Levensboek van een criticus CULTUREEL VENSTER BLOOMSDAY knappe toneelbewerking van Ulysses van Joyce HENRYK SZERYNG AVONDEN OP DRIENERWOLDE Cultureel ambassadeur voor Mexico Meesterviolist die 7 talen spreekt ZATERDAG 12 FEBRUARI 1966 SINDS James Joyce in februari 1922 zijn grote roman „Ulysses" het licht deed zien, had hij voor de lezers een magische dag gesteld: 16 juni 1904 „Bloomsday", dat was de dag, waarop Leopold Bloom, wiens jonge zoon tje Rudy was gestorven, in Dublin de begaafde, jonge student Stephen Dedalus ontmoet en als het ware een droom van jaren ver wezenlijkt ziet: in Stephen vindt hij als het ware een zoon terug. De hele roman is met deze ene dag gevuld. „Ulysses" is meer j dan een hoek, het is een grabbel ton der moderne literatuur. Geen onbenullig detail wordt over het hoofd gezien; niet alleen het uiterlijk gebeuren, maar ook de innerlijke overleg gingen, ja zelfs, de onbewuste drijfveren krijgen hun plaats in dit merkwaardige, duistere boek, dat sinds zijn ontstaan meer exegeten heeft getrokken dan enig ander werk der wereld literatuur. De „Ulysses" navertel len is een onmogelijk werk, I want telkens komt men tot de j ontdekking elementaire situa ties, zinswendingen, citaten, of I wat dan ook over het hoofd te hebben gezien. Als men zegt, dat de „Ulysses" het verhaal van Leopold Bloom is, zegt men te weinig, want het beëindigd te hebben. Ver dei- plaagt hem een kwellend schuldbesef, omdat hij destijds geweigerd heeft aan zijn moe ders sterfbed te knielen en voor haar te bidden. Hij is onderwij zer geworden, maar dit brengt hem als Ier nauwer in contact met de vernederingen van econo mische en politieke aard waaron der zijn land steeds lijdt. Op de ze dag geeft hij zijn baan eraan en zwerft door de straten van Dublin, 's Avonds heeft Stephen de kans zichzelf eens te bekij ken; hij laat zijn gewoonlijk pe dante houding varen en begint in te zien dat er nog hoop voor hem is...hij zal zijn land het best kunnen dienen door het te verla ten, het objectief te leren be schouwen en door al wat het kenmerkt aan zwakheid en grootheid, aan universele vrees en hoop op te tekenen voor het Portret van James Joyce getekend door Gentiloni. staan van de tekst zijn ze heel vaak onmisbaar. Voor Neder landse oren zal zonder deze voor bereiding het stuk dan ook wel moeilijk te volgen zijn. In zijn Nawoord schrijft John Vanden- bergh, dat dit stuk zo goed ge lukt is doordat de bewerker zich trouw gehouden heeft aan de drie punten, waaraan Jdyce zich in zijn navolging van Home rus ook gehouden heeft: 1. Het zoeken van Telemachus naar zijn vader; 2. De omzwervingen van Odysseus; en 3. De terug keer naar Ithaca. is ook het verhaal van heel Du blin op die gedenkwaardige dag; het is ook het verhaal van de omgevallen boekenkast, die het hoofd van James Joyce was en die hij hier heeft uitgestort; het is ook het verhaal van de onver schrokken levensvisie van Ja mes Joyce, die de sex, de filoso fie, de religie, de psychologie en geheel het menselijke verbond tofëm symboliek en mytholo gisch labyrinth. Dramatisch Toch valt bij alles sterk op, dat de roman „Ulysses" een ster ke dramatische inslag vertoont. Hij is als het ware gecompo neerd uit een nimmer aflatende reeks tafereeltjes, die zich stuk voor stuk laten dramatiseren, zonder zelfs een woord in de tekst daarbij te veranderen. Ver schillende malen is dan ook een dramatisering van dit boek ge probeerd. Zo heeft het Holland Festival van 