ONDAjjS
BLAD
PIETER
DE BOER
TONEEL OP
uit
vecht
nog
altijd
„EEN LASTIG,
MOEILIJK MENS"
Carillon
voor
Drachten
ZATERDAG 12 MAART 1966
(Van een onzer redacteuren)
plETER DE BOER uit Drachten was vorig jaar aan
de beurt van aftreden als voorzitter van de Bond
van Mobilisatie-Invaliden en van Hunne Nabestaan
den, maar op de algemene ledenvergadering werd
hij bij acclamatie weer voor vijf jaar „ingehuurd"
en dat deed hem toch wel goed. Kijk, zei hij, dat
was het bewijs, dat er in Nederland nog mensen
zijn, die mijn werk waarderen.
Er zijn er ook, die niet zo
bijzonder met hem ingeno
men zijn, want zij vinden de
ze Pieter de Boer een lastige
man, een moeilijk mens. Hij
geeft toe, dat hij dit is, maar
zegt daarbij: Een ieder, die
opkomt voor het recht moet
lastig zijn, anders komt het
recht niet aan zijn trek.
Pieter de Boer uit Drach
ten vecht voor het recht van
de soldaat. Al meer dan veer
tig jaren. En hij doet dit in
woord en geschrift zonder
iemand te ontzien. Hij heeft
nog nooit een blad voor de
mond genomen, nog nooit zijn
pen in honing gedoopt. V/at
hij meent dat hij moet zeg
gen, zegt hij ook.
De bewijzen daarvan liggen
voor het grijpen. In het januari
mer van Houdt Moed! een
uitgave van de bond, publiceer
de hij een Open Brief aan Zijne
Excellentie de minister van de
fensie, die er niet om loog. Een
bloemlezing uit de inhoud: „Uw
ambtenaren legden prof. Ruem-
ke (echter) een onvolledig en
daardoor onjuist dossier voor, zo
dat de professor wel tot een
onjuist oordeel moest komen".
„Doordat uw ministerie pas in
de laatste jaren en als gevolg
van onze herhaaldelijke aan
drang, door de Centrale
Raad van Beroep gedwongen
wordt alle stukken, dus ook de
militaire geneeskundige rappor
ten, te overleggen, komen er
heel wat misstanden aan het
licht".
„Door opzettelijk die stukken
achter te houden en het voor te
«tellen dat het ambtsgeheim
zulks niet toeliet, kon de gedu
peerde nooit zijn goed recht
aantonen noch vaststellen, dat
de inkeuring te vluchtig was ge
weest en hij nooit had mogen
worden goedgekeurd".
Blijkens onze jarenlange en
veelvuldige ervaringen worden
er in de praktijk nog steeds
allerlei truckjes en juridische
spitsvondigheden toegepast, ken
nelijk om de Staat te vrijwaren
voor de nadelige gevolgen die
oppervlakkige inkeuring
vaak heeft voor de gedupeerde
dienstplichtigen".
„Wij kunnen de indruk niet
an ons afzetten, gezien de uitla
tingen van uw ambtenaren, ge
zien hun standpunt, gezien hun
De Bond van Mobilisatie-
Invaliden en van hunne Nabe
staanden en de stichting De Ne
derlandse Soldaat hebben het
gemeentebestuur van Drachten
een prachtig carillon aangeboden,
waarop de portretreliëfs zijn aan
gebracht van de pioniers en de
helpers in de strijd om recht.
Helaas, er zijn moeilijkheden.
De hond is het niet eens met de
plaats, die het carillon is toege
wezen. Men i« van oordeel, dat
de klokken te hoog komen te
hangen, waardoor de portretten
niet goed zichtbaar zijn.
Dat is de reden, dat er bij het
gemeentel>estuur is aangedrongen
op een andere plaats. Het bestuur
heeft de bemiddeling gevraagd
van oud-mini ster-president dr. W.
Drees, die de huidige minister
president mr. J. M. L. Th. Cals
van de wensen van de bond op
de hoogte heeft gesteld.
