WELVAREND LIMBURG - PROBLEEMGEBIED
NUMMER ÉÉN
Kolenmijnen aan rand van bestaan
Nationaal
energiebeleid
ontbreekt
ZONDAGSBLAD
KOMPELS MOETEN
HERSCHOOLD
WORDEN
ZATERDAG 16 OKTOBER 196S
Nieuwe Lei else Cooraiit
k
(Van onze speciale
verslaggever)
HEERLEN Het
zwarte goud is geen goud
meer; het is alleen nog
maar zwart.
In de vorm van bergen,
die slechts schrik kunnen
aanjagen, liggen in de
Limburgse mijnstreek on
meetbare voorraden in
dustriekool opgeslagen
reeds een totaal van bijna
1,5 miljoen ton, of 12
procent van de jaarpro-
duktie. Onverkoopbaar,
nog nauwelijks te spuien
met verlies, dat de zwarte
sector van de Staatsmij
nen in de afgelopen drie
jaar op 100 miljoen gul
den is komen te staan.
Niet meer in trek, om
dat vele industrieën op
olie zijn overgeschakeld,
het aardgas in opkomst is
en de kernenergie boven
de einders is verschenen.
Doornen in het oog van
industriëlen en vakbpnds-
leiders, die de toekomst
met pijnigende zorg te
gemoet zien.
Het nog welvarende arbeidersbe£tand op te kun_
Limburg staat op het punt nen vangen. Blijven de
probleemgebied nummer schachten open, of althans
r\ i een deel ervan, dan dient de
een te worden. Up korte regering met ondersteunings
maatregelen bij te springen
om de verlies- en winsreke-
ning in evenwicht te houden.
Het probleem is complex,
financieel-economisch zelfs
zó complex dat het onmoge-
De kolen treintjes rijden nog.
bovendien, zo redeneerde men
(foutief), zouden de scheepstarie-
ven zich wel weer optrekken.
Niet lang daarna werd duide
lijk dat het om structurele moei
lijkheden ging. De vele decennia
oude opmars van kolen werd
een abrupt halt toegeroepen. De
teruggang in de afzet ging daar
na zo snel dat tot nu toe 300
kolenmijnen in de E.G.K.S.-lan-
den moesten worden gesloten,
terwijl enkele honderdduizen
den kompels naar een ander be
roep overgingen.
Hoewel het kolenafzetprobleem
voor alle E.G.K.S.-landen geldt,
kregen de Staatsmijnen pas in 1960
de eerste kink in de kabel. Toen
werd namelijk besloten de schach
ten van de nieuwe mijn Beatrix te
conserveren in de bouw was
sinds 1953 een bedrag van 70 mil
joen gulden verzonken omdat
verdere investeringen weggegooid
geld zoutten zijn. De afkondiging
hiervan veroorzaakte in de Lim
burgse mijnstreek een donderslag.
De directie echter haastte zich te
verklaren 200 miljoen gulden te
hebben uitgespaard, want zóveel
was nog nodig alvorens de eerste
steenkool uit de mijn zou kunnen
komen
Wat de kolencrisis betreft, moet,
vooral in Zuid-Limburg, een duide
lijk onderscheid tussen vette en
magere kool worden gemaakt. Uit
de eerste haalt men industriekool,
die ongeschikt is voor de verwar
ming van woonruimten; uit de an
dere komt huisbrand zoals anthra-
ciet. Industriekool nu is verliesge
vend. Op anthraciet wordt welis
waar nog winst gemaakt, doch
door de loonexplosies van de afge
lopen jaren 35 procent van de
termijn moet er veel ge
beuren om de werkgele
genheid te redden.
De wil was
er, de weg
ontbrak
„Het is een schandaal", zeggen de Lim
burgers nu nog. „Als Den Haag bet toen
maar had gezien, waren we aardig op weg
Wat inet deze, op zichzelf ondoorgronde
lijke zinnen wordt bedoeld, is de Ford
zaak, die in de eerste jaren van dit decen
nium speelde. De Amerikaanse automobiel
fabriek, die al sinds ver voor de oorlog i|i
Amsterdam assemblage bedrijft, voelde toen
veel voor een vestiging in de mijnstreek,
welke op den duur aan meerdere duizenden
werk kon geven.
De wil was er, de plannen lagen klaar,
maar de weg bleek tenslotte te ontbreken.
De nieuwe industrie had een houwcontin-
gent van tenminste zeshonderd woningen
nodig. Het ministerie van volkshuisvesting
wilde dit echter niet ter beschikking stel
len, waardoor het voornemen op een voor
Nederland fatale, wijze ketste.
De initiatiefnemers klopten in Brussel
aan, vonden daar wel een willig oor en bo
vendien alle faciliteiten, die ze zich wen
sten. De voor Limburg bedoelde Fordfa
briek staat thans in het Belgische stadje
Genk, dat er lang wel bij hoopt te varen.
Gelukkig is Den Haag thans meer dan
vroeger van het feit overtuigd, dat er in de
mijnstreek spoedig wat moet gebeuren om
de welