Levensboek van
een criticus
CULTUREEL
VENSTER
BLOOMSDAY knappe
toneelbewerking van
Ulysses van Joyce
HENRYK
SZERYNG
AVONDEN OP DRIENERWOLDE
Cultureel ambassadeur voor Mexico
Meesterviolist die
7 talen spreekt
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1966
SINDS James Joyce in
februari 1922 zijn grote
roman „Ulysses" het licht
deed zien, had hij voor de
lezers een magische dag
gesteld: 16 juni 1904
„Bloomsday", dat was
de dag, waarop Leopold
Bloom, wiens jonge zoon
tje Rudy was gestorven, in
Dublin de begaafde, jonge
student Stephen Dedalus
ontmoet en als het ware een droom van jaren ver
wezenlijkt ziet: in Stephen vindt hij als het ware
een zoon terug.
De hele roman is met deze ene
dag gevuld. „Ulysses" is meer
j dan een hoek, het is een grabbel
ton der moderne literatuur.
Geen onbenullig detail wordt
over het hoofd gezien; niet
alleen het uiterlijk gebeuren,
maar ook de innerlijke overleg
gingen, ja zelfs, de onbewuste
drijfveren krijgen hun plaats in
dit merkwaardige, duistere
boek, dat sinds zijn ontstaan
meer exegeten heeft getrokken
dan enig ander werk der wereld
literatuur. De „Ulysses" navertel
len is een onmogelijk werk,
I want telkens komt men tot de
j ontdekking elementaire situa
ties, zinswendingen, citaten, of
I wat dan ook over het hoofd te
hebben gezien.
Als men zegt, dat de „Ulysses"
het verhaal van Leopold Bloom
is, zegt men te weinig, want het
beëindigd te hebben. Ver dei-
plaagt hem een kwellend
schuldbesef, omdat hij destijds
geweigerd heeft aan zijn moe
ders sterfbed te knielen en voor
haar te bidden. Hij is onderwij
zer geworden, maar dit brengt
hem als Ier nauwer in contact
met de vernederingen van econo
mische en politieke aard waaron
der zijn land steeds lijdt. Op de
ze dag geeft hij zijn baan eraan
en zwerft door de straten van
Dublin, 's Avonds heeft Stephen
de kans zichzelf eens te bekij
ken; hij laat zijn gewoonlijk pe
dante houding varen en begint
in te zien dat er nog hoop voor
hem is...hij zal zijn land het best
kunnen dienen door het te verla
ten, het objectief te leren be
schouwen en door al wat het
kenmerkt aan zwakheid en
grootheid, aan universele vrees
en hoop op te tekenen voor het
Portret van James Joyce getekend door Gentiloni.
staan van de tekst zijn ze heel
vaak onmisbaar. Voor Neder
landse oren zal zonder deze voor
bereiding het stuk dan ook wel
moeilijk te volgen zijn. In zijn
Nawoord schrijft John Vanden-
bergh, dat dit stuk zo goed ge
lukt is doordat de bewerker zich
trouw gehouden heeft aan de
drie punten, waaraan Jdyce
zich in zijn navolging van Home
rus ook gehouden heeft: 1. Het
zoeken van Telemachus naar
zijn vader; 2. De omzwervingen
van Odysseus; en 3. De terug
keer naar Ithaca.
is ook het verhaal van heel Du
blin op die gedenkwaardige dag;
het is ook het verhaal van de
omgevallen boekenkast, die het
hoofd van James Joyce was en
die hij hier heeft uitgestort; het
is ook het verhaal van de onver
schrokken levensvisie van Ja
mes Joyce, die de sex, de filoso
fie, de religie, de psychologie en
geheel het menselijke verbond
tofëm symboliek en mytholo
gisch labyrinth.
Dramatisch
Toch valt bij alles sterk op,
dat de roman „Ulysses" een ster
ke dramatische inslag vertoont.
Hij is als het ware gecompo
neerd uit een nimmer aflatende
reeks tafereeltjes, die zich stuk
voor stuk laten dramatiseren,
zonder zelfs een woord in de
tekst daarbij te veranderen. Ver
schillende malen is dan ook een
dramatisering van dit boek ge
probeerd.
Zo heeft het Holland Festival
van 1959 de opvoering te zien
gegeven van „Ulysses in Night-
town" van Marjorie Barkentin
en gebracht door The London
Art Theatre in de regie van Bur
gess Meredith. Het was een
grootscheepse opvoering met Ze
ro Mostel in de rol van Leopold
Bloom. Er kwamen meer dan 70
personages in voor. Toch had
men na al dit overweldigende
toneel niet het gevoel dat aan
„Ulysses" ook maar voor een
deel was recht gedaan. Het gaf
veel te veel aandacht aan de
sexy elementen van het boek
(o.a. de Cirde-episode), maar de
gedachtenwereld en vooral het
bonte leven van Dublin anno
Bloomsdag kwamen er niet uit.
Dit laatste echter is thans wel
het geval met de buitengewoon
vaardige toneelbewerking, die
Allan M'Clelland gemaakt heeft
onder de titel „Bloomsday". Met
betrekkelijk weinig personages
wordt in deze bewerking een
goede weergave verkregen van
wat Joyce met „Ulysses" te zeg
gen heeft. Dat komt, omdat
Allan M'Clelland zich strikt ge
houden heeft aan de structuur
van het boek en aan de door
Joyce nauwkeurig aangegeven
karakterisering der hoofdfigu
ren.
Zo worden vooraf deze hoofdfi
guren even toegelicht. Van Ste
phen Dedalus heet het o.a.: Een
jonge Ier van even in de twin
tig. Hij twijfelt voortdurend aan
de juistheid van zijn besluit zijn
priesterstudie bij de jezuïten
Boodschap uit een
gekkenhuis
Boodschap uit een gekkenhuis,
door Valeriy Tarsis. Uitgave H.
Mculenhoff, Amsterdam.
Een merkwaardig boek als Fla
mingo-paperback met een dito
ondertitel: „Een autenthiek ver
slag over een Sowjetkliniek voor
„geestelijk-gestoorden". Lichtelijk
misleidend ook. als de aanhalings
tekens er niet zouden staan. Want
auteur Tarsis is allerminst geeste
lijk gestoord. Met zijn 150 „mede
patiënten" vertoefde hij jarenlang
gedwongen in een psychiatrische
kliniek in Moskou. Het manuscript
van dit boek werd uit die kliniek
gesmokkeld.
Tarsis beschrijft hierin de „hu
manisering" van het Sowjetregi-
me. Voorheen werden andersden
kenden in kampen doodgemarteld.
Nu maken ze andere martelingen
door. Ze worden krankzinnig
verklaard en in klinieken opgeslo
ten. Zo worden ze van de buiten
wereld afgesldcen en het zwijgen
opgelegd.
Een schokkend en onthullend
boek. (174 blz., 5.50).
nageslacht, (Duidelijk komt hier
Joyce zelf om de hoek, die even
eens Ierland reeds jong heeft
verlaten en het niet alleen in
„Ulysses", maar ook in zijn ande
re werken beschreven heeft).
Van Leopold Bloom heet het
o.a. als advertentiecolporteur
maar een klein mannetje. Leef
tijd: eenenveertig jaar. Lengte:
een meter zeventig. Enigszips
Aanleg voor embohj»6iht". Dón-*
ker. Niet onknap. Jood (niet
orthodox). Altijd gekleed in een
donkerblauw pak, de jas nooit
gesloten, zodat de aan een re
montoir bevestigde ketting op
zijn borst steeds te zien
is...Terwijl Mr. Bloom zijn werk
en zijn maatschappelijke ver
plichtingen afdoet, vervolgt hem
het pijnlijke probleem van zijn
huwelijk (hij is n.l. impotent ge
worden, nadat zijn zoontje Rudy
als baby is gestorven).
Die hele dag slaat Mr. Bloom
een jonge dichter uit Dublin,
Stephen Dedalus, nauwlettend
gade. Hij ontdekt, dat Stephen
in wezen vaderloos is, en langza
merhand smelten Bloom's ge
dachten aan de tragische voor
vallen uit zijn eigen leven sa
men met beschermende gevoe
lens voor Stephen en allengs
ziet hij in hem zijn overleden
zoontje Rudy terug
Gewiekst
Allan M'Clelland nu heeft Vit
„Ulysses" op een buitengewoon
gewiekste wijze die tafereeltjes
gekozen, die deze verhouding
van beide hoofdpersonen op z'n
best belichten. In het toneelstuk
beleeft men werkelijk heel de
lieve 16e juni 1904 van het begin
tot in de diepe nacht.