Tot nu toe hangt het carillon
in Heiligcrlee, wuchtend op het
ogenblik, waarop het zijn vaste
plaats in Drachten, de zetel van
de bond, kan innemen.
handelingen, dat u zelf niet pre
cies weet, wat er op uw ministe
rie omgaat. Dit nemen wij u per
soonlijk natuurlijk niet kwalijk,
daar de betrekkelijk eenvoudige
materie van deze zaak dermate
ingewikkeld wordt gemaakt, dat
zelfs u en de volksvertegenwoor
diging een juiste kijk op de zaak
wordt onthouden".
Pieter de Boer noemt zich
slachtoffer van de mobilisatie
19141918. Hij werd geboren in
1895 en hoewel zijn vader boer
was stond het voor hem vast,
dat hij architect zou worden.
Midden in zijn studie in 1915.
aus twintig jaar oud, werd hij
opgeroepen om het land als
to1, aat te dienen.
Hij werd gekeurd, goedge
keurd en bij de troepen inge-
deelIk had geen bezwaar te-
Oen de dienstvertelde hij. Dui
zenden jongemensen moesten de
wapenrok dragen en ik zag niet
in, waarom ik een uilzondering
zou moeten zijn.
Een paar maanden was hij
onder de wapenen toen hij ziek
werd. Ik dacht, dat ik op de
tochtige soldatenkamer een kou
had opgelopen en meende, dat
met een paar dagen alles wel
weer bij het oude zou zijn. Dit
was echter niet het geval. En
toen begon het. Eerst ziek thuis
gebleven van verlof, terug naar
zijn onderdeel en opgenomen in
het hospitaal. Genezen ver
klaard en weer dienst doen. Kort
daarop weer ziek, opnieuw naar
het hospitaal, weer terug naar
de troep en tenslotte voor een
keuringscommissie geroepen. La
ter zou hij in een verweerschrift
schrijven:
„Men legde mij een verkla
ring voor: of ik die maar even
wilde tekenen. Een formaliteit,
dan was alles in orde. Dan kon
ik rustig naar huis gaan. Als ik
niet tekende, zou dat grote moei
lijkheden voor mij meebren
gen....Ik was, zo zei men, goedge
keurd voor lichte kazernedien
sten en moest dan in dienst blij
ven. Ik las die verklaring nauw
keurig, maar ik lekende niet.
Want in die verklaring stond te
lezen, dat ik mijn ziekte niet in
of door de militaire dienst had
opgedaan en dat het leger dus
niet aansprakelijk was voor de
gevolgen....Wanneer ik deze ver
klaring zou hebben getekend
zou ik alle rechten met één pen-
nestreek hebben verspeeld. Ik
weigerde dus....Ik schreef een
andere verklaring waarin ik liet
uitkomen dat mijn ziekte wel in
en door de dienst was ontstaan
en wel wegens slechte ligging en
kouvatten. Toen w^rd ik terugge
stuurd naar de dienst..."
Il<>u|>
Tenslotte werd hij toch afge
keurd en naar huis gezonden. Ik
was 21 jaar en zag de toestand
niet somber in. Ik dacht: ik ben
nu thuis en zal wel gauw betei
zijn. Maar mijn kwaal werd
erger. Mijn heup werd aange
tast. Zes jaren achtereen mocht
ik mijn bed niet verlaten, vijf
tien maanden daarvan heb ik
doorgebracht in het Groningse
Academisch Ziekenhuis. En toen
ik eindelijk kon opstaan was ik
voor goed invalide geworden.
Dat betekende ook, dat ik me
geen carrière als architect kon
opbouwen. Hoe zou ik met dit
been op stellingen kunnen klau
teren?
In de jaren, waarin hij bed
moest houden, werd Pieter de
Boer de Pieter de Boer, die hij
nu is. Hij gebruikte zijn tijd
goed. Hij las veel en studeerde
veel. Langzamerhand voelde hij
het verlangen in zich groeien
wat te gaan doen voor al die
soldaten, die als hij uit de mobi
lisatie jaren blijvend lichamelijk
letsel hadden overgehouden. Het
vaderland toonde zich jegens
ons en jegens de nabestaanden
van de in die jaren overleden
soldaten niet erg dankbaar. Ik
vond, dat daar iets aan moest
worden gedaan.
In 1925 richtte Pieter de Boer
de Bond van Mobilisatie-slacht
offers op. Maar die naam zinde
„Den Haag" niet. De regering
wenste, neem ik aan, niet te
erkennen, dat er mobilisatie
slachtoffers waren. De naam
moest worden veranderd. Wij ko
zen Bond van Mobilisatie-Invali
den en van hunne Nabestaan
den.
