JAN SCHAPER; Er leeft weer drang naar positivisme De schroeivlek Willem III, koning en stadhouder «iiiiaii Mum ZATERDAG 2 APRIL I9IM1 WIE de smalle trap opgaat achter de witte deur met het bordje ,,Open studio" aan de Schie- kade te Rotterdam, gaat een wereldje binnen vol verrassende aspecten. Hier werkt een beziel de jongerengroep onder leiding van de cineast Jan Schaper. De naam „Open studio" blijkt karakteristiek te zijn voor dit huis waar hier een geest heerst van een wonderlijke openheid tot ieder en elkaar. Enerzijds hartverwarmend, anderzijds niet zon der gevaren, want wie de diepere zin van deze open heid niet juist weet te peilen, loopt het risico van een misverstand. Vandaar Schaper's opmerking, dat hij eigenlijk niet zo gesteld is op publiciteit en er in wezen beducht voor is. Teveel is hij reeds gestoten op dat misverstand t.a.v. zijn vibrerende persoon lijkheid. Hij meent dat zijn werk de enige en juiste publiciteit is waarvan hij het moet hebben. En te recht. Toch is men er niet, door al leen te vertellen van zijn werk en hoe hij met zijn staf het huis aan de Schiekade van onder tot boven met een verfijnde smauk heeft omgetoverd tot een goed functioneel bedrijfspand, dat naast een lichtgehouden ont vangkamer en kantoor, op alle verdiepingen studio's bevat met kostbare apparaturen en wand kasten van de vloer tot het pla fond gevuld met filmstroken, geluidsbanden, etc., die een on miskenbaar getuigenis afleggen van jaren ingespannen arbeid. Hier werden en worden tv- films geboren zoals bijv. „Signa lement" en „Dienstplicht" van Kees van Langeraad, opdrachts films als „Over naar Brabant" en het boeiende „Land bezuiden de rivieren", „Aardgas" en de serie „Toekomstmuziek" voor de NCRV en het in wording zijnde „Het proces Renesse", waarvan we enkele fragmenten te zien Boeiend Op zichzelf boeiend, doch het meest boeiend is toch de man achter dit alles, Jan Schaper, ge laden met een ongelooflijke energie. Hij zegt dat het werk hem elke dag opnieuw uitdaagt en beproeft op zyn kunnen. Een uitdaging overigens waar hij met liefde op ingaat. „Misschien is dit een erfenis" veronderstelt hij.Hij werd ge boren op de 24e december 1921 in Den Haag. De naam Schaper heeft in de socialistische wereld bekendheid genoeg. Van moeders kant was het de Vooisfamilie, een familie die redders voort bracht in Scheveningen. Hij noemt de naam Jan Voois. „Als er een schip in nood was, gingen ze er met de rolvlet op af, trot seerden stormen en ontij met de ijzeren wil, hulp te bieden". „Die ijzeren wil heb ik meege kregen". Bepaald beeldend wordt dan zijn uitspraak: „Hoe lang je moet roeien om je doel te bereiken, geeft niet; al wordt je 26 maal teruggeslagen. Als je het de 27e keer maar haalt en je doel bereikt, dan voel je tenminste dat je leeft!" „Ik geloof dat het mijn aard is, op meer dan één front "actief te zijn. In mijn jeugd had ik adspiraties beroepswielrenner te worden. Ik trainde na schooltijd en naast mijn werk vol harts tocht. Ook gedurende mijn latere schooltijd verdeelde ik mijn energie tussen school en kantoor werk tot zeven uur 's avonds. Daarnaast heb ik altijd een grote behoefte gehad aan lezen. Bij een spleet licht tussen de gordijnen van mijn slaapkamer las ik soms zeven boeken per week en van schrijvers die toen in de belangstelling stonden zo als Menno ter Braak, E. du Per ron, Van Loon, Nietsche, Henry Miller e.a. Daardoor ontdekte ik de horizon van het wijde leven en bovendien kreeg ik liefde voor filosofie, theologie en sociologie en voor wat