1959 de opvoering te zien gegeven van „Ulysses in Night- town" van Marjorie Barkentin en gebracht door The London Art Theatre in de regie van Bur gess Meredith. Het was een grootscheepse opvoering met Ze ro Mostel in de rol van Leopold Bloom. Er kwamen meer dan 70 personages in voor. Toch had men na al dit overweldigende toneel niet het gevoel dat aan „Ulysses" ook maar voor een deel was recht gedaan. Het gaf veel te veel aandacht aan de sexy elementen van het boek (o.a. de Cirde-episode), maar de gedachtenwereld en vooral het bonte leven van Dublin anno Bloomsdag kwamen er niet uit. Dit laatste echter is thans wel het geval met de buitengewoon vaardige toneelbewerking, die Allan M'Clelland gemaakt heeft onder de titel „Bloomsday". Met betrekkelijk weinig personages wordt in deze bewerking een goede weergave verkregen van wat Joyce met „Ulysses" te zeg gen heeft. Dat komt, omdat Allan M'Clelland zich strikt ge houden heeft aan de structuur van het boek en aan de door Joyce nauwkeurig aangegeven karakterisering der hoofdfigu ren. Zo worden vooraf deze hoofdfi guren even toegelicht. Van Ste phen Dedalus heet het o.a.: Een jonge Ier van even in de twin tig. Hij twijfelt voortdurend aan de juistheid van zijn besluit zijn priesterstudie bij de jezuïten Boodschap uit een gekkenhuis Boodschap uit een gekkenhuis, door Valeriy Tarsis. Uitgave H. Mculenhoff, Amsterdam. Een merkwaardig boek als Fla mingo-paperback met een dito ondertitel: „Een autenthiek ver slag over een Sowjetkliniek voor „geestelijk-gestoorden". Lichtelijk misleidend ook. als de aanhalings tekens er niet zouden staan. Want auteur Tarsis is allerminst geeste lijk gestoord. Met zijn 150 „mede patiënten" vertoefde hij jarenlang gedwongen in een psychiatrische kliniek in Moskou. Het manuscript van dit boek werd uit die kliniek gesmokkeld. Tarsis beschrijft hierin de „hu manisering" van het Sowjetregi- me. Voorheen werden andersden kenden in kampen doodgemarteld. Nu maken ze andere martelingen door. Ze worden krankzinnig verklaard en in klinieken opgeslo ten. Zo worden ze van de buiten wereld afgesldcen en het zwijgen opgelegd. Een schokkend en onthullend boek. (174 blz., 5.50). nageslacht, (Duidelijk komt hier Joyce zelf om de hoek, die even eens Ierland reeds jong heeft verlaten en het niet alleen in „Ulysses", maar ook in zijn ande re werken beschreven heeft). Van Leopold Bloom heet het o.a. als advertentiecolporteur maar een klein mannetje. Leef tijd: eenenveertig jaar. Lengte: een meter zeventig. Enigszips Aanleg voor embohj»6iht". Dón-* ker. Niet onknap. Jood (niet orthodox). Altijd gekleed in een donkerblauw pak, de jas nooit gesloten, zodat de aan een re montoir bevestigde ketting op zijn borst steeds te zien is...Terwijl Mr. Bloom zijn werk en zijn maatschappelijke ver plichtingen afdoet, vervolgt hem het pijnlijke probleem van zijn huwelijk (hij is n.l. impotent ge worden, nadat zijn zoontje Rudy als baby is gestorven). Die hele dag slaat Mr. Bloom een jonge dichter uit Dublin, Stephen Dedalus, nauwlettend gade. Hij ontdekt, dat Stephen in wezen vaderloos is, en langza merhand smelten Bloom's ge dachten aan de tragische voor vallen uit zijn eigen leven sa men met beschermende gevoe lens voor Stephen en allengs ziet hij in hem zijn overleden zoontje Rudy terug Gewiekst Allan M'Clelland nu heeft Vit „Ulysses" op een buitengewoon gewiekste wijze die tafereeltjes gekozen, die deze verhouding van beide hoofdpersonen op