Karei Jonckheere
Honderd jaar
schenkers van
kunstwerken
Ik ben de Weg
JÜIINST
Alma Tadema in 1887:.
CULTUREEL
VENSTER
Voor zesduizend gulden kan
ik amper een vrouw op een
naakte stoep schilderen
zestig jaar
Ik las:
door
Hans van Haeften
1
ZATERDAG 9 APRIL 1966
MEN schrijft 1866.
Plaats van handeling:
's-Gravenhage, residentie,
bestuurlijk hart, stad bij
uitstek voor deftige men
sen. In statige woningen
koestert menig lid van de
Haagse chique een kunst
collectie. De deftigheid
is merkwaardig progres
sief. Het schoonheidsge
voel richt zich niet uit
sluitend nn He klassieke meesters nnk het werk van kunstenaars, van wie zij werk als museumdirecteur het in 1915
SlUirena op ae Klassieke meesters, OOK net wens van kochten verwierven later inter- waagde, een voorgestelde aan-
levende kunstenaars heeft de belangstelling. In zijn nationale faam; Weissenbruch koop te ontraden, kreeg hij de
kring brengt collectioneur baron Van Zuylen van was er een van.
Nijevelt een wel zeer vooruitstrevend idee ter tafel: |s|iet gewenst
de instituering van een „Vereeniging tot het oprich- Naast bewondering voor het
ten van een Museum van Moderne Kunst". vele goede dat de adelijke en het bestuur~e"rkendV,"dat dé
notabele museumvrienden van antwoordelijkheid voor het
Het voorstel vindt tueer- over de aankopen van nu en de ^htln? rysMochTok SSeTmtar d"?™lrMndlrde de
klank en het doel wordt als smaak die wij daarmee hebben dering over het feit, dat de aan- heren niet, een op die dag van
volgt omschreven: een ver- geëtaleerd. Hoeveel stukken zul- kooppolitiek en dus het bepalen erkenning 'door dr. Van Gelder
zameling kunstwerken van lc" toekomstige museummensen van het Sezicht van het voorgedragen schilderij van
hedendaagscheNederlandsche mot de mantel der liefde bedek- d'aiovei"E3?SlanTfstuTt'voj!
meesters tot stand te brengen, Ken omaat bij vertoning in discussiërende groep particulie- doende achtten. Jongkinds koch-
die zou zijn het eigendom der het openbaar hartkloppingen ren. Toen dr. H. E. van Gelder ten en schonken de Museum
gemeente 's-Gravenhage".
wind van voren met de notule
ring, „dat men van een dergelijk
ongevraagd advies geen regel
wenste te zien gemaakt".
Het duurde tot 1936 vooraleer
van schaamte veroorzaken?
234 leden. Het begin van een blaam. Vaak hebben bestuurders booms schilderij „De Pieterskerk
I verzameling is er ook al, te raa^ gekozen. Verscheidene te Leiden
I weten twee schilderijen: „Een
"vondaan het strand" van
f. J. Bource en „October in
het Zuid" van A. J. Haanen.
De collectie krijgt meteen tot
naam: „Museum van Moderne
Kunst".
1962! Het Haags Gemeente
museum kan voor het eerst na
27 jaar een nieuwe catalogus
aanbieden. K. E. Schuurman
schrijft daarin: „Het feit van de
ze aankoop (het stuk van Bour
ce) is belangrijker dan het werk
zelf, getuige het feit dat dit schil
derij niet in de keuze kon wor
den opgenomen van de schilde
rijen die in deze catalogus wor
den beschreven".
