DE ERFENIS
ZANGERES
ZONDER NAAM
ZATERDAG 19 FEBRUARI 19M
..Eindelijk is er een vrouw
opgestaan uit het volk....
Mikpunt van spot
Als ster bejubeld
Financieel op rozen
(Van een onzer verslaggevers)
STRAMPROIJ Collega's hebben haar verguisd, belachelijk
gemaakt, beledigd en tegengewerkt. Naïef als zij was, werd zij
keer op keer mikpunt van misselijke grappen. Het is gebeurd, dat
halverwege haar optreden het doek plotseling omlaag ging: zij
kreeg het meeste applaus en dat konden haar collega's niet ver
kroppen. Voor een fooitje deed de toneelmeester precies wat ze
ivilden: doek neer!
In haar riante bungalow aan
de rand van het Noordlimbnrgse
gehucht Stramproij stort de Zan
geres zonder Naam haar hart
uit. Net als op haar grammofoon
platen, vol overgave, sentimen
teel soms, maar steeds met say-
ante bijzonderheden. Ze zit op
de punt van een fauteuil in de
woonkamer, die burgerlijk is
ngericht en vol met prullaria
staat. Mevrouw Mary Ser-
is-Bey is een eenvoudige,
ietwat verlegen vrouw, een ge
voelsmens. Ze flapt eruit wat
haar voor de mond komt en be
seft dan pas wat zij zegt. Haar
man zit op de bank, een tengere,
droefgeestige figuur, sinds acht
maanden „volledig in dienst" als
de particuliere chauffeur van de
Zangeres zonder Naam. Het lijkt
alsof hij meer gebukt gaat onder
de roddelpraatjes, die er over
zijn vrouw worden rondge
strooid dan zijzelf. Achterdoch
tig volgt hij het gesprek en hij
wordt bijna boos over de vraag
of zij zangles heeft gehad. „Waf
zangles? Mary kan zingen. Zij
heeft geen les nodig!"
Met twee miljoen platen is Ma
ry Bey de bestverkochte zange
res van ons land. „Ik heb in
negen jaar ongeveer zestig plaat
jes gemaakt en bijna allemaal
werden ze 'n succes. Het pu
bliek, eenvoudige mensen, be
jaarden en zieken, vinden me ge
weldig. Stapels brieven krijg ik
van hen. Ze zijn blij, dat er nu
eindelijk 's een vrouw is opge
staan uit het volk, die met haar
levensliedjes (smartlappen vind
ik 'n scheldwoord) zingt over de
verschoppelingen van onze har
de. zakelijke maatschappij. De
mensen voelen aan, dat ik hen
begrijp. In hun brieven vertrou
wen ze mij hun diepste gehei
men, hun ellende toe en vragen
ze me om raad. En als ik ergens
in een zaal optreed, komen ze
naar me toe, pakken ze me vast
en dan stamelen ze: Dat ik uw
hand mag vasthouden, dat is het
mooiste ogenblik uit m'n leven.
Als ik dat hoor, schieten de tra
nen me wel eens in de ogen en
dan ben ik dolblij, dat ik voor
die mensen mag zingen..."
„Elke keer dat ik het podium
opmoet, ben ik doodzenuwach
tig, maar als ik dan de ontroe
ring op die gezichten zie, vind ik
weer de kracht om te zingen. Ik
zing met m'n hele hart, dat is
echt waar. 'n Liedje waar ik
niets in zie, dat niet voor mij
leeft, zing ik niet. Ik geloof in
wat ik zing, woord voor woord.
Er zijn 'n heleboel mensen, die
dat niet willen geloven en sar
castisch zeggen: ze heeft met die
smartlappen toch maar 'n bun
galow verdiend. Maar, zeg nu
zelf, dat heeft er toch niets mee
te maken? Als meisje al moest
ik huilen, als ik 'n dramatisch
lied hoorde. En dat doe ik nog
vaak. Ik weet wat pijn en ver
driet betekenen, want ik heb al
zoveel in m'n leven meege-
aan het feit. dat ik met beide be
nen op de grond ben blijven staan
en dat ik begrip heb voor andere
mensen. En natuurlijk omdat ik
gewone, eerlijke liedjes zing. Dat
vinden de mensen prachtig. Neem
één van m'n laatste plaatjes, Het
broekie van Jantje, waarin ik over
die billetjes zing. Dat pakt de men
sen aan. Ze komen in de winkel
en ze kennen de titel van de plaat
niet. Ze willen de plaat hebben
van die billetjes, die uit dat broe
kie komen...."
