Duitsland
waarheen?
VERTROUWEN NODIG
EEN VOLK VECHT
MET Z'N VERLEDEN
Vrees is gerechtvaardigd
MAAR WOORD IS AAN JEUGD
VRAGEN
Waakzaamheid
dure plicht;
wantrouwen
sluipend gif
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1965
EEN onzer ruimte-redacteuren voerde in West-Duitsland gesprekken
met Duitsers tussen de twintig en dertig jaar. Hij projecteerde deze
gesprekken tegen de achtergrond van de ook door de verloving
van prinses Beatrix met Claus von Amsberg actueel geworden
vraag naar de houding van de Duitse jeugd tot het jongste verleden, en
zijn houding als jonge Nederlander tegenover Duitsland. Enkele jonge
Duitse studenten verklaarden zich bereid aan de hand van een aantal
vragen (zie elders op deze pagina) een artikel te schrijven. Het alles
beheersende thema is: Duitsland, waarheen? Op deze ruimte-pagina
de reacties van Rolf-Ulrich Kaiser en Ekkehard Schwerk, en de impres
sie van onze redacteur Huib Goudriaan.
Rumoer van extremisten „eendagsvlieg":
f door Rolf-Ulrich Kaiser
TTET is begrijpelijk dat niemand degene die hem eens ten diepste heeft gewond, vriendelijk
I is gezind. Het is ook consequent, elk symptoom dat er op zou kunnen wijzen dat de vroe
gere tegenstander opnieuw gevaarlijk wordt, bezorgd te signaleren. Toch pleit ik als jonge Duitser
voor een realisme dat zich vrij weet te maken van elk ressentiment. Het gaat er in mijn reactie
dus niet om het gebeurde te verontschuldigen, maar mijn persoonlijke visie te geven op de
huidige stand van zaken.
door Huib Goudriaan
ZOMER 1944. „Mama, waarom willen de Duitsers papa toch zo graag meenemen?" Antwoord:
„Om hem in Duitsland te laten werken, jongen." „Maar, waarom dan?" Een vraag die ik stelde
toen ik zes jaar was.
DAAR IS EERST de droevige
vraag naar ons nationalisme.
Laat ik dit vooropstellen:
ledereen die tot een bepaald volk
behoort zou normaal gesproken trots
op zijn volk moeten zijn, het gevoel
moeten hebben tot dit volk te beho
ren. Uiteindelijk spreekt hij de taal
van dit volk. Nationalist te zijn zou
men de Duitser dus net zomin kwa
lijk kunnen nemen als de Fransman
en de Nederlander.
Is het juist te concluderen dat uit het
Duitse nationale gevoel weer een chau
vinistisch nationalisme groeit? Er wordt
gewezen op de oude mentaliteit: daar
komen de veteranen bijeen, hier verga
dert de Waffen-SS: deze heeft een
„bruin" verleden, die zingt ook de
eerste beide coupletten van „Deutsch-
land, Deutschland über alles."
Naar mijn mening is het belachelijk
uit zulke eendagsvliegen een nieuw
revanchistisch nationalisme te analyse
ren. In plaats daarvan is iets anders, iets
belangwekkendere te zien: Na jaren van
verschrompeling van het nationaal ge
voel beginnen politieke leiders het
Duitse volk weer het gevoel te geven
dat de natie iets voorstelt. De recente
verkiezingen voor de Bondsdag waren
er op afgestemd te appeleren aan het
onbewust hunkeren naar een nationaal
bewustzijn.
Rolf-Ulrich Kaiser
dat in onze tijd voor een bekrompen
nationaal gevoel geen plaats meer is.
Voor mij telt Europa meer dan de
Duitse Bondsrepubliek. De kans van
de toekomst ligt in een Europees,
niet in een nationaal bewustzijn.