I ronie
Nu, april 1966, hangt die zo
meravond aan zee uit 1863 dan
toch in het Gemeentemuseum
als ouverture van de tentoonstel-'
ling ter ere van „Honderd jaar
Museumvrienden". Je bekijkt
het schilderij met ironische blik
en je denkt: „Hoe hebben ze het
kunnen kopen". Maar dan rea
liseer je je, dat over nog eens
honderd jaar misschien wel iets
scherpers zal worden gezegd.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliillllllllltllllllllllllilllllllll
vrienden pas in de jaren 1946,
'49 en '53. En de notulist schreef
na de verwerving van „Maan
nacht Dordrecht": „De Jongkind
wordt gezien als sluitstuk van
de collectie. Men betaalt
7.500".
Zo ging dat
Hoeveel geld de Haagse
museumvrienden in honderd
jaar aan hun kunstmin hebben
besteed, is waarschijnlijk n:et
meer nauwkeurig vast te stellen.
Niet alles werd genoteerd en
van 1928 tot 1930 was zelfs het
notulenboek domweg zoek. Ter
gelegenheid van de expositie
die niet alle aankopen toont
is een aardige catalogus versche
nen, waarin wel de complete
lijsten van schenkingen zijn op
genomen, naast vaak grappige
bijzonderheden over de activitei
ten.
In 1887 bijvoorbeeld, reisde
een bestuurslid naar Londen om
een schilderij van Alma Tadema
te bemachtigen. Hij mocht tot
6.000 bieden, maar Tadema
zei, dat hij voor zo'n gering be
drag slechts „een vrouw op een
naakte marmeren stoep" zou
kunnen schilderen.
Een jaar later ging de vergade
ring accoord met de koop van
het „Naaistertje" van Jozef
Israels voor 2.700. Tegen stem
den de bestuursleden Siccama
(„die niet van het werk houdt
omdat 't zo zwart is) en schilder
Bles (omdat hij de prijs te hoog
vindt).
Enige jaren tevoren had Bles
zijn medebestuurders laten we
ten, „uit welwillendheid eventu
eel wel bereid te zijn één van
zijn schilderijen voor de helft
van de gevraagde prijs (f 8.000)
Deze van omstreeks 1815 date
rende Geraffe-piano uit Zuid-
Duitsland werd in 1941 het
eigendom van de Haagse mu
seumvrienden. die hun schen
kingen tot 30 mei exposeren.
te verkopen". En inderdaad be
taalde men Bles f 4.000 voor
zijn .Lichte en zware rouw", na
dat hij op verzoek enige wijzi
gingen had aangebracht.
Dunne laag
Tot 1907 hielden de Museum-
vrienden zich uitsluitend bezig
met het aankopen van schilderij
en (totaal nu: 173). De groep
beeldhouwkunst omvat tot dus
ver slechts drie stukken. Merk
waardig is, dat de belangstelling
zo weinig gericht was op de
prentkunst. Zelfs de grote voor
vechter jhr. mr. Victor de Stu-
ers, die in het laatste kwart van
de vorige eeuw voor eigen verza
meling kostbare bladen tegen
luttele guldens in bezit kreeg,
slaagde er als voorzitter niet in,
zijn medebestuurders tot kopen
te bewegen. De gehele collectie
tekeningen en prenten omvat
nog altijd maar achttien num-
Oude kunstnijverheid kreeg
voor het eerst in 1936 de be
langstelling van Museumvrien
den. Tot dusver werden de acht
entwintig schenkingen gedaan.
De muziekafdeling wordt sinds
1939 en de afdeling glas en cera
miek^ sedert 1963 regelmatig be-
Met in totaal 276 schenkingen
heeft de jubilerende vereniging
een zeer belangrijke bijdrage ge
leverd aan het totaalbezit van
het Haags Gemeentemuseum.
Echter, voor de stad waar al
generaties lang de financieel
hoogst geklasseerden zich bij
voorkeur vestigden, de stad met
de meeste autoriteiten en ook de
stad waarheen een aanzienlijk
deel van de miljarden uit het
voormalig Nederlands-Indië
vloeide, is een krinj* van nau
welijks 2400 museumvrienden op
een bevolking van 600.000 een
uitermate dunne cultuurlaag.