Mary Bey zingt al van haar zes
tiende jaar af. Na haar trouwen
ging zij in Maastricht wonen (zij
werd geboren in Leiden, maar
mag van haar grammofoonplaten
maatschappij niet vertellen wan
neer!), en zij bleef zingen. Zij
werd Limburgs meest eevraagde
zangeres en had een veelzijdig re
pertoire. Voor één avond kreeg zij
drie tientjes en dat vond ze 'n
mooie bijverdienste. Ze h?d zelfs
nog nooit aan 'n plaatje gedacht,
toen Johnny Hoes, toen nog produ
cer bij Phonogram, haar ontdekte.
Hij bezorgde haar een contract en
zei. dat ze zich voortaan Zangeres
zonder Naam moet noemen. Ze be
grijpt nu nog niet
Afgunst
Haar populariteit steeg met
het aantal platen, dat er van
haar werd uitgebracht. Gelijke
tred hield ook de afgunst van de
collega's met wie zij in contact
kwam. „In het begin keek ik
hoog tegen hen op en deed ik
m'n best tegen iedereen aardig
te zijn. Tot ik ontdekte, dat ze
me als een achterlijke vrouw be
handelden, die ze naar hartelust
belachelijk konden maken. Toen
maakte m'n bewondering gauw
plaats voor minachting. En nu
wil ik zelfs m'n voeten niet
meer aan hen afvegen. Ik wil
best weten, dat ik er eerst veel
verdriet van heb gehad. Maar
daar ben ik nu gelukkig over
heen. Ik trek me aan m'n pu
bliek op (haar man: dat is Jan
met de pet) en dat geeft me de
moed verder te gaan".
Ze trekt nu alle registers open:
„Ze zijn jaloers op m'n platensuc-
cessen. Mijn platen worden bij dui
zenden verkocht, maar die van
hen halen nog niet de vijfhonderd.
En daarom hebben ze me dwarsge
zeten. Als het publiek eens wist
wat ze me hebben aangedaan (kor
te pauze)... Ik zal geen namen noe
men. Als ik dat wel deed, zou er
helemaal geen plaat meer van hen
worden verkocht. En dat wil ik
hen nog niet aandoen!" Ze noemt
toch namen: Willy Alberti dat is
'n schoft. Wat hij heeft uitgespookt
(ze vertelt wat; het is niet ge
schikt voor de krant). Als ik hem
en z*n dochter voor de televisie
zie. kan ik wel 'n schoen tegen
de buis smijten".
Geen kansen
Voor Phonogram heeft ze ook
geen goed woord. Anderen kre
gen kansen voor de televisie te
komen. Ik niet. Ik was alleen
goed voor de platensuccessen.
Tonnen hebben ze aan mij ver
diend; ik kreeg de kruimeltjes.
Nog acht gouden platen en èèn
platina plaat heb ik tegoed.
Maar ik krijg ze niet. Ze geven
ze liever aan Anneke Grönloh
en Willeke Alberti, ook al zijn
er van hen maar vijftig-in-
plaats van honderdduizend pla
ten verkocht... Ik heb wel
's recht op de man af gevraagd:
Schamen jullie je voor mij?
Omdat ik mank loop of omdat
ik niet bloot genoeg ben gekleed
of omdat m'n man altijd bij me
is? Toen ik wegging, ja, toen
kon ineens alles. Ze kwamen
met een envelop vol geld aandra
gen, ze hadden 'n baan voor m'n
man als particulier chauffeur en
we mochten in 'n bungalow aan
de rand van Amsterdam gaan
wonen. Maar we hebben ons
niet laten lijmen". Haar man
knikt vastberaden van nee.
Voordat ze naar Telstar (de
grammofoonplatenmaatschappij
van Johnny Hoes) overstapte,
moest ze anderhalf jaar „droog lig
gen", zoals dat in vaktermen heet.