Sta ik met deze opvatting alleen? Ik
weet het niet. Het lijkt mij dat een
groot deel van de jonge generatie eer
der afwachtend reageert, dan met een
„Lang leve Duitsland!" De oude genera
tie is met een nationaal gevoel opge
groeid. "Wij jonge mensen, hebben daar
maar weinig van gemerkt, zijn vrij van
deze invloeden. De tegenwoordige jonge
generatie te zien als een Europese
generatie is heel goed mogelijk. Angst
voor een revanchistisch nationalistisch
of nationaal-socialistisch Duitsland be
hoeft men op het ogenblik niet te
hebben.
Natuurlijk is de gemiddelde Duitser
democraat, en natuurlijk is hij opportu
nist. Hij is beide in dezelfde mate als de
gemiddelde Nederlanders, als ieder
mens. En dit vooral in zoverre hij zich
aan het echte politieke bedrijf, de
medeverantwoordelijkheid onttrekt. He
laas mist hij de ervaring. Hij moet
„democratie" nog helemaal leren.
Voor leren heeft men goede lera
ren nodig. Heeft de Bondsrepubliek
deze leraren? Ik meen van niet. Ze
heeft in Konrad Adenauer na de
oorlog een groot staatsman gehad
gewiekst in de wereldpolitiek, maar
helaas geen opvoeder. Wie iemand
uit principe onder voogdij houdt, zal
hem nooit tot een volwassen mens
opvoeden. Volwassenheid en zelf
standigheid is immers een van de
eisen die aan een democraat kunnen
worden gesteld.
Afgezien van het feit dat steeds
maar weinigen van ieder uolk mon
dig zijn, lijkt mij dat het Duitse volk
op het ogenblik nog aan het begin
staat van de weg naar de democratie.
Het heeft politici nodig die kunnen
en willen opvoeden. Maar waar zijn
zij te vinden?
De oudere generatie zal de gebeurte
nissen tot 1945 en de daarop volgende
desillusie nooit vergeten. Ze is cr door
gestempeld. Ze moet haar verleden „on
der de knie krijgen", zoals dat bij ons
in Duitsland wordt uitgedrukt. Over dit
onderwerp verschijnen veel films, to
neelstukken en roipans. Men is voortdu
rend bezig met „onder de knie te
krijgen". Alsof men een slecht geweten
heeft. Ja, het verleden is nog niet
verwerkt.
De jonge generatie beleeft dit alles
met een wonderlijke distantie. We
gaan naar het Auschwitzproces als
naar iets vreemds, niet als iets
eigens. We zijn toeschouwers. De
ouderen moeten hun verleden nog
torsen, de jongeren nemen er nota
van als van een historisch feit. Dit
betekent niet dat zij er onverschillig
aan voorbijgaan. Theresienstadt,
Auschwitz dat zijn vlammende
tekens, die ook hun handelen rich
ting zullen geven. Maar het was niet
hun tijd.
Men zou kunnen veronderstellen dat
de gevolgen een conflict tussen de
generaties zouden zijn. Niets van dit
alles. In plaats daarvan in het privéle-
ven: zwijgen. Men heeft elkaar niets te
zeggen. Men laat elkaar met rust.
ók il\i>en'h'iici\Uk kökut ikt* fiea>kea
erlege - wage - wöhle richt
Die Kandidaten
Herinneringen. Ik ben elf jaar
en bekijk een plaat waarop een
martiale Bismarck in de spiegel
zaal te Versailles de Duitse een
heid proclameert; en ik vind het
een imposant schouwspel. Dertien
jaar. Ik lees de levensgeschiede
nis van de verzetsstrijder Johan
nes Post. Weer vragen. De jaren
daarna: krante-artikelen met
koppen als „Herlevend anti
semitisme in Duitsland". Vragen
die beantwoord werden, vragen
die nooit beantwoord zullen
worden.
OKTOBER 1965. Een Duitse leef
tijdgenoot. Glazen wijn in het Gast
hof Jagerhaus. „Zeg jij me dan, hoe
verklaren jullie Hollanders het, dat
dit in Duitsland kon gebeuren. Ik
ben pas in Auschwitz geweest, ik
begrijp het niet." Een poging tot
analyse, waarna we het beiden opge-
de massa wil horen. Als ooit een
Goebbels deze krant in handen krijgt,
arm Duitsland!"