Of zouden wel meer Hage
naars (voor een minimum-contri
butie van 7,50 's jaars)
museumvriend willen worden,
indien kunstwerken zouden wor
den gekocht die zij zelf mooier
vinden dan de aankopen welke
als representatief voor het he
dendaagse van waarde worden
geacht? Misschien ligt hier stof
voor een interessante enquêtte.
TT EL A AS. ik werd te
laat geboren,
'k verreis mijn leven in
een tram,
nog nooit heb ik m'n weg
verloren,
ik draag een bril en loop
geschoren,
mijn wapens: uurwerk,
pen en kam.
Zo dichtte eens de man, die
zijn toen reeds beste wapen ver
gat te noemen: zijn tong. Want
Karei Jonckheere, die juist van
daag zestig jaar geworden is,
heeft in Nederland voor een
breed luisteraars- en kijkerspu
bliek vooral bekendheid gekre
gen door zijn gevatheid, geestig
heid en vermogen tot improvisa
tie. Wie hem in jury's en ad
viescommissies heeft meege
maakt, hem ontmoet heeft bij
literaire bijeenkomsten, kent
hem als de geestige en milde
spreker die aan een samentref
fen van literatuurmensen de spi
ritualiteit weet te geven die
daaraan anders wel eens wil ont
breken.
Schrijvend over zijn voorge-
geslacht hard werkende Vlaam
se kleine luyden, vertelt Jonck-
„Het levensritme van ster
ven en hertrouwen heeft mij
een stel grootvaders en groot
moeders bezorgd, die steeds
jonger werden, d.w.z. dichter
kwamen te staan bij mijn ge
boortedatum. Spijtig genoeg is
de laatste „grootvader". Kar ei
tje Sanders, spelbreker gei;
weest. Hij is niet hertrouwd.
Zoniet kon het moment aange
broken zijn, dat ik ouder werd
dan mijn grootouders... Wat ik
zeggen zal klinkt natuurlijk
oneerbiedig: mijn voorouders
kochten kinderen, stierven en
werden dan regelmatig vervan
gen door tweede, derde en ver
dere vaders en moeders; al
hun namen uitgestippeld zien
de op een groot blad papier,
raak ik de indruk niet kwijt
dat ze door de schepper bijeen
gebracht werden om als konij
nen of biervliegen de wet van
Mendel te illustreren, in de
richting van mijn onontwar
baar geval."
TON HYDRA En nu jubileert dit onontwar
bare geval, geboren 1906 te
Oostende. Jonckheere studeerde
Germaanse talen, was leraar en
onderwijsinspecteur, secretaris
van de Belgische minister van
binnenlandse zaken in 1945,
inspecteur der Openbare Biblio
theken voor West-Vlaanderen
en adviseur Kunst en Letteren
bij het ministerie van openbaar
onderwijs. Hij maakte verschei
dene grote reizen, o.a. naar Mexi
co, Kongo en de Verenigde Sta
ten. Hij is of was redacteur van
Het Nieuw Vlaams Tijdschrift.
De Nieuwe Stem, het Critisch
Bulletin en Standpunt. In 1945
kreeg Jonckheere de Lode Bae-
kelmansprijs van de Koninklijke
Vlaamse Academie voor Taai
en Letterkunde toegewezen voor
het verhaal Largo (1940) en in
1947 de Driejaarlijkse
Staatsprijs voor Poëzie voor zijn
bundel Spiegel der Zee (1947).
die zijn mooiste werk heet te
bevatten. Zelf zegt Jonckheere
dat hij in zijn gedichten de
constanten van het bestaan ver
werkt, t.w. voorouders, levenska
der (voornamelijk de zee, het
polder- en Leielandschap, de lan
den die hij bereisde), de ouders,
het kind. Hij kent zichzelf toe
een beschouwende en drama
tisch gespannen natuur,
steeds open staat voor de tovers
zowel als voor de problemen op
Over hem sprekende constate
ren anderen dat Jonckheere de
dichter is van elegische belijde
nispoëzie over het dagelijks
bestaan, weemoedig, ironisch en
met een tragisch accent. Hij
schreef ook novellen en pittige
reisverhalen. Stuiveling noemt
hem een overgangsfiguur naar
een jongere generatie en stelt
vervolgens dat Jonckheere ge
rijpt is door zijn innerlijke om
mekeer in ondogmatische zin.
