Gouden Eeuw ZONDAGSBLAD Coornhert: vernieuwer van gevangeniswezen ZATERDAG 30 OKTOBER 1963 Nieuwe Lei else Courant 9 9 dus meestal buiten pijnkamer en confessieboek blijven. Wie zich realiseert dat het primitieve poli- tie-apparaat van die tijd uiter mate gebrekkig functioneerde, beseft ook, dat deze verhoorboe- ken slechts een klein deel van de schrikwekkende situatie weer- Trieste gevolgen Boeven, leeglopend gespuis en andere wetsovertreders werden bij honderden opgepakt. Op een jaarvangst van 700 tot 800 lieden van kwalijk allooi, behelzen de confessieboeken bedenkelijk ho ge aantallen op heterdaad be trapte lichtekooien. Frappante herkenning van een ons bekend tijdverschijnsel is daarbij, dat de topjaren voor misdadigheid dezelfde waren als die voor eco nomische bloei. Een van de oorzaken was de lucratieve Indiëvaart, die duizen den slecht geoefende schepelin gen verzwolg. De sterfte op de lange reizen was afschuwelijk groot, wat tot gevolg had dat vele jonge weduwen door ge brek in handen vielen van de hoerenwaarden. Weeskinderen, bastaarden en ambachtskinderen die door hun baas uit bedelen werden gejaagd, zwierven bij tientallen door de stad. Van overheidszorg was geen sprake; slechts incidenteel en dan nog op zeer beperkte schaal, werd door milddadige burgers hulp geboden. In zijn „Spaanse Brabander" vertelt Bredero daarvan dat Anne Klaas uit „De drie testen" alle zondagen warm eten stuurde naar de vele „boog- jes" die zij had gehuurd om arme drommels iets boven het hoofd te gunnen dat öp een dak leek. Van Bredero weten yje eveneens dat alleen de viswijven op de Dam daar bivakkerende jonge zwervertjes uit handen van ge boefte probeerden te houden. Krepeergevallen Is het de lezer vergaan als ons, dan hebben wij allen ia jon ge jaren met rode oren, bij zoge naamde historische verhalen, ge noten van roemruchte daden in de Gouden Eeuw. Van scheeps jongens die tot admiraal opklom men. Een enkele keer gebeurde dit weliswaar, doch de krepeer gevallen waren talrijker. Echter, ook diegenen die later na lezing van andere boeken gingen be grijpen dat het niet alles goud was wat er blonk, zullen mis schien eerst op de nu ingerichte tentoonstelling in de Amster damse Waag de brede omvang van velerlei jammerlijke toe standen ontdekken. In strijd met de goudkleurige verhalen staat als waarheid wel vast dat ontelbare alleenstaande jongeren op de vloot terecht wa ren gekomen na een van die tal rijke klopjachten op bedelaars en vagebonden. Nog in 1653 wer den op voorstel van de Amster damse Admiraliteit „alle cloecke ende gesonde Bedelaers opgevat ende na de naest gelegene Colle- gien ter Admiraliteit gesonden". Dat was dus het jaar waarin de vrijwel uitsluitend met opgepakt gespuis bemande vloot van Maerten Harpertszoon Tromp bij Ter Heyde een afschuwelijke nederlaag leed en „Bestevaer" zelf ook de dood vond. In het beeld dat de mees ten van ons zich vormen van de zeventiende eeuw, over heersen nog altijd faam en schittering. Voor de keer zijde, die ontstond uit de wisselwerking van bloei en pauperdom, moeten we naai de vergeelde annalen en de pronkloze schilderijen en prenten, zoals ze bijeen zijn gebracht op de tentoonstel ling „Arm in de Gouden Eeuw". TON HYDRA Bij de foto's: RECHTS BOVEN: Ruim honderd schilderijen en prenten van oude meesters, alsmede ander interessant documentatie materiaal, omvat de door het Amsterdams Historisch Museum kundig ingerichte tentoonstelling, die schrijnende beelden geeft van armoede in de Gou den Eeuw. Hier een gravure van het