z'n best belichten. In het toneelstuk beleeft men werkelijk heel de lieve 16e juni 1904 van het begin tot in de diepe nacht. Gerardine Franken heeft dit stuk uitnemend vertaald en John Vandenbergh, een fervent Joyciaan, heeft deze vertaling van aantekeningen en een na woord voorzien. Deze aanteke ningen werpen een verhelderend licht op de uitnemende belezen heid van Joyce en voor het ver- Geraamte Vandenbergh vindt, dat „Bloomsdag" een goed geraamte vormt voor hen, die „Ulysses" niet kennen, een uitgangspunt als het ware. „Moge het gegeven zijn dat deze laatsten in het le zen ervan aanleiding vinden na der kennis te maken met het belangrijkste werk van onze eeuw aldus John Vandenbergh. De superlatief voor rekening van Vandenbergh latende een wens die men tenvolle kan onderschrijven. In ieder geval heeft men hiermee een voor het verstaan van de moderne litera tuur uiterst belangrijk toneel stuk in handen gekregen. EV. GROLLE Bloomsdag, toneelstuk door Allan M'Clelland naar de roman Ulysses van James Joyce. Ver taling Gerardine Franken. Aant. en nawoord John Vandenbergh. Uitgave De Bezige By, Amster dam. (155 blz., 6.30.) Avonden op Drienerwolde, Herinneringen en Ontmoe tingen is, met zijn 390 blad zijden kleine druk (uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam, 17,50), de verwezenlijking van een oud plan van de auteur, de bekende criticus en handboekenschrijver W. L. M. E. van Leeuwen. In zijn dagboek noteerde hij op 24 februari 1950: „Maar hoofdplan is te gaan schrijven: „Avonden op Driener wolde", waarin alle ontmoetin gen, herinneringen en correspon dentie worden verwerkt in vol komen persoonlijke en vrije vorm. Ook zomeravonden. Ook liefdesgedichten, ook over 't radi caal socialisme als „middel" tot bevrijding van het individu. Over natuur. Kunst. Bloeiende bomen. Hooiwagen. Oogst. Arbeid. Schoonheid en nut. Mu ziek en poëzie. Melancholie en moed. Vrije mens. Notities bij lectuur. Carel en Thomas Mann. Officier stijd. Dagboekvorm. Aanvangend in 1924. Teruggrij pen op werkelijk dagboek." Dit plan heeft Van Leeuwen (winnaar van de tweejaarlijkse kritiekprijs 1960) vrijwel naar de letter uitgevoerd. Hij vertelt van zijn ontmoetingen o.a. met Carry van Bruggen, A. Roland Holst, B. Essers, Til Brugman, Martinus Nijhoff, Frederik van Eed en, Lodewijk van Deyssel, Willem Kloos, Albert Verwey, Johan de Meester, Henri van Booven, P. H. van Moerkerken, Herman Teirlinck, Dirk Coster, P. N. van Eyck, J. Greshoff, Wil lem Pijper, Gerben Colmjon, Menno ter Braak, E. du Perron, H. Marsman, S. Vestdijk, Anna Blaman, Bert Schierbeek en F. Sierksma, ontmoetingen in wer kelijke of figuurlijke zin of in beide betekenissen tegelijk. Wat de herinneringen betreft: het he le boek is in de herinnerende toon gehouden, zodat de onderti tel van het werk terecht het memoire-karakter vooropstelt. Van belang zijn ook de opgeno men brieven en briefgedeelten, omdat daarin de schrijvers zich als mens uitspreken. Op drift En nu de „volkomen persoon lijke en vrije vorm". Persoon lijk is deze vorm in zover, dat alles, ook wat anderen tot hem zeiden of aan hem schreven, ge zien wordt en beluisterd wordt van het centrum Van Leeuwen uit, dat weliswaar een onderzoe kend, keurend en combinerend centrum is, maar waarbij het subject zich nooit in het object van zijn waarneming verliest, of zichzelf ter wille van dat object vergeet. Vrij is die vonm zeer zeker ten opzichte van de tijds volgorde; de meest