Een j aar „thuis" bij de gorilla in het oerwoud JAN WILLEM Boeiend boek over fascinerende mensapen Door Gijs G. de Groot ZONDAGSBLAD zaterdag 16 oktober 1965 (Van een onzer redacteuren) jl7AN alle mensapen is de gorilla in feite tot op de jdag van vandaag het meest geheimzinnige wezen geble- 'ven. En toch is het al meer jdan honderd jaar geleden, jdat hij werd ontdekt. De eer van die ontdekking komt toe aan twee missionarissen, [Wilson en Savage. Toen Sa- vage in 1846 een bezoek Ibracht aan Wilson bij de Gabon-rivier, zag hij in diens huis ,,een schedel die de inlanders toeschreven aan een aapachtig dier, op merkelijk om zijn grootte, woeste aard en gewoonten". Savage en Wilson verzamel' den maanden achtereen schedels en zonden deze op aan twee ana tomen met daarbij een beschrij ving van Savage over het leven en de gewoonten van de gorilla, een beschrijving die voor de ko mende honderd jaar de toon zou aangeven. „Ze zijn bijzonder woest en al tijd aanvalslustig gestemd en gaan nooit voor een mens op de loop zoals de chimpansee Men zegt dat het mannetje als hij ontdekt wordt een verschrikkelijk ge schreeuw voortbrengt, dat wijd en zijd in het oerwoud doorklinkt, on geveer als kh-ah! maar dan lang gerekt en schril... De vrouwtjes en de jongen verdwijnen bij die eer ste schreeuw snel; hij gaat dan in grote woede op de vijand af waar bij hij in snelle opeenvolging zijn kreten laat horen. De jager wacht zijn komst af met het geweer in de aanslag; als hij niet zeker is zijn doel te treffen laat hij het dier toe zijn geweer te grijpen, en als dat dan de loop in zijn bek stopt, vuurt hij. Als het geweer echter weigert wordt de loop tus sen de tanden gekraakt en loopt de ontmoeting snel fataal voor de jager af'. Mytholoqie neemt, op het punt uit te sterven, waardoor het belangrijk werd zoveel mogelijk infor matie over het dier te verzamelen voordat het helemaal zou zijn verdwenen. Over zijn verblijf in het rijk der gorilla's heeft Schalier een boeiend boek geschre ven. dat tot titel heeft Gorilla's. zoals zij werkelijk leven in het oerwoud (uitgave Het Wereldvenster. Baarn. ƒ17,50. blz. 223) en is verlucht met zeldza me foto's. Aan dit boek is dit verhaal ontleend. tfadien zijn er meer verhalen en rapporten over dè gorilla versche nen. maar in de meeste gevallen werd de wetenschap in de steek gelaten voor de mythologie. „Als negers door de schadu wen van het tropische bos slui pen worden zij zich plotseling van de aanwezigheid van deze formidabele mensapen bewust door het plotseling verdwijnen van een van hun metgezellen, die omhoog wordt getrokken in een boom en hoogstens nog even een gesmoorde kreet kan uiten. Een paar minuten later valt dan zijn dode lichaam gewurgd op de grond". De Amerikaanse ontdekkingsrei ziger Paul du Chaillu, die in 1856 in West-Afrika voet aan land zette en de eerste blanke werd, die wer kelijk een gorilla schoot, schreef de gorilla een nog grotere woest heid toe dan zijn voorgangers had den gedaan. Komende bij het hoog tepunt van een gorilla-jacht liet hij zijn fantasie maar de vrije „En nu deed hij mij werkelijk aan niets anders meer denken dan aan een of ander duivels droom- schepsel een wezen dat hoort tot die afschuwelijke monsters, half mens. half dier, die oude schil ders afbeelden als ze helle tafere len willen voorstellen. Hij kwam een paar passen dichterbij, hield dan stil om dat vreselijke gebrul weer te laten horen, kwam verder en bleef eindelijk op een afstand van een kleine zes meter van ons staan. En daar, net toen hij op nieuw begon te brullen en woe- daodvrop - zijn- borst trdmmejde, vuurden we en doodden we Expeditie De wetenschap begon zich meer en meer voor dat „vreemde