Rasp- of Tuchthuis, waar „ledighgangers" met „een bede vaart naar Sint Raspus" hun luiheid wel afleerden. Hoewel de idee meer opvoeding dan straf beoogde, was dit begin van gevangeniswezen ver van aange naam. Links op de voorgrond zwoegen twee mannen met de twaalfvoudige zaag. Rechts vergapen be zoekers zich aan de man op het blok bij wie de luiheid eruit wordt geranseld. Rondom de binnen plaats zijn vele cellen en kamers, waar in andere vorm „arbeidstherapie" wordt toegepast. RECHTS ONDER: 't Sijn ellendige beenen die Armoe moeien draegen dit motto schilderde Adriaen Pietersz. van de Venne (15891662) op een van zijn vele armoetaferelen. Zijn moralistische voorstellingen waren in de be duiding veelal zinnebeeldig, maar de aankleding van zijn personages mag men als realistisch zien. Van Rembrandt zijn op de tentoonstelling vijfentwintig etsen en tekeningen van bedelaars. LINKS MIDDEN: Dit schilderij van Werner van den Valckert, voor stellend het College van Aalmoezeniers te Amster dam in de jaren 1626'27, geeft iets weer van de veranderingen in de armenzorg. Regenten van tra ditionele „Godshuizen" schonken geen aandacht aan arme drommels die niet als poorters waren inge schreven. Van den Valckerts tafereel echter toont de drommen berooiden, die, hoewel zij niet aan de oude eisen voldeden, door de aalmoezeniers (geen geestelijken) van brood werden voorzien. LINKS BOVEN: Door de onhygiënische toestanden waren katten- mepsters, rattenkruitverkopers, muizenverdelgers en rattenvangers vertrouwde figuren in het stadsbeeld, zoals de man die voor dit realistische plastiekje model stond. ALS we eens terugdenken aan de school lessen in vaderlandse geschiedenis, welk tijdvak zou dan de levendigste beelden opleveren? Tien tegen één zal het de Gouden Eeuw zijn. Zeg: „Gouden Eeuw" en de „kleurendia's" flitsen bij rissen over het scherm van ons geheugen. De Spaan se armada vernietigd, Piet Hein brengt een zilvervloot naar huis, vrede van Munster, een zelfstandige natie, economische opbloei, ex pansie van steden, winstgevende handel op Oost- en West-lndië, het Calvinisme de heer sende religie, een plotseling en formidabel ontluiken van talenten op alle terrein van kunsten en wetenschappen. Grote mannen overal: zeehelden, staatslieden, schilders, dich ters, architecten, beeldhouwers, natuurkundi gen, theologen. Gulden glorie, Hollands glorie: Gouden Eeuw. Zeker, er werd veel groots kooien. In aantal overtroffen zij verricht; bewijzen van wel- ze^s de goede en nijvere immi- vaart kunnen we nog altijd Vst „iet te stuiten „aflezen m onze Oud-Hol- stroom stelde een stadsbestuur landse steden, of op de voor schier onoplosbare proble- pronkstukken in de musea en men> dle niet slechts van sociale in de kronieken van die zo hooggeroemde tijd. Maar uit het bezit van onze archieven en musea is ook de keerzijde van de gouden-eeuwmedaille samen te stellen. Historici hebben dit gedaan. Het resul taat van hun verkenningen, tot 17 januari te zien in het Amsterdamse Waaggebouw aan de Nieuwmarkt, doet veel van de gouden glans ver doffen. aard waren, maar ook wortels hadden in rooms godsdienstig denken. In de middeleeuwen be hoorde armoede tot het christe lijk levensideaal. Renaissance, Erasmiaans humanisme en, eerst ten volle, de Reformatie, bren gen daarin verandering. Ledig heid wordt des duivels oorkus sen en in plaats van de middel eeuwse werken van barmhartig heid die slechts gevolgen van ar moede, en dan nog maar ten de le, bestreden, wordt gezocht Vol gespuis Deze confrontatie met de