mensen in hun tijd reeds profiteerden voor de toe komst, voor het „nu" waarin wij leven." Do film Schaper is verre van pessimis tisch, al ziet hij scherp de in vloed van decadentiever schijnsé- len die bestaande culturen aan tasten en uithollen. Hij ziet er vele voorbeelden van. Neem nou de rituele dansen van de negers. Het zijn op zichzelf zuivere ex pressies. Maar zo gauw mensen van een andere cultuur de ui terlijke vormen daarvan gaan- imiterentrappen ze tegen hun eigen cultuur. Dan is er iets mis." Negerinnen zijn in haar dan sen volkomen acceptabel. Vaak gaat het om een religieus be leven. Als westerse meisjes dit nadoen wordt het dikwijls een vulgaire vertoning. (Een afschrikwekkend voor beeld daarvan zagen we in een VPRO-tv-uitzending, waarin, westerse meisjès bij opzwepende drums van negers een imitatie rituële dans uitvoerden. Red.) Omgekeerd hebben westerse gebruiken en verworvenheden ongunstige invloeden op de Oos terlingen, zo bijv. in Japan waar decadentieverschijnselen optre den door de Amerikanisering. De natuurlijkheid en de zuiverheid van eigen Oosterse cultuur is zichtbaar aangetast. Zo waait er over de wereld een geest van vervalsing en overal vindt men de trawanten gereed om de infecties over te brengen. De kunstcritici die deze imi taties bejubelen in alle kunst vormen zijn in feite bezig de v/aarden om te keren, te degra deren, wat inhoudt een degrada tie van de gemeenschap zelf, die hiermede positieve waarden prijsgeeft zonder het te beseffen. Het protest van hen die aan de nivellerende kant staan heeft weinig zin, want ze hebben niets tegenover deze neergang te stel len. Het protest van de provo's is negatief en verraadt een ver ontrustend nihilisme. Dit openbaart zich ook in de moderne films, zelfs in die van de zeer grote regisseurs, in een bruut exploiteren van de sex, films die hun functie als op bouw van een gezonde cultuur verloren hebben en slechts mik ken op de massa zonder het no dige verantwoordelijkheidsge- Schaper meent echter, dat waar het oude sterft het nieuwe reeds aanwezig is. „Dit geloof is ons door de cultuurhistorie zelf in gegeven. De jongeren zijnal lang bezig zich van de vervalsing af te keren. Zij willen zich uit de rokerigheid van het modernisme losmaken. Er leeft weer een drang naar positivisme." Schiedam Dat wil hij stimuleren en met dat doel bouwde hij met zijn groep aan het Zakkendragers huisje te Schiedam, wat een ont- moetings- en oriëntatiecentrum zal worden waar jongere en oudere mensen van gedachten kunnen wisselen en nauwere con tacten kunnen leggen met kun stenaars. Het feit dat dit tot stand kon komen met hard werken, met liefde en zonder eigen baat be wijst dat er een groot aantal jongeren is wie het ernst is aan een nieuwe zuivere cultuur te bouwen. Dit is ook de geest die je te gemoet komt uit het werk van Schaper zelf. Hij zegt: „Wat mij het meest aantrekt in de film is de mens in al zijn schakeringen. De spontane en echte levens vreugde." Dit zijn de elementen die zijn films boeiend maken. In zijn film over Brabant wordt men getroffen door de ruimte scheppende kracht, die hier en daar uitgroeit tot een levend ge dicht in beeldritme en kleur- werking. Daarin plaatst hij dui delijk de mens in zijn godsdien stig leven, het verstilde hofje, de wandelende paters in een zonnig laantje begeleid door een achtergrond van klokgelui. Er is echter ook plaats voor de leut, het leven van alle dag, om dan opeens naar de wijsheid te zwenken; het schip dat de rivier afzakt met een uitwaaierende deining