Gerardine Franken heeft dit
stuk uitnemend vertaald en
John Vandenbergh, een fervent
Joyciaan, heeft deze vertaling
van aantekeningen en een na
woord voorzien. Deze aanteke
ningen werpen een verhelderend
licht op de uitnemende belezen
heid van Joyce en voor het ver-
Geraamte
Vandenbergh vindt, dat
„Bloomsdag" een goed geraamte
vormt voor hen, die „Ulysses"
niet kennen, een uitgangspunt als
het ware. „Moge het gegeven
zijn dat deze laatsten in het le
zen ervan aanleiding vinden na
der kennis te maken met het
belangrijkste werk van onze
eeuw aldus John Vandenbergh.
De superlatief voor rekening
van Vandenbergh latende een
wens die men tenvolle kan
onderschrijven. In ieder geval
heeft men hiermee een voor het
verstaan van de moderne litera
tuur uiterst belangrijk toneel
stuk in handen gekregen.
EV. GROLLE
Bloomsdag, toneelstuk door
Allan M'Clelland naar de roman
Ulysses van James Joyce. Ver
taling Gerardine Franken. Aant.
en nawoord John Vandenbergh.
Uitgave De Bezige By, Amster
dam. (155 blz., 6.30.)
Avonden op Drienerwolde,
Herinneringen en Ontmoe
tingen is, met zijn 390 blad
zijden kleine druk (uitg. J.
M. Meulenhoff, Amsterdam,
17,50), de verwezenlijking
van een oud plan van de
auteur, de bekende criticus
en handboekenschrijver W.
L. M. E. van Leeuwen. In
zijn dagboek noteerde hij op
24 februari 1950:
„Maar hoofdplan is te gaan
schrijven: „Avonden op Driener
wolde", waarin alle ontmoetin
gen, herinneringen en correspon
dentie worden verwerkt in vol
komen persoonlijke en vrije
vorm. Ook zomeravonden. Ook
liefdesgedichten, ook over 't radi
caal socialisme als „middel" tot
bevrijding van het individu.
Over natuur. Kunst. Bloeiende
bomen. Hooiwagen. Oogst.
Arbeid. Schoonheid en nut. Mu
ziek en poëzie. Melancholie en
moed. Vrije mens. Notities bij
lectuur. Carel en Thomas Mann.
Officier stijd. Dagboekvorm.
Aanvangend in 1924. Teruggrij
pen op werkelijk dagboek."
Dit plan heeft Van Leeuwen
(winnaar van de tweejaarlijkse
kritiekprijs 1960) vrijwel naar
de letter uitgevoerd. Hij vertelt
van zijn ontmoetingen o.a. met
Carry van Bruggen, A. Roland
Holst, B. Essers, Til Brugman,
Martinus Nijhoff, Frederik van
Eed en, Lodewijk van Deyssel,
Willem Kloos, Albert Verwey,
Johan de Meester, Henri van
Booven, P. H. van Moerkerken,
Herman Teirlinck, Dirk Coster,
P. N. van Eyck, J. Greshoff, Wil
lem Pijper, Gerben Colmjon,
Menno ter Braak, E. du Perron,
H. Marsman, S. Vestdijk, Anna
Blaman, Bert Schierbeek en F.
Sierksma, ontmoetingen in wer
kelijke of figuurlijke zin of in
beide betekenissen tegelijk. Wat
de herinneringen betreft: het he
le boek is in de herinnerende
toon gehouden, zodat de onderti
tel van het werk terecht het
memoire-karakter vooropstelt.
Van belang zijn ook de opgeno
men brieven en briefgedeelten,
omdat daarin de schrijvers zich
als mens uitspreken.