Ik loop in een winkelstraat van een
provinciestadje. Vlak bij een etalage,
waarin met grote kleurenfoto's en vlag
gen propaganda wordt gemaakt voor het
Westduitse leger, staat een monument in
de vorm van een kleine kapel. In het
steen is gebeiteld: „De offers van 1933
1945. Spreuken 14 34: „Gerechtigheid
verthoogt een volk, maar de zonde is een
schandvlek der natiën."
Later vraag ik op een bank in het
park aan twee jonge vrouwen of ze
iets over de kapel kunnen vertellen.
Ze kennen de betekenis niet. Een
heer op middelbare leeftijd ant
woordt: „Gewijd aan de slachtoffers
tijd dat ook buitenlandse diplomaten
onze bisschoppen, ja de meesten van
onze geestelijke leiders Hitier meer dan
onze geestelijke leiders Hitier meer dan
I If f vriendelijk tegemoettraden. Wat moest
de gewone man? Later begrepen we
pas: toen buren 's nachts door de
geheime politie werden weggehaald om
nooit weer thuis te komen."
Gesprekken
if. Ludwig Erhard
Wfify Brandt -
ais norwegischcr Major in Berti
und Ihre Bücher
sor Ludwlg Erhard schrieb:
.tand für AH*"
«hes Gemeinschettswerk*
iche WirtscheftspoUbk"
Willy Brandt schrieb als Norw
u.a. folgende Bücher:
.Verbrecher und andere Deul
und .Guerille Krieg"
Deze verkiezingspamfletten gebruikte de CSU. De tekst begint met:
„Aan hun vruchten zult ge hen kennenen aan hun boeken." De
foto's tonen de tegenstanders professor Erhard en Willy Brandt. Het
onderschrift van de foto van burgemeester Brandt luidt: Willy Brandt
als majoor van het Noorse leger in Berlijn in 1946. (Foto ontleend aan
een publicatie in Die Zeit).
Flarden van gesprekken. „Democratie
is thans hèt gevleugelde woord in
Duitsland. We gebruiken het te pas en
te onpas, omdat het „in" is. Het week
blad Der Spiegel is ook in de mode.
Waarom? Omdat de uitgever het in het
beroemde proces won van de regering.
We overdrijven weer, zoals altijd."
„Wij Duitsers sluiten ons nu eenmaal
graag bij de winnende meerderheid aan.
Daarom: autoriteitsgeloof, angst voor de
sterkere, verachting voor de zwakkere.
Daaruit ontstaan de taboes. Er zijn
dingen waarover niet gepraat mag wor
den, zoals het gebruik van de woorden
DDR of Sowjetzone. Als je een studie
beurs wilt aanvragen, moet je hier reke
ning mee houden; let op dan in een
gesprek welke benaming je gebruikt."
„Kritiek in onze samenleving? Twee
Duitsers durven kritiek uit te oefenen,
willen graag tere punten aansnijden,
maar zodra er drie of meer bijeen zijn
is het afgelopen. Een vrije pers?
Schoolkranten krijgen soms niet eens de
vrijheid bepaalde echt niet zulke
schokkende opinies te verkondigen.
Wat moet er dan terecht komen van
échte kranten? Hier is de Bildzeitung;
oplage vier miljoen. Ze schrijven wat
Even later zegt hij: „Maar Beieren
(waar hij is geboren i heeft nooit een
aanvalsoorlog gevoerd; we hopen ook
als de vrijstaat Beieren, en niet als
Duitsland in een verenigd Europa te
worden opgenomen."
Nog steeds voelen vele Duitsers zich
in de eerste plaats Beieren, Saksen of
Zwaben, of hoe de inwoners van de
andere staten van de Bondsrepubliek
mogen heten. Is het dan toch waar dat
de Duitser van na 1871 (Duitse eenheid)
niet rijp was de verantwoordelijkheid
van staatsburger te dragen, omdat zijn
staat te laat werd geboren? Werden
eerder de historische kansen gemist?