ach terkant van de gulden „plak", toont beelden van schrikwek kende armoede, voortwoekeren de misdaad en zedeloosheid, problemen met in menigte toe stromende vreemdelingen. Vroe de vaderen, zo pralend gecon- terfeit, kregen grijze koppen van zorgen; hun bloeiende stad raakte vol gespuis. Der steden welvaart verwekte als keerzijde een groot brok ellende, in be paalde opzichten overeenkomst vertonend met bijverschijnselen van de hoogconjunctuur waarin wij leven. Het tentoongestelde in de Waag van Amsterdam is daarom ook meer dan een ver zameling schilderijen, prenten en grafieken. Omdat Amsterdam in opbloei van economie en beschaving van alle steden de grootste concen tratie te zien gafzijn daar eveneens de schrilste tegenbeel den te vinden. Door zo lang zich aan Spaanse kant geschaard te houden, raakte de stad, mede als gevolg van omsingelingen, tot diep verval. Zodra echter Amsterdam de zijde van Oranje en de opstand had gekozen, zette de bloei in. Vrijheidsidea len, zucht naar avontuur op wereldvaart en nieuwe leer werkten inspirerend. Handel en scheepvaart floreerden als nooit te voren en veroorzaakten in Gy9brechts oude veste onstui mige expansiedrang. Mensenstroom Van 1585 tot 1630 dus bin nen nog geen halve eeuw be leefde Amsterdam de voor die tijd verbluffende bevolkingsgroei van 30.000 naar 115.000 inwo ners. Wetend dat het sterftecij fer beduidend hoger lag dan de geboorten-aanwasis het duide lijk dat de stad in snel tempo stromen vreemdelingen te ver werken kreeg. Uit alle windstreken kwamc-n zij: uit de Zuidelijke Nederlan den de verdreven aanhangers van de reformatie, uit Duitse lan den omdat daar de Hanzesteden aan neergang toe waren, van elders de opgejaagde Joden die hier tolerantie vonden, uit weer andere gebieden de werk- en ge lukzoekers die de armoede in ei gen land waren ontvlucht: Grie ken, Balkanbewoners, Italianen. Een cosmopolitisch scala als dat van onze dagen. Gelokt door de toenemende welvaart werden echter ook de afgedankte en plunderend rond zwervende huursoldaten, be roepsbedelaars en profiteurs die zo gemakkelijk mogelijk aan de kost wilden komen, zakkenrol lers, dieven, rovers, galeiboe ven, zigeuners, liedjeszangers, muzikanten, comedianten, koppe laarsters, hoerenbazen en lichte- Een moeizaam pogen, want de idee dat de oud-christelijke cha- ritas ruimschoots volstond om Gode welgevallig te zijn, lag ook in het denken van de meeste belijders der nye lere nog stevig verankerd. Bedelaars, vagebon den en rabauwen profiteerden er behendig van, ten koste van de „rechte armen". Dat de kwalijke praktijken van arbeidsschuwen die met bloederige doeken en vermom mingen ziekten en invaliditeit voorwendden in vele landen bedenkelijke vormen aannamen, weten we uit tal van documen ten. Keizer Karei V vaardigde in 1531 een plakkaat tegen dit soort bedelarij uit. De Spaanse humanist Vivès pleitte in een tractaat, behalve voor een bete re armenzorg, voor werkver schaffing; een streven in de rich ting van moderne sociale zorg, gebaseerd op „beter voorkomen dan genezen". Ook Luther keerde zich in woord en geschrift tegen charla tans en profiteurs. Hij lichtte, evenals later Calvijn dit deed, de armoede uit het christelijk levensideaal en stelde daarvoor in de plaats dat arbeid heilzaam is voor lichaam en geest. Grote misère In het immer groeiend en rijker wordend Amsterdam wis ten de drommen berooiden tel kens weer door de mazen van verordeningen heen te glippen. Ze leefden miserabel in sloppen en stegen, in kelders, onder de bogen van de