Op drift
En nu de „volkomen persoon
lijke en vrije vorm". Persoon
lijk is deze vorm in zover, dat
alles, ook wat anderen tot hem
zeiden of aan hem schreven, ge
zien wordt en beluisterd wordt
van het centrum Van Leeuwen
uit, dat weliswaar een onderzoe
kend, keurend en combinerend
centrum is, maar waarbij het
subject zich nooit in het object
van zijn waarneming verliest, of
zichzelf ter wille van dat object
vergeet. Vrij is die vonm zeer
zeker ten opzichte van de tijds
volgorde; de meest uiteenlopen
de jaartallen dwarrelen de lezer
voor de ogen als herfstblaren in
een bos. Dan is het weer 1960,
dan plots 1912; 1915 wisselt af
met 1950 en zo gaat dat door als
W. L. M. E. VAN LEEUWEN
(Van onze kunstredactie)
HENRYK SZERYNG is
zijn naam. Een mees
terviolist: Pool van
geboorte; Mexicaan
door naturalisatie,
leerling van de voortreffelijke
Oostenrijks-Hongaarse pedagoog
Carl Flescli en van Frangaise
Nadia Boulangcr, buiten de mu
ziek door een internationale
groep geleerden geschoold in
wijsbegeerte, geschiedenis en niet
minder dan zeven talen die
hij perfect beheerst maar voor
het wereldpodium als vioolsolist
geïntroduceerd door een Neder
lander: Eduard Flipse.
Dat was in 1955, toen Szeryng
onder Flipse's leiding debuteerde
bij bet Rotterdams Pbilharmo-
nisch Orkest. Na deze introductie
kon hij zijn eerste grote Europe
se tournee maken in 1956. Geen
wonder dus, dat bij bijzondere
banden beeft met de Maasstad.
Hier excelleerde hij zes jaar later
in werken van Mozart en Beetho
ven en dezer dagen stond hij
opnieuw voor liet Pbilharmo-
nisch, dat evenals in 1962 werd
geleid door Franz-Paul Decker.
In de loop der jaren is Szeryng
bij sommige oude
herinneringen op drift zijn ge
raakt. Maar hier is het een gedo
cumenteerd op drift raken. Op
zichzelf kan dat heen en weer
springen in de tijd modern he
ten; het herinnerde mij aan een
filmpje over een huis, dat nu
eens kjaar voor de afbraak was,
dan weer ih opbouw, of be
woond, of omgekeerd.
Chaotisch
Maar toch vraagt men zich af
of hier niet een beetje de weg
van de minste weerstand is geko
zen. Want wil de lezer zijn
indrukken ordenen, dan moet
hij alles zo ruwweg verplaatsen
in een ongeveer chronologische
volgorde. Want de lezer is de
schrijver niet: voor Van Leeu
wen is dit alles zijn leven en
zijn werk, maar de lezer wil
geïnformeerd worden en nu zit
hij met een tamelijk chaotisch
gecomponeerd geval dat zich
heus niet vanzelf in de herinne
ring tot een harmonisch geheel
samensluit.
De bloeiende bomen en de
hooiwagen zijn er in gekomen,
zo ook de schoonheid en het nut,
zelfs het Nut. Aan bespiegelin
gen en lange gesprekken geen
gebrek en vooral niet aan cita
ten. Zelfs de conversatie is met
Eduard Flipse
bracht hem op
internationaal FI|Psefan
van de Amsterdamse orkestleider,
o.a. in Liverpool en Los Angeles.
Afgelopen woensdag speelde Sze
ryng voor het eerst in Amsterdam
gebouworkest aanvoerde.
concertpodium
met verscheidene andere Neder
landse orkesten en met bun diri
genten opgetreden. Hij speelde
vaak met bet Brabants Orkest
onder Jordans (ook op tournee),
verder met Yvon Baarspul, met
Willem van Otterloo (in bet Hol
land Festival van '62 in Bartoks
vioolconcert) en met Bernard
Haitink.
Het merkwaardige is, dat Sze
ryng en Haitink steeds hebben sa
mengewerkt tijdens gastdirecties
Ofschoon de violist met vele
ten beeft samengewerkt, behoudt
bij toch een bijzonder zwak voor
Eduard Flipse. Voornaamste re
den: „Deze man is steeds eenvou
dig gebleven. Met andere woor
den: bij beeft zich nooit groter
willen voordoen dan bij is. Deze
oprechtheid heeft me geïmpo
neerd".
Szeryng is tweeledig „Flip-
se-fan", want graag treedt hij op
met pianist Marinus Flipse, die
hij volledig als zijn partner be
schouwt. Van „begeleider" wil
bij niet weten, immers negentig
procent van de jaarlijks vijf ver
schillende recitalprogramma's be
staat uit echte „duo-werken".