tot aan de dromerige oever. Het is alles zuiver van toon, het leven tot op de kern betrapt. Merkwaardig is het slot beeld, het donkerbruine silhouet van het kerkgebouw, weerspie geld in het water de haast vrome terugkeer tot de mystiek. Schaper werkt achter zijn ta fel met een aanstekelijke bezie ling en weet niet van rusten al vorens zijn beelden met het ge luid het juiste levensritme heb ben gekregen. Speelfilm Hij heeft plannen voor en kele speelfilms, die op papier wel rond maar nog niet aan realisatie toe zijn. Kan het anders, dan dat wij met spanning uitzien naar de verwezenlijking van deze plannen? De verwachting is gewettigd, gezien de menta liteit, de visie en het kunste naarschap van de maker, dat dit bijdragen zullen zijn die de Nederlandse film op een hoger niveau zullen brengen. HERM. STEGGERDA Door zijn journalistieke ar beid bij „Het Vrije Volk" werd hij betrokken by de filmrubriek. Hij werd er zo door geboeid dat hij er ook alles van wilde weten. Daar lag het beginpunt van de wereld waarin hij nu leeft. Daar in lag ook het begin van een De Engelse geschiedkundige miss dr. Nesca A. Robb heeft haar omvangrijke studie over Willem III de koning-stadhouder, voltooid. In het tweede deel van haar William of Orange, a pcrsonel portrait (uitgave William Hcine- mann, Londen, 63 shilling, 580 blz.) beschrijft zij zijn levensperiode, gelegen tussen 1674 en 1702, het jaar waarin Willem III tengevolge van de val van zijn paard over lijdt. 52 jaar oud. Met hem sterft dan het Huls van Oranje in de mannelijke linie van Willem I uit. Willem III heeft in de geschie denis van Europa een vooraan staande rol gespeeld. Hij was de zoon van Willem II en Mary Stuart. Na de dood van zijn vader werd hij eerst opgevoed door zijn moeder, later door zijn grootmoe der Amalia van Solms, de echtge note van Fredcrik Hendrik. In 1666 werd hij door de Staten van Holland aangenomen als Kind van de staat en kwam zijn opvoeding onder toezicht van Johan de Witt. Zijn huwelijk met zijn nicht Mary, dochter van de latere Jaco bus II. om politieke redenen geslo ten maar desondanks toch een goed huwelijk, bracht hem op de troon van Groot-Britannië en Ier land) en als koning yan Engeland Willem III leefde in een bewo gen tijd. Het is de periode waarin Michiel Adriaansz. de Ruyter en Tromp de schrik der zeeën zijn, ook de periode van de allianties. Veel fustlge dagen heeft Willem III niet gekend, van zijn jeugd af niet. Het tweede deel van het standaardwerk van dr. Robb be gint in 1674. als Willem III, net 24 jaar, al doorgaat voor de held van het protestants Europa, als hij zijn strijd gaat strijden tegen het Fran se rooms-katholieke imperialisme. Nauwelijks met Mary gehuwd wordt hij geconfronteerd met de moeilijkheden in Engeland zelf. Het is indrukwekkend te lezen hoeveel werk deze vorst met zo'n zwakke gezondheid nog heeft kun nen verzetten. De koning-stadhouder, aan wie uitwendige schittering totaal vreemd was, de man, die altijd de vrede heeft gezocht maar hem niet kon verwerven, is een groot man geweest. Het is de grote verdien ste van dr. Nesca A. Robb, dat zij hem in zijn grootheid toont, maar niet alleen als politicus en als strateeg, ook als mens. De mens Willem III heeft in haar werk re liëf gekregen. pen. Vaag realiseerde ze zich dat er iets naars was. iets heel akeligs. Het was nog helemaal don ker. maar aan de geluiden die van de straat doordrongen, wist ze dat het in ieder geval al morgen was. Een grote vracht wagen dreunde voorbij en in de verte was er het gedempte