Zoals in onze tijd de twee Duitslanden
kansen verzuimen om tot een wer
kelijk gesprek te komen? Ze groei
en steeds verder uit elkaar de „zoge
naamde DDR", zoals de Westduitsere
zeggen, en de „revanchistische" Bondsre
publiek zoals de Oostduitsers hun buren
noemen.
Niet de toekomst, maar het verleden
dicteert het beleid „Drei geteilt? Nie!"
(een driedeling? Nooit) is op borden in
bijna elke Duitse stad te lezen; en in de
treinen hangen kaarten van Duitsland
van vóór 1937, met deze tekst bij „Sow
jetzone" aangebracht: „Zur Zeit unter
fremder Verwaltung" (tijdelijk onder
vreemd bewind).
I nieuw nationalistisch Duitsland. Is
deze vrees gerechtvaardigd
vooral na een eventuele herenl-
I ging van de twee Duitslanden
Hebt u begrip voor het feit dat
Imen in het buitenland Duitsland
niet altijd zo open tegemoet kan
treden, als andere landen?
2. Is de tegenwoordige Duitser
democratisch, of heeft hij zich
I slechts aangepast? Behoort het
autoriteitsgeloof tot het verleden?
Heeft de jonge Duiser zelfkritiek?
I 3. Heeft de Duitse samenleving
de breuk in haar geschiedenis i
1 (1945) overwonnen, of bestaat er
ng steeds een trauma, een soort
Iwond, duidelijk merkbaar In de
wijze waarop de oudere generatie
omgaat met de jongere?
I 4. De Duitse politiek heeft als
belangrijk doel de hereniging van
Ide belde Duitslanden. De intelll- I
gentsia van de Duitse jeugd ge- I
looft dat het noodzakelijk is het
Iland te herenigen, niet door ge-
weid maar door vreedzame toe-
nadering van de belde Duitse
I staten. Speelt In het verlangen i
naar hereniging niet een nieuw I
nationalistisch denken mee?
Er zijn jonge nationalistische Duitsers.
Er zijn christelijke en atheïstische jon
gerenorganisaties, socialistische en rege
ringsgezinde. Er zijn alle richtingen en
schakeringen. En toch is het maar een
klein deel van de jeugd dat zich heeft
vastgelegd. Over het geheel genomen
schijnt ze terughoudend en enigszins
onverschillig. Kenmerkend is dat ze
zich nauwelijks aan iets wil „binden".
Politiek is om over te converseren. En
daarmee houdt het op.
Zo'n houding heeft haar gevaarlijke
schaduwzijden. Ze leidt tot opportunis
me en prijsgeven van de eigen mening.
Ze maakt de onverschilligheid tot prin
cipe en de politiek tot de prlvè-activi-
teit van enkelingen. Maar Is dit een
jeugd, opgegroeid in een tijd zonder
bindingen en oriënteringspunten, ln een
tijd van geestelijke verwarring, kwalijk
le nemen? Ook hier komen we weer bij
het punt waar een opvoeder zou moeten
beginnen, deze jonge mensen een doel
te geven.
Of de vereniging van de twee Duits
landen een doel van de Duitse politiek
is, is nog de vraag. Het is het doel van
de grote redevoeringen, de verkiezings
propaganda, van de stemmingmakerij.
Het is vooral een emotionele aangele
genheid. En ten onrechte? Nog steeds is
er een gescheiden volk.
Op het ogenblik dat ik dit schrijf, ben
ik in Berlijn. Voor ik hier kon komen,
werd door een Duitser uit een ander
land de koffer van mijn wagen gecon
troleerd op een dubbele bodem, werd ik
ten slotte zelfs gevraagd waar ik mijn
„wapens" had verborgen. Om familiele
den en kennissen in dit andere Duitse
gebied te zien, moeten we een omweg
van driehonderd kilometer voor één
reis maken.