„Marinus", zegt Szeryng, „bezit
die eigenaardige filosofie die liet
leven zo aangenaam kan maken,
nl. die van geven en nemen, die
Marinus zo voortreffelijk in prak
tijk weet te brengen." Het dno
behaalde grote successen in de
cember '64januari '65 op een
tournee door Japan, waar ze over
weldigende ervarinsr-n hebben
opgedaan.
Oude „kinderen"
Henrvk Szeryng, in 1921 gebo
ren in' een voorstad van War
schau in de nabijheid van Cho-
pins geboortehuis is niet ge
trouwd. „Maar ik heb wel twee
kinderen., die overigens samen
meer dan vierhonderd jaar oud
zijn." Hij doelt natuurlijk op de
twee beroemde Italiaanse mecster-
violen, waarvan hij de trotse be
zitter is.
Een Guarnerius del Gesu uit
1743 (een van de laatste meester
stukken van de bouwer) nam Sze
ryng over \un de bekende stok-
kenmaker Vuillaume. Ook bezit
de violist een Stradivarius uit
1734, waarop de befaamde Isaye
heeft gespeeld.
Tussen de jaren 1936 en '39
studeerde Szeryng te Parijs onder
leiding van Nadia Boulanger. Zij
zag in hem vooral de toekomstige
componist. In de oorlogsjaren gaf
de violist meer dan driehonderd
concerten voor geallieerde troe
pen. De Mexicaanse nationaliteit
verkreeg hij in 1946, nadat hij
besloten bad, als leraar in dat
land te blijven. Het was evenwel
op aanraden van Arthur Rubin
stein, dat Szeryng toch zijn weg
zocht naar het concertpodium als
vioolsolist.
Wereldfaam
Szeryng, die na Flipse's intro
ductie in tien jaar een carrière
met wereldfaam bekroond zag,
zou op grond van landaard en na
tionaliteit de vertolker per excel
lence kunnen zijn van Slavische
of Latijnse, bijv. Spaanse muziek.
Merkwaardigerwijs is hij evenwel
het subliems! in Bacil, Beethoven
en Brahms.
Tot zijn uitgebreid repertoire
behoort echter eveneens eigentijd
se muziek, incc6t naar eigen keu
ze. maar ook na compositie-op-
drachten te hebben verstrekt. Spe
ciaal is hij in dc bres gesprongen
voor de Mexicaanse componisten
Manuel M. Poncc en diens leer
lingen Carlos Chavez, Revueltas,
Rolon en Moncayo. Van Chavez
vertolkte hij vorig jaar met het
Orkest onder Bernstein een veer
tig minuten durend vioolconcert.
Ambassadeur
Over experimentele muziek zei
Szeryng ons tijdens een prettig
gesprek: „Ik ben er niet tegen,
maar ik voel me er toch ook niet
door overtuigd". De mening als
zou seriële muziek „tegen dc
strijkers" zijn geschreven, be
strijdt liij.
De regering van Mexico gaf
Szeryng de officiële status van
cultureel ambassadeur, zoals dc
pianist Claudio Arrau dat is voor
Chili. Szeryng reist tegenwoordig
dan ook op een diplomatiek pas
poort van zijn tweede vaderland.
Hij acht het een grote onderschei
ding, zijn bijdrage te mogen leve
ren aan de kunstzinnige uitwisse
lingen die Mexico met nu reeds
vijfentachtig landen onderhoudt.