uiteenlopen de jaartallen dwarrelen de lezer voor de ogen als herfstblaren in een bos. Dan is het weer 1960, dan plots 1912; 1915 wisselt af met 1950 en zo gaat dat door als W. L. M. E. VAN LEEUWEN (Van onze kunstredactie) HENRYK SZERYNG is zijn naam. Een mees terviolist: Pool van geboorte; Mexicaan door naturalisatie, leerling van de voortreffelijke Oostenrijks-Hongaarse pedagoog Carl Flescli en van Frangaise Nadia Boulangcr, buiten de mu ziek door een internationale groep geleerden geschoold in wijsbegeerte, geschiedenis en niet minder dan zeven talen die hij perfect beheerst maar voor het wereldpodium als vioolsolist geïntroduceerd door een Neder lander: Eduard Flipse. Dat was in 1955, toen Szeryng onder Flipse's leiding debuteerde bij bet Rotterdams Pbilharmo- nisch Orkest. Na deze introductie kon hij zijn eerste grote Europe se tournee maken in 1956. Geen wonder dus, dat bij bijzondere banden beeft met de Maasstad. Hier excelleerde hij zes jaar later in werken van Mozart en Beetho ven en dezer dagen stond hij opnieuw voor liet Pbilharmo- nisch, dat evenals in 1962 werd geleid door Franz-Paul Decker. In de loop der jaren is Szeryng bij sommige oude herinneringen op drift zijn ge raakt. Maar hier is het een gedo cumenteerd op drift raken. Op zichzelf kan dat heen en weer springen in de tijd modern he ten; het herinnerde mij aan een filmpje over een huis, dat nu eens kjaar voor de afbraak was, dan weer ih opbouw, of be woond, of omgekeerd. Chaotisch Maar toch vraagt men zich af of hier niet een beetje de weg van de minste weerstand is geko zen. Want wil de lezer zijn indrukken ordenen, dan moet hij alles zo ruwweg verplaatsen in een ongeveer chronologische volgorde. Want de lezer is de schrijver niet: voor Van Leeu wen is dit alles zijn leven en zijn werk, maar de lezer wil geïnformeerd worden en nu zit hij met een tamelijk chaotisch gecomponeerd geval dat zich heus niet vanzelf in de herinne ring tot een harmonisch geheel samensluit. De bloeiende bomen en de hooiwagen zijn er in gekomen, zo ook de schoonheid en het nut, zelfs het Nut. Aan bespiegelin gen en lange gesprekken geen gebrek en vooral niet aan cita ten. Zelfs de conversatie is met Eduard Flipse bracht hem op internationaal FI|Psefan van de Amsterdamse orkestleider, o.a. in Liverpool en Los Angeles. Afgelopen woensdag speelde Sze ryng voor het eerst in Amsterdam gebouworkest aanvoerde. concertpodium met verscheidene andere Neder landse orkesten en met bun diri genten opgetreden. Hij speelde vaak met bet Brabants Orkest onder Jordans (ook op tournee), verder met Yvon Baarspul, met Willem van Otterloo (in bet Hol land Festival van '62 in Bartoks vioolconcert) en met Bernard Haitink. Het merkwaardige is, dat Sze ryng en Haitink steeds hebben sa mengewerkt tijdens gastdirecties Ofschoon de violist met vele ten beeft samengewerkt, behoudt bij toch een bijzonder zwak voor Eduard Flipse. Voornaamste re den: „Deze man is steeds eenvou dig gebleven. Met andere woor den: bij beeft zich nooit groter willen voordoen dan bij is. Deze oprechtheid heeft me geïmpo neerd". Szeryng is tweeledig „Flip- se-fan", want graag treedt hij op met pianist Marinus Flipse, die hij volledig als zijn partner be schouwt. Van „begeleider" wil bij niet weten, immers negentig procent van de jaarlijks vijf ver schillende recitalprogramma's be staat uit echte „duo-werken". „Marinus", zegt Szeryng, „bezit die eigenaardige filosofie die liet leven zo aangenaam