Het Duitse verlangen naar vereniging
door Ekkehard Schwerk
DE angst voor een nationalis
tisch Duitsland is helaas ge
rechtvaardigd. Steeds opnieuw,
juist de laatste tijd, moet men
vaststellen dat nationalisten hard
nekkig de trom roeren. Ik denk
hierbij aan de schaamteloze be
schuldigingen geuit aan het adres
van burgemeester Willy Brandt,
omdat hij zijn geboorteland ver
liet toen het hier mode was gan-
sters te huldigen.
Ik denk verder aan de dreigemen
ten (met moord) gericht tegen twee
vooraanstaande cabaretiers man
en vrouw en hun kinderen in
Düsseldorf, het in het openbaar ver
branden van boeken in dezelfde stad
(dit werd door de verantwoordelijke
mag daarom niet als het streven naar
een nieuw Groot-Duitsland worden op
gevat. Niet macht is het doel, maar de
mens „aan de andere kant van de
muur". Dit neemt niet weg dat ik er
vóór ben. van de vereniging af te zien
indien in de plaats daarvan betere
levensomstandigheden zoals vrije
verkiezingen voor de Oostduitse bevol
king, zouden kunnen worden verkregen.
Maar dat is een andere zaak.
Ten slotte zou ik het volgende
willen zeggen: Ik heb in mijn ant
woorden duidelijk de gevaren voor
de nieuwe Duitse (deel)staat aange
duid. Toch lijkt mij dat men de
jonge generatie kan vertrouwen. In
dien hier een nieuw begin mogelijk
ls, zullen de jonge en oude generaties
in Nederland dit ter harte moeten
nemen. Dit kan men niet eisen,
slechts vragen.
iologle en publiceert ln
autoriteiten toegestaan, en als niet
belangrijk beschouwd), en de brand
stichting bij het huis van de schrij
ver Günter Grass in Berlijn.
Dit zijn methoden waarmee de
nazi's hun entree maakten. Het zijn
„manieren", die men niet scherp ge
noeg aan de kaak kan stellen. Ik heb
mijn hoop gevestigd op mijn genera
tie, die in het bewustzijn leeft van
open grenzen, die beseft dat geen
volk het zich meer kan veroorloven
in een zelfgenoegzaam, reeds lang
achterhaald isolement te leven. Ho
pelijk wint deze jeugd het in Duits-
Respect verdienen
Ik heb voor het feit, dat men in het
buitenland de Duitsers niet altijd even
vriendelijk gezind is, begrip. We moeten
ons. iedereen kan dat op zijn eigen
plaats, als democratische partners waar
maken in de wereld. Respect is niet te
koop, ook niet in de „ontwikkelingslan-
De Bondsrepubliek heeft een demo
cratische grondwet. De „tegenwoordige"
Duitser is verplicht zich aan deze wet
te houden.
Sterke man...
Het autoriteitsgeloof behoort beslist
nog niet tot het verleden. Overal is de
almachtige chef te vinden, in ziekenhui
zen. instituten en bedrijven. (Mocht u
ooit bij ons op visite komen, vergeet
dan niet u te laten informeren over de
titels en eretekens van hen die u
bezoekt: de Britse vorstin heeft dat
gedaan en vele onderscheidingen mee
gebracht. waarmee men hier zeer in
zijn nopjes was.) Er is ook al een tijd
geweest dat er sprake was van „Kanz-
lerdemokratie". Men begint daar weer
naar te verlangen, men wil een sterke
man boven zich hebben. Of de Duitser
voldoende zelfkritiek heeft? Welnu, dat
is te wensen, want hij heeft het nog
niet voldoende.
Wat betreft het verwerken van de
ineenstorting van 1945 kan lk op- T
merken dat de denkende Duitsers Duitse staten nodig,
hun uiterste best doen de consequen
ties uit het jongste verleden te trek
ken. Stel mij niet de vraag, hoeveel
Duitsers denken! Ik geloof dat er
voldoende zijn.