Met de bond kreeg de naam
Pieter de Boer bekendheid in
het hele land. Ik begon te adres
seren en stukken in de kranten
te schrijven. Telkens opnieuw
wees ik op het onrecht, dat men
trouwe vaderlanders, die in een
verplichte staatsdienst ziek en
invalide waren geworden, aan
hun lot overliet. Mijn toon werd
heftiger naarmate reacties uitble
ven. Ik sprong er invloedrijke
Kamerleden mee op het lijf, ik
schilderde ze telkens opnieuw
het onrecht. En iedereen, die ik
er over sprak werd stil en gaf
mij gelijk. Ja, inderdaad, hier
moest beter geholpen worden.
Er ontstond zelfs voldoende
geestdrift bij hoge militaire auto
riteiten om geld beschikbaar te
stellen voor de slachtoffers. De
bond Het Mobilisatie Kruis
werd opgericht, maar toen ik
duidelijk maakte, dat het hier
niet ging om liefdadigheid maar
om recht, werd het enthousias
me ineens minder groot.
Zorgvnldig
Pieter de Boer en de zijnen
streden hun strijd tegen, wat zij
noemen, de onzorgvuldigheid.
Als er een soldaat zegt, dat hij
in dienst blijvend lichamelijk let
sel heeft opgelopen en de keu
rende artsen vertellen, dat hij
dit letsel al had voordat hij in
dienst kwam, dan beweer ik, dat
bij de keuring niet de gewenste
zorgvuldigheid in acht is geno
men, en dat behoort te gebeu
ren.
Uit het gehele land kregen hij
en de bond betuigingen van
sympathie, maar ook verzoeken
om hulp. In de loop van de veer
tig jaren heeft Pieter de Boe'
tienduizenden dossiers aange
legd van mensen, die naar zijr
mening in aanmerking kwamer
voor financiële tegemoetkomin-
van de staat. Hij vocht voor he)
net zolang tot hij zijn doel har
bereikt. Langzamerhand kree
hij in de volksvertegenwoordi
ging medestanders. Staalmar
Smeenk, Bakker, Hazevoet, Bc
mans, drongen er bij de ministe
op aan dat er maatregelen wer
den getroffen jegens hen, die al
gevolg van de mobilisati'
19141918 tot een verminderd
arbeidsprestatie waren gekomen.
Maar met de regelingen, die in
een wet werden vastgelegd, kon
Pieter de Boer zich niet vereni
gingen. Ik begreep wel. dat we
zouden moeten doorvechten. Ik
probeerde de publieke belang
stelling voor onze zaak te win
nen door demonstratief te weige
ren belasting te betalen onder
het motto: Geen rechten, geer
plichten. Op bijeenkomsten var
autoriteiten lieten we via ge
luidsinstallaties omroepen: De
mobilisatie-slachtoffers vragen
uw aandacht en uw steun. We
gingen een proefproces voere-
tegen de Staat om recht te kri
gen. Dat proces verloren wij. De
Staat beriep zich nl. bij de Hog<
Raad ingevolge de oorlogstoe
stand op overmacht. In oorlogs
lagen had de soldaat maar t
ioen wat hem werd bevoler
.Vij verspreidden op ruimt
schaal brochures, wij bleven de
trom roeren, onophoudelijk wa
ren wij in het offensief.
Liquidatie
Met de bezetting van ons land
door de Duitsers werd de bond
en de in 1937 opgerichte stich
ting De Nederlandse Soldaat
geliquideerd, maar nauwelijks
was de dag van de bevrijding
aangebroken of Pieter de Boer
en de zijnen stonden weer op de
bres. Het leek erop, vertelde hij,
dat het voortaan anders zou
gaan. Er kwamen vooruitstreven
de politici in de regering en er
werd meer dan ooit gepleit en
gewerkt door ministers en Ka
merleden van alle richtingen.
Men wilde voor eens en altijd
een einde aan het drama maken.
Maar helaas het departement
werkte niet mee. De debatten in
de Kamer kunnen dit getui
gen.