Duidelijker: gedurende die tijd
mocht zij geen platen maken. Het
schaadde haar populariteit niet,
want na de „droge" periode, begon
het platen te regenen: in één jaar
'n kwart miljoen. De Zangeres zon
der Naam werd in één klap het
kasstuk van Telstar en Johnny
Hoes had daar graag een platina
plaat voor over!
Dupe
Haar man, die al die tijd als een
body-guard heeft zitten meeluiste
ren, gaat wat te drinken halen.
„Hij is de dupe van m'n populari
teit. Omdat ik moeilijk loop. gaat
hij altijd met mij mee. Ik heb veel
steun aan hem. Hij draagt de kof
fer en zorgt ervoor, dat ik door 'n
achterdeurtje naar de kleedkamer
kan. Als ik optreed, staat hij
achter het toneel.... Nee, hij' heeft
geen baan meer. Hij moest voor
mij zoveel vrij hebben, dat hij
geen baas meer kon vinden..."
„In december is hij weer aan de
slag gegaan. Als kastelein. In Ge
leen hebben we een groot ho-
tel-café-restaurant overgenomen.
Ik ben hard voor de vakdiploma's
aan het leren, want ik ga in de
keuken de baas spelen. Ik ben dol
op koken. En in de weekeinden
zing ik in het restaurant. In de
omgeving van Geleen ben ik
ernorm geliefd. Toen ik er eens
optrad, hebben ze drie keer de
deur op slot moeten doen. Het was
er zo druk, dat de obers geen voet
meer konden verzetten".
windeieren gelegd. Dat geven z®
bij Telstar grif toe. Maar Mary
Servaes wordt heel voorzichtig,
als daarop wordt gezinspeeld.
Wil ze dat niet weten voor „haar
publiek"? Bij het afscheid
vraagt ze: „Schrijf niet teveel
over die bungalow. Die is toch
helemaal niet luxueus of kapi-
)E ERFENIS", roman van Iljits Kobinski. Met
een schok was Erko's blik op deze titel, tussen
duizend anderen in de boekenetalage, gestoten en
eerst na enige ogenblikken las hij de sierlijk gedruk
te toelichting en de verwijzing naar Kobinski's verza
melde werken die tot de wereldliteratuur zouden
behoren.
Zijn blik keerde terug naar de nieuwste roman De
titel „Erfenis" intrigeerde hem. Hoewel hij onmiddel
lijk had besloten het boek te kopen kwam er toch
geen beweging in hem. Gefascineerd bleef hij voor
de brede spiegelruit van de boekhandel staan
Iljits, de naam van zijn tweelingbroeder en alle herin
neringen die aan die naam verbonden waren spron
gen in zijn denken omhoog als een fontein die zich
plotseling een weg gebaand had door een harde
I grond. Het was hem of de ruit veranderde in een
filmdoek waarop zijn geboorteland, het land van de
duizend meren geprojecteerd werd.
In de hoog Noordelijke regionen lag het houten
ouderlijke huis aan de rand van het meer, daarachter
het decor van hoogopgaande donkere bossen. Hij
hoorde weer het huilen van de zagen uit het bos, ve
le kilometers noordelijker. Het sneed hem in de oren
als het huilen van een dier in doodsnood waarvoor
geen redding meer mogelijk was. Hij had het bij
zichzelf leren onderkennen als de stem van zijn
eenzaamheid, een gevoel waartegen hij niet op kon,
dat hem sloopte en hem nukkig en weerbarstig maak
te, zonder dat iemand daar iets van vermoedde.
Nu, bijna twintig jaar geleden, was hij weggegaan
en trok hij de wereld door als een vluchteling en was
altijd een eenzaam mens gebleven. Hij had met veel
strijd en moeiten een zelfstandig bestaan opgebouwd,
I had gevaren, eigen bedrijven gehad in Zuid Amerika
en Afrika, had in de citrus- en koffiecultuur gezeten
j en het was hem eigenlijk altijd voor de wind gegaan.
