DE ERFENIS ZANGERES ZONDER NAAM ZATERDAG 19 FEBRUARI 19M ..Eindelijk is er een vrouw opgestaan uit het volk.... Mikpunt van spot Als ster bejubeld Financieel op rozen (Van een onzer verslaggevers) STRAMPROIJ Collega's hebben haar verguisd, belachelijk gemaakt, beledigd en tegengewerkt. Naïef als zij was, werd zij keer op keer mikpunt van misselijke grappen. Het is gebeurd, dat halverwege haar optreden het doek plotseling omlaag ging: zij kreeg het meeste applaus en dat konden haar collega's niet ver kroppen. Voor een fooitje deed de toneelmeester precies wat ze ivilden: doek neer! In haar riante bungalow aan de rand van het Noordlimbnrgse gehucht Stramproij stort de Zan geres zonder Naam haar hart uit. Net als op haar grammofoon platen, vol overgave, sentimen teel soms, maar steeds met say- ante bijzonderheden. Ze zit op de punt van een fauteuil in de woonkamer, die burgerlijk is ngericht en vol met prullaria staat. Mevrouw Mary Ser- is-Bey is een eenvoudige, ietwat verlegen vrouw, een ge voelsmens. Ze flapt eruit wat haar voor de mond komt en be seft dan pas wat zij zegt. Haar man zit op de bank, een tengere, droefgeestige figuur, sinds acht maanden „volledig in dienst" als de particuliere chauffeur van de Zangeres zonder Naam. Het lijkt alsof hij meer gebukt gaat onder de roddelpraatjes, die er over zijn vrouw worden rondge strooid dan zijzelf. Achterdoch tig volgt hij het gesprek en hij wordt bijna boos over de vraag of zij zangles heeft gehad. „Waf zangles? Mary kan zingen. Zij heeft geen les nodig!" Met twee miljoen platen is Ma ry Bey de bestverkochte zange res van ons land. „Ik heb in negen jaar ongeveer zestig plaat jes gemaakt en bijna allemaal werden ze 'n succes. Het pu bliek, eenvoudige mensen, be jaarden en zieken, vinden me ge weldig. Stapels brieven krijg ik van hen. Ze zijn blij, dat er nu eindelijk 's een vrouw is opge staan uit het volk, die met haar levensliedjes (smartlappen vind ik 'n scheldwoord) zingt over de verschoppelingen van onze har de. zakelijke maatschappij. De mensen voelen aan, dat ik hen begrijp. In hun brieven vertrou wen ze mij hun diepste gehei men, hun ellende toe en vragen ze me om raad. En als ik ergens in een zaal optreed, komen ze naar me toe, pakken ze me vast en dan stamelen ze: Dat ik uw hand mag vasthouden, dat is het mooiste ogenblik uit m'n leven. Als ik dat hoor, schieten de tra nen me wel eens in de ogen en dan ben ik dolblij, dat ik voor die mensen mag zingen..." „Elke keer dat ik het podium opmoet, ben ik doodzenuwach tig, maar als ik dan de ontroe ring op die gezichten zie, vind ik weer de kracht om te zingen. Ik zing met m'n hele hart, dat is echt waar. 'n Liedje waar ik niets in zie, dat niet voor mij leeft, zing ik niet. Ik geloof in wat ik zing, woord voor woord. Er zijn 'n heleboel mensen, die dat niet willen geloven en sar castisch zeggen: ze heeft met die smartlappen toch maar 'n bun galow verdiend. Maar, zeg nu zelf, dat heeft er toch niets mee te maken? Als meisje al moest ik huilen, als ik 'n dramatisch lied hoorde. En dat doe ik nog vaak. Ik weet wat pijn en ver driet betekenen, want ik heb al zoveel in m'n leven meege- aan het feit. dat ik met beide be nen op de grond ben blijven staan en dat ik begrip heb voor andere mensen. En natuurlijk omdat ik gewone, eerlijke liedjes zing. Dat vinden de mensen prachtig. Neem één van m'n laatste plaatjes, Het broekie van Jantje, waarin ik over die