Vergeethoek ontsloten in
architectuurgeschiedenis
Het
lichamelijk
onderscheid
Strijd tussen klassiek
en modern onbelangrijk
CULTUREEL
VENSTER
LAURENT VEYDT:
Choreograaf Kart Jooss 65
ZATERDAG 15 JANUARI
BELANGRIJKE STUDIE OVER
ABRAHAM VAN DER HART
"\^ANAF 1777 tot aan zijn
1 dood in 1820 was Abra
ham van der Hart stadsbouw
meester van Amsterdam.
Hoeveel Nederlanders zal
deze naam iets zeggen? En
hoeveel Amsterdammers
kunnen vertellen welk ge
bouw het ontwerp was van
die solide „Directeur Stads
werken"?
Dr. C. A. van Swigchem
van de Rijksdienst voor de i*
Monumentenzorg, die enige
weken geleden op dit onder
werp promoveerde, lijkt dus
wel met zijn omvangrijke
studie van Van der Harts
oeuvre monnikenwerk te
hebben verricht. Het tegen
deel is waar. „In het rusti
ge werk van Van der Hart",
zo schreef ir. R. Meischke
ten geleide, „beleven we het
afsterven van de zeventiende
en achttiende eeuw en de ge
boorte van de moderne tijd".
Dr. van Swigchem is degene
die deze overgangsfase klaar
beeldend heeft ontsloten en
dat is zeker geen geringe ver.
dienste.
Onze bewondering voor het
veelzijdig resultaat van dit
speurwerk groeit, als we lezen
dat een familie-archief ont
breekt, dat er geen persoonsbe
schrijvingen zijn, geen brieven
die zijn karakter belichten en
dat gegevens omtrent Van der
Harts particuliere omstandighe
den uiterst summier bleken.
De kerk van de Hersteld Evangelisch T.utherse Gemeente te Amster
dam aan de Kloveniersburgwal, in de jaren 1792'93 gebouwd naar
ontwerp van A. van der Hart. Tot 1930 werd het gebouw voor de
eredienst gebruikt. Het orgel kreeg in onze eeuw een faam door de
bespelingen van Jan Zwart. Zoals wellicht bekend, siert het instru
ment thans de na de oorlog herboutcde Grote of Sint Eusebiuskerk
te Arnhem.
men van ideeën en ontwikkelin
gen in vroegere perioden. Im
mers, zonder de verworvenhe
den van het verleden is een
voortgaande ontwikkeling in de
toekomst niet mogelijk. Het hel
der zichtbaar maken van de lij
nen waarlangs de bouwkunst
zich ontwikkelde in de achttien
de eeuw, is nu de prestatie van
dr. Van Swigchem.
Continuïteit
In de historische inleiding
schetst hij Van der Harts positie
als stadsarchitect en wel met be
lichting van de vaak jammerlij
ke politieke en maatschappelijke
situaties. Dat de auteur deze
bouwmeester tot onderwerp van
studie maakte, is in feite een
vondst. Van der Hart was in de
opeenvolging van staatkundige
veranderingen een merkwaardi
ge „continuïteit". Wat zich ook
wijzigdeVan der Hart bleef op
zijn post, niet omdat hij de huig
naar de wind hing, maar op
grond van eerlijkheid en be
kwaamheid.
Uit de zeer gedetailleerde 'be
spreking van de veelsoortige op
drachten die de bouwmeester
van overheden en particulieren
kreeg, ontstaan interessante beel
den van een stuk architectuurge
schiedenis. Het zal ook de vak
man-lezer frapperen hoe veelzij
dig Van der Harts inbreng in
het sociale leven was, en hoe
deze architect met de ideeënwe
reld meegroeide. Ofschoon geen
voorloper, verwierf hij internati
onaal toch een dusdanige reputa
tie, dat zijn ontwerp voor het
Nieuwe Werkhuis (thans nog
aan de Roetersstraat) werd opge
vraagd door de keizer van Rus
land en het hof te Wenen.
rig gedocumenteerd te anallse-
ren. Daarnaast bespreekt hij dan
nog een tiental toeschrijvingen.
Een beschrijving van Van der
Harts boekenbezit, gegevens o-
ver het bouwkundig onderwijs
te Amsterdam en de publicaties
die over bouwkunst in de acht-
Amsterdam
tussen 1777
en 1820
tiende en het begin van de ne
gentiende eeuw verschenen, com
pleteren de breedvoerige studie.