dier" te interesseren. Vooral omdat er ook rapporten verschenen, waarin over de gorilla prettiger dingen werden verteld. Hij zou, als hij niet lastig werd gevallen, niet de minste neiging tonen agressief te genover mensen te zijn. Dit bracht een groep Ameri kaanse onderzoekers op het idee te proberen de dieren op een vreedza me manier te benaderen om hen in hun doen en laten te observe ren. Het Harold Coolidge van de National Academy of Sciences or ganiseerde een expeditie, die tot opdracht kreeg een studie van de gorilla te maken. Een van de le den was George B. Schalier, een jonge zoöloog. Met zijn vrouw ver toefde hij een jaar bij de gorilla's „thuis", in het gebied van de Vi- runga-vulkanen in Afrika. Op 1 februari 1959 verliet hij New-York en op 14 februari kwam hij in Roemangabo, het hoofdkwartier van het Nationale Park Kivoe, aan. Al aan het begin van de stu die was besloten de berggorilla tot object van de studie te nemen en niet de laaglandgorilla. Hij be woont bergland met een gematigd klimaat en staat, naar men aan- Zin Men kan zich afvra gen wat de zin was V van de studie van go rilla's. waarom er dui zenden dollars en een aantal jaren aan werden be steed om een aap In het wild te observeren. Apen zijn al lang be studeerd. maar steeds in gevangen schap. Men heeft onderzocht in hoeverre ze allerlei zaken van el kaar kunnen onderscheiden en hoe snel ze bepaalde opdrachten kun nen leren uitvoeren. Psychologen hebben de onderlinge verhoudin gen van apen in kooien geobser veerd, en ze hebben de ontwikke ling van de jongen nagegaan van hun geboorte tot aan de volwassen heid. Maar geen van deze onder zoekers wist iets van het natuurlij ke leven van de dieren, die ze bestudeerden. Ze hadden geen Idee in hoeverre de gevangen dieren in hun gedrag en ontwikkeling ty pisch voor hun soort waren. Om intelligente en betrouwbare inter pretaties te kunnen geven van wat men bij gevangen dieren heeft ge zien, moet men eerst weten hoe ze in de natuur leven. De oerggorilla werd in 1902 ontdekt. Maar van dat jaar af zijn hele groepen neergeschoten om een jong te bemachtigen. Voor elk van de 85 gorilla's, die op het ogen blik in de Verenigde Staten leven hebben op zijn minst vijf andere het leven moeten laten, tijdens de vangst ">f het transport, „een blaam die niet alleen de dierenvan- gers treft, maar ook de dierentui nen, die zich er vaak weinig van aantrekken hoe ze hun dieren krij gen". (Hierbij mag worden opge merkt, dat enkele jaren geleden de van de tien wijfjes in de groep ging op een meter of vijf van me vandaan op een boomstronk zitten, haar kin op haar voorpoten. Lang zaam aan. alsof ze elkaar uitdaag den dichterbij te komen, kwam de hele groep naar mijn boom toe. Ze gingen bij elkaar zitten achter een paar struiken en drie vrouwtjes, die zuigelingen bij zich droegen klommen met twee jongen in een boom en probeerden een beter ge zicht op me te krijgen tussen de lianen en ooomtakken door. In de volgende tien minuten speelden we kiekeboe. Zo gauw ik mijn hals strekte om de gorilla's beter te kunnen zien, trokken zij hun koppen terug, om meteen weer te voorschijn te komen als ik een andere kant opkeek. Een jong. misschien vier jaar oud. klom in een klein boompje naast het mijne en daar zaten we toen mete' van elkaar, allebei wat nerveu- naar de ander te kijken, allebe nieuwsgierig, maar geen van bei den direkt naar elkaar starend om alle schijn van bedreiging te ver mijden... Het enige zwartrugman- netje in de groep kwam achter de struiken vandaan en liep tot op drie meter van de voet van mijn boom, terwijl hij onderweg een tak van een bessenstruik afplukte, waarvan hij een mals blaadje op at. Hij bleef op vier