Hij mocht zich een welgesteld man noemen, doch
steeds zocht hij een nieuwe horizont, eindeloos, ruste
loos. Weerbarstig onder het drukkende gevoel dat hij
de weg van de minste weerstand had gekozen tegen
over zijn broer, meester op de zagerij, in het huis en
altijd de sterkste. Zo stond hij nu voor een boekhan
del in Rome om daar weer de naam die hij was gaan
haten te ontmoeten.
I Hij voelde dat het woord „erfenis" de dam, die hij
had opgeworpen in zijn denken aan het verleden,
ging breken. Hij keerde zich van de etalage en keek
naar het zon beschenen plein. In diepste wezen was
het de haat geweest die hem had verjaagd en die
I haat cirkelde om die twee woorden „Iljits" en „Erfe
nis."
I Hij stak met driftige passen het plein over, liep
I zonder doel de straten door om zijn gevoelens de
i baas te worden, maar het wilde niet lukken. Iljits, de
innemende, goed gemanierde, uiterlijk zachtaardige
kerel, doch in wezen de harde, meedogenloze en ego
ïstische figuur die elk spel in zijn voordeel wist te
beslissen. Erko kende zijn spitsvondige redeneringen
waartegen hij het altijd moest afleggen. Heel zijn
persoonlijkheid was omgeven door een aureool van
roem. De grote Finse schrijver wiens boeken in vele
talen vertaald op de wereldmarkt verschenen. Over
Erko viel slechts de schaduw van diens grote twee-
i lingbroeder. Alleen Iljits was vaders trots, de intelli
gente zoon. die zijn levenswerk, de tot grote bloei ge-
brachte zagerij en houthandel verder zou uitbouwen,
i Moeder's lieveling omdat hij altijd zo teder om haar
bewogen was tot haar dood. Toen vader stierf erfde
hij de zagerij en de enige testamentaire opdracht
was, dat hij Erko een jaargeld uit het bedrijf moest
betalen alleen maar om het evenwicht tussen de
broeders te bewaren. Doch Iljits had hem geraffi
neerd weten te bewegen het geld niet op te nemen
om het bedrijf uit te breiden en hij had hem ver-
blind met grote toekomstbeloften. Doch die waren
nooit verwezenlijkt.
Iljits erfde het huizenbezit in het dorp. want nie
mand kon dat beter beheren dan hij. Iljits erfde het
grote ouderlijke huisIljits nam ten laatste ook
zijn schone Ladofska waarop Erko zo hartstochtelijk
verliefd was geweest. Zij, ja zelfs zij was bezweken
voor zijn fluwelen stem en charmeen misschien
ook voor zijn bezittingen.
Toen was het voor Erko tijd geworden om heen te
gaan, want hij voelde hoe de vlam van de haat in
zijn binnenste hem begon te verteren. Zonder
afscheid en met een hart vol bitterheid had hij op
een nacht het huis verlaten. Erko de rebel, Erko de
zwerver, de harde en stugge kerel, de man van wei
nig woorden, wiens plannen en ideeën noch door zijn
vader, noch door zijn broer als waardevol werden
erkend of zelfs maar aangehoord of bekeken, deze
man was als een eenzame de wereld in getrokken en
had bewezen een kerel te zijn en diep in zijn hart
leefde de wrok tegen Iljits en zijn Ladofska in wier
i ogen hij toch het antwoord op zijn liefde voor haar
j had gelezen. Hoe was dit ooit mogelijk geworden?
Plotseling bleef Erko staan alsof hij in twijfel ver
keerde welke richting hij zou gaan. Dan keerde hij
zich en liep terug door de bloedhete stad naar de
boekhandel en kocht Iljits toek.
"V7ELE uren later schoot hij in een vliegtuig langs
V de nachtdonkere hemel naar het Noorden. Een
vreemde opwinding had zich van hem meester ge
maakt ondanks zijn innerlijke tegenstand. De slaap
bleef hem ver en met korte tussenpozen las hij in
De erfenis", een verhaal waarin hij zich verkocht
voelde aan de publiciteit. De omslag vermeldde dat
het een sterk auto-biografisch werk was. Inderdaad
Iljits liet hem in details weer de jaren op het houten
huis en de zagerij beleven doch tegelijk proefde hij
met welk een listigheid de feiten in een vals licht
waren gesteld waardoor de hoofdfiguur er gerecht
vaardigd en eervol uit te voorschijn kwam.