Ruim 160 foto's van ontwerpen
en objecten illustreren voortref
felijk deze eerste beschrijving
van een stuk architectuurgeschie
denis.
TON HYDRA
Abraham van der Hart
17471820 architect - stadsbouw
meester van Amsterdam, door dr.
C. A. van Swigchem van de Rijks
dienst voor de Monumentenzorg.
Uitgave Scheltema Holkema
NV, Amsterdam. (476 blz., 162 ill.,
en samenvatting in het Engels,
55.-).
Kenmerkend voor Van der Harts streven naar doelmatigheid en eenvoud is het zg. „Maagdenhuis" aan
het Spui, voltooid in 1787 en sedert 1953 in gebruik bij de Nationale Handelsbank. De imponerende gevel
weerspiegelt duidelijk hoe de architect de hang naar strenger klassicisme volgde. Economische neergang
teas er oorzaak van dat het fronton een minder kostbare versiering kreeg dan het Nieuwe Kerkhuis. In i«v
beide gevallen ivas stadsbeeldhouwer A. Ziesenis de maker van de tympaanvullingen.
Uit andersoortige documenten
distilleerde dr. Van Swigchem c I A
desondanks een interessant over- door gestage zelfstudie weten- spanning dwingend richt op ste- Stuk Amster<j3m
zicht van de werken en de i- schappelijk geschoolde man, een debouw en op het realiseren van
deeën van de stadsarchitect en architect met theoretische onder- industriegebieden, is het zeker Dr. Van Swigchems ontslui-
van zijn staan in de tijd. Een grond en internationale oriënta-
tijd die de politieke en maat- tie. Een bouwmeester ook, die,
schappelijke beroeringen te bele- klassicistisch ingesteld, doelma
nen gaf van stadhouderlijk be- tigheid en schone eenvoud stelde
wind en regentenbestuur naar boven snorkende opsmuk van
de omwenteling van 1795 met het exterieur en die daarmede,
haar armoede en wanbeheer, de ofschoon behoudend van nature,
zorgwekkende periode van het een typische overgangsfiguur
Koninkrijk Holland onder Lode- werd naar de meer sociaal ge-
wijk Napoleon, de inlijving bij richte bouwkunst.
Bonaparte's keizerrijk en einde
lijk het souvereine Nederland ^rhakpl
van koning Willem I. jv.nar.ci
De tijd die Van der Hart en
Vondsten zijn generatiegenoten omspan
den, ligt bij de meeste Nederlan-
Dr. Van Swigchem doorvorste ders onder de etiketten „duf" en
alle maandrapporten die Van ..onbeduidend" in de vergeet-
hoek. Dr. Van Swigchems bouw-
der Hart zijn superieuren voor- kunstige verkenningen bewijzen
legde, hij vergaarde vele teke- weer eens, hoe onjuist het is,
ningen, vond in het gemeente-ar- deze periode buiten de interesse
chief een kladlijst van Van der ï°uden:.A* 'j dit een tijd van
middelmatigheden, ze is toch
Harts boekerij en kwam daar- we, degelijk ee„ schakel die de
door tot de ontdekking dat de samenhang der dingen kan ver-
meeste van de op de lijst voorko- klaren. De schrijver heeft daar-
mende boeken zich thans bevin- vele bewijzen weten aan te
j - s TTnïirarai voeren en is er bovendien in ge-
den in de Amsterdamse Umversi- slaagd| het totaalbeeld op zijn
teitsbibliotheek. terrein van onderzoek aanzien-
Daze en andere vondsten Wk ^tobij te brengen,
vormden voor de schrijver het Vooral nu bevolkingsgroei en
beeld van Van der Hart als de economische expansie veler in-
belangwekkend, kennis te ne-
Behalve stadsbouwmeester tras Van der
Hart particulier architect van verschei
dene patriciërshuizen. Uitstekend aange
schreven stond hij vooral in Haarlem. De
beste stalen van zijn kwaliteiten zijn daar
nog te vinden in liet Hodshonhnis (1795)
en het Rarnaarthuis 11806), ivaarvan hij
de gehele bouw en de binnenhuisarchi
tectuur verzorgde. Onze foto toont het
rjjke interieur van de bibliotheek in het
llodshonhuis aan het Spaarne. sinds 1841
de zetel van de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen te Haarlem.
ting van een vergeethoek is niet
slechts van waarde
voor historici, ont
werpers en bouwers,
maar ook voor de
genen wier belang
stelling gericht is op
sociaal-maatschappe-
pelijke ontwikkelin
gen en zeker niet in
de laatste plaats,
voor de Amsterdam
mer en ieder ander
die voor deze stad
een zwak heeft.
De laatste groep is
waarschijnlijk het
meest benieuwd,
welke bouwwerken
Van der Hart heeft
nagelaten. Dat zijn
dan, om er enkele te
noemen: het Maag
denhuis aan het
Spui, de Oudeman-
huispoort, Franse
Schouwburg (nu De
Kleine Komedie), de
Lutherse Kerk aan
de Kloveniersburg-
burgwal, de Oranje-
Nassaukazerne, de
interieurvernieuwing
van de Trippenhui
zen en het Van
Brienhofje aan de
Prinsengracht.
Het succes en de
waarde van dr. Van
Swigchems onder
zoekingen blijken
het duidelijkst uit
het feit dat de schrij
ver er in slaagde,
meer dan vijftig ob
jecten als werk van
Van der Hart uitvoe-
ER zijn balletlieflhebbers,
die op de „Groene Tafel"
van Kurt Jooss heel wat heb
ben aan te merken. Men
hoort er over spreken in ter
men als „niet meer in de mo
derne danskunst thuis beho
rend", „politiek", zelfs „pa
thetisch". Maar een feit is,
dat de Nederlandse balletwe
reld het als een gebeurtenis
beschouwde, toen Het Natio.
toire mocht nemen en toen
nale Ballet het op het reper-
Kurt Jooss het zelf met deze
troupe kwam instuderen.
„De Groene Tafel" boeit nog
immer, overleefde glansrijk de
afgelopen oorlog en de moderne
balletontwikkeling, terwijl er se
dert 1932 het jaar dat Kurt
Jooss met „De Groene Tafel" in
het Theatre des Champs-Èlysêes
te Parijs een eerste choreogra
fie-prijs en een gouden medaille
verwierf heel wat balletten
zijn geweest, die met gejuich
zijn ontvangen en daarna snel
verdwenen in volstrekte verge
telheid. En dat toont heel iets
anders aan over „De Groene
Tafel".
Zeker, dit ballet is „politiek",
het werkt vooral bij ouderen herin
neringen aan Bertha von Suttners
„nie wieder Kriegü" en aan het
vooroorlogse idealisme dat als een
ijle klacht verstierf bij het ingaan
van de tweede wereldoorlog. Het
is ook nog iets heel anders. Het is
een der belangrijkste danswerken,
ontstaan in een tijd, toen er een
begin werd gemaakt met de dans-
vernieuwing. Toen velen de ballet
kunst in een soort slop zagen vast
lopen en meenden dat de academi
sche danstechniek dat slop was.
Het is zeer zeker niet pathetisch.
Absolute, koude realiteit is er in.
met allegorie vermengd, zodanig
zelfs, dat de balletschrijfster Hans
Verwer constateerde dat de alle
gorische figuur van De Dood soms
de meest reële figuur schijnt te
zijn.
Schrap gezet
Dat Jooss zich zó politiek be
wust is, dat die politiek dit werk
en ook veel ander werk domi
neert, is niet te verwonderen, als
men bedenkt, dat hij zich van het
begin af schrap zette tegen een
ontwikkeling in Duitsland, die hij
niet kon aanvaarden en die hem
twee jaar nadat ..De Groene Tafel"
voor het voetlicht kwam dwong,
Duitsland voor vijftien jaar te ver
laten. Jooss is een choreograaf van
wereldbetekenis. In het uiten van
zijn politieke overtuiging gebruik
te hij de taal, waarin hij zich het
scherpst en duidelijkst kon
de dans-
uitdrukken: die
kunst.
De betekenis van „De Groene
Tafel" gaat ver uit boven die van
de politieke overtuiging van
Kurt Jooss is geboren op 12 janu
ari in Wasseralfingen in Württem-
berg. Hij is dus deze week 65 jaar
oud geworden. Hij is terug in zijn
vaderland, op de plaats waar hij
en op de sexualiteit geconcen
treerde realisme. Dat hij over
het lichamelijk onderscheid tus-
bood. Er moest verteld worden
en al vertellende leerde hij
steeds beter hoe hij dit doen
en daarover moest. Theoretiseren over de ver
tel- en schrijfkunst was van se
cundaire betekenis en in ieder
geval had de lezer niets te ma
alleen, schrijven wil; dat nij in
het roomse België „iedere ver
molmde traditie van zich 0--
afschreef", zoals De Wispelaere ken met de interne moeilijkhe-
- - den en worstelingen van ae
schrijver. De literaire keuken
bleef dicht.