poten, zijn bek een oeetje geopend, naar me staan kijken Eindelijk gingen de gorilla's weg en kon ik omlaag komen, stijf en koud na zes uur op de tak te hebben gezeten." Verhaal Bij nacht en ontij trok Schalier er op uit om gegevens over de gorilla's te verzamelen. „De hele Kerstdag regende het. Tegen de middag voelde ik ineens neiging de gorilla's te gaan opzoe ken, en .k vertrok naar Bishitsi. Hoewel ik een klein plastic regen zeiltje over mijn schouders had, was ik al gauw doornat. Na een uur spoorzoeken kwam ik een groep tegen, die heel langzaam in de regen voortging, en weinig aan dacht aan me schonk tot ik in een boom klom en op een dikke hori zontale tak ging liggen. Mist slier de tussen de bomen door, en de motregen veranderde in een stort bui. Langzaam kwamen de goril la's in mijn richting en zochten beschutting tegen de stam van een dikke boom naast de boom waarin ik lag. Het lange haar van de apen was kletsnat, cn ze roken een beet je als nat beddegoed. Ze zaten be wegingloos onder de boom, dicht 'egen elkaar gedrukt voor de warmte. Uren gingen voorbij. De egen viel voortdurend. De goril la's blevan me zonder geluid van uit hun ochuilplaats aankijken. Er is een verhaal, drt vertelt dat in Kerstnacht mensen en hun dieren hun verschillen vergeten en mei elkaar op voet van gelijkheid kun nen spreken. De gorilla's spraken van tijd tot tijd met mij met be hulp van hun expressieve ogen en ik had het gevoel, dat we elkaar begrepen, ook al kwam er geen geluid ove onze lippen Maar ar bleven nog tal van raad- „Ik verwonderde me over de re acties van gorilla's op regen. Heel vaak bleven ze in de regen zitten terwijl ze heel goed droog hadden kunnen blijven als ze maar een paar meter verder onder een over hangende boom zouden kruipen. Af en toe zocht een hele groep bescherming onder een boom, ter wijl ieder dier met veel duwen en zat slechts op enkele meters t chuiven het beste plaatsje pro- ■eerde te vindenEen groep, die le ene dag bescherming zoekt kan jchter de volgende dag best in dt regen blijven zittenTwee keer zag ik een gorilla meer dan ze. me'.c. in rechtopgaande houdin; en beide keren regende het. He: dier scheen zijn handen en zijn borst liever niet nat te willen ma ken aan de planten op de Voorzichtiq Tweemaal bracht George B. Schalier een bezoek aan het rijk van de gorilla's. Maar het tweede bezoek, drie jaar na het eerste gaf een tikkeltje teleurstelling. „Alle vier groepen gorilla's vluchtten an derhalve kilometer of meer, zo gauw ze ons zagen en steeds trok ken ze zich terug op de bijna on- .oegankclijke hellingen van de Mi- ceno. Hoewel ze nog vriendelijk .varen, nieuwsgierig en stoïcijns, •chenen ze zich beslist in te span nen zo ver mogelijk weg te komen van een gebied waarin ze waren gestoord. Dat betekende een drasti sche verandering in het gedrag, want geen enkele groep reageerde op deze manier tijdens mijn voor gaande studie. Ik denk, dat veel vuldig en misschien minder prettig kontakt uiet stropers ze zo voor zichtig had gemaakt." fewerkt als de gorilla. Ze heb- en de mens altijd sterk gefasci neerd. Hoe leeft, hoe doet, wat is een gorilla? Het boek van Schal ier geeft op vele vragen ant woord. Door zijn toewijding en geduld, bovenal door zijn vak manschap de gedragingen van het dier op de juiste wijze te kunnen interpreteren, heeft hij een belangrijke bijdrage gele verd aan de kennis van een dier soort, dat met uitsterven wordt bedreigd. Want het aantal gorilla's dat in vrijheid leeft is niet groot. Schalier schat het op een vijf tienduizend hoogstens, een aan tal „niet eens genoeg om een groot voetbalstadion te vul- Over agressie bij dier en mens, door prof. dr. K. Lorenz. Verta ling dr. D. Hillenius. Uitgave Ploegsma, Amsterdam. die zelf onder water duikend het leven onder zee bestudeert, ook studie maakt van vogels en zoog dieren, o.a. ratten, die als een kun stenaar weet te schilderen en tot een verrassende conclusie komt van de taak der agressie in de on.wikkeling van de schepping. Ie mand die daarin de bevestiging ziet van Darwins vondsten en een rechtvaardiging van zuiver oorza kelijk redeneren, en toch een ver- I rassend licht werpt op het wonder der schepping. Hij ziet in de agres sie een oorzaak van verdere ont wikkeling. met de ene beperking dat agressie binnen de soort de soirt op een dood spoor van de evolutie kan drijven. Juist in de agressie ziet Lorenz een diepe ver wantschap tussen mens en dier waarbij hij opmerkt, dat veel van het hogere in de mens op die diepe I verwantschap wijst. Bij de mens echter gaat de ontwikkeling zo snel dat hij zijn diepste neigingen I niet daaraan weet aan te passen. Is 'n de dierenwereld sprake van een aanpassing en verandering der a- gressic, waardoor deze de schadelij ke werking voor de soort verliest, bij de mens zal dit vermoedelijk te laat komen (men denke aan de atoomwapens en dergelijke vernie tigende middelen), waardoor niet alleen de mens maar de hele leven de schepping gevaar loopt. AI met al een boek dat stof geeft .tot na denken. (284 blz., 13,90). Levensgevaarlijke mannen, door S. Greup-Roldanus. Uit gave Querido, Amsterdam. Met Levensgevaarlijke man nen heeft de schrijfster een soort historische roman met een heel eigen stijl zijn intrede laten doen in de wereld van de Neder landse literatuur, dat zich heel gemakkelijk laat lezen. De ge schiedenis zou er een van deze tijd kunnen zijn. Een geschiedenis van mensen, die in hun leven met allerlei problemen en geneugten worden geconfronteerd. S. Greup-Rolda nus heeft kans gezien dit verhaal rond een middeleeuws apotheca- ris en zijn vriend, de notaris, zo treffend uit te beelden, dat men de taferelen voor zich ziet. En achter ieder tafereel is een waarschuwende vinger gehou den. De schrijfster weet de lezer zo mee te voeren, dat hij geneigd is het pikante achter haar om zwervingen te zoeken. Doch wee degene die er kwaad van denkt, want alles loopt heel anders af. Zo anders dat men meer dan eens dit boek zal herlezen om te genieten van de heerlijke hu mor. (191 blz., 9,90). Observatie George Schalier heeft in het jaar, dat nij bij de gorilla's „thuis" was de dieren ongestoord kunnen observeren. „De beste tijd van ob serveren is nadat ze een uur of twee gegeten hebben, en zo tussen negen en tien uur in de morgen een dutje gaan doen. Tegen die tijd zijn ze volgegeten en is er niet veel kans, dat ze wegtrek ken." En hij ontdekte, dat ze eer der nieuwsgierig zijn dan boosaar dig. „Ik ontmoette de gorilla's ter wijl ze zich rustig aan het voeden waren op een steile helling onge veer 100 meter boven me. Ik ging tegen een boomstam zitten en zocht met mjjn kijker de helling af om te trachten uit te vinden waar de zilverrugmannetjes zich bevonden. Het zijn grote mannen, die het meest attent, het meest wispelturig en het snelst opgewon den zijn, en daarom zijn ze de meest gevaarlijke van een groep Een mannetje verliet zijn rustplek en ging naar boven. Daar draaide hij heel, heel voorzichtig in mijn -ichting, waarbij hij zich achter een bosje verstopte. Maar daar zijn gorilla's niet.erg goed in. Hij liet ie takken onder zijn po ten knappen en om zichzelf te o- riënteren, ging hij steeds staan en stak zijn kop boven de struiken uit. Zo gauw ik in zijn richting keek. dook hij weg en bleef heel stil zitten voor hij verder ging. Hij kwam toi op negen meter van me af voordat hij een geweldig gebrul liet horen