JAN SCHAPER;
Er leeft weer
drang naar
positivisme
De schroeivlek
Willem III, koning
en stadhouder
«iiiiaii
Mum
ZATERDAG 2 APRIL I9IM1
WIE de smalle trap opgaat achter de witte deur
met het bordje ,,Open studio" aan de Schie-
kade te Rotterdam, gaat een wereldje binnen
vol verrassende aspecten. Hier werkt een beziel
de jongerengroep onder leiding van de cineast
Jan Schaper. De naam „Open studio" blijkt
karakteristiek te zijn voor dit huis waar hier
een geest heerst van een wonderlijke openheid
tot ieder en elkaar.
Enerzijds hartverwarmend, anderzijds niet zon
der gevaren, want wie de diepere zin van deze open
heid niet juist weet te peilen, loopt het risico van
een misverstand. Vandaar Schaper's opmerking, dat
hij eigenlijk niet zo gesteld is op publiciteit en er in
wezen beducht voor is. Teveel is hij reeds gestoten
op dat misverstand t.a.v. zijn vibrerende persoon
lijkheid. Hij meent dat zijn werk de enige en juiste
publiciteit is waarvan hij het moet hebben. En te
recht.
Toch is men er niet, door al
leen te vertellen van zijn werk
en hoe hij met zijn staf het huis
aan de Schiekade van onder tot
boven met een verfijnde smauk
heeft omgetoverd tot een goed
functioneel bedrijfspand, dat
naast een lichtgehouden ont
vangkamer en kantoor, op alle
verdiepingen studio's bevat met
kostbare apparaturen en wand
kasten van de vloer tot het pla
fond gevuld met filmstroken,
geluidsbanden, etc., die een on
miskenbaar getuigenis afleggen
van jaren ingespannen arbeid.
Hier werden en worden tv-
films geboren zoals bijv. „Signa
lement" en „Dienstplicht" van
Kees van Langeraad, opdrachts
films als „Over naar Brabant" en
het boeiende „Land bezuiden de
rivieren", „Aardgas" en de serie
„Toekomstmuziek" voor de
NCRV en het in wording zijnde
„Het proces Renesse", waarvan
we enkele fragmenten te zien
Boeiend
Op zichzelf boeiend, doch het
meest boeiend is toch de man
achter dit alles, Jan Schaper, ge
laden met een ongelooflijke
energie. Hij zegt dat het werk
hem elke dag opnieuw uitdaagt
en beproeft op zyn kunnen. Een
uitdaging overigens waar hij met
liefde op ingaat.
„Misschien is dit een erfenis"
veronderstelt hij.Hij werd ge
boren op de 24e december 1921
in Den Haag. De naam Schaper
heeft in de socialistische wereld
bekendheid genoeg. Van moeders
kant was het de Vooisfamilie,
een familie die redders voort
bracht in Scheveningen. Hij
noemt de naam Jan Voois. „Als
er een schip in nood was, gingen
ze er met de rolvlet op af, trot
seerden stormen en ontij met
de ijzeren wil, hulp te bieden".
„Die ijzeren wil heb ik meege
kregen". Bepaald beeldend
wordt dan zijn uitspraak: „Hoe
lang je moet roeien om je doel
te bereiken, geeft niet; al wordt
je 26 maal teruggeslagen. Als
je het de 27e keer maar haalt
en je doel bereikt, dan voel je
tenminste dat je leeft!"
„Ik geloof dat het mijn aard is,
op meer dan één front "actief te
zijn. In mijn jeugd had ik
adspiraties beroepswielrenner te
worden. Ik trainde na schooltijd
en naast mijn werk vol harts
tocht. Ook gedurende mijn latere
schooltijd verdeelde ik mijn
energie tussen school en kantoor
werk tot zeven uur 's avonds.
Daarnaast heb ik altijd een
grote behoefte gehad aan lezen.
Bij een spleet licht tussen de
gordijnen van mijn slaapkamer
las ik soms zeven boeken per
week en van schrijvers die toen
in de belangstelling stonden zo
als Menno ter Braak, E. du Per
ron, Van Loon, Nietsche, Henry
Miller e.a. Daardoor ontdekte ik
de horizon van het wijde leven
en bovendien kreeg ik liefde voor
filosofie, theologie en sociologie
en voor wat mensen in hun tijd
reeds profiteerden voor de toe
komst, voor het „nu" waarin wij
leven."