Het is moeilijk om over de
jubilaris bespiegelingen te hou
den; over hem spreken is hem
citeren. Laat dit dan gebeuren,
met van deze plaats een harte
lijke gelukwens.
Eerst een stukje proza over de
dichter.
„Kijk toe, daar zit een dich
ter. Hij bezit een gezicht maar
geen leeftijd, een lichaam
maar geen gewicht, een tong
maar geen spraak: hij schreef
zo pas een gedicht. Terwijl hij
bezig was, is hij aan alles
ontstegen. Nu daalt hij lang
zaam terug naar zijn voeten.
Hij maakt het moment door
tussen zakken en landen. Zijn
gedicht bestaat maar hij heeft
het ngo niet herlezen. Uitge-
geboren, tijdschriften nog niet
gesticht. Op zijn tafel ligt een
map, tussen tabakskruimels en
een lege lucifersdoos. De map
houdt hij half open, ook half
dicht, hij betuurt zijn schat,
een half dozijn gewassen maar
nog niet gekamde gedichten.
Het onmogelijke is nog moge
lijk, de dichter speelt mee met
ons: glimlach of grijns.
Meestal beide."
En ten slotte het gedicht „Van
vele reizen thuis", uit de bundel
De Hondenwacht van 1951.
Hoe nog altijd die wind mij
wakend houdt
als tijdens de eerste nachten
weer aan wal.
Illlllllllllllllllllllllllll
"LIET blijft toch maar waar: we weten
niet waar ons geluk ligt. In de loop van
de laatste honderd jaar zijn tienduizenden en
j tienduizenden mensen de wereld rondgetrok-
i ken, van Oost naar West en van Noord naar
Zuid, in de hoop en soms ook in de zekerheid
elders het geluk te vinden dat zij koortsach-
j tig najaagden, maar wat zij vonden waren
zorgen, moeiten en verdriet, het geluk bleef
uit. En ik vraag me af of ik het op Majorca
had gevonden. Ik had het hotel al besproken
en de vliegreis al geboekt, toen door onvoor
ziene omstandigheden de reis geen doorgang
kon vinden. Ik was de wanhoop nabij, het
scheen me toe alsof me een laatste kans werd
ontnomen te vinden wat ik zocht. En toch
hoe is het alles anders uitgepakt dan ik
dacht.
Maar laat ik met het begin beginnen. Ik
ben dertig jaar oud of jong. zoals u dat wilt
noemen, en naar mijn vrienden beweren ben
ik in het leven geslaagd. Dank zij een oom
kreeg ik na mijn studie een plaats in de
directie van een groot bankconcern. Daar nau-
j welijks drie jaar werkzaam werd ik benoemd
tot directeur en de weg naar het president-di
recteurschap ligt voor mij open.
Mijn vrienden hebben dus, materieel ge
zien, groot gelijk. Ik ben een geslaagd man.
Er is bijna niets wat ik mij niet kan veroorlo-
ven. Een paar duizend mensen zien mij naar
de ogen. Op alle kantoren in ons land en in
I het buitenland word ik met égards behan
deld. Bij moeilijkheden op financieel gebied
wordt mijn oordeel gevraagd, en men zegt,
dat mijn stem gezag heeft.