geluid van rinkelende flessen. Ze tuurde naar de wazig groe ne streepjes op de wekker, maar nog voor ze kon ontdek ken of het kwart over zes of kwart over zeven was, ratelde het ding zo vervaarlijk af, dat ze meteen recht overeind zat. In paniek gaf ze er een harde klap op. zodat-ie onderuit schoot. blieft niet stuk zijn, prevele ze. O. Alsjeblieft niet stuk. Ze luisterde ingespannen, maar ook op zijn rug. de beide poot jes hulpeloos in de lucht, bleef de trouwe wekker rustig door tikken. Voorzichtig pakte Ineke hem op. hield hem nog eens aan haar oor en zette hem opge lucht weer op het kastje. Stel je voor dat ze nu ook de wek ker nog... Ze moest er niet aan denken. En plotseling wist ze alles weer. Dat vage, nare gevoel bij het wakker worden nam ineens vaste vorm aan. de vorm van een grillige lichtbruine schroei- Ze keek naar het slapende gezicht van haar man. Hij wist het nog niet Het was eenvou dig een wonder dat hij het niet gezien had gisteravond. Arnold zag altijd alles. Had ze het nu maar meteen opgebiecht, s Avonds zijn de dingen minder erg dan 's mor gens. vond meke. Maar het was zo verschrikkelijk laat gewor den. Hun eerste echte visite sinds ze getrouwd waren. Drie collega's van Arnold met hun door Heleen van Batenburg „Zodra de wittebroodsweken voorbij zijn, staan we met z'n allen voor de deur", hadden ze gezegd, en gedaan ook. Het was een gezellige avond geweest. Ze had nog wel even een benauwd ogenblikje gehad toen ze "net huis wilden zien. Ze was een voudig voor ze uitgerend naar de keuken, en daar bovenop de schroeivlek gaan staan. „Wat een grappig linoleum had iemand opgemerkt, en alle zes hoofden, bogen zich naar het zeil. Het was ook leuk. grijs, met hier en daai rode. gele en donkergroene blokjes. Maar de bruine vlek hadden ze niet gezien, die zat veilig verstopt onder de zool van haar schoen. En om twaalf uur, ter wijl Arnold de hele schaar uit geleide deed tot de voordeur, was ze meteen de slaapkamer in gevlucht, de tot stilleven ge worden rommel van glaasjes, kopjes en overvolle asbakjes achterlatend. Doodmoe en niet meer in staat Arnolds boze woorden in vertikale houding aan te horen. Arnold zou vast de bende nog wel naar de keu ken brengen, en dan... Dat was ook zo. Ze hoorde hem heen en weer lopen, en lag met een kloppend hart te wachten tot hij zou roepen: „Ineke!" Maar hij riep niet. Ze was zonder meer in slaap gevallen. Pas toen hij naast haar schoof, werd ze wakker. „Je bent een fantastische gastvrouw geweest. Ien", fluisterde hij. Slaperig vroeg ze: „Heb je.... heb je de „Ja hoor, ik heb alles nog even weggeruimd", stelde Ar nold haar gerust. Toen had ze natuurlijk moe ten zeggen: Dat bedoel ik niet. Heb je de schroeivlek gezien? Maar ze had gedacht: morgen, morgen maar. Hij zou zo verschrikkelijk teleurgesteld Dat was "t hem nu iuist. Ie mand anders zou het belache lijk vinden dat ze niet eens durfde te vertellen dat ze een schroeivlek had gemaakt op het zeil in de keuken. Iedereen had toch wel eens een ongelukje. Ja, ledereen had er wel eens één. maar zij... Zes weken en twee dagen wa ren ze nu getrouwd. En hoeveel ongelukjes had ze al niet ge- waardoor or een lelijke kring op zat. die ze er met geen moge lijkheid meer uit kon krijgen. Die prachtige gatenplant, een cadeau van Arnolds firma, ge knakt. Een vleesschaaltje van het mooie dure servies gebro ken. Een donkerblauwe sok van Arnold met de was meege- kookt. waardoor bijna al het witgoed verkleurd was. O. nog veel meer: ze herinnerde het zich niet eens allemaal