Do film
Schaper is verre van pessimis
tisch, al ziet hij scherp de in
vloed van decadentiever schijnsé-
len die bestaande culturen aan
tasten en uithollen. Hij ziet er
vele voorbeelden van. Neem nou
de rituele dansen van de negers.
Het zijn op zichzelf zuivere ex
pressies. Maar zo gauw mensen
van een andere cultuur de ui
terlijke vormen daarvan gaan-
imiterentrappen ze tegen hun
eigen cultuur. Dan is er iets mis."
Negerinnen zijn in haar dan
sen volkomen acceptabel. Vaak
gaat het om een religieus be
leven. Als westerse meisjes dit
nadoen wordt het dikwijls een
vulgaire vertoning.
(Een afschrikwekkend voor
beeld daarvan zagen we in een
VPRO-tv-uitzending, waarin,
westerse meisjès bij opzwepende
drums van negers een imitatie
rituële dans uitvoerden. Red.)
Omgekeerd hebben westerse
gebruiken en verworvenheden
ongunstige invloeden op de Oos
terlingen, zo bijv. in Japan waar
decadentieverschijnselen optre
den door de Amerikanisering. De
natuurlijkheid en de zuiverheid
van eigen Oosterse cultuur is
zichtbaar aangetast.
Zo waait er over de wereld
een geest van vervalsing en
overal vindt men de trawanten
gereed om de infecties over te
brengen.
De kunstcritici die deze imi
taties bejubelen in alle kunst
vormen zijn in feite bezig de
v/aarden om te keren, te degra
deren, wat inhoudt een degrada
tie van de gemeenschap zelf, die
hiermede positieve waarden
prijsgeeft zonder het te beseffen.
Het protest van hen die aan
de nivellerende kant staan heeft
weinig zin, want ze hebben niets
tegenover deze neergang te stel
len. Het protest van de provo's
is negatief en verraadt een ver
ontrustend nihilisme.
Dit openbaart zich ook in de
moderne films, zelfs in die van
de zeer grote regisseurs, in een
bruut exploiteren van de sex,
films die hun functie als op
bouw van een gezonde cultuur
verloren hebben en slechts mik
ken op de massa zonder het no
dige verantwoordelijkheidsge-
Schaper meent echter, dat waar
het oude sterft het nieuwe reeds
aanwezig is. „Dit geloof is ons
door de cultuurhistorie zelf in
gegeven. De jongeren zijnal
lang bezig zich van de vervalsing
af te keren. Zij willen zich uit de
rokerigheid van het modernisme
losmaken. Er leeft weer een
drang naar positivisme."
Schiedam
Dat wil hij stimuleren en met
dat doel bouwde hij met zijn
groep aan het Zakkendragers
huisje te Schiedam, wat een ont-
moetings- en oriëntatiecentrum
zal worden waar jongere en
oudere mensen van gedachten
kunnen wisselen en nauwere con
tacten kunnen leggen met kun
stenaars.
Het feit dat dit tot stand kon
komen met hard werken, met
liefde en zonder eigen baat be
wijst dat er een groot aantal
jongeren is wie het ernst is
aan een nieuwe zuivere cultuur
te bouwen.
Dit is ook de geest die je te
gemoet komt uit het werk van
Schaper zelf. Hij zegt: „Wat mij
het meest aantrekt in de film is
de mens in al zijn schakeringen.
De spontane en echte levens
vreugde." Dit zijn de elementen
die zijn films boeiend maken. In
zijn film over Brabant wordt
men getroffen door de ruimte
scheppende kracht, die hier en
daar uitgroeit tot een levend ge
dicht in beeldritme en kleur-
werking. Daarin plaatst hij dui
delijk de mens in zijn godsdien
stig leven, het verstilde hofje,
de wandelende paters in een
zonnig laantje begeleid door een
achtergrond van klokgelui. Er is
echter ook plaats voor de leut,
het leven van alle dag, om dan
opeens naar de wijsheid te
zwenken; het schip dat de rivier
afzakt met een uitwaaierende
deining tot aan de dromerige
oever. Het is alles zuiver van
toon, het leven tot op de kern
betrapt. Merkwaardig is het slot
beeld, het donkerbruine silhouet
van het kerkgebouw, weerspie
geld in het water de haast
vrome terugkeer tot de mystiek.