Willen wij de zaak helemaal
goed begrijpen, dan moeten
ook even aan Van Deyssel he:
neren. Veydt doet in zoverre
aan Thijm denken, dat hij een
zelfbespiegelaar is: een eigenaar-
het uitdrukt, is dus volkomen
duidelijk. Krachtens het radica
lisme van de jeugd heeft Veydt
elke vorm van rooms-christe-
lijk-burgerlijk moralisme achter «,-—
zich gelaten. Dat is punt éér En ook even aan Van Deyssel hen -
Laurent Veydt is een jon- kan men ze ook met noemen,
viomintr 7iin hnpkip Het „Neen, dit is opgeschreven, wat
ge Vlaming. Zijn boekje tl mgn denkt wat ik denk v00r ik
lichamelijk onderscheid een verhaai schrijf, een roman,
vormt het vierde deeltje van een stuk proza'", vertelt de
een eerste serie zg Galge- auteur op bl. 76. Op bladzijde 62 wordt hij tegengehouden door...
boekjes van de Uitgeverij De «egt hij het wat uitvoeriger en literaire vormproblemen. Dit is
Galge te Brugge, resp. Polak geleercler-
Van Gennep Uitgevers „Misschien geef ik toe aan de
maatschappij N.V., Amster- neiging een zuivere abstractie,
dam (156 kleine bladzijden, een structuur en meer niet, te
i o n(\\ wicno creeren. een formele logica van
prijs f 3.90). Paul de Wispe- de 0„twikkeU„g de 0„,r„e. ma.
laere, op de achterkant van j,et beeid ^at eraan be-
de kaft, noemt dit werkje antwoordt) tot een verhaal, een I egend66l
een romandebuut, maar het gedicht; de prolegomena op te Veydt is dus wel het tegen-
is geen roman. Er zijn vier "ellen ran elU verhaal.-
punt twee. De jonge auteur
voelt zich, als hij wil gaan schrij
ven. geremd. Men zal vragen: -- -
dus toch nog ergens gebonden digheid die meestal samenhangt
aan de officieel afgezworen fat-
soensnormen? Nee. bijna zou ik
zeggen: integendeel, want wel
verre van nu te gaan grasduinen
met intelligentie en egocentris
me. Maar bij Van Deyssel ble
ven vertellen en bespiegelen
twee duidelijk onderscheiden za-
het pas veroverde gebied der ken- heeft de oudere Van
sexe en al haar mogelijkheden.
in de eerste plaats een bewijs
hiervan, dat de amoraliteit voor
hem al lang vanzelfsprekend is.
En voorts dat de manier van
schrijven voor hem minstens
even belangrijk is als het the-
deel van een geboren verteller.
stukken, achtereenvolgens jje titels van de afzonderlijke was nu eenmaal om zo te zeggen
genoemd ue verleiding, net pr0Zastukken. die er niet om lie- in de greep van de enorme hoe
zien, De paring en De wor- gen. geven de gedachten- en ge- veelheden vertelstof, die het
ding. voelswereid van de jonge schrij- onuitputtelijke leven, zoals hij
ver aan. namelijk die van het dat om zich heen in het Tsaristi-
Novellen of korte verhalen hedendaagse, niets verzwijgende sche Rusland waarnam, hem
Deyssel vrijwel niets meer dan
bespiegelend proza geschreven.
Veydt evenwel en daarin
toont hij zich kind van zijn tech
nisch geraffineerde tijd pro
beert vertellen en bespiegelen te
integreren. Waarom, zo schijnt
hij te denken, zou men niet iets
kunnen verhalen door een be
spiegeling te schrijven hoe het
wel of niet zou kunnen? Wie
deelneemt aan een stafbespre
king voor een te organiseren
kamp heeft om zo te zeggen aan
het kamp al deelgenomen voor
Ik denk aan Tsjechov. Deze Rus de openingsdatum. Een chef-kok
in een groot restaurant, belast
met de verzorging van een duur
diner, heeft bij wijze van spre
ken al gedineerd terwijl de jas
ten nog achter hun aperitief je
zitten.