en op zijn borst trom melde. Onmiddellijk daarna, nog voor de echo van het geluid was verdwenen, gluurde hij uit de bos bes om te zien hoe ik daarop had gereageerd Het deed me onein dig goed te zien, dat de andere gorilla's in de groep net zo zicht baar schrokken van het gebrul als Drie „Met dat mannetje met niet meer dan negen meter van me vandaan voelde ik me niet meer zo op m'n gemak en het leek me verstandiger een veiliger plaats op te zoeken. Voorzichtig klom ik in een boom tot op drie meter. Een T AN WILLEM is een wat aparte figuur in onze ge meente. Bijna iedereen kent hem. Want overal belt hij aan. Niemand, die het geregeld weerkerend bezoek van Jan Willem vervelend vindt. En er is ook niemand, die hem de deur wijst. Steeds is een vriendelijke groet en ook wel eens een geldstuk zijn deel. Maar veel krijgt hij nooit. Dat moet ook niet. Het zou niet goed zijn voor hem. Volgens een vreemd schema doorkruist hij onze uitge strekte gemeente. Er zit een vaste lijn in zijn wekelijkse route. In sommige huizen zet men de klok op Jan Willem gelijk. Zo is hij een vast punt in onze gemeenschap gewor den; van het grote geheel een klein deeltje, dat niet meer weg is te denken en mis schien ook een functie heeft. T TIJ ziet er bij de eerste kennismaking armoedig uit in zijn oude jas, die zo uit de lorren geraapt kan zijn, en met zijn afgetrapte schoenen. Maar wie scherper op hem let, ontdekt, dat er méér over hem is te vertellen. Zijn ma nieren en gebaren verraden een achtergrond en afkomst, waarop velen van ons wellicht jaloers zouden kunnen zijn. Ik kan het niet precies uitleg gen. Maar kijk eens, hoe hij loopt. Zo waardig en gelijk ook (ik weet, dat het vreemd klinkt, maar onze taal kent geen beter woord) gracieus. Jan Willem heeft een opval lende oogopslag. Zijn blik lijkt afwezig te zijn. Toch weet hij steeds heel goed, wat er in zijn onmiddellijke om geving gebeurt; Als hij door onze gemeente gaat en de da gelijkse dingen waarneemt, die altijd eender zijn, geloof ik dat hij meer ziet. Is het dwaas te veronder- stellen, dat Jan Willem in een wereld kijkt, waarvan wij niet het flauwste vermoeden hebben. Het kan zijn ddt deze wereld veel op de onze lijkt Maar wij vangen er geen glimp van op. y IJN LEVEN, ik zei het al, beweegt zich binnen een scherp omlijnd patroon. Al tijd op hetzelfde ogenblik van dezelfde dag zien we hem voor het raam langs schuiven. Bij het hekje van de tuin staat hij stil en zet hij een zware koffer op de grond. Daar wordt aan gemorreld. Wat Jan Willem dan precies doet, heb ik nooit kunnen ont dekken. Soms zien we de frêle, gebogen gestalte twee minu ten lang. Eindelijk wordt het hekje geopend en de koffer verder gesjouwd. Op de stoep van de voordeur zet hij de koffer weer neer. Dan komt de trekharmonica er uit te voorschijn. En volgt een vriendelijke lach, die hij ons door het raam toewerpt. De ene keer knikken we terug. De reaktie is, dat Jan Willem zijn muziekinstrument op bergt en wegschrijdt, waarna weer het lange oponthoud bij het hekje volgt. Het gebeurt ook, dat Jan Willem na onze blijk van her kenning gaat zingen. Het is een onbestemde melodie. Soms ook speelt hij. Een of twee strofen. Het klinkt af schuwelijk. Werkelijk. Maar van een enkele keer herinner ik me (het zal wel aan m'n stemming hebben ge legen), dat zijn muziek me trof en me even ontroerde. yO kent iedereen hem. Want hij gaat zijn vaste weg door de gemeente volgens een onveranderlijk plan. Langs de vaarten en over de smalle polderwegen. En ook lopend daar, waar het verkeer ge vaarlijk druk is geworden. Elke dag doet hij zijn wijk, als een toegewijde geestelijke. Deze vergelijking gaat mank. Want niet zo lang ge leden, heb