billetjes zing. Dat pakt de men sen aan. Ze komen in de winkel en ze kennen de titel van de plaat niet. Ze willen de plaat hebben van die billetjes, die uit dat broe kie komen...." Mary Bey zingt al van haar zes tiende jaar af. Na haar trouwen ging zij in Maastricht wonen (zij werd geboren in Leiden, maar mag van haar grammofoonplaten maatschappij niet vertellen wan neer!), en zij bleef zingen. Zij werd Limburgs meest eevraagde zangeres en had een veelzijdig re pertoire. Voor één avond kreeg zij drie tientjes en dat vond ze 'n mooie bijverdienste. Ze h?d zelfs nog nooit aan 'n plaatje gedacht, toen Johnny Hoes, toen nog produ cer bij Phonogram, haar ontdekte. Hij bezorgde haar een contract en zei. dat ze zich voortaan Zangeres zonder Naam moet noemen. Ze be grijpt nu nog niet Afgunst Haar populariteit steeg met het aantal platen, dat er van haar werd uitgebracht. Gelijke tred hield ook de afgunst van de collega's met wie zij in contact kwam. „In het begin keek ik hoog tegen hen op en deed ik m'n best tegen iedereen aardig te zijn. Tot ik ontdekte, dat ze me als een achterlijke vrouw be handelden, die ze naar hartelust belachelijk konden maken. Toen maakte m'n bewondering gauw plaats voor minachting. En nu wil ik zelfs m'n voeten niet meer aan hen afvegen. Ik wil best weten, dat ik er eerst veel verdriet van heb gehad. Maar daar ben ik nu gelukkig over heen. Ik trek me aan m'n pu bliek op (haar man: dat is Jan met de pet) en dat geeft me de moed verder te gaan". Ze trekt nu alle registers open: „Ze zijn jaloers op m'n platensuc- cessen. Mijn platen worden bij dui zenden verkocht, maar die van hen halen nog niet de vijfhonderd. En daarom hebben ze me dwarsge zeten. Als het publiek eens wist wat ze me hebben aangedaan (kor te pauze)... Ik zal geen namen noe men. Als ik dat wel deed, zou er helemaal geen plaat meer van hen worden verkocht. En dat wil ik hen nog niet aandoen!" Ze noemt toch namen: Willy Alberti dat is 'n schoft. Wat hij heeft uitgespookt (ze vertelt wat; het is niet ge schikt voor de krant). Als ik hem en z*n dochter voor de televisie zie. kan ik wel 'n schoen tegen de buis smijten". Geen kansen Voor Phonogram heeft ze ook geen goed woord. Anderen kre gen kansen voor de televisie te komen. Ik niet. Ik was alleen goed voor de platensuccessen. Tonnen hebben ze aan mij ver diend; ik kreeg de kruimeltjes. Nog acht gouden platen en èèn platina plaat heb ik tegoed. Maar ik krijg ze niet. Ze geven ze liever aan Anneke Grönloh en Willeke Alberti, ook al zijn er van hen maar vijftig-in- plaats van honderdduizend pla ten verkocht... Ik heb wel 's recht op de man af gevraagd: Schamen jullie je voor mij? Omdat ik mank loop of omdat ik niet bloot genoeg ben gekleed of omdat m'n man altijd bij me is? Toen ik wegging, ja, toen kon ineens alles. Ze kwamen met een envelop vol geld aandra gen, ze hadden 'n baan voor m'n man als particulier chauffeur en we mochten in 'n bungalow aan de rand van Amsterdam gaan wonen. Maar we hebben ons niet laten lijmen". Haar man knikt vastberaden van nee. Voordat ze naar Telstar (de grammofoonplatenmaatschappij van Johnny Hoes) overstapte, moest ze anderhalf jaar „droog lig gen", zoals dat in vaktermen heet. Duidelijker: gedurende die tijd mocht zij geen platen maken. Het schaadde haar populariteit niet, want na de „droge" periode, begon het platen te regenen: in één jaar 'n kwart miljoen. De Zangeres zon der Naam werd in één klap