Het verlangen naar vereniging van de
beide delen van Duitsland leeft in alle
bevolkingsgroepen. Er zijn ook Duitsers
die tegen een vereniging zijn, of die er
onverschillig tegenover staan. In de
vragen wordt zonder „als en maar"
gesproken van de noodzaak van een
vreedzame toenaderingspoging tussen de
beide Duitse staten. Dat verrast mij
niet. Ik denk er ook zo over, evenals
een aantal andere Duitsers. Maar zij
behoren tot een minderheid. Ik ben
onmiddellijk be-
dat het de Duitse
bondsregering, of
wie anders praat
over vereniging, is
te doen om een op
lossing zonder
bloedvergieten.
Maar uit het feit
dat de sinds 1949
macht uitoefenen
de bondsregering
systematisch ont
kent dat tussen
Rijn en Oder-
Neisse twee Duitse
staten bestaan,
moet u duidelijk
worden, hoe „ver
dacht" iedereen
zich maakt die twee Duitse staten ziet,
de Bondsrepubliek Duitsland en de
Duitse Democratische Republiek. De
bondsregering verbiedt alle staten, met
wie zij diplomatieke betrekkingen on
derhoudt, de DDR als staat te erkennen
(Hallstein-doctrine). De Sowjetunie
valt niet onder dit verbod. Een vreed
zame toenadering tussen de beide Duit
se staten met als doel vereniging, is
hierdoor onmogelijk gemaakt. Dit is
voor de bondsregering geen onderwerp
van discussie.
Eenwording van Duitsland 19 in de
eerste plaats een internationaal pro
bleem. Met de oplossing hiervan zou
een bron van spanningen tussen de
beide grote blokken uit de weg zijn
geruimd. Met ernst moet een vredesver
drag met de overwinnaars van de twee
de wereldoorlog worden nagestreefd.
Hiervoor ls echter zeer zeker een zake
lijke overeenkomst tussen de belde
van het nationaal-socialisme." Een
gesprek volgt, waarin de schuld van
het Duitse voolk aan de misdaden
van het Hitlerregiem ter sprake
komt. Hij verduidelijkt zijn mening
met een verhaal. „Ik zag pas een
film waarin een jongeman zijn vader
verwijt niets tegen de jodenvervol
ging te hebben gedaan. Later in de
fabriek kijkt deze jongeman zwij
gend toe als zijn collega's gezamen
lijk een Italiaan neerslaan. Zijn
meisje beschuldigt hem 's avonds
ervan dat hij werkeloos heeft toege
zien."
De verteller die me toevertrouwt
in de oorlog in Amsterdam te zijn
geweest haalt zijn schouders op.
Mismoedig verzucht hij dat het altijd zo
is geweest, en nodigt me uit met hem
mee te gaan. „Ik zal u het mooiste
plekje van de stad laten zien."
Symptomen
De geest van het verleden. Jonge
ren, die van literatuur geen begrip
hadden, verbrandden in oktober in
Diisseldorf boeken van Albert Ca
mus. Günter Grass, Frangoise Sagan,
Erich Kastner en Vladimir Nabokov.
„Deze radicale jonge christenen, die
de boeken hebben verbrand, weten
niet eens wat ze deden; ze zijn te
jong om de grote boekverbrandingen
van het Derde Rijk te hébben kun
nen meemaken", wordt in Duitsland
niet geheel ten onrechte aangevoerd.
Het Westduitse opinieblad Die Zeit
van 15 oktober wijst echter op een an
der facet: „Als vooraanstaande en meest
vooraanstaande vertegenwoordigers van
de overheid het niet ongepast vinden
intellectuelen en schrijvers in het open
baar te bespotten, en zoals vanouds
over „ontaarde" kunst spreken en
grote Westduitse kranten hun lezers op
ruien tegen intellectuelen en schrijvers,
dan behoeven we ons er niet over te
verwonderen, dat domkoppen denken
dat het weer tijd wordt, boeken te ver
branden".
