek ge
bracht. Op de dag van <5e ope
ning gingen al een klok en ne
gen antieke stoelen en fauteuils
in andere handen over.
(NB.: Het kunstcentrum is el
ke werkdag geopend van 10.00
tot 17.00 uur. 's Zondags is het
gesloten).