Men zal vragen: waarom
wordt deze beginnende auteur
zozeer door de vormproblemen
geobsedeerd? Hij zegt het zelf
op meer dan één bladzijde.
„Geen enkel verhaal kan weerge
ven wat er gebeurd is, omdat
niemand het weet" (bl. 6).
„omdat men nooit volledig
spreekt of schrijft, kan spreken
of schrijven. Dit is trouwens de
bestaansreden van dit werk"
(bl. 51). En naar aanleiding van
De wording (het gaat daarin
over de puberteit) zegt Veydt:
„...en meer nog dan de puberteit
wil ik wellicht mijn gedachten-
gang over de puberteit schrij
ven." (bl. 149).
Veydt wil niet alleen op onbe
schaamde lüijze waar zijn, maar
ook in de weergave van het ge
beuren volledig wezen. Hij heeft
in het onderhavige boekje een
voorlopige oplossing gevonden
door over het verhaal dat hij
zou willen schrijven, te praten,
te betogen („mijn betoog" bl. 59;
„dit betoog" bl. 61; het is mijn
betoog" bl. 69) en deze keuken
werkzaamheden mee te delen
alsof zij het diner zelf waren.
De gemiddelde lezer stelt in
vormproblemen geen belang. Hij
wil geboeid worden; een poos
zijn identiteit verliezen en leven
in een andere wereld, die van
het boek. Wie dit wil kan b.v.
bij Tsjechov volop terecht. Ook
de erotomaan heeft niets aan dit
boekje: het sexuele is weliswaar
hoofdschotel, maar de schotel
komt niet op tafel; er wordt
over de schotel, de opmaak enz.
uitvoerig een innerlijke stafbe
spreking gehouden. Het zijn ook
geen lessen in de schrijfkunst,
want er wordt niets op het ge
bied van het schrijven onderwe
zen. De auteur doet niets dan
zich afvragen hoe het zou kun
nen worden verteld.
Essays
Strikt genomen zijn dit dan
ook geen vertellingen, maar een
soort essays; bespiegelingen over
de vertelkunst aan de hand van
enkele bepaalde verhaialthema's.
Natuurlijk zit daar een filosofie
achter, zoals achter alles. Een
postchristelijke samenleving pro
beert, van haar nieuwe levensge
voel uit, eigen kunstvormen te
scheppen, die aan dat gevoel
uitdrukking geven en daaraan be
antwoorden. In de oude vormen
zit nog te veel oude (gekersten
de) wereld. Weg met alles wat,
volgens dit nieuwe levensbesef,
„onnodig verfraait" (bl. 8). Dit
streven loopt evenwijdig met
wat ik onlangs schreef over het
korte gedicht nieuwe stijl.
Iets anders
Onze lezers moeten begrijpen
dat literaire kritiek iets anders
is dan zeggen: mensen, dit boek
moet je kopen; of: koop dit
werk vooral niet. Het komt wel
eens voor, dat ik ter wille van
de rechtvaardigheid bepaalde po
sitieve elementen aanwijs in boe
ken, die zeker geen lectuur zijn
voor de christelijke huiskamer.
Dit wordt dan soms opgevat als
een aanbeveling tot kopen, mis
schien ook omdat volledigheids
halve de prijs van het boek
wordt genoemd. Ik geef nooit
een advies om te kopen of niet
te kopen. Dit ligt op de weg van
een vertrouwde boekhandelaar.
Mijn taak is de hedendaagse Ne
derlandse literatuur kritisch te
begeleiden en in en achter die
literatuur de tendenzen te zien
van de tweede helft der twintig
ste eeuw: de ontwikkeling die
het grotendeels ontkerstende
Europa te zien geeft naar een
steeds meer antichristelijke sa
menleving. Literatuur is spiegel
van het leven en de gelovige
criticus dient scherp toe te zien
hoe dat leven zich manifesteert.
De kerkboderecensies hebben
jaar en dag geschreven: harte
lijk aanbevolen; of: niets voor
ons. Dit was geen literaire kri
tiek, maar op zijn best een po
ging tot pastorale zorg. Wie de
literaire kritiek in een soort pas
torale zorg wil laten opgaan
heeft van het belang van zulk
eert kritiek niets begrepen. Trou
wens de pastorale zorg in haar
diepste en ruimste zin geeft niet
alleen maar duwtjes met de her
dersstaf naar links of naar
rechts, maar probeert inzicht te
verschaffen, horizonten te ope
nen, panorama's te tonen. Want
hoeveel gaat een mens een
schaap te boven.