Dit is niet het enige symptoom van
een oude mentaliteit. Gevaarlijker en
ergerniswekkender is dat rechtse ele
menten in de CDU/CSU zich in
de laatste verkiezingscampagne niet
hebben ontzien SPD-lijstaanvoerder
Willy Brandt het als een schandvlek
aan te wrijven dat hij voor Hitier uit
week naar Noorwegen. Hier werd geap
pelleerd op duistere instincten: op de
niet openlijk uitgesproken mening
Ekkehard Schwerk
Flinke kerels
„Freie Bahn dem Tüchtigen!" (Ruimte
voor flinke kerels!). Met deze slogan
werven de Duitse spoorwegen jonge-
mensen. De Duitse schrijfster Gudrun
Tempel die jaren buiten haar land
verbleef vertelt in haar boek
„Deutschland? Aber wo liegt es?" (Ned.
vertaling „Duitsers blijven Duitsers")
dat de Duitser helemaal niet wreder is
dan alle anderen. „Maar hij is naar het
model „Tüchtigkeit" (flinkheid, kranig
heid) geboren en opgevoed. „Tüchtig
keit" en gehoorzaamheid. De machinis
ten op de lokomotief concentreren zich
op de wissels en de signalen, en glimla
chen nooit. Zolang er geen ongeluk
gebeurt, komt het er niet op aan, wie
op de knoppen drukt: Hitler, Adenauer
of keizer Wilhelm, dat is allemaal
ongeveer hetzelfde. Maar de zaak moet
kloppen, keurig geolied zijn en proper
gewit. Of die machinisten nu doden in
hun treinen vervoeren of chocolade, is
om het even. Het is veel belangrijker
precies op de minuut aan te komen."
Dit zegt Gudrun Tempel. Zij die de
slogan maakten, „Freie Bahn dem
Tüchtigen", waarmee de Duitse spoor
wegen adverteren,' hebben haar boek
waarschijnlijk niet gelezen. Zoals dc
moeder van Gudrun Tempel, die in 1931
goedgelovig lid werd van de Nationaal
Socialistische Partij, nooit Adolf Hitlers
„Mein Kampf' had gelezen." „Zij vond
alleen dat die Nazi's er behoorlijker
uitzagen dan de anderen én dat zij werk
beloofden aan dc werklozen. Hitier zou
alles keurig in orde brengen."
Gemiste kansen
Optimistisch
Maar er zijn ook hoopvolle tekens. De
intelligentsia van de Duitse jeugd is
uitermate kritisch en heeft een open
oog voor het „bruine" verleden. Is dit
alleen een dunne bovenlaag? We weten
het niet.
Een 59-jarige Duitser die de Wei-
marrepubliek bewust heeft meegemaakt
vertelt heel optimistisch te zijn over
de toekomst van de Duitse democratie.
„Dat de openbare mening het won, in
het geval van het tijdschrift Der Spie
gel contra de regering, is voor mij het
belangrijkste motief voor optimisme.
Maar we moeten geduld hebben".
Ook Nederland zal geduld moeten
hebben. We zijn verplicht symptomen
van herlevend nazisme te signaleren.
Waakzaamheid is geboden. Als het zo
is dat het Duitse volk in sterkere mate
dan andere volken „vatbaar" is voor
overdreven nationalistische gevoelens, of
zich gemakkelijker opstelt achter „een
grote leider".
Toch blijft het kortzichtig een heel
volk en zeker de jonge generatie
te belasten met de merendeels overleef
de praktijken van extremistische groe
pen. Deze kortzichtigheid wordt gevoed
door wantrouwen, hetgeen iets anders
is dan waakzaamheid. Wantrouwen ver
giftigt verhoudingen tussen mensen, ook
die tussen volken. Wantrouwen kan de
(overigens Europese) ziekte van het
overspannen nationalisme niet genezen.
Integendeel.
Nederland was te klein om gevaarlijk
te worden. Het Nederlandse volk is
echter groot genoeg om door een anti-
Duitse gezindheid langzamerhand be
horende tot de goede toon bi) te dra
gen aan het geestelijk isolement van een
volk dat worstelt met zijn verleden.