Erko was duidelijk de man dié gevangen was in
zichzelf, ingekeerd en gesloten, niet in staat een
vrouw de liefde te geven die zij nodig had. De man
die het slachtoffer werd van zijn eigen karakter,
doch het anderen verweet.
Erko voelde het protest in zich groeien, doch hij
wist tegelijk dat Iljits hem kleineren zou. Hij hoorde
hem al zeggen: ,,Och, Erko, wat weet jij nou van
schrijven. Een schrijver schept zich een eigen wereld,
een eigen realiteit. Dat is een andere dan die van
jou."
,,Ja" zou Erko hem zeggen, ,,Een realiteit waarin-
jij zelf domineert als de edele mens, die het toch zö
goed bedoelt, kom.... ik heb je door".
Het was een man vol verbittering en haat die uit
het vliegtuig stapte, die de gevolgen daarvan niet
meer kon overzien en het ook niet wilde. Hij werd
door een onzichtbare macht gedreven naar het object
van zijn wraak, dat hij wilde overheersen en vernieti
gen.... Iljits, die hem alles ontnam, zelfs zijn eigen
persoonlijkheid....
"TEN dikke sneeuwvacht lag over het Finse land-
■Ej schap. Het werd nauwelijks dag en de weg voer
de Erko steeds dieper in de eenzaamheid. De wagen
die hem tot ver in het Noorden had gebracht, liet
verstek gaan in de strijd tegen de steeds dichter
vallende sneeuw en keerde naar Ivalo, het laatste
stadje dicht bij het meer terug. Een straffe Noordoos
ter beet door Erko's schapevacht terwijl hij de laat
ste kilometers naar het huis liep. Hij kende het
landschap van zijn jeugd nog door en door en op
deze tocht had hij zich in Ivalo terdege voorbereid.
Een stevige stok en een goede lantaren waren zijn
enige bagage. De rest had hij opzettelijk in Ivalo
achtergelaten, want hij was er voor zichzelf zeker
van, dat de komende ontmoeting hem een lang ver
blijf in het hoge Noorden onmogelijk zou maken,
misschien zou het zelfs een vlucht zijn. Wat hem
daartoe zou nopen weigerde hij zich te realiseren.
De tocht werd zwaarder dan hij had verwacht. Een
dichte sneeuwjacht verblindde zijn ogen. De sneeuw
pakte in zijn zware wenkbrauwen en de volle baard.
De vacht werd zwaar en de bovenlaag bevroor tot
scherpe pegels. Doch Erko zette door.... totdat hij
eindelijk aan de rand van het meer gekomen een
klein licht ontdekte. Het prikte door het slechte zicht
heen en hij berekende, dat het huis nu dicht bij
moest zijn anders zou het door de sneeuwval niet
zichtbaar zijn geworden.
Een hevige beklemming legde zich als een wurgen
de hand om zijn keel nu hij het huis naderde. Nu en
dan moest hij daardoor blijven staan. Hij realiseerde
;zich het weerzien met Ladofska en hoe dichter hij bij
het huis kwam, hoe meer ook de gedachten aan die
ontmoeting 'hem aangreep. Ladofska, zijn Ladofska,
zijn gestolen Ladofska. Zou ze hem willen ontmoe
ten?
piNDELIJK HET HUIS. De grond er voor was
-Cj nu afgesloten door een hoog sierhek tussen twee
hoge stenen zuilen. Het pad van het hek naar het
huis was aan weerskanten beschermd door een rij
hoge sparren. Aan de gevel brandde een lantaarn.
Het hek stond los en Erko liep op de grote eiken
deur met de koperen klopper toe. De vrouw die hem
opendeed herkende hij niet. Tegen het licht achter
haar was zij een zwarte gestalte. Hoofd en schouders
gingen schuil onder een donkere omslagdoek.
„Iljits", zei ze met een toon van verbazing. „Al
leen? wat zit je onder de sneeuw, wat is er
gebeurd?"
„U vergist zich.ik ben Iljits niet maar Erko zijn
broer. Wordt er op Iljits gewacht?"