pre- eerste keer niet en de tweede keer niet, en de vijfde keer nog niet. Maar eergisteravond, toen ze die plant geknakt had. toen. Arnold was zo verschrikke lijk netjes en precies. En mams had al dikwijls gezegd: „Hoe dat worden moet als üj ge trouwd bent... Als je niet wat meer zorg voor de dingen alleen nog maar beschadigde spullen." Het was weer goed gewor den, helemaal goed, en ze had plechtig beloofd, heel, heel erg haar best te doen. De tranen sprongen in Inekes ogen. Dat was nog maar twee dagen gele den. Eq gisteren, gisteren had ze haar sigaret op een schotel tje gelegd in de keuken, toen ze de melkboer moest helpen. Ze had even met hem gepraat, echt niet zo lang. en ondertus sen groeide het aspijpje en was het sigarettepeukje van het schoteltje geduikeld. Het moest maar net op de grond gelegen hebben toen ze de keuken weer in kwam. Maar lang genoeg om een duidelijk zichtbare schroei plek op het grijze zeil achter te Van alles had ze geprobeerd, zonder resultaat. Voor het eerst had ze gezwegen. Maar wat hielp dat. Als ze het straks zelf niet vertelde, zou hij het toch zien. Ze veegde met het laken haar tranen af en keek op de wekker. Over tien minuten moesten ze eruit. „O. Arnie". mompelde ze. „blijf alsjeblieft van me houden, laat het niet mis gaan 'ussen ons." Ze werd pas wakker toen Ar nold aangekleed naast haar bed stond, een blaadje met twee dampende koppen thee in zijn hand. Hij keek lachend op haar „Slaapkoppie. zou je niet eens wakker worden. Kijk eens hoe laat het is!" Ze zat meteen recht overeind. „O, Arnold, ie moet al bijna weg!" „Over tien minuten. We heb ben door de wekker heen gesla- „Waarom heb je me niet ge roepen?" vroeg ze. „Je sliep nog zo heerlijk, en het is gisteravond zo laat ge worden." „O, jij. Ik zal gauw ie brood even klaar maken." „Is al gebeurd", zei Arnold. Hij ging op de rand van het bed zitten en zette zijn tanden in de beschuit. „Straks haal ik nog een kop thee voor je met een sneetje brood." Wat houd ik van hem, dacht Ineke Wat is hij verschrikke lijk lief voor me. De tranen sprongen warempel alweer in haar ogen. „Het komt van de hete thee", jokte ze toen Arnold ze teder afdroogde. Ze zocht speurend zijn gezicht af. Hij moest het nu- gezien hebben, dat kon niet anders. Maar waarom zei hij dan niets? Arnold pakte het kopje van haar aan en liep naar de keuken. Nu. dacht ze, nu ziet hij het misschien. Maar hoe dan ook, ik ga het hem zeggen. „Uw ontbijt, madame, en ik ga er als een haas van- Ze sloeg haar armen om hem heen en fluisterde in zijn oor: „Ik moet je nop Iets vertellet.. „Nu al? Iets akeligs?" „Iets verschrikkelijks", zei In eke. Hij lachte. „Dus de thee was toch niet zo heet! Bewaar het maar tot vanavond, lieve ling. Jij beweert toch altijd dat de dingen 's avonds minder erg zijn dan 's morgens Ik moet nu echt we^, Ien jo altijd van me blijven hou den?" „Gansje". fluisterde hij. „Alsof ik anders kan. Ik ver lang nu alweer om bij je terug te zijn." „Maar als... als ik het Je ver teld heb..." „O", zei hij luchtig, „mis schien is het vanavond lang zo akelig niet meer."