kan maken, nl. die van geven en nemen, die Marinus zo voortreffelijk in prak tijk weet te brengen." Het dno behaalde grote successen in de cember '64januari '65 op een tournee door Japan, waar ze over weldigende ervarinsr-n hebben opgedaan. Oude „kinderen" Henrvk Szeryng, in 1921 gebo ren in' een voorstad van War schau in de nabijheid van Cho- pins geboortehuis is niet ge trouwd. „Maar ik heb wel twee kinderen., die overigens samen meer dan vierhonderd jaar oud zijn." Hij doelt natuurlijk op de twee beroemde Italiaanse mecster- violen, waarvan hij de trotse be zitter is. Een Guarnerius del Gesu uit 1743 (een van de laatste meester stukken van de bouwer) nam Sze ryng over \un de bekende stok- kenmaker Vuillaume. Ook bezit de violist een Stradivarius uit 1734, waarop de befaamde Isaye heeft gespeeld. Tussen de jaren 1936 en '39 studeerde Szeryng te Parijs onder leiding van Nadia Boulanger. Zij zag in hem vooral de toekomstige componist. In de oorlogsjaren gaf de violist meer dan driehonderd concerten voor geallieerde troe pen. De Mexicaanse nationaliteit verkreeg hij in 1946, nadat hij besloten bad, als leraar in dat land te blijven. Het was evenwel op aanraden van Arthur Rubin stein, dat Szeryng toch zijn weg zocht naar het concertpodium als vioolsolist. Wereldfaam Szeryng, die na Flipse's intro ductie in tien jaar een carrière met wereldfaam bekroond zag, zou op grond van landaard en na tionaliteit de vertolker per excel lence kunnen zijn van Slavische of Latijnse, bijv. Spaanse muziek. Merkwaardigerwijs is hij evenwel het subliems! in Bacil, Beethoven en Brahms. Tot zijn uitgebreid repertoire behoort echter eveneens eigentijd se muziek, incc6t naar eigen keu ze. maar ook na compositie-op- drachten te hebben verstrekt. Spe ciaal is hij in dc bres gesprongen voor de Mexicaanse componisten Manuel M. Poncc en diens leer lingen Carlos Chavez, Revueltas, Rolon en Moncayo. Van Chavez vertolkte hij vorig jaar met het Orkest onder Bernstein een veer tig minuten durend vioolconcert. Ambassadeur Over experimentele muziek zei Szeryng ons tijdens een prettig gesprek: „Ik ben er niet tegen, maar ik voel me er toch ook niet door overtuigd". De mening als zou seriële muziek „tegen dc strijkers" zijn geschreven, be strijdt liij. De regering van Mexico gaf Szeryng de officiële status van cultureel ambassadeur, zoals dc pianist Claudio Arrau dat is voor Chili. Szeryng reist tegenwoordig dan ook op een diplomatiek pas poort van zijn tweede vaderland. Hij acht het een grote onderschei ding, zijn bijdrage te mogen leve ren aan de kunstzinnige uitwisse lingen die Mexico met nu reeds vijfentachtig landen onderhoudt. aanhalingen doorspekt. Men volgt gesprekken over allerlei onderwerpen, een citaatsgewijs converseren waarbij niet zozeer over het onderwerp zelf wordt gedacht als wel uitspraken van beroemdheden over het onder werp naast en tegenover elkaar worden uitgestald. Nu is het zo, dat de meeste gesprekken van intellectuelen „er niet uit ko men", maar een goed forum weet toch wel de knelpunten aan te geven. Hier is het slag op slag zo, dat op het punt waarbij werkelijk moet worden doorge dacht, men ineens leest van krin gelende sigarettenrook, rode wijn en gele blaren buiten. Men vlucht in de „sfeer" van een ontwikkelde conversatie en laat de zaak onbeslist. Het zou de moeite lonen het aantal echte en retorische vragen te tellen die in dit dikke boek voorkomen. Trou wens de retorische vraag is