het kasstuk van Telstar en Johnny Hoes had daar graag een platina plaat voor over! Dupe Haar man, die al die tijd als een body-guard heeft zitten meeluiste ren, gaat wat te drinken halen. „Hij is de dupe van m'n populari teit. Omdat ik moeilijk loop. gaat hij altijd met mij mee. Ik heb veel steun aan hem. Hij draagt de kof fer en zorgt ervoor, dat ik door 'n achterdeurtje naar de kleedkamer kan. Als ik optreed, staat hij achter het toneel.... Nee, hij' heeft geen baan meer. Hij moest voor mij zoveel vrij hebben, dat hij geen baas meer kon vinden..." „In december is hij weer aan de slag gegaan. Als kastelein. In Ge leen hebben we een groot ho- tel-café-restaurant overgenomen. Ik ben hard voor de vakdiploma's aan het leren, want ik ga in de keuken de baas spelen. Ik ben dol op koken. En in de weekeinden zing ik in het restaurant. In de omgeving van Geleen ben ik ernorm geliefd. Toen ik er eens optrad, hebben ze drie keer de deur op slot moeten doen. Het was er zo druk, dat de obers geen voet meer konden verzetten". windeieren gelegd. Dat geven z® bij Telstar grif toe. Maar Mary Servaes wordt heel voorzichtig, als daarop wordt gezinspeeld. Wil ze dat niet weten voor „haar publiek"? Bij het afscheid vraagt ze: „Schrijf niet teveel over die bungalow. Die is toch helemaal niet luxueus of kapi- )E ERFENIS", roman van Iljits Kobinski. Met een schok was Erko's blik op deze titel, tussen duizend anderen in de boekenetalage, gestoten en eerst na enige ogenblikken las hij de sierlijk gedruk te toelichting en de verwijzing naar Kobinski's verza melde werken die tot de wereldliteratuur zouden behoren. Zijn blik keerde terug naar de nieuwste roman De titel „Erfenis" intrigeerde hem. Hoewel hij onmiddel lijk had besloten het boek te kopen kwam er toch geen beweging in hem. Gefascineerd bleef hij voor de brede spiegelruit van de boekhandel staan Iljits, de naam van zijn tweelingbroeder en alle herin neringen die aan die naam verbonden waren spron gen in zijn denken omhoog als een fontein die zich plotseling een weg gebaand had door een harde I grond. Het was hem of de ruit veranderde in een filmdoek waarop zijn geboorteland, het land van de duizend meren geprojecteerd werd. In de hoog Noordelijke regionen lag het houten ouderlijke huis aan de rand van het meer, daarachter het decor van hoogopgaande donkere bossen. Hij hoorde weer het huilen van de zagen uit het bos, ve le kilometers noordelijker. Het sneed hem in de oren als het huilen van een dier in doodsnood waarvoor geen redding meer mogelijk was. Hij had het bij zichzelf leren onderkennen als de stem van zijn eenzaamheid, een gevoel waartegen hij niet op kon, dat hem sloopte en hem nukkig en weerbarstig maak te, zonder dat iemand daar iets van vermoedde. Nu, bijna twintig jaar geleden, was hij weggegaan en trok hij de wereld door als een vluchteling en was altijd een eenzaam mens gebleven. Hij had met veel strijd en moeiten een zelfstandig bestaan opgebouwd, I had gevaren, eigen bedrijven gehad in Zuid Amerika en Afrika, had in de citrus- en koffiecultuur gezeten j en het was hem eigenlijk altijd voor de wind gegaan. Hij mocht zich een welgesteld man noemen, doch steeds zocht hij een nieuwe horizont, eindeloos, ruste loos. Weerbarstig onder het drukkende gevoel dat hij de weg van de minste weerstand had gekozen tegen over zijn broer, meester op de zagerij, in het huis en altijd de sterkste. Zo stond hij nu voor een