De norsheid in zijn stem deed de vrouw wat ver
schrikt terugwijken. „Erko?.. Erko?" herhaalde ze
nietbegrijpend. „Waarom..."
Erko stapte resoluut naar binnen en sloot de deur
achter zich. „Waar is Ladofska?" vroeg hij.
De vrouw wierp haar hoofddoek af en nu ontdekte
hij het wonderlijke gave en open gezicht onder het
zilverwitte haarLadofska's moeder?"
De vrouw knikte en nam werktuigelijk de kleren
van Erko aan zonder dat zij de blik van hem afhield.
„Waarom ben je teruggekomen...juist nu Erko?"
„Vraag dat niet. Ik heb er geen antwoord op. Ik
moest."
„Ladofska verwacht een baby, maar het gaat niet
goed. Iljits is met de wagen naar Ivalo om de dokter
halen, maar hij is al uren weg. Ik dacht dat hij het
was toen je klopte."
Erko bleef staan alsof hij zich bezinnen moest.
„Naar Ivalo? Daar kom ik juist vandaan, maar ik
ben geen wagen tegengekomen." De vrouw stond
handenwringend voor hem. „Laat het niet merken"
zei ze gejaagd. „Het is beter dat Ladofska daar niets
van te horen komt. Ga niet naar haar toe, want dit
zou misschien juist te veel voor haar zijn."
Erko drukte de deur naar de gang open en bleef
weer staan, getroffen door een pijnkreet die ergens
van boven kwam.
„Doe het niet Erko, ga niet." Er lag iets smekends
in haar stem. Daarom keerde hij zich naar de vrouw.
„Ga naar haar toe en laat de kamerdeur achter je
open staan. Wees niet bang. Ik zal me niet aan haar
vertonen, maar misschien kan ik iets van haar zien.
Dat wil ik...!" Dit laatste klonk als een hard bevel.
„Ga nu...ik wacht."
De vrouw legde Erko's kleren uit de hand en ging
zwijgend het schemerdonkere huis in en de trap op.
Erko kende elke trede en hij ging geluidloos achter
haar aan. Toen de vrouw de bovenloop bereikt
klonk het geschrei even heel luid en een lichtflits
gleed over de trap. Een jonge vrouw kwam de moe
der tegemoet en Erko hoorde haar zeggen: „Er moet
nu gauw een dokter komen. Ik durf het niet langer
alleen aan of we zullen het er samen op moeten
wagen... Oh. is meneer daar...en de dokter?"
De oude vrouw maakte een afwerend gebaar.
„Stil" zei ze. „Stil, het is de broer van Iljits. Laat
Ladofska het niet horen. Bijna fluisterend voegde zij
er aan toe: „Hij is net van Ivalo gekomen maar heeft
niemand op de weg ontmoet." „Hemel", zei de jonge
vrouw zichtbaar geschrokken. „Wat zou er zijn? Wat
nu? Er moet een dokter komen. Het moet.ik
vrees..."
Dit laatste verstond Erko niet meer. Hij liep achter
de vrouwen aan en de moeder deed wat hij gevraagd
had, zij liet de deur half open staan.
Het hoge hoofdeinde van het ledikant stond naar
de deur gekeerd. Hij kon Ladofska's gezicht niet
zien. Hij drukte daarom voorzichtig de deur verder
open en ontdekte toen iels
van haar gelaat in een iet
wat schuinvoorover han
gende spiegel aan een zij
wand. Hij zag twee don
kere volle haarvlechten op
haar borst die snel op en
neer ging, maar haar ge
zicht wat te ver achterover
in het kussen gedrukt om het goed te zien. Haar
kreten trokken als een pijn door zijn lichaam. Hoe
graag was hij naar binnengegaanmaar er was
gevaar, doodsgevaar. Een dokter! Een dokter!
"TIEN minuten later was Erko reeds op weg naar
Ivalo op ski's die hij in de schuur gevonden had.