stadswallen, in voederkisten en hooibergen, onder bruggen en op de mark ten. In de zeemansbuurt schieten liederlijke kroegen als padde stoelen uit de grond. We kennen nog de uitdagende namen, o.a. „In de naakte man" en „Bolle Hoe groot de ellende aari de zelfkant van de goudeneeuwse samenleving wel was, is enigs zins te reconstrueren uit de schaars overgeleverde „Confes sieboeken", waarin schout en schepenen de verklaringen opte kenden van lieden die met de justitie in aanraking waren geko men. Veelal waren dit vreemde lingen, want poorters werden op borgtocht vrijgelaten en konden 'nzorg in dc zeventiende eeuw, was Dirck Volckertszoon Coomherl (1522—1590). Hoewel liü "iet met de Refor matie meeging (hij bleef de roomse leer aan hangen), werd de schilder, graveur, letter kundige en humanistische wijsgeer Coornliert in 1567 op last van het Spaans bewind in de Haagse Gevangenpoort ingesloten. Daar ont stond zyn geschrift „Boeventucht, ofte Middelen tot minderingh der srhndclycke ledighgangers", gebaseerd op Coornherts overtuiging, „dal de ende niet ten quaeden macr ten goeden is ge negen" (waarmede hij overigens in conflict kwam met Calvinisten). Ofschoon Coornliert wegens zyn vrijzinnige ideeën vele tegenstanders had, was hy een man van groot gezag. Dit blykt ook wel uit het feit dat Oranje hem in 1570 naar Dillenburg ontbood om zyn oordeel te vernemen over de toestand in de Nederlanden. Omtrent deze boeiende figuur moeten wy ons op deze pagina beperken tot zijn „Boeven tucht". Als een van de eerste verlichte vader- landse geesten zag Coornliert in, dat de tra ditionele lijfstraffen, als afhakken van handen en oren, en verbanning misdadigers kweekten in plaats van ontspoorden te rcclasseren. Met verbannen, zo oordeelde Coornhert, schepen we het platteland of andere sleden maar op en de doodstraf werkt niet afschrikwekkend omdat „eenen korten scherpen voor eenen langhen quijnende doodt verkozen wordt". Coornhert gaf vier mogelijkheden aan om de ledigheid te beteugelen: roeien op de galeiën en veren (overigens ook geen pretje); schadelijke plassen en vennen dempen; nuttige handwerken leren en doen uitoefenen in be sloten ploatsen; tewerkstelling by „Lants- wereken", by droogleggingen, bedijkingen en anderszins. Hendrik Laurcnsz. Spiegel en Sehusliaen Egbertszoon werkten de ideeën van Coornhert nader uil. Nieuwe elementen in de voorgestelde maatregelen waren die van opvoeding en het scheppen van arbeidsmogelijkheden. Amster dam realiseerde als eerste stad deze plannen met de oprichting van een Rasphuis voor man nen in 1589, in 1596 gevolgd door een Spinhuis voor vrouwen. En in 1613 verleende de vroed schap een renteloos voorschot aan Abraham van Tongcrloo voor een glasblazerij, op voor waarde dat hij vijftig door de burgemeester hem gestuurde mannen werk zou geven Ook hy de voor die tyd gigantische droog leggingen I o.a. Bcemstcr, Vormer en Scher mer) moesten werklozen en hun aantal was vooral in de winter byzonder groot op last van hogerhand worden ingeschakeld. Hoewel hiermee de door welvaart en ex pansie opgeroepen Amsterdamse problemen niet afdoende uit de wereld werden geholpen, gaf de Amsterdamse magistraat toen ldyk van een tevoren ongekende vooruitstrevendheid. Het mag ons overigens wel frapperen, dat eerst na de Tweede Wereldoorlog in het arbeidsproces en de zorg voor gcderaillcerden situaties ontstonden die werkelijk dc geest ver tonen van waaruit door slechts een enkeling in gulden tyd werd gedacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 13