type rend voor de dichterlijke intel lectueel van voor de Eerste We reldoorlog en ook nog wel daar na. Ik zeg niet zomaar wat, maar herinner mij het boek Het Jaar der Dichters 1913 en vooral het zich in mijn bezit bevinden de werk Religieuse Poëzie, Ne- derlandsche Dichters, gekozen en ingeleid door J. Jac. Thomson en destijds (ongeveer 1913 denk ik) uitgegeven bij J. Ploegsma te Zwolle. In de verbindende tekst daar regent het vraagte kens, geen stellige vragen met dit teken afsluitend, maar vage, aanduidende, zwevende. Menselijk Dit converseren is tot op grote hoogte doel in zichzelf, een po ging de moeilijkheden des le vens (mag ik even een heel dik woord gebruiken) te ver-epicu- r eiser en, als u begrijpt wat ik bedoel. Maak melodie van leed", raadde Albert Verwey, en laat dit tussen ons zijn „een zoe te somberheid". Het is alles men selijk, ook wel (soms) beminne lijk, maar het is geen heldhaftig, driftig, indringend denken, want een zekere mate van vrijblij vendheid moet gehandhaafd blij ven. Van Leeuwen is een eclecti cus (wijsgeer die zich aan geen stelsel bindt), zoals velen van zijn generatiegenoten dat wa ren. Ik vrees dat de generatie van literatoren tussen de 25 en 35, indien ze dit werk al zullen be spreken, het ongenadig zullen kraken vanwege zijn vaak inder daad heel taaie uitvoerigheid, verwardheid en zijn vele vul sels. Zelf verschil ik maar heel weinig in leeftijd met de schrij ver en toch deel ik zakelijk de bezwaren die de jongeren zullen hebben. Maar zij dienen te be denken dat Van Leeuwen zelf nooit een boek heeft „gekraakt" (hij zegt het ergens en ik geloof het graag). „Piëteit schijnt iets onbekends in het huidige literai re wereldje" schrijft Van Leeu wen op bl. 256. „Men moet altijd blijven beseffen dat er in litte- ris, als bij de „wilden", clans als doodsvijanden tegenover elkaar staan" (bl. 220). Vroeger wilde men althans graag objectief oordelen, tegenwoordig is het „sla dood". Wat dat betreft kijk ik uit naar een jongere genera tie die iets voelt voor ruime be langstelling en rechtvaardigheid in het oordeel. Studieus Van Leeuwen is een kenner van de recente literatuur en een studieus criticus, maar hij mist het creatief vermogen om aan zijn eigen soms peuterige docu mentatie te ontstijgen en het le vensbeeld te creëren, zoals hij zich dat op bl. 390 heeft voorge steld (maar toen was het boek al af). Voor de leraar Nederlands en voor de letterkundige is het van belang dit boek door te nemen, maar wanneer men over de be sproken literatoren wil worden ingelicht, dan kan men beter bij Annie Salomons, P. H. Ritter Jr. en Simon Vestdijk terecht. Auteurs kunnen, als ze dat wil len, over hun collega's heel zake lijk schrijven en vaak ook amu sant, zoals Annie Salomons. Hier is alles element uit het le ven van de auteur; een ling literaire menu's hij zo kostelijk en met kennis van zaken heeft genoten. Te veel De auteur heeft met dit boek uitstekend uitgegeven te veel tegelijk gewild. Hij heeft van zijn leven distantie willen nemen èn het tegelijk herinne rend en genietend opnieuw wil len doorproeven. Het moest een soort uit documenten opge bouwd zelfportret worden. Maar daarvoor is het niet rechtstreeks genoeg. Het eigen leven moest worden verfraaid, het moest een levensdroom worden, een subjec tief universele schepping. Multa- tuli heeft in zijn Max Havelaar van een chaotisch pak gegevens dank zij zijn genie een levend geheel gemaakt. Dat lukt maar aan enkelen