Schaper werkt achter zijn ta
fel met een aanstekelijke bezie
ling en weet niet van rusten al
vorens zijn beelden met het ge
luid het juiste levensritme heb
ben gekregen.
Speelfilm
Hij heeft plannen voor en
kele speelfilms, die op papier
wel rond maar nog niet
aan realisatie toe zijn. Kan
het anders, dan dat wij met
spanning uitzien naar de
verwezenlijking van deze
plannen? De verwachting is
gewettigd, gezien de menta
liteit, de visie en het kunste
naarschap van de maker, dat
dit bijdragen zullen zijn die
de Nederlandse film op een
hoger niveau zullen brengen.
HERM. STEGGERDA
Door zijn journalistieke ar
beid bij „Het Vrije Volk" werd
hij betrokken by de filmrubriek.
Hij werd er zo door geboeid dat
hij er ook alles van wilde weten.
Daar lag het beginpunt van de
wereld waarin hij nu leeft. Daar
in lag ook het begin van een
De Engelse geschiedkundige
miss dr. Nesca A. Robb heeft haar
omvangrijke studie over Willem
III de koning-stadhouder, voltooid.
In het tweede deel van haar
William of Orange, a pcrsonel
portrait (uitgave William Hcine-
mann, Londen, 63 shilling, 580 blz.)
beschrijft zij zijn levensperiode,
gelegen tussen 1674 en 1702, het
jaar waarin Willem III tengevolge
van de val van zijn paard over
lijdt. 52 jaar oud. Met hem sterft
dan het Huls van Oranje in de
mannelijke linie van Willem I uit.
Willem III heeft in de geschie
denis van Europa een vooraan
staande rol gespeeld. Hij was de
zoon van Willem II en Mary
Stuart. Na de dood van zijn vader
werd hij eerst opgevoed door zijn
moeder, later door zijn grootmoe
der Amalia van Solms, de echtge
note van Fredcrik Hendrik. In 1666
werd hij door de Staten van
Holland aangenomen als Kind van
de staat en kwam zijn opvoeding
onder toezicht van Johan de Witt.
Zijn huwelijk met zijn nicht
Mary, dochter van de latere Jaco
bus II. om politieke redenen geslo
ten maar desondanks toch een
goed huwelijk, bracht hem op de
troon van Groot-Britannië en Ier
land) en als koning yan Engeland
Willem III leefde in een bewo
gen tijd. Het is de periode waarin
Michiel Adriaansz. de Ruyter en
Tromp de schrik der zeeën zijn,
ook de periode van de allianties.
Veel fustlge dagen heeft Willem
III niet gekend, van zijn jeugd af
niet. Het tweede deel van het
standaardwerk van dr. Robb be
gint in 1674. als Willem III, net 24
jaar, al doorgaat voor de held van
het protestants Europa, als hij zijn
strijd gaat strijden tegen het Fran
se rooms-katholieke imperialisme.
Nauwelijks met Mary gehuwd
wordt hij geconfronteerd met de
moeilijkheden in Engeland zelf.
Het is indrukwekkend te lezen
hoeveel werk deze vorst met zo'n
zwakke gezondheid nog heeft kun
nen verzetten.
De koning-stadhouder, aan wie
uitwendige schittering totaal
vreemd was, de man, die altijd de
vrede heeft gezocht maar hem niet
kon verwerven, is een groot man
geweest. Het is de grote verdien
ste van dr. Nesca A. Robb, dat zij
hem in zijn grootheid toont, maar
niet alleen als politicus en als
strateeg, ook als mens. De mens
Willem III heeft in haar werk re
liëf gekregen.
pen. Vaag realiseerde ze zich
dat er iets naars was. iets heel
akeligs.
Het was nog helemaal don
ker. maar aan de geluiden die
van de straat doordrongen, wist
ze dat het in ieder geval al
morgen was. Een grote vracht
wagen dreunde voorbij en in
de verte was er het gedempte
geluid van rinkelende flessen.
Ze tuurde naar de wazig groe
ne streepjes op de wekker,
maar nog voor ze kon ontdek
ken of het kwart over zes of
kwart over zeven was, ratelde
het ding zo vervaarlijk af, dat
ze meteen recht overeind zat.