ik nog een andere kant van zijn merkwaardig leven ontdekt. Ik zag hem op de achterste bank van de laat ste bus uit de stad. Het ge zelschap passagiers was vro lijk. Want in de stad is altijd pret te halen. Jan Willem on derscheidde zich niet van de andere passagiers. Hij had eveneens een deel van zijn verdiensten uitgegeven. Hij was meer dan ooit een van Het is waar, vele dorpen hebben een Jan Willem. Maar ik meen een reden te hebben speciaal over hem te vertel len. Elders wordt hij met een bepaald woord aangeduid. Dit woord is echter niet van toepassing op Jan Willem. Geen sprake van. Er wordt wel eens een enkele keer om hem gelachen. Maar nog nooit heb ik ontdekt, dat hij gesard werd. Wanneer een kind, niet beter wetend, een poging daartoe doet, kan hij onmid dellijk een afstraffing krij gen. Nee, tussen ons, kan Jan Willem niet veel overkomen. Niettemin is het gebeurd. Deze herfst. Terwijl het weer erg onrustig was. Die za terdagmiddag had ik hem nog langs de vaart zien lopen. De wolken dwarrelden in snelle vaart langs de lucht, die toch blauw was. Nu regende het, dan was er weer wat warmte van de zon. Het leek, of de natuur in opstand was. Later hoorde ik het. Zijn aandacht moet even zijn af geleid. Hij moet even van zijn uitgestippeld pad zijn afgewe ken. Remmen piepten en glas rinkelde. Jan Willem was op het asfalt gesmakt. Zijn kof fer lag in de berm. 's Maandags las ik in de krant, dat de plaatselijke arts de eerste hulp had verleend en dat hij vrij ernstig gewond in het ziekenhuis in de stad was opgenomen. Jan Willem was plotseling naar een andere wereld ge schoven. De smetteloze wereld, waar men er alleen op uit is om de ander te hei- Kort na het ongeluk moest ik meer dan eens aan hem denken. Hoe vreemd zou deze wereld voor hem zijn? Of zou hij ook daar weer zijn patroon hebben gevonden? TIET BERICHT in de krant was slechts 'n paar dagen oud, toen ik op de zaak werd opgebeld. Als ik in de stad werk, is onze gemeente ver weg. Dan ben ik het leven daar kwijt. In de namiddag rijd ik het dorp binnen en ben ik er weer midden in. Dan kan ik weer meeleven met alles, wat zo belangrijk schijnt. „Heb je het gehoord", werd me door de telefoon gevraagd, „dat Jan Willem dood is? Hij is in het ziekenhuis over- Vergeef het me, maar m'n antwoord was: „Jan Willem. Wie is dat. Ik ken hem niet". „Je kent Jan Willem toch wel", klonk het verbaasd door de telefoon. „Je weet wel, hij is verongelukt. Met zijn har monica". Eindelijk vond ik de aan sluiting weer. Het bericht drong töt me door. „Hoe weet je dat?" „De melkboer vertelde het me net". De tijding schokte me zo, dat ik geen ogenblik twijfelde aan de juistheid van de mede deling van de melkboer. Later op de dag heb ik de rijkspolitie in het dorp opge beld. De opper schrok. Hij had het nog niet gehoord. Hij beloofde mij het ziekenhuis te bellen. Na vijf minuten had ik hem weer aan de telefoon. „Alle maal kletspraat", zei de opper. „Jan Willem is springlevend". Vindt het maar overdreven. Maar dat onbestemde, schrij nende en droevige gevoel schoof weg. „Gelukkig", zei ik nog te gen de opper. "^AN Churchill is, in bange tijd, meer dan eens ge zegd, dat hij dood was. En van anderen, die dikwijls op de eerste pagina van de krant zijn. Onlangs nog zou een be kend voetballer, die een lichte blessure had opgelopen, zo maar zijn overleden. „Jan Willem is dood", de telefoon. Ik geloofde het. Zo goed gek kan onze ge meenschap zijn. Maar hij is springlevend. Alleen is hij nog in die an dere wereld. Straks zal hij misschien weer terug zijn. Echt, we kijken naar hem uit. Want Jan Willem is niet al leen apart. Hij is ook belangrijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17