boekhan del in Rome om daar weer de naam die hij was gaan haten te ontmoeten. I Hij voelde dat het woord „erfenis" de dam, die hij had opgeworpen in zijn denken aan het verleden, ging breken. Hij keerde zich van de etalage en keek naar het zon beschenen plein. In diepste wezen was het de haat geweest die hem had verjaagd en die I haat cirkelde om die twee woorden „Iljits" en „Erfe nis." I Hij stak met driftige passen het plein over, liep I zonder doel de straten door om zijn gevoelens de i baas te worden, maar het wilde niet lukken. Iljits, de innemende, goed gemanierde, uiterlijk zachtaardige kerel, doch in wezen de harde, meedogenloze en ego ïstische figuur die elk spel in zijn voordeel wist te beslissen. Erko kende zijn spitsvondige redeneringen waartegen hij het altijd moest afleggen. Heel zijn persoonlijkheid was omgeven door een aureool van roem. De grote Finse schrijver wiens boeken in vele talen vertaald op de wereldmarkt verschenen. Over Erko viel slechts de schaduw van diens grote twee- i lingbroeder. Alleen Iljits was vaders trots, de intelli gente zoon. die zijn levenswerk, de tot grote bloei ge- brachte zagerij en houthandel verder zou uitbouwen, i Moeder's lieveling omdat hij altijd zo teder om haar bewogen was tot haar dood. Toen vader stierf erfde hij de zagerij en de enige testamentaire opdracht was, dat hij Erko een jaargeld uit het bedrijf moest betalen alleen maar om het evenwicht tussen de broeders te bewaren. Doch Iljits had hem geraffi neerd weten te bewegen het geld niet op te nemen om het bedrijf uit te breiden en hij had hem ver- blind met grote toekomstbeloften. Doch die waren nooit verwezenlijkt. Iljits erfde het huizenbezit in het dorp. want nie mand kon dat beter beheren dan hij. Iljits erfde het grote ouderlijke huisIljits nam ten laatste ook zijn schone Ladofska waarop Erko zo hartstochtelijk verliefd was geweest. Zij, ja zelfs zij was bezweken voor zijn fluwelen stem en charmeen misschien ook voor zijn bezittingen. Toen was het voor Erko tijd geworden om heen te gaan, want hij voelde hoe de vlam van de haat in zijn binnenste hem begon te verteren. Zonder afscheid en met een hart vol bitterheid had hij op een nacht het huis verlaten. Erko de rebel, Erko de zwerver, de harde en stugge kerel, de man van wei nig woorden, wiens plannen en ideeën noch door zijn vader, noch door zijn broer als waardevol werden erkend of zelfs maar aangehoord of bekeken, deze man was als een eenzame de wereld in getrokken en had bewezen een kerel te zijn en diep in zijn hart leefde de wrok tegen Iljits en zijn Ladofska in wier i ogen hij toch het antwoord op zijn liefde voor haar j had gelezen. Hoe was dit ooit mogelijk geworden? Plotseling bleef Erko staan alsof hij in twijfel ver keerde welke richting hij zou gaan. Dan keerde hij zich en liep terug door de bloedhete stad naar de boekhandel en kocht Iljits toek. "V7ELE uren later schoot hij in een vliegtuig langs V de nachtdonkere hemel naar het Noorden. Een vreemde opwinding had zich van hem meester ge maakt ondanks zijn innerlijke tegenstand. De slaap bleef hem ver en met korte tussenpozen las hij in De erfenis", een verhaal waarin hij zich verkocht voelde aan de publiciteit. De omslag vermeldde dat het een sterk auto-biografisch werk was. Inderdaad Iljits liet hem in details weer de jaren op het houten huis en de zagerij beleven doch tegelijk proefde hij met welk een listigheid de feiten in