^ Hij wuifde keuken het eerste kleedde zich aan, maakte het bed op en stofte de kamers. Bestond er dan op de hele we reld geen middeltje om schroei vlekken uit zeil te krijgen? Ze zou straks even naar mams kun nen gaan. Mams was een won der in die dingen. Maar ze had ook al raad gevraagd voor de kring op het tafeltje en voor de blauwe vlekken in het wasgoed. Nee. mams niet. Ze zou weer zeggen dat het mis ging en zo. En Ineke voelde dat ze dat niet verdragen kon. Mis schien had de drogist iets. Ach Ons kort verhaal daar lag de gehate vlek. Daar staarde en staarde. Hij was er niet. De vlek was weg. Haar hart bonsde. Ze deed drie stappen naar voren en stond opnieuw stil in de deur opening. aar dat kon niet. Hij moest er zijn. Ze liep door en zette het blaadje op de aan recht. Ze ging in het midden van de keuken staan. Hier was het toch. Ja. hier had ze gister avond gestaan toen ze allemaal de keuken bewonderd hadden. Of iets verder nog misschien. Er was niets te zien, nergens zelfs geen wazig bruin vlek je. De tot keuken verbouwde badkamer had maar een klein raam. Het was er altijd een beetje donker. Maar gisteren had ze hem toch ook gezien. Ze bad erop geboend tot ze transpi reerde en hij was geen nuance lichter geworden. Dan moest hij er nu toch ook zijn. Maar het zeil was puur lichtgrijs met hier en daar een helder, kleu rig blokje van groen en geel en rood. Ineke liep naar de kamer en weer terug. Straks zou natuur lijk ineens haar oog erop val len. Maar hoe dikwijls ze die morgen ook de keuken binnen ging, de vlek was weg en hij bleef weg. Had Arnold een middeltje ge weten om nem te verwijderen? 's Middags liep ze bij de drogist aan. Volkomen dwaas natuur lijk, een middel te gaan vragen voor een vlek die geen vlek meer was. te. „Daar bestaan geen middel tjes voor, mevrouw. Die boven laag van het zeil is dan aange tast, dat krijg je nooit meer goed." „Nou. misschien misschien gaat het uit zichzelf wel weg", opperde Ineke. Ze hoorde zelf hoe dwaas het klonk en zei haastig: „Dank u wel, ik zal dan wel zien". Bij het sluiten van de deur zag ze nog hoe de man in zijn witte jas zijn vin ger naar zijn voorhoofd bracht. Ze proestte het uit. Wat deed ze ook zo gek te doen. Maar de vlek was uit zichzelf weggegaan, en ze had toch zelf gezien hoe het helemaal in- geschroeid was. Hij kon niet weg zijn. Maar toen ze de keu ken weer binnenkwam, lag daar het zeil smetteloos. Ze wil de er niet meer naar kijken en begon met de toebereidselen voor het avondeten. Koken was haar hobbj', koken en bakken. Ze kon nog best even een boter koek bakken voor Arnold thuiskwam. Gisteravond was al les opgegaan, en hij hield zo van boterkoek. Er was niet veel boter meer. zag ze. maar wacht, er moest nog een kleine springvorm zijn. die had ze nog nooit gebruikt. Waar zou dat ding kunnen uithangen? Hij zat niet in de lade van het fornuis. Misschien in dat achterste kastje, daar lag nog meer rom mel die ze niet kwijt kon. Ze trok het deurtje open. Wel een minuut lar.g zat ze op haar hurken, en staarde. Toen araaide ze zich langzaam om en keek naar de keukenvloer. O jij. prevelde ze, o jij liefste van de wereld. Tussen haar duim en wijsvinger pakte ze het kwastje op. Het was nog vuurrood en lag dwars over een busje rode lak. Gister avond, dacht ze. toen ik in slaap ben gevallen. Geen centimeter groter of kleiner dan de andere blokjes. O ja. Arnold was pre cies. Hij had natuurlijk niets gehad om de kwast te reini gen. Juist toen ze de verfspullen weer op zijn plaats gezet had, hoorde ze Arnold de trap op komen. Ze vloog regelrecht in zijn armen. „En", vroeg hij eindelijk pla gend, „is het iets minder akelig geworden?" „Het heeft zelfs een andere kleur gekregen!" Juichte Ine- ke. „Ja", zei ze. „ik ben iets heel belangrijks te weten gekomen Ik dacht altijd dat hij wit was. „De mantel der fluisterde ze. „waar je alle gen mee bedekt. Zelfs zo'n z lige schroeivlek."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 17