In paniek gaf ze er een harde
klap op. zodat-ie onderuit
schoot.
blieft niet stuk zijn, prevele
ze. O. Alsjeblieft niet stuk. Ze
luisterde ingespannen, maar
ook op zijn rug. de beide poot
jes hulpeloos in de lucht, bleef
de trouwe wekker rustig door
tikken. Voorzichtig pakte Ineke
hem op. hield hem nog eens
aan haar oor en zette hem opge
lucht weer op het kastje. Stel
je voor dat ze nu ook de wek
ker nog... Ze moest er niet aan
denken.
En plotseling wist ze alles
weer. Dat vage, nare gevoel bij
het wakker worden nam ineens
vaste vorm aan. de vorm van
een grillige lichtbruine schroei-
Ze keek naar het slapende
gezicht van haar man. Hij wist
het nog niet Het was eenvou
dig een wonder dat hij het niet
gezien had gisteravond. Arnold
zag altijd alles.
Had ze het nu maar meteen
opgebiecht, s Avonds zijn de
dingen minder erg dan 's mor
gens. vond meke. Maar het was
zo verschrikkelijk laat gewor
den. Hun eerste echte visite
sinds ze getrouwd waren. Drie
collega's van Arnold met hun
door Heleen van Batenburg
„Zodra de wittebroodsweken
voorbij zijn, staan we met z'n
allen voor de deur", hadden ze
gezegd, en gedaan ook. Het was
een gezellige avond geweest. Ze
had nog wel even een benauwd
ogenblikje gehad toen ze "net
huis wilden zien. Ze was een
voudig voor ze uitgerend naar
de keuken, en daar bovenop de
schroeivlek gaan staan.
„Wat een grappig linoleum
had iemand opgemerkt, en alle
zes hoofden, bogen zich naar
het zeil. Het was ook leuk.
grijs, met hier en daai rode.
gele en donkergroene blokjes.
Maar de bruine vlek hadden ze
niet gezien, die zat veilig
verstopt onder de zool van haar
schoen. En om twaalf uur, ter
wijl Arnold de hele schaar uit
geleide deed tot de voordeur,
was ze meteen de slaapkamer
in gevlucht, de tot stilleven ge
worden rommel van glaasjes,
kopjes en overvolle asbakjes
achterlatend. Doodmoe en niet
meer in staat Arnolds boze
woorden in vertikale houding
aan te horen. Arnold zou vast
de bende nog wel naar de keu
ken brengen, en dan...
Dat was ook zo. Ze hoorde
hem heen en weer lopen, en
lag met een kloppend hart te
wachten tot hij zou roepen:
„Ineke!"
Maar hij riep niet. Ze was
zonder meer in slaap gevallen.
Pas toen hij naast haar schoof,
werd ze wakker. „Je bent een
fantastische gastvrouw geweest.
Ien", fluisterde hij.
Slaperig vroeg ze: „Heb je....
heb je de
„Ja hoor, ik heb alles nog
even weggeruimd", stelde Ar
nold haar gerust.
Toen had ze natuurlijk moe
ten zeggen: Dat bedoel ik niet.
Heb je de schroeivlek gezien?
Maar ze had gedacht: morgen,
morgen maar. Hij zou zo
verschrikkelijk teleurgesteld
Dat was "t hem nu iuist. Ie
mand anders zou het belache
lijk vinden dat ze niet eens
durfde te vertellen dat ze een
schroeivlek had gemaakt op het
zeil in de keuken. Iedereen had
toch wel eens een ongelukje.
Ja, ledereen had er wel eens
één. maar zij...
Zes weken en twee dagen wa
ren ze nu getrouwd. En hoeveel
ongelukjes had ze al niet ge-
waardoor or een lelijke kring
op zat. die ze er met geen moge
lijkheid meer uit kon krijgen.
Die prachtige gatenplant, een
cadeau van Arnolds firma, ge
knakt. Een vleesschaaltje van
het mooie dure servies gebro
ken. Een donkerblauwe sok
van Arnold met de was meege-
kookt. waardoor bijna al het
witgoed verkleurd was. O. nog
veel meer: ze herinnerde het
zich niet eens allemaal pre-
eerste keer niet en de tweede
keer niet, en de vijfde keer nog
niet. Maar eergisteravond, toen
ze die plant geknakt had. toen.