een vals licht waren gesteld waardoor de hoofdfiguur er gerecht vaardigd en eervol uit te voorschijn kwam. Erko was duidelijk de man dié gevangen was in zichzelf, ingekeerd en gesloten, niet in staat een vrouw de liefde te geven die zij nodig had. De man die het slachtoffer werd van zijn eigen karakter, doch het anderen verweet. Erko voelde het protest in zich groeien, doch hij wist tegelijk dat Iljits hem kleineren zou. Hij hoorde hem al zeggen: ,,Och, Erko, wat weet jij nou van schrijven. Een schrijver schept zich een eigen wereld, een eigen realiteit. Dat is een andere dan die van jou." ,,Ja" zou Erko hem zeggen, ,,Een realiteit waarin- jij zelf domineert als de edele mens, die het toch zö goed bedoelt, kom.... ik heb je door". Het was een man vol verbittering en haat die uit het vliegtuig stapte, die de gevolgen daarvan niet meer kon overzien en het ook niet wilde. Hij werd door een onzichtbare macht gedreven naar het object van zijn wraak, dat hij wilde overheersen en vernieti gen.... Iljits, die hem alles ontnam, zelfs zijn eigen persoonlijkheid.... "TEN dikke sneeuwvacht lag over het Finse land- ■Ej schap. Het werd nauwelijks dag en de weg voer de Erko steeds dieper in de eenzaamheid. De wagen die hem tot ver in het Noorden had gebracht, liet verstek gaan in de strijd tegen de steeds dichter vallende sneeuw en keerde naar Ivalo, het laatste stadje dicht bij het meer terug. Een straffe Noordoos ter beet door Erko's schapevacht terwijl hij de laat ste kilometers naar het huis liep. Hij kende het landschap van zijn jeugd nog door en door en op deze tocht had hij zich in Ivalo terdege voorbereid. Een stevige stok en een goede lantaren waren zijn enige bagage. De rest had hij opzettelijk in Ivalo achtergelaten, want hij was er voor zichzelf zeker van, dat de komende ontmoeting hem een lang ver blijf in het hoge Noorden onmogelijk zou maken, misschien zou het zelfs een vlucht zijn. Wat hem daartoe zou nopen weigerde hij zich te realiseren. De tocht werd zwaarder dan hij had verwacht. Een dichte sneeuwjacht verblindde zijn ogen. De sneeuw pakte in zijn zware wenkbrauwen en de volle baard. De vacht werd zwaar en de bovenlaag bevroor tot scherpe pegels. Doch Erko zette door.... totdat hij eindelijk aan de rand van het meer gekomen een klein licht ontdekte. Het prikte door het slechte zicht heen en hij berekende, dat het huis nu dicht bij moest zijn anders zou het door de sneeuwval niet zichtbaar zijn geworden. Een hevige beklemming legde zich als een wurgen de hand om zijn keel nu hij het huis naderde. Nu en dan moest hij daardoor blijven staan. Hij realiseerde ;zich het weerzien met Ladofska en hoe dichter hij bij het huis kwam, hoe meer ook de gedachten aan die ontmoeting 'hem aangreep. Ladofska, zijn Ladofska, zijn gestolen Ladofska. Zou ze hem willen ontmoe ten? piNDELIJK HET HUIS. De grond er voor was -Cj nu afgesloten door een hoog sierhek tussen twee hoge stenen zuilen. Het pad van het hek naar het huis was aan weerskanten beschermd door een rij hoge sparren. Aan de gevel brandde een lantaarn. Het hek stond los en Erko liep op de grote eiken deur met de koperen klopper toe. De vrouw die hem opendeed herkende hij niet. Tegen het licht achter haar was zij een zwarte gestalte. Hoofd en schouders gingen schuil onder een donkere omslagdoek. „Iljits", zei ze met een toon van verbazing. „Al leen? wat zit je onder de sneeuw, wat is er gebeurd?" „U vergist