Toen koningin Wilhclmina zou
aftreden schreef ik een Open
Brief aan de redactieraad belast
met het samenstellen van het
officiële gedenkboek. Ik betoog
de, dat het voor altijd een zwar
te bladzijde in de geschiedenis
der regering van Hare Majesteit
zou blijven, indien voor haar
aftreden geen afdoende maatre
gelen werden getroffen voor het
drama der mobilisatie-slachtof
fers. Binnen tien dagen kreeg
ik antwoord van de minister van
oorlog. Er zou een pensioenwet
worden ingediend, in opdrach*
van de Koningin.
Er waren dus ministers aar
het bewind gekomen (Drees en
Fiévez), die inzagen dat er veel
viel goed te maken, die de eisen
van onze bond redelijk noemden
en die onze minimum eisen
wensten in te willigen.
Op 30 september 1948 zei mi
nister Schokking in de Tweede
Kamer onder meer:
„Nu weet ik wel, dat wel eens
verschillend is gedacht over de
aktiviteit van de Bond voor Mo
bilisatie-slachtoffers. Ik wil daar
over in het geheel geen scherpe
woorden spreken, integendeel
want hoewel er enerzijds natuur
lijk wel eens scherpe woorden
werden gebruikt in die blaadjes
ik heb ze voor mij gehad
heb ik volledig oog voor de moei
lijkheden, die het voeren van
een dergelijke campagne, om zo
ver te komen als men thans
kwam, met zich brengt. Het
„frappez, frappez toujours" op
een trommel gaat niet zonder
dat deze geluid geeft. Wanneer
ik echter zie, dat er zulk een
centrum van aktiviteit bestaat
dat beter dan welk ander in Ne
derland ook, vertrouwd is met
de specifieke belangen en voor
iet tot gelding komen van de
slangen van de betrokkenen,
lan geloof ik, dat het gemakke-
ijk is het adres te vinden waar
nen juist die wetenschap en die
lijstand kan krijgen, die voor
•en vruchtbaar resultaat var
lergelijke administratieve proce
'ures nodig zijn".
15 oktober 1949. Of ik even op
det politiebureau kon komen
•oor het geven van inlichtingen.
Jrenlang ondervroeg men mij,
vaarbij het soms zeer heftig toe
ring. Want de rechercheur die
le leiding had, wenste mij te
dringen in de richting van een
bekentenis over onjuiste hande
lingen. En daar ik niets te beken
nen had, vlotte de zaak niet. Het
slot was, dat de rechercheur 's
middags om half vier voor de
schrijfmachine ging zitten en
een bevel tot inzekerheidsstel-
ling opmaakte. In het afschrift
dat mij ter hand werd gesteld
las ik, dat ik verdacht werd mij
op of omstreeks 1925 t/m 1949
te Drachten te hebben schuldig
gemaakt aan verduistering van
gelden.
De kranten in heel Nederland
wijdden aan zijn arrestatie grote
artikelen. Pieter de Boer treeft
ze alle bewaard. Hij kent nog
praktisch alle koppen uit het
hoofd, en die waren niet mis.
Goed leventje geleid van het kas
geld, was wel de meest sympa
thieke. Alleen één dagblad
schreef: „Met nauw verholen ge
voel van opluchting hebben de
ambtenaren van het ministerie
van oorlog kennis genomen van
het bericht, dat de officier van
justitie te Leeuwarden de in
Drachten wonende voorzitter
van de Nederlandse Bond van
Mobilisatie-Invaliden 19141918
de heer P. de Boer heeft doen
arresteren..." Pieter de Boer:
Elk commentaar is hier meer
dan overbodig.
Er vormden zich twee partij
en, pro en contra Pieter de Boer.
Uit alle delen van het land kwa
men er brieven naar Drachten,
brieven die Pieter de Boer de
zekerheid moesten geven, dat er
nog zeer velen waren die niet ir
het motief „oneerlijke praktij
ken" geloofden. Zij kregen he
gelijk aan hun kant. Ruim ach
maanden na zijn arrestatie were
Pieter de Boer door het Ge
rechtshof vrijgesproken....
Uiterlijk alsof er niets was ge
beurd, ging hij weer aan het
werk. Het deed hem goed te
ervaren, dat de bond en al de
leden achter hem stonden en
hem hun volle vertrouwen ble
ven geven. Het duidelijkst
kwam dit tot uiting in december
van het vorige jaar. De zeventig
jarige voorzitter werd onder da
verend applaus herkozen.