Een lantaren bengelde aan een borstriem, doch gaf
weinig licht op de weg die verloren ging in een
ondoordringbare duisternis. Het sneeuwen was opge
houden, maar had elk spoor dat helpen kon toege
dekt. Doch Erko spoedde zich voort. Zijn jarenlange
ervaring op de ski's, dc kennis van het landschap en
de weg hielpen hem. Af en toe bleef hij staan en riep
Iljits naam, luisterde aandachtig naar de tastbare
stilte en ging weer verder. Het duurde tot vlak onder
Ivalo, waar de weg begon te dalen dat Erko in de
verte lichten ontdekte. Hij stortte zich naar voren en
toen hij dichterbij kwam zag hij het bewegen van
donkere figuren tegen de sneeuw die rose oplichtte
in het schijnsel van vier fakkels. Er stond een auto
met volle lichten dwars op de weg en daarnaast een
slede met. twee paarden er voor. Een man stond in de
berm van de weg en Erko schoot op hem af. „Wat is
hier gebeurd?" vroeg hij. De man had kennelijk
moeite zijn blik van het graafwerk op de vrager te
richten. „Er is een auto van de weg gereden en ik
vrees..." Opeens zweeg de man en kwam voor Erko
staan en hield plotseling een zaklantaarn vlak voor
zijn gezicht. Toen riep hij uit: Kobinski, kerel, wat
ben ik blij, ik dacht dat je onder de wagen lag. Ik
was op weg naar je huis, je begrijpt.
„Ik ben Iljits niet maar zijn tweelingbroeder, Erko.
U wist zeker niet dat hij een broer had?"
„Nee, maar ik ben getroffen door de gelijkenis."
„Doden?" Op dat ogenblik klom juist een van de
mannen tegen de brokkelige talud omhoog en zei: „Er
zit geen leven meer in, dokter. Hij ligt half onder de
wagen." De dokter gaf geen antwoord en met een
sprong was hij in de kuil waarin een gekantelde wa
gen lag. Erko zag hem knielen en zich onder de auto
wringen. Iedereen stond in stil gespannen afwach
ting. Toen de dokter zich terugwrong zei hij: „Ja
hier valt weinig meer te helpen mannen. Snel een
paar balken onder de wagen en dan lichten, dan kun
nen we eerst de man er onder uit halen.
Een kwartier later hief Erko zijn lantaren boven
het verminkte gelaat van zijn broeder-evenbeeld en
keek iange tijd zwijgend toe. Vreemd, een diep mede
lijden steeg op in zijn hart. alle bittere woorden die
zijn haatgevoelens hem hadden ingegeven waren op
eenmaal verdoofd. Elke zin was aan zijn terugtocht
ontnomen. Hij wist het plotseling zeker, dit had hij
niet gewild. Hij zou hem niet gedood hebben..."
„Iljits", zei hij. „Iljits", meer niet.
TWEE i
Ho Hf
DOOR
HERM. STEGGERDA
later arriveerde hij met de mannen en
de dode op het houten huis. De dokter was reeds
onmiddellijk doorgegaan. In de gang ontmoette hij
de oude vrouw met roodbeschreide ogen. De dokter
had haar kennelijk ingelicht veronderstelde hij. Hij
liep haar zwijgend voorbij naar de trap, maar juist
toen hij naar boven wilde gaan kwam de dokter hem
tegemoet.
„En?", vroeg Erko.
„Vreugde en droefheid tegelijk meneer Kobinski.
Zo gaat het in het leven hand aan hand. Een gezonde
tweeling... twee zoons... dat had Iljits nog moeten
mee maken."
„De mpeder?"
„Wat zwakjes op het ogenblik, maar ze is sterk en
gezond." De dokter stak aarzelend zijn hand uit ,,'t Is
onbegrijpelijk allemaal, maar ik moet u nu felicite
ren en condoleren. De tegenstelling is wel groot.
Maar waar het ene leven eindigt, begint het nieuwe
alweer. De dokter bleef nog even peinzend staan.
Toen zei hij. „Iljits was een groot man. De eersteling
van de twee zal zijn naam dragen. Een bijzondere
erfenis, niet?"
„En de andere? Hoe heet de andere?" vroeg Erko.
De dokter ontging de spanning in deze vraag niet.
„Hecht u veel waarde aan de naam? Het lijkt me zo.
Wel, ik hoorde dat hij de naam van zijn groovader
zal krijgen, de oude Bennowitz."