zich.ik ben Iljits niet maar Erko zijn broer. Wordt er op Iljits gewacht?" De norsheid in zijn stem deed de vrouw wat ver schrikt terugwijken. „Erko?.. Erko?" herhaalde ze nietbegrijpend. „Waarom..." Erko stapte resoluut naar binnen en sloot de deur achter zich. „Waar is Ladofska?" vroeg hij. De vrouw wierp haar hoofddoek af en nu ontdekte hij het wonderlijke gave en open gezicht onder het zilverwitte haarLadofska's moeder?" De vrouw knikte en nam werktuigelijk de kleren van Erko aan zonder dat zij de blik van hem afhield. „Waarom ben je teruggekomen...juist nu Erko?" „Vraag dat niet. Ik heb er geen antwoord op. Ik moest." „Ladofska verwacht een baby, maar het gaat niet goed. Iljits is met de wagen naar Ivalo om de dokter halen, maar hij is al uren weg. Ik dacht dat hij het was toen je klopte." Erko bleef staan alsof hij zich bezinnen moest. „Naar Ivalo? Daar kom ik juist vandaan, maar ik ben geen wagen tegengekomen." De vrouw stond handenwringend voor hem. „Laat het niet merken" zei ze gejaagd. „Het is beter dat Ladofska daar niets van te horen komt. Ga niet naar haar toe, want dit zou misschien juist te veel voor haar zijn." Erko drukte de deur naar de gang open en bleef weer staan, getroffen door een pijnkreet die ergens van boven kwam. „Doe het niet Erko, ga niet." Er lag iets smekends in haar stem. Daarom keerde hij zich naar de vrouw. „Ga naar haar toe en laat de kamerdeur achter je open staan. Wees niet bang. Ik zal me niet aan haar vertonen, maar misschien kan ik iets van haar zien. Dat wil ik...!" Dit laatste klonk als een hard bevel. „Ga nu...ik wacht." De vrouw legde Erko's kleren uit de hand en ging zwijgend het schemerdonkere huis in en de trap op. Erko kende elke trede en hij ging geluidloos achter haar aan. Toen de vrouw de bovenloop bereikt klonk het geschrei even heel luid en een lichtflits gleed over de trap. Een jonge vrouw kwam de moe der tegemoet en Erko hoorde haar zeggen: „Er moet nu gauw een dokter komen. Ik durf het niet langer alleen aan of we zullen het er samen op moeten wagen... Oh. is meneer daar...en de dokter?" De oude vrouw maakte een afwerend gebaar. „Stil" zei ze. „Stil, het is de broer van Iljits. Laat Ladofska het niet horen. Bijna fluisterend voegde zij er aan toe: „Hij is net van Ivalo gekomen maar heeft niemand op de weg ontmoet." „Hemel", zei de jonge vrouw zichtbaar geschrokken. „Wat zou er zijn? Wat nu? Er moet een dokter komen. Het moet.ik vrees..." Dit laatste verstond Erko niet meer. Hij liep achter de vrouwen aan en de moeder deed wat hij gevraagd had, zij liet de deur half open staan. Het hoge hoofdeinde van het ledikant stond naar de deur gekeerd. Hij kon Ladofska's gezicht niet zien. Hij drukte daarom voorzichtig de deur verder open en ontdekte toen iels van haar gelaat in een iet wat schuinvoorover han gende spiegel aan een zij wand. Hij zag twee don kere volle haarvlechten op haar borst die snel op en neer ging, maar haar ge zicht wat te ver achterover in het kussen gedrukt om het goed te zien. Haar kreten trokken als een pijn door zijn lichaam. Hoe graag was hij naar binnengegaanmaar er was gevaar, doodsgevaar. Een dokter! Een dokter! "TIEN minuten later was Erko reeds op weg naar Ivalo op ski's die hij in de schuur gevonden had. Een lantaren bengelde aan een borstriem, doch gaf weinig licht op de weg die verloren ging in een ondoordringbare duisternis. Het sneeuwen was opge houden, maar had elk spoor