TK ben wat uitvoerig om u te bewijzen.
dat ik niet de minste reden tot klagen
I heb. En dat deed ik ook niet tot die morgen,
waarop een buitenlandse relatie met wie ik.
na een zakelijke bespreking, dineerde plotse
ling zei: U bent toch wel een gelukkig mens.
I Op dat ogenblik beaamde ik dit. maar 's
i avonds laat toen zijn woorden mij te binnen
schoten, vroeg ik me af: Ben je nu echt wel
gelukkig?
Ik ging daarover nadenken. Was ik geluk
kig? Natuurlijk, het leven had mij veel
geschonken waarover ik me kon verheugen.
I Maar wat stond daar tegenover? De vraag
liet mij niet meer los. Als ik een ogenblik
rustig zat, drong ze zich op en steeds heviger.
Ze nam tenslotte helemaal bezit van mijn
denken. Altijd weer dat ene: Ben je geluk-
I kig? Soms. midden in een zakengesprek, als
ik met mijn gedachten bij moeilijke proble
men was. kon het gebeuren, dat ze mij door
het hoofd speelde. En het duurde niet lang of
ik wist het antwoord precies, nee, ik was niet
gelukkig.
Toen ik dat eenmaal wist, rees als vanzelf
de vraag naar het waarom. Wat mankeerde
er dan aan. was ik ontevreden, was ik een
over het paard getilde jongen?
Ik besloot mijn probleem voor te leggen
tan een vriend, een arts. Om hem ineens
ermee te confronteren viel ik met de deur in
„Ik heb je hulp nodig, ik ben ongeluk
kig".
Een ogenblik zag hij me verbaasd aan.
Toen begon hij te bulderen van het lachen.
„Jij ongelukkig?", vroeg hij tussen een
paar lachbuien door. Man houd op. Jij hebt
alles wat je hart begeert, de beste baan, de
mooiste auto". Hij werd een tikkeltje boos.
„Je moest je schamen, dat je dat durft zeg
gen".
Ik haalde mijn schouders op. „Misschien
wel", antwoordde ik. „Maar de zaak ligt nu
eenmaal zo. De laatste weken heb ik me
afgevraagd of ik wel gelukkig was en voor
mij is het antwoord negatief. En daarom ben
ik naar jou gekomen om daarover te praten.
In de hoop. dat jij me kon raden".
„Hum", bromde hij. „Zit de zaak zo." Ver
tel eens heb je het de laatste maanden druk
gehad? Ik bedoel dan drukker dan nor
maal?".
Ik kon het niet ontkennen. „Inderdaad",
gaf ik toe. „Het was de laatste maanden bijna
een en al conferentie, zowel hier als in het
buitenland. Ik heb in één maand in Londen,
Parijs en New York besprekingen gevoerd.
En ik moet toegeven, dat ik er doodmoe van
Hij" knikte.
..Natuurlijk", zei hij, „je had het antwoord
zelf kunnen vinden. Je bent oververmoeid. Je
moet er eens een paar weken tussenuit. Kun
je met vakantie gaan?".
„Dat zal wel lukken", antwoordde ik.
„Dan neem jij vakantie en ga jij een paar
weken naar Majorca. Het is daar nu nog
rustig, het klimaat is voortreffelijk, en je zult
zien je komt als een herboren mens terug".
Het plan lokte me. Ja, dat was het. Er eens
helemaal uit. Een paar weken geen zorgen
over geldbeleggingen, inflatie en al die grap
penmakerij meer. Gewoon niets doen, wat
luieren.
F)OCH zoals al gezegd, het ging niet
door. Feitelijk op de trap van het vlieg
tuig werd ik teruggeroepen. Commissarissen
hadden me nodig voor een bespreking. En uit
die bespreking vloeide een reis voort naar
Yokohama.
En daar zat ik.