Arnold was zo verschrikke
lijk netjes en precies. En mams
had al dikwijls gezegd: „Hoe
dat worden moet als üj ge
trouwd bent... Als je niet wat
meer zorg voor de dingen
alleen nog maar beschadigde
spullen."
Het was weer goed gewor
den, helemaal goed, en ze had
plechtig beloofd, heel, heel erg
haar best te doen. De tranen
sprongen in Inekes ogen. Dat
was nog maar twee dagen gele
den. Eq gisteren, gisteren had
ze haar sigaret op een schotel
tje gelegd in de keuken, toen
ze de melkboer moest helpen.
Ze had even met hem gepraat,
echt niet zo lang. en ondertus
sen groeide het aspijpje en was
het sigarettepeukje van het
schoteltje geduikeld. Het moest
maar net op de grond gelegen
hebben toen ze de keuken weer
in kwam. Maar lang genoeg om
een duidelijk zichtbare schroei
plek op het grijze zeil achter te
Van alles had ze geprobeerd,
zonder resultaat. Voor het eerst
had ze gezwegen. Maar wat
hielp dat. Als ze het straks zelf
niet vertelde, zou hij het toch
zien. Ze veegde met het laken
haar tranen af en keek op de
wekker. Over tien minuten
moesten ze eruit. „O. Arnie".
mompelde ze. „blijf alsjeblieft
van me houden, laat het niet
mis gaan 'ussen ons."
Ze werd pas wakker toen Ar
nold aangekleed naast haar bed
stond, een blaadje met twee
dampende koppen thee in zijn
hand. Hij keek lachend op haar
„Slaapkoppie. zou je niet
eens wakker worden. Kijk eens
hoe laat het is!"
Ze zat meteen recht overeind.
„O, Arnold, ie moet al bijna
weg!"
„Over tien minuten. We heb
ben door de wekker heen gesla-
„Waarom heb je me niet ge
roepen?" vroeg ze.
„Je sliep nog zo heerlijk, en
het is gisteravond zo laat ge
worden."
„O, jij. Ik zal gauw ie brood
even klaar maken."
„Is al gebeurd", zei Arnold.
Hij ging op de rand van het
bed zitten en zette zijn tanden
in de beschuit. „Straks haal ik
nog een kop thee voor je met
een sneetje brood."
Wat houd ik van hem, dacht
Ineke Wat is hij verschrikke
lijk lief voor me. De tranen
sprongen warempel alweer in
haar ogen.
„Het komt van de hete thee",
jokte ze toen Arnold ze teder
afdroogde. Ze zocht speurend
zijn gezicht af. Hij moest het
nu- gezien hebben, dat kon niet
anders. Maar waarom zei hij
dan niets? Arnold pakte het
kopje van haar aan en liep
naar de keuken. Nu. dacht ze,
nu ziet hij het misschien. Maar
hoe dan ook, ik ga het hem
zeggen. „Uw ontbijt, madame,
en ik ga er als een haas van-
Ze sloeg haar armen om hem
heen en fluisterde in zijn oor:
„Ik moet je nop Iets vertellet..
„Nu al? Iets akeligs?"
„Iets verschrikkelijks", zei In
eke. Hij lachte. „Dus de thee
was toch niet zo heet! Bewaar
het maar tot vanavond, lieve
ling. Jij beweert toch altijd dat
de dingen 's avonds minder erg
zijn dan 's morgens Ik moet nu
echt we^, Ien
jo altijd van me blijven hou
den?"
„Gansje". fluisterde hij.
„Alsof ik anders kan. Ik ver
lang nu alweer om bij je terug
te zijn."
„Maar als... als ik het Je ver
teld heb..."
„O", zei hij luchtig, „mis
schien is het vanavond lang zo
akelig niet meer."^ Hij wuifde
keuken het eerste
kleedde zich aan, maakte het
bed op en stofte de kamers.
Bestond er dan op de hele we
reld geen middeltje om schroei
vlekken uit zeil te krijgen? Ze
zou straks even naar mams kun
nen gaan. Mams was een won
der in die dingen. Maar ze had
ook al raad gevraagd voor de
kring op het tafeltje en voor de
blauwe vlekken in het
wasgoed. Nee. mams niet. Ze
zou weer zeggen dat het mis
ging en zo. En Ineke voelde dat
ze dat niet verdragen kon. Mis
schien had de drogist iets. Ach
Ons
kort
verhaal
daar lag de gehate vlek. Daar
staarde en staarde. Hij was er
niet. De vlek was weg.