aanhalingen doorspekt. Men
volgt gesprekken over allerlei
onderwerpen, een citaatsgewijs
converseren waarbij niet zozeer
over het onderwerp zelf wordt
gedacht als wel uitspraken van
beroemdheden over het onder
werp naast en tegenover elkaar
worden uitgestald. Nu is het zo,
dat de meeste gesprekken van
intellectuelen „er niet uit ko
men", maar een goed forum
weet toch wel de knelpunten
aan te geven. Hier is het slag op
slag zo, dat op het punt waarbij
werkelijk moet worden doorge
dacht, men ineens leest van krin
gelende sigarettenrook, rode
wijn en gele blaren buiten. Men
vlucht in de „sfeer" van een
ontwikkelde conversatie en laat
de zaak onbeslist. Het zou de
moeite lonen het aantal echte en
retorische vragen te tellen die in
dit dikke boek voorkomen. Trou
wens de retorische vraag is type
rend voor de dichterlijke intel
lectueel van voor de Eerste We
reldoorlog en ook nog wel daar
na. Ik zeg niet zomaar wat,
maar herinner mij het boek Het
Jaar der Dichters 1913 en vooral
het zich in mijn bezit bevinden
de werk Religieuse Poëzie, Ne-
derlandsche Dichters, gekozen
en ingeleid door J. Jac. Thomson
en destijds (ongeveer 1913 denk
ik) uitgegeven bij J. Ploegsma
te Zwolle. In de verbindende
tekst daar regent het vraagte
kens, geen stellige vragen met
dit teken afsluitend, maar vage,
aanduidende, zwevende.
Menselijk
Dit converseren is tot op grote
hoogte doel in zichzelf, een po
ging de moeilijkheden des le
vens (mag ik even een heel dik
woord gebruiken) te ver-epicu-
r eiser en, als u begrijpt wat ik
bedoel. Maak melodie van
leed", raadde Albert Verwey, en
laat dit tussen ons zijn „een zoe
te somberheid". Het is alles men
selijk, ook wel (soms) beminne
lijk, maar het is geen heldhaftig,
driftig, indringend denken, want
een zekere mate van vrijblij
vendheid moet gehandhaafd blij
ven. Van Leeuwen is een eclecti
cus (wijsgeer die zich aan geen
stelsel bindt), zoals velen van
zijn generatiegenoten dat wa
ren.
Ik vrees dat de generatie van
literatoren tussen de 25 en 35,
indien ze dit werk al zullen be
spreken, het ongenadig zullen
kraken vanwege zijn vaak inder
daad heel taaie uitvoerigheid,
verwardheid en zijn vele vul
sels. Zelf verschil ik maar heel
weinig in leeftijd met de schrij
ver en toch deel ik zakelijk de
bezwaren die de jongeren zullen
hebben. Maar zij dienen te be
denken dat Van Leeuwen zelf
nooit een boek heeft „gekraakt"
(hij zegt het ergens en ik geloof
het graag). „Piëteit schijnt iets
onbekends in het huidige literai
re wereldje" schrijft Van Leeu
wen op bl. 256. „Men moet altijd
blijven beseffen dat er in litte-
ris, als bij de „wilden", clans als
doodsvijanden tegenover elkaar
staan" (bl. 220). Vroeger wilde
men althans graag objectief
oordelen, tegenwoordig is het
„sla dood". Wat dat betreft kijk
ik uit naar een jongere genera
tie die iets voelt voor ruime be
langstelling en rechtvaardigheid
in het oordeel.
Studieus
Van Leeuwen is een kenner
van de recente literatuur en een
studieus criticus, maar hij mist
het creatief vermogen om aan
zijn eigen soms peuterige docu
mentatie te ontstijgen en het le
vensbeeld te creëren, zoals hij
zich dat op bl. 390 heeft voorge
steld (maar toen was het boek
al af).
Voor de leraar Nederlands en
voor de letterkundige is het van
belang dit boek door te nemen,
maar wanneer men over de be
sproken literatoren wil worden
ingelicht, dan kan men beter bij
Annie Salomons, P. H. Ritter Jr.
en Simon Vestdijk terecht.
Auteurs kunnen, als ze dat wil
len, over hun collega's heel zake
lijk schrijven en vaak ook amu
sant, zoals Annie Salomons.
Hier is alles element uit het le
ven van de auteur; een
ling literaire menu's
hij zo kostelijk en met kennis
van zaken heeft genoten.
Te veel
De auteur heeft met dit boek
uitstekend uitgegeven te
veel tegelijk gewild. Hij heeft
van zijn leven distantie willen
nemen èn het tegelijk herinne
rend en genietend opnieuw wil
len doorproeven. Het moest een
soort uit documenten opge
bouwd zelfportret worden. Maar
daarvoor is het niet rechtstreeks
genoeg. Het eigen leven moest
worden verfraaid, het moest een
levensdroom worden, een subjec
tief universele schepping. Multa-
tuli heeft in zijn Max Havelaar
van een chaotisch pak gegevens
dank zij zijn genie een levend
geheel gemaakt. Dat lukt maar
aan enkelen een enkele maal.