dat helpen kon toege dekt. Doch Erko spoedde zich voort. Zijn jarenlange ervaring op de ski's, dc kennis van het landschap en de weg hielpen hem. Af en toe bleef hij staan en riep Iljits naam, luisterde aandachtig naar de tastbare stilte en ging weer verder. Het duurde tot vlak onder Ivalo, waar de weg begon te dalen dat Erko in de verte lichten ontdekte. Hij stortte zich naar voren en toen hij dichterbij kwam zag hij het bewegen van donkere figuren tegen de sneeuw die rose oplichtte in het schijnsel van vier fakkels. Er stond een auto met volle lichten dwars op de weg en daarnaast een slede met. twee paarden er voor. Een man stond in de berm van de weg en Erko schoot op hem af. „Wat is hier gebeurd?" vroeg hij. De man had kennelijk moeite zijn blik van het graafwerk op de vrager te richten. „Er is een auto van de weg gereden en ik vrees..." Opeens zweeg de man en kwam voor Erko staan en hield plotseling een zaklantaarn vlak voor zijn gezicht. Toen riep hij uit: Kobinski, kerel, wat ben ik blij, ik dacht dat je onder de wagen lag. Ik was op weg naar je huis, je begrijpt. „Ik ben Iljits niet maar zijn tweelingbroeder, Erko. U wist zeker niet dat hij een broer had?" „Nee, maar ik ben getroffen door de gelijkenis." „Doden?" Op dat ogenblik klom juist een van de mannen tegen de brokkelige talud omhoog en zei: „Er zit geen leven meer in, dokter. Hij ligt half onder de wagen." De dokter gaf geen antwoord en met een sprong was hij in de kuil waarin een gekantelde wa gen lag. Erko zag hem knielen en zich onder de auto wringen. Iedereen stond in stil gespannen afwach ting. Toen de dokter zich terugwrong zei hij: „Ja hier valt weinig meer te helpen mannen. Snel een paar balken onder de wagen en dan lichten, dan kun nen we eerst de man er onder uit halen. Een kwartier later hief Erko zijn lantaren boven het verminkte gelaat van zijn broeder-evenbeeld en keek iange tijd zwijgend toe. Vreemd, een diep mede lijden steeg op in zijn hart. alle bittere woorden die zijn haatgevoelens hem hadden ingegeven waren op eenmaal verdoofd. Elke zin was aan zijn terugtocht ontnomen. Hij wist het plotseling zeker, dit had hij niet gewild. Hij zou hem niet gedood hebben..." „Iljits", zei hij. „Iljits", meer niet. TWEE i Ho Hf DOOR HERM. STEGGERDA later arriveerde hij met de mannen en de dode op het houten huis. De dokter was reeds onmiddellijk doorgegaan. In de gang ontmoette hij de oude vrouw met roodbeschreide ogen. De dokter had haar kennelijk ingelicht veronderstelde hij. Hij liep haar zwijgend voorbij naar de trap, maar juist toen hij naar boven wilde gaan kwam de dokter hem tegemoet. „En?", vroeg Erko. „Vreugde en droefheid tegelijk meneer Kobinski. Zo gaat het in het leven hand aan hand. Een gezonde tweeling... twee zoons... dat had Iljits nog moeten mee maken." „De mpeder?" „Wat zwakjes op het ogenblik, maar ze is sterk en gezond." De dokter stak aarzelend zijn hand uit ,,'t Is onbegrijpelijk allemaal, maar ik moet u nu felicite ren en condoleren. De tegenstelling is wel groot. Maar waar het ene leven eindigt, begint het nieuwe alweer. De dokter bleef nog even peinzend staan. Toen zei hij. „Iljits was een groot man. De eersteling van de twee zal zijn naam dragen. Een bijzondere erfenis, niet?" „En de andere? Hoe heet de andere?" vroeg Erko. De dokter ontging de spanning in deze vraag niet. „Hecht u veel waarde aan de naam? Het lijkt me zo. Wel, ik hoorde dat hij de naam van