Haar hart bonsde. Ze deed
drie stappen naar voren en
stond opnieuw stil in de deur
opening. aar dat kon niet. Hij
moest er zijn. Ze liep door en
zette het blaadje op de aan
recht. Ze ging in het midden
van de keuken staan. Hier was
het toch. Ja. hier had ze gister
avond gestaan toen ze allemaal
de keuken bewonderd hadden.
Of iets verder nog misschien.
Er was niets te zien, nergens
zelfs geen wazig bruin vlek
je.
De tot keuken verbouwde
badkamer had maar een klein
raam. Het was er altijd een
beetje donker. Maar gisteren
had ze hem toch ook gezien. Ze
bad erop geboend tot ze transpi
reerde en hij was geen nuance
lichter geworden. Dan moest
hij er nu toch ook zijn. Maar
het zeil was puur lichtgrijs met
hier en daar een helder, kleu
rig blokje van groen en geel en
rood.
Ineke liep naar de kamer en
weer terug. Straks zou natuur
lijk ineens haar oog erop val
len. Maar hoe dikwijls ze die
morgen ook de keuken binnen
ging, de vlek was weg en hij
bleef weg.
Had Arnold een middeltje ge
weten om nem te verwijderen?
's Middags liep ze bij de drogist
aan. Volkomen dwaas natuur
lijk, een middel te gaan vragen
voor een vlek die geen vlek
meer was.
te. „Daar bestaan geen middel
tjes voor, mevrouw. Die boven
laag van het zeil is dan aange
tast, dat krijg je nooit meer
goed."
„Nou. misschien misschien
gaat het uit zichzelf wel weg",
opperde Ineke. Ze hoorde zelf
hoe dwaas het klonk en zei
haastig: „Dank u wel, ik zal
dan wel zien". Bij het sluiten
van de deur zag ze nog hoe de
man in zijn witte jas zijn vin
ger naar zijn voorhoofd bracht.
Ze proestte het uit. Wat deed
ze ook zo gek te doen.
Maar de vlek was uit zichzelf
weggegaan, en ze had toch zelf
gezien hoe het helemaal in-
geschroeid was. Hij kon niet
weg zijn. Maar toen ze de keu
ken weer binnenkwam, lag
daar het zeil smetteloos. Ze wil
de er niet meer naar kijken en
begon met de toebereidselen
voor het avondeten. Koken was
haar hobbj', koken en bakken.
Ze kon nog best even een boter
koek bakken voor Arnold
thuiskwam. Gisteravond was al
les opgegaan, en hij hield zo
van boterkoek. Er was niet
veel boter meer. zag ze. maar
wacht, er moest nog een kleine
springvorm zijn. die had ze nog
nooit gebruikt. Waar zou dat
ding kunnen uithangen? Hij zat
niet in de lade van het fornuis.
Misschien in dat achterste
kastje, daar lag nog meer rom
mel die ze niet kwijt kon.
Ze trok het deurtje open.
Wel een minuut lar.g zat ze op
haar hurken, en staarde. Toen
araaide ze zich langzaam om
en keek naar de keukenvloer.
O jij. prevelde ze, o jij liefste
van de wereld. Tussen haar
duim en wijsvinger pakte ze
het kwastje op. Het was nog
vuurrood en lag dwars over
een busje rode lak. Gister
avond, dacht ze. toen ik in slaap
ben gevallen. Geen centimeter
groter of kleiner dan de andere
blokjes. O ja. Arnold was pre
cies. Hij had natuurlijk niets
gehad om de kwast te reini
gen.
Juist toen ze de verfspullen
weer op zijn plaats gezet had,
hoorde ze Arnold de trap op
komen. Ze vloog regelrecht in
zijn armen.
„En", vroeg hij eindelijk pla
gend, „is het iets minder akelig
geworden?"
„Het heeft zelfs een andere
kleur gekregen!" Juichte Ine-
ke.
„Ja", zei ze. „ik ben iets heel
belangrijks te weten gekomen
Ik dacht altijd dat hij wit was.
„De mantel der
fluisterde ze. „waar je alle
gen mee bedekt. Zelfs zo'n z
lige schroeivlek."