een enkele maal. De criticus Van Leeuwen had dit kunnen bedenken. Toch is het niet onmogelijk dat in een latere periode dit boek als beeld van een mens in een tijd infor matieve waarde kan hebben. Ik hoop dit van harte, want ook uw recensent heeft een hekel aan „kraken", tenzij het een minder waardig en afstotend produkt is. DR. C. RIJNSDORP JARIGEN De Amsterdamse kunstenaar A. J. J. van Gooi, schilder van portretten, stillevens en land schappen. wordt dinsdag 15 fe bruari 65 jaar. Prof. Willem H. v. d. Berg, schilder en graficus, hoopt 16 februari zijn tachtigste verjaar dag te vieren. Hij was direc teur van dc Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amster dam en voorzitter van Arti et Amicitlac. Alexander Brailowsky, een van de grootste Choplnvertol- kers, die vaak in ons land con. certeerde, hoopt 16 februari zijn zeventigste verjaardag te gedenken. Zeventig jaar wordt op die dag ook de Zwitserse bariton A. L. Panzéra, tot 1958 een be kende verschijning op het we reld-concertpodium. Hij trad meermalen in ons land op. Zestig jaar bestaat op 27 februari de Ned. Vereniging voor de Volkszang. Het mannenkoor van de Ko ninklijke Marechaussee viert 15 februari zijn koperen jubi leum met een concert in de schouwburg „Orpheus" te Apeldoorn. Ten bate van de Bond van Ned. Militaire Oorlogsslachtoffers werken aan dit feestconcert solisten en de Marinierskapel mee. De Franse Academie te Ro me herdenkt 18 februari haar honderdjarig bestaan. TOEN Het was 7 februari zestig jaar geleden dat de Nederlandse to neelspeler Frits A. L. Bouw meester, die vooral uitmuntte in karakterrollen, te Soerabaja overleed. Honderd jaar geleden, op IX februari, werd in Wenen de dansmuzlekcomponist Johann Strauss (dc jongste) geboren. Met zijn orkest speelde hij ook in ons land. Hij overleed in 1939. Honderdvijftig jaar geleden overleed, op 15 februari, de Ne derlandse landschapschilder Pie- ter R. Kleyn na gewond te zijn geraakt in de slag bij Qua- tre-Bras. jj'STRAKS In Rotterdams concertge bouw „De Doelen" wordt de grootste uitleendiscotheek van ons land ondergebracht. De Stichting Centrale Disco theek krijgt daar medio april een oppervlakte van ruim 80 m2, gesitueerd aan het Kruis plein en wel in dat gedeelte van het Doelencomplex waar ook de expositiezaal, een krantenkiosk en een muziek winkel komen. Men ver wacht een uitleen van 40.000 grammofoonplaten per jaar. Twee korte verhalen van de Ier Frank O'Connell zijn door Hugh Leonard be werkt tot een televisiespel dat de BBC dit jaar zal uitzenden. Het speelt in een kloostergemeenschap, waar van twee trappisten hebben gedwaald. Hun enige commu nicatiemiddel is de pantomi me. In het ongeveer een uur durende spel wordt dan ook slechts vijf minuten gespro ken, nl. in het begin, als de Irüsteraar de gedachten van de prior verneemt. ■X- Een paardemiddel om het volk bij de kunst te krij gen wordt toegepast in Luyks- gestel. Vijfentwintig autobus sen brengen dinsdag 15 febru ari ongeveer zevenhonderd- vijftig inwoners van dit grens dorp naar de stadsschouw burg van Eindhoven, waar dan de Zuid-Nederlandse Opera een voorstelling geeft van Strauss' operette „Die Fledermaus". Van 14 februari tot 17 april is in het Kon. Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen een tentoonstel ling van schilderijen en beeld houwwerken onder het motto ,X>c generatie van 1900 - ani- misten en surrealisten".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 17