Mijn secretaresse had nog gauw een paar
boeken in mijn koffer gestopt „Dan heeft u
onderweg wat te lezen", zei ze lief. Een van
de boeken boeide me in hevige mate. De
hoofdpersoon was een directeur van een we-
reldbedrijf, internationaal bekend, vader van
een zeer gelukkig gezin. Op een dag was hij
verdwenen zonder een brief na te laten, hij
was zo maar weg. Eerst dacht men aan
mislukte financiële manipulaties, maar de
boeken waren alle in orde. Er was geen frau
de gepleegd, niets van dien aard. De familie
stond voor een raadsel. Drie jaar later werd
de verdwijning opgelost. Men vond de direc
teur bij een razzia door de politie slapend
onder een brug over de Seine. Hij vertelde,
dat hij ineens van alles genoeg had gekregen,
van zijn baan, van zijn gezin, van de hele
wereld, en daar
om was hij clo
chard geworden.
Hij leefde met de
armsten. deelde
met hen het geld,
dat hij bedelde en
het brood, dat hij
ophaalde, en hij
zei zich de geluk
kigste mens van
dé wereld te wa
nen.
Ik dacht erover na. Zou dat de oplossing
zijn? Weglopen? Verder als landloper door
het leven gaan? Kan de mens. dacht ik. al
leen maar gelukkig zijn als hij behoort tot de
niets-bezittenden? Als hij van de ene dag op
de andere leeft, zonder te weten wat de dag
van morgen hem zal brengen?
Maar ik verwierp de gedachte. Dat kon
onmogelijk waar zijn. Ik vond het ook geen
oplossing. Precieser gezegd, ik vind het ver
raad tegenover de maatschappij, die mij in
de gelegenheid had gesteld te studeren en
daarvoor van mij iets terug verwachtte. En
toch, als het eens waar was, dat het verlies
van status bevrijding gaf en dat die bevrij
ding het geluk bracht, dat ik zocht?
ACH, het gaat soms in het leven heel
anders dan de mens denkt. Teruggekeerd
in Nederland kreeg ik een brief van kennis
sen, met de uitnodiging de Paasdagen bij hen
door te brengen. Niet bij hen thuis, maar in
hun spiksplinternieuwe bungalow ergens in
het Brabantse land. Omdat ik toch niets om
handen had, had ik de uitnodiging aanvaard.
Overigens zonder blij te zijn. Maar ik wilde
mijn zinnen eens verzetten, eens in een heel
ander milieu verkeren, eens wat anders zien
dan de steenmassa van de stad.
„Het is makkelijk te vinden", schreef de
gastvrouw. „Je doet het beste met de trein te
komen. Dan rijd je tot Deurne en wandel dan
naar ons toe. Het is een prachtige wandeling.
Twee uur heb je ervoor nodig, maar onder
weg passeer je een paar dorpjes, waar je, als
je moe wordt, een kop koffie kan drinken en
een ogeblik rusten. En voor jou", voegde ze
er aan toe, ,,is zo'n wandeling wel eens goed.
Je zit te veel in je auto en in een vliegtuig, je
krijgt veel te weinig frisse lucht".
Die morgen dan nam ik de trein, stapte uit
in Deurne en sloeg de weg in, waarlangs ik
tenslotte bij de bungalow zou aankomen. Het
weer was prachtig en ideaal om te wandelen.
En eerlijk, ik begon er plezier in te krijgen.
Slechts het fluiten van de vogels verstoorde
de rust. Zover ik kon zien, geen mens te
ontdekken. Ik haalde een paar maal diep
adem en zette de pas erin.
T7EN uur ongeveer had ik gelopen, toen
ik het onbehaaglijke gevoel kreeg de
weg kwijt te zijn. Op een viersprong van
weggetjes pro
beerde ik me te
oriënteren. Moest
ik nu links of
moest ik nu
rechts. Terwijl ik
bezig was het ant
woord te vinden,
naderde een jon
geman met aan
zijn hand een
meisje, dat meer
danste dan liep.
Hij zou me natuurlijk kunnen helpen.