zijn groovader zal krijgen, de oude Bennowitz." „Dank u dokter. Ik weet genoeg." Erko ging niet naar boven. Een ontmoeting met Ladofska zou geen zin nebben. Hij liep de dokter voor naar de hal en na een kort afscheid sloot hij de deur achter hem. Daar op liep hij naar de keuken in het achterhuis en vond daar de oude vrouw achter de ronde tafel, de ellebo gen gesteund op de tafelrand, het gelaat in de han den verborgen. Hij ging tegenover haar zitten en vroeg: „Weet Ladofska dat ik hier ben?" Erko zag haar aarzelen toen ze zei: „Toen alles achter de rug was...ja." „En?" vroeg hij dwingend. „Je moet het begrijpen Erko. Het is teveel... wie kan dat verwerken", en tegelijk liet zij haar nauw bedwongen tranen de vrije loop. Maar Erko ging onbarmhartig door. „Wie heeft de namen bedacht." „Die vraag lijkt me nogal overbodig. Dat zullen de ouders wel beslist hebben....althans voor Iljits. We wisten toen nog niet van de tweeling. „Die heeft Ladofska dus gegeven". „Vind je dat vreemd Erko? Ze wisten niet of je dood of levend was. Bijna twintig jaar geleden ben je hier zonder taal of teken weggegaan....wat wil je?" „Is het vreemd dat ik ben weggegaan? Ladofska ontrouw heeft me diep gekrenkt Heeft ze er ooit met u over gesproken?" De vrouw hoorde hoe zijn stem beefde en na enig stilzwijgen zei ze: „Ik wil eerlijk zijn Erkonee nooit. Ik heb er geloof ik meer weet van gehad dan zij, maar zij weigerde elke bemoeienis. Wat moest ik doen?" Ze maakte met haar handen een gebaar van machteloosheid. Erko stond op. Zijn adem ging hoorbaar moeilijk. Toen zei hij: „Laat ze gelukkig worden met haar nieuwe Iljits en Beno. Voor mij is hier geen plaats. Die is er trouwens nooit geweest. Ik hoop alleen dat Beno gespaard wordt voor een lot als het mijne. Als zijn broer een echte Iljits wordt dan rest hem de kilheid van de schaduw en minachting. Zeg tegen Ladofska dat ik dit gezegd heb. Ik kom over een paar jaar terug en wil zien of ik een profetie heb gesproken, maar dan zal ik ook Beno's beschermer worden en niet meer weg gaan". „Dus je gaat weg", vroeg de vrouw. „Hoe kun je onder deze omstandigheden". „Wat noodzakelijk is zal ik hier doen...maar daarna ga ik. Ik dank God dat Hij me bewaard heeft voor een misdaad. Ik weet niet waarom ik je dat zeg...." „Erko!" De moeder schoot overeind en Erko las de grote schrik in haar ogen. „Je haat je eigen broer tot in de dood en Ladofska". „Ja. ik haatte, maar nu niet meer. zelfs Ladofska niet maar wat ik hoopte zal nooit gebeuren, dat we de kloof tussen ons zouden kunnen overbruggen. Daar is het nu te laat voor. De brug wordt niet van twee kanten gebouwd. U weet te goed wat hier in dit huis allemaal gebeurd is... Nee, dat nooit meer. Laten we er met verder over spreken". De vrouw huilde. „U huilt, maar het zijn geen tranen voor mij. Zij zullen wel voor de dode en Ladofska zijn. Er heeft nog nooit iemand om mij gehuild. „Je zult toch op de notaris moeten wachten voor je gaat". „Vindt u dat belangrijk? Ik niet. Ik wil nergens deel aan hebben". Hier ging Erko met een vaste stap de kamer uit. |~\AGEN LATER verliet hij het hoge houten huis en op weg naar Ivalo hoorde hij ver uit het bos het gillen van de zagen wegsterven als van een dier m doodsnood dat niet meer te redden was. Niemand heeft ooit gezien dat Erko de tranen in de oaard lekten en gehoord hoe bewogen hij de naam Ladofska uitsprak.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 17