Pieter de Boer uit Drachten is
een lastige man. Maar vecht
voor de soldaten en hij heeft al
veel voor hen bereikt. Hij vindt
echter dat zij veel moeten berei
ken zonder dat hij ervoor hoeft
te vechten. Zijn grootste dag zou
zijn de dag, waarop hij de bond
kan opheffen, omdat er geen
taak meer is, geen opdracht te
vervullen. Eens zal het recht ze
gevieren, houdt hij zichzelf en
anderen steeds voor. Maar zo
lang het recht nog (klein) ge
weld wordt aangedaan, trekt hij
zijn vechtjas beslist niet uit
Van hem valt oolc niet anders t-
verwaohten.
(Van onze kunstredactie)
[jRGENS vier-hoog in het oude westen van Rotter
dam spelen jongemensen toneel op zolder. Het
is begonnen met Eddy Geerlings (29 jaar) en zijn
vrouw Ria, die een etage lager wonen. Beiden zijn
verknocht aan het toneel, waarop zij graag als be
roeps hadden willen staan. Al staat hij achter de
balie van een grote bankinstelling en al moet zij
nog de meeste tijd van de dag in de weer zijn voor
de twee hummeltjes-Geerlings, Het theaterideaal is
niet opgegeven.
veel zoeken, proberen,
Ze zijn de zolder pas met publiek om ons heen. Nog niet
andere ogen gaan bekijken, toen helemaal in het rond, maar dat
de amateur toneelvereniging, moet ons ook eens lukken".
waarin zij speelden, stuk liep op
passief makende gevolgen van
de welvaart. Het leek nergens
op daar onder de pannen van
het oude huis maar er zou
iets van te maken zijn, dachten
Eddie en Ria. Ze lieten het niet
bij denken, en begonnen te knut
selen.
Een houten schot, dat de zol
der in tweeën deelde, leverde
het materiaal voor een speels
plafond, in de nissen naast de
schoorsteen verschenen opge
fleurde toeschouwersbanken, de
opgeknapte dakspanten zorgden
voor een gezellige beslotenheid
en contrasterende kleuren, ver
lichting en toneelplaten maakten
er een echt-lijkende theater
werkplaats van.
Ploeteren
Drie maanden ploeteren in
avonduren vergde dit karwei.
Toen konden de Geerlingsen be
ginnen aan verwezelijking van
hun tweede plan: het stichten
van „De Nieuwe Toneelgroep".
Nog puur amateur. „Neen, geen
vereniging met een bestuur",
zegt Eddy Geerlings. „Dat geeft
maar een massa rompslomp, die
je van het eigenlijke toneelspe
len afhoudt".
„De Nieuwe Toneelgroep"
werd een werkgemeenschap van
mthousiastelingen die en wel-
ce vereniging kan daar op bo
ten? een eigen honk, noem
iet studio, bezitten waar ze,
vanneer zij dat maar willen, bij
ilkaar kunnen komen. Om over
oneel te praten, er op te broe
den en om de kunst van het
spelen onder de knie te krij
gen.
Een jaar geleden kwam de
troupe van de grond, met Eddy
Geerlings als leider. Hij had als
amateur-speler de meeste erva
ring en bovendien volgde hij al
een jaar de regiecursus van de
Ned. Amateur Toneel Unie. Na
tuurlijk bleef ook het zolderto
neel niet zonder kinderziektes:
te vlug verflauwde animo bij de
een, de meer aandacht opeisende
verloofde van een ander, enz.
Volgende zorg was het vinden
van geschikte stukken. Geschikt
voor wat betreft de bezettings
mogelijkheden (de groep telt
nog maar negen leden en zoekt
versterking van enige oudere
spelers), maar ook geschikt op
het punt van de verlangens die
Eddy Geerlings koestert.
Hij formuleert bijna fel: „Wij
willen niet in het traditionele
lastjestheater en niet meer tus
sen de bordkartonnen en lubbe-
lende jutedécors van het ama-
'eurtoneel. Wij willen spelen in
■?t licht en met dat licht en met
pen en tussen het publiek zon
der kastjestoneel.