„Ik ben de weg kwijt", zei ik. „kunt u mij
hem wijzen?".
„Dat zal wel gaan", lachte hij, „waar moet
u heen?"
Ik noemde de naam van het gehucht.
„O", zei hij, „dat is makkelijk gezegd, en u
kunt onmogelijk verdwalen. Als u rechtuit
loopt, komt u er vanzelf. U passeert zo dade
lijk een dorpje, feitelijk is het niet meer dan
een aantal huizen om een kerk. Voor die
kerk staat een wegwijzer, kijkt u daar nog
even op. Mocht u de tijd hebben, stap dan de
kerk binnen, want het is een buitengewoon
fraai gebouw, dat de moeite van het bezichti
gen waard is. Het is een eeuwenoude kerk.
maar prachtig gerestaureerd, dank zij de gift
van een richard, die hier jaren achtereen
zijn vakantie doorbracht. In zijn testament
stond, dat de kerk hem de weg had gewezen,
toen hij de weg kwijt was, en dat hij als
dank de restauratie voor zijn rekening nam.
De restauratie heeft bijna een miljoen ge
kost".
„Zo", zei ik, en het klonk een beetje schaap
achtig.
„De kerk is de weg", zei het meisje plotse
ling.
„Houd je mond" bestrafte de jongeman
haar. „Je mag je niet in een gesprek van
grote mensen mengen".
„Nou het is toch zeker waar?", pruilde het
TK stond voor de kerk. De jongeman had
niet te veel gezegd. Het was een prachtig
gebouw. Ik was niet van plan binnen te gaan,
maar het was alsof ik naar binnen werd
getrokken. Op mijn tenen liep ik rond, ik
begreep, hier mocht geen geluid de stilte
verstoren. Ik bekeek de fraaie gebrandschil
derde ramen, met voorstellingen ontleend
aan de bijbel. Ik bewonderde de prachtig
gesneden kansel, juweel van oude volks
kunst. Wat had de man, dacht ik, die deze
kansel „bouwde" zijn werk met een diepe
eerbied verricht.
En toen ineens stond ik voor het kruis. Een
kruis, dat imposant was door zijn grootte.
Het reikte van de grond tot bijna aan de
zoldering. Op de verticale balk las ik de
woorden: Ik ben de Weg, de Waarheid en het
Leven, en ik schrok. Ik ben de weg wat
had die richard ook al weer in zijn testament
geschreven? „Dankbaar, dat de kerk hem de
weg had gewezen...". En het kind had ge
zegd: De kerk is de weg...
Ik bleef kijken naar het kruisIk ben de
Weg... Ik... de Weg... De jaren gleden terug.
Ik zag me als kleine jongen, en ik hoorde een
verhaal, flarden van een verhaal. Wat was
het ook al weer? O ja, het kruis, Jezus, dood,
opstanding, leven, Pasen.
Pasen? Het leven. Leven? Wat had ik van
mijn leven gemaakt! Was mijn leven wel
leven? Goede baan. dure auto. geëerd door de
mensen. Was het dat? Of was er een ander
leven? Het kruis een wegwijzer? Was ik de
weg kwijtgeraakt?
Ik ben de Weg... Ik wist het weer: Wie in
Mij gelooft zal leven al ware Hij ook gestor
ven... En: De rijke jongeling. Was hij ook de
weg niet kwijt? Was ik soms die rijke jonge
ling?
T'EGEN de avond bereikte ik de bunga
low waar mijn kennissen hun intrek had
den genomen.
„Je bent laat", zei mijn gastvrouw een tik
keltje verwijtend.
„Zeker de weg kwijtgeraakt?" informeerde
nijn vriend nieuwsgierig.
„Ik ben inderdaad de weg kwijtgeraakt",
intwoordde ik.
„Wat een geluk, dat je hem toch nog hebt
gevonden", zei mijn gastvrouw.