De criticus Van Leeuwen had
dit kunnen bedenken. Toch is
het niet onmogelijk dat in een
latere periode dit boek als beeld
van een mens in een tijd infor
matieve waarde kan hebben. Ik
hoop dit van harte, want ook uw
recensent heeft een hekel aan
„kraken", tenzij het een minder
waardig en afstotend produkt
is.
DR. C. RIJNSDORP
JARIGEN
De Amsterdamse kunstenaar
A. J. J. van Gooi, schilder van
portretten, stillevens en land
schappen. wordt dinsdag 15 fe
bruari 65 jaar.
Prof. Willem H. v. d. Berg,
schilder en graficus, hoopt 16
februari zijn tachtigste verjaar
dag te vieren. Hij was direc
teur van dc Rijksacademie van
Beeldende Kunsten te Amster
dam en voorzitter van Arti et
Amicitlac.
Alexander Brailowsky, een
van de grootste Choplnvertol-
kers, die vaak in ons land con.
certeerde, hoopt 16 februari
zijn zeventigste verjaardag te
gedenken.
Zeventig jaar wordt op die
dag ook de Zwitserse bariton
A. L. Panzéra, tot 1958 een be
kende verschijning op het we
reld-concertpodium. Hij trad
meermalen in ons land op.
Zestig jaar bestaat op 27
februari de Ned. Vereniging
voor de Volkszang.
Het mannenkoor van de Ko
ninklijke Marechaussee viert
15 februari zijn koperen jubi
leum met een concert in de
schouwburg „Orpheus" te
Apeldoorn. Ten bate van de
Bond van Ned. Militaire
Oorlogsslachtoffers werken
aan dit feestconcert solisten
en de Marinierskapel mee.
De Franse Academie te Ro
me herdenkt 18 februari haar
honderdjarig bestaan.
TOEN
Het was 7 februari zestig jaar
geleden dat de Nederlandse to
neelspeler Frits A. L. Bouw
meester, die vooral uitmuntte
in karakterrollen, te Soerabaja
overleed.
Honderd jaar geleden, op IX
februari, werd in Wenen de
dansmuzlekcomponist Johann
Strauss (dc jongste) geboren.
Met zijn orkest speelde hij ook
in ons land. Hij overleed in
1939.
Honderdvijftig jaar geleden
overleed, op 15 februari, de Ne
derlandse landschapschilder Pie-
ter R. Kleyn na gewond te zijn
geraakt in de slag bij Qua-
tre-Bras.
jj'STRAKS
In Rotterdams concertge
bouw „De Doelen" wordt de
grootste uitleendiscotheek
van ons land ondergebracht.
De Stichting Centrale Disco
theek krijgt daar medio april
een oppervlakte van ruim 80
m2, gesitueerd aan het Kruis
plein en wel in dat gedeelte
van het Doelencomplex waar
ook de expositiezaal, een
krantenkiosk en een muziek
winkel komen. Men ver
wacht een uitleen van 40.000
grammofoonplaten per jaar.
Twee korte verhalen
van de Ier Frank O'Connell
zijn door Hugh Leonard be
werkt tot een televisiespel
dat de BBC dit jaar zal
uitzenden. Het speelt in een
kloostergemeenschap, waar
van twee trappisten hebben
gedwaald. Hun enige commu
nicatiemiddel is de pantomi
me. In het ongeveer een uur
durende spel wordt dan ook
slechts vijf minuten gespro
ken, nl. in het begin, als de
Irüsteraar de gedachten van
de prior verneemt.
■X- Een paardemiddel om
het volk bij de kunst te krij
gen wordt toegepast in Luyks-
gestel. Vijfentwintig autobus
sen brengen dinsdag 15 febru
ari ongeveer zevenhonderd-
vijftig inwoners van dit grens
dorp naar de stadsschouw
burg van Eindhoven, waar
dan de Zuid-Nederlandse
Opera een voorstelling geeft
van Strauss' operette „Die
Fledermaus".
Van 14 februari tot 17
april is in het Kon. Museum
voor Schone Kunsten te
Antwerpen een tentoonstel
ling van schilderijen en beeld
houwwerken onder het motto
,X>c generatie van 1900 - ani-
misten en surrealisten".