DR. C. RIJNSDORP
zijn danskunstloopbaan begon, M'
..Folkwangtanztheater der Sb
Essen" en de daaraan verbond
Folkwangschule. Die school islH
1927 opgericht met Jooss als din
teur van de vakafdeling dal
kunst.
De Groene Tafel
Als men aan Kurt Joos-
denkt, denkt men aan „De Gto'
ne Tafel", maar Jooss heeft vafr
zelfsprekend meer balletten ff
maakt, al is zijn oeuvre tot -
toe niet zo groot als bijvo(
beeld dat van de Brit Ashton
de Russische Amerikaan Bala
chine.
Van 1925 dateren zijn eerste V
langrijke werken „Die Brautfahi
en „Larven". In 1939 heeft Jooss'
Dartington in Engeland „I
Brautfahrt" opnieuw gezet. B
ballet is toen uitgebracht onder i
naam „Springtime".
Kashemme dateert van 1926, evcËÜ!
als Tragödie. In 1929 kwamen F
vane. Suite en Zimmer Nr. 13 u
In hetzelfde jaar als De Groe
Tafel verschenen Grossstadt i
Ball in Alt-Wien. Het jaar daarG
kwam Jooss met Der Verlorei
Sohn en Die Sieben Helden. Nad
Jooss uitweek naar Engeland kw 1
men The Mirror, Johann Strau g
to-night en Ballade, alle drie ii
1935. Chronica volgde in 1939, Ss
lor's Fancy en Company at tl
Manor in 1943. Pandora in 1944. 1
1948 kwam Dithyrambus uit a
laatste ballet uit zijn balling
schap.
Terug in zijn vaderland kwal
Jooss in 1952 met Weg in Nebel {-
Der Nachtzug en in 1959 met D;
Feenkönigin, een geheel opnieu»
in scène gezette choreografische tx
werking van de Fairy Queen va^
Purcell. Verder maakte hij et
aantal choreografieën voor werkt"
van anderen. -i
geldt als Jooss' meesterwerk,
tijd dat hij, nog vrijwel onbekeö
was. „De Groene Tafel" is niet i
de eerste plaats verantwoordelij
voor de betekenis van Jooss ai -i
balletkunstenaar. Veel belangrij
ker is hij door zijn werk ali
avant-gardist.
Jooss zag de academische balie!
danser als opgesloten in een kris
tallen bokaal en hij had nauw con
tact met Rudolf Laba nen Mar
Wigman. Uit de dans-avant-gard<
waarvan deze drie een goed
expressie vormden, groeide late
de moderne dansvorm, die wij ken
nen als die van José Limon, Mar
tha Graham en anderen. De ideeëi
van Laban en Jooss hebben aan d<
overzijde van de Oceaan hech
wortel geschoten. Zij zijn daar ver
nieuwd, verwerkt, gegroeid. Wa
Martha Graham en José Limon ni
doen, lijkt in niets meer op he
werk van Laban en Jooss vsi
voor de laatste oorlog, maar he
heeft er alles mee te maken.
Coton geeft in zijn boek pun
voor punt aan, waar Jooss me
zijn techniek die van de Folk
wangschule dus buiten en bo
ven het academische ballet trad.
Jooss heeft de academische tech
niek niet, zoals vele anderen over
boord geworpen. Zelf heeft hij m
de oorlog in Nederland hij
onderhoudt met Nederland nauws
banden gezegd, dat academisch
en modern ballet geen „vijandelij
ke" kampen zijn.
Jooss zegt. noch in het ene, noch
in het ander kamp te denken.
Kampen, zo meent hij, zijn slechts
verzamelplaatsen voor beginselma
niakken. Maar de beweeglijke
kunstenaar, die de tijd en de
ontwikkeling van de danskunst
heeft begrepen, moet vrij daartus
sen staan. Die heeft, zo zegt Jooss,
deel aan beide, aan de rijkdom
men der traditie en aan de schat
ten. die de modernen opdelven.
Academisch ballet, modern bal
let. zij zijn slechts technieken. De
toegepaste techniek bepaalt niet
I