Eerst gaat „Oor om Oor", de
uiteindelijk pijnlijke ontmoeting
tussen een introverte, wat onhan
dige en met muziek dwepende
jongeman en de charmante Do-
reen. De derde in het spel is
Ted. Met een door hem verzorgd
etentje probeert hij die twee bij
elkaar te brengen, maar het re
sultaat is averechts. Ieder van
de drie ontdekt, niet bij de ande
ren te passen.
„Oog om Oog" geeft een reeks
snedige huwelijkslessen, met ver
rassingen en met spanning gedo
ceerd door een dectective. De ka
rakters in beide éénacters zijn
kostelijke kluiven voor psycholo
gisch dieper spittende amateurs,
die een andere aanpak willen en
frkenning
Dat was de ruiterlijke erken
ing van minister Schokking
oen eindelijk, eindelijk na bijnj
dertig jaren de eerste redelijke
rechtsbedeling aan de mobilisa-
tie-slaohtoffers 19141918 in hei
parlement ter sprake kwam!
Eindelijk, dacht ik, een minister,
die zijn departement in de hand
heeft. En zo gunstig leken nu de
vooruitzichten, dat in ons maand
blad van november 1948 een
enthousiast artikel verscheen
onder de titel: Na 29 jaren van
strijd de overwinning, en gereha
biliteerd
afwijzen en opnieuw beginnen,
is de keus voor het eerste open
bare optreden gevallen op „The
private ear" (Oor om Oor) en
„The public èye" (Oog om Oog).
Het zijn twee éénacters van de
in 1926 te Liverpool geboren Pe
ter Shaffer, in de vertaling van
Alfred Pleiter hier bekend ge
worden onder de titel „Horen en
Zien".
„Hebben jullie je, meer dan
gebruikelijk, verdiept in het ka
rakter van de te spelen persona
ges?" „Nou, en of", zegt Geer
lings. „Daar zijn we ik weet niet
hoelang mee bezig geweest. Wij
willen er immers van af, het to
neelspelen te zien als een ver
kleedpartij, zo van: 'Laat mij
die zeeman zijn; jofel.... petje
op, een ringbaardje en dan
ahoy!' Wij broeden er op, wie
van ons in eigen karaktergesteld
heid het dichst bij een uit te
beelden figuur staat. Hij of zij
mag die toneelfiguur niet naboot
sen, maar moet die persoon van
linnen uit zijn".
Zich bewust van de beperkin
gen die aan een jonge toneel
groep kleven, voegt hij er aan
oe: Natuurlijk bereiken we niet
riet ideale in onze vertolkingen,
maar we ploeteren er wel in-
ens op".
In Piccolo
Hoe ver de N.T-spelers zijn
evorderd in het zichtbaar en
oelbaar kunnen maken van wat
Ie mensen in het stuk beweegt,
nogen zij zaterdag 26 maart de-
nonstreren in het prille Picco
lo-theater naast de Rotterdamse
Schouwburg. Het kan daar, zo
als ze verlangen: onder de lam-
Gevraagd naar verdere idea
len, antwoordt Geerlings: „Aan
de artistieke puzzels hebben we
voorlopig genoeg. Ik kan wél
zeggen wat we niet willen: geen
absurd toneel en niet van dat
zinloos-zwarte".
Na zo'n van toneelliefde vibre
rende repetitie-op-zolder te heb
ben meegemaakt, hadden we het
gevoel, dat het echtpaar Geerlings
leeft met de wellicht vaak her
haalde vraag: krijgen we de
kans, van onze hobby ons be
roep te maken?
Bij de folo's
Boven: Eddy Geerlings, lei
der van „Dc Nieuwe Toneel
groep", in zijn zolderstudio
tijdens de repetitie van „Oog
om oog". Op de achtergrond
Clementine Oostdijck („Zou
wel naar beroepstoneel wil
len") en Hille Klomp, die in
deze éénacter het echtpaar
spelen.
Midden: Eenmaal goed ge
concentreerd op hun rol hiel
pen Johanna Woudstra (als
Doreen) en Jan Klop de foto
graaf aan deze plaat, die toch
wel iets vastlegt van wat er
in „Oor om oor" naar buiten
moet komen.
Onder: 't Was even wennen
aan die rondspringende foto
graaf, maar daarna raakte Ed.
v. d. Velde helemaal „in".