„Een groot geluk", zei ik uit het diepst van
mijn hart.
Laf is een dak, dat zijn ge
binten vouwt
op valse rust, door 't hart
niet meer betrouwd
en die geen zeeman ooit ge
nezen zal.
Want wie gevaren heeft
weet méér van land
en God. Koel klopt hij all*
wachten mee,
het liefst als in de hut kom-
paslicht brandt.
het schip alleeen vaart «n
geen oeverrand
of ster de grens trekt tussen
lucht en zee.
Hier thuis hoort hij de trage
oren slaan,
hij grimlacht wikkend om
het broos gewicht
van boeken, die in kerk en
wethuis staan,
en droomt van boord, waar
nietig en ontdaan
de waarheid in een klein*
windroos ligt.
Dr. C. RIJNSDORP
[jarigen!
De 13e april wordt de
Ierse, Frans schrijvende ro
man-, toneel- en hoorspel
schrijver Samuel Beckett
60 jaar. Hij kreeg bijzon
dere bekendheid door zijn to
neelwerk ,En attendant Go-
dot" in 1953 en in 1959 door
zijn hoorspel „All that fall",
dat ook voor de Nederlandse
radio werd opgevoerd.
Eveneens 60 jaar wordt
vandaag de bekende Hon
gaarse, tot Amerikaan genatu
raliseerde dirigent en compo
nist Antal Dorati te Londen,
dirigent van het BBC-sym-
phonie orkest. In oktober zal
hij deze functie vervullen bij
het Stockholms Philharmo-
nisch Orkest.
De Rotterdamse beeld
houwster, Joh. Sprenkels, be
reikte op 7 april haar 65ste
verjaardag. In haar familie is
het beeldhouwen al meer dan
een eeuw traditie. Joh. Spren
kels bewaart in haar woning
aan de Molenlaan te Hille-
gersberg bewijsstukken van
het meesterschap van haar va
der Jacques en grootvader Jo-
han Sprenkels. Naast talrijke
religieuze werken vervaardig
de Joh. Sprenkels o.m. een
verzetsmonument op de be
graafplaats „Oud Kralingen",
jubilea,]
De 15e april hoopt M. Reek-
man, redacteur Elseviers Week
blad te Naarden, zijn 40-jarig
journalisten jubileum te vieren.
Hij zal worden gehuldigd.
toen
De 10e april is het 25 jaar
geleden, dat de Nederlandse
classicus, dichter en roman
schrijver dr. Aegidius W.
Timmerman, eertijds leraar aan
het Haags gymnasium, die be
kendheid verwierf door zijn
vertaling van Homerus' ,.Hias"
cn ^.Odyssee" te Blaricum over-
Op diezelfde datum is het
een eeuw geleden dat de
Franse schilder, tekenaar en li
thograaf van militaire taferelen
en paarden. Hippolyte Bellangé.
wiens werken grote geschied
kundige waarde bezitten, te Pa
rijs overleed.
April/mei is het 60 jaar gele
den dat de bekende componist
Edvard H. Grieg in zijn laatste
levensjaar een bezoek bracht
aan ons land en optrad als diri
gent in het Concertgebouw en
als pianist en ensemblespeler in
de Stadsschouwburg te Amster
dam. Hij schreef later, dat hij
met heimwee aan dit bezoek
terugdacht.
straks
De 16de april stelt de direc
tie van Burgers' dierenpark
te Arnhem (voorlopig alleen
op zaterdag) een „kunst
plein" open, waar kunste
naars op allerlei gebied kun
nen werken en hun produk-
ten ten verkoop kunnen aan
bieden.
,°v-..n .april hestaat het
Rijswijkse Vrouwenkoordi-
rigente Ria Borgmeier 20
jaar. Dit jubileum, tegelijk
met het zilveren dirigentenju-
hileum van Ria Borgmeier,
zal de 10de juni in de Rotter
damse Doelen worden ge
vierd.