„Dank u dokter. Ik weet genoeg." Erko ging niet
naar boven. Een ontmoeting met Ladofska zou geen
zin nebben. Hij liep de dokter voor naar de hal en na
een kort afscheid sloot hij de deur achter hem. Daar
op liep hij naar de keuken in het achterhuis en vond
daar de oude vrouw achter de ronde tafel, de ellebo
gen gesteund op de tafelrand, het gelaat in de han
den verborgen.
Hij ging tegenover haar zitten en vroeg: „Weet
Ladofska dat ik hier ben?" Erko zag haar aarzelen
toen ze zei: „Toen alles achter de rug was...ja."
„En?" vroeg hij dwingend.
„Je moet het begrijpen Erko. Het is teveel... wie
kan dat verwerken", en tegelijk liet zij haar nauw
bedwongen tranen de vrije loop. Maar Erko ging
onbarmhartig door. „Wie heeft de namen bedacht."
„Die vraag lijkt me nogal overbodig. Dat zullen de
ouders wel beslist hebben....althans voor Iljits. We
wisten toen nog niet van de tweeling.
„Die heeft Ladofska dus gegeven".
„Vind je dat vreemd Erko? Ze wisten niet of je
dood of levend was. Bijna twintig jaar geleden ben
je hier zonder taal of teken weggegaan....wat wil
je?"
„Is het vreemd dat ik ben weggegaan? Ladofska
ontrouw heeft me diep
gekrenkt Heeft ze er ooit
met u over gesproken?"
De vrouw hoorde hoe zijn
stem beefde en na enig
stilzwijgen zei ze: „Ik wil
eerlijk zijn Erkonee
nooit. Ik heb er geloof ik
meer weet van gehad dan
zij, maar zij weigerde elke bemoeienis. Wat moest ik
doen?" Ze maakte met haar handen een gebaar van
machteloosheid.
Erko stond op. Zijn adem ging hoorbaar moeilijk.
Toen zei hij: „Laat ze gelukkig worden met haar
nieuwe Iljits en Beno. Voor mij is hier geen plaats.
Die is er trouwens nooit geweest. Ik hoop alleen dat
Beno gespaard wordt voor een lot als het mijne. Als
zijn broer een echte Iljits wordt dan rest hem de
kilheid van de schaduw en minachting. Zeg tegen
Ladofska dat ik dit gezegd heb. Ik kom over een
paar jaar terug en wil zien of ik een profetie heb
gesproken, maar dan zal ik ook Beno's beschermer
worden en niet meer weg gaan".
„Dus je gaat weg", vroeg de vrouw. „Hoe kun je
onder deze omstandigheden".
„Wat noodzakelijk is zal ik hier doen...maar daarna
ga ik. Ik dank God dat Hij me bewaard heeft voor
een misdaad. Ik weet niet waarom ik je dat zeg...."
„Erko!" De moeder schoot overeind en Erko las de
grote schrik in haar ogen. „Je haat je eigen broer tot
in de dood en Ladofska".
„Ja. ik haatte, maar nu niet meer. zelfs Ladofska
niet maar wat ik hoopte zal nooit gebeuren, dat we
de kloof tussen ons zouden kunnen overbruggen.
Daar is het nu te laat voor. De brug wordt niet van
twee kanten gebouwd. U weet te goed wat hier in dit
huis allemaal gebeurd is... Nee, dat nooit meer. Laten
we er met verder over spreken". De vrouw huilde.
„U huilt, maar het zijn geen tranen voor mij. Zij
zullen wel voor de dode en Ladofska zijn. Er heeft
nog nooit iemand om mij gehuild.
„Je zult toch op de notaris moeten wachten voor je
gaat".
„Vindt u dat belangrijk? Ik niet. Ik wil nergens
deel aan hebben".
Hier ging Erko met een vaste stap de kamer uit.
|~\AGEN LATER verliet hij het hoge houten huis
en op weg naar Ivalo hoorde hij ver uit het bos
het gillen van de zagen wegsterven als van een dier
m doodsnood dat niet meer te redden was.
Niemand heeft ooit gezien dat Erko de tranen in de
oaard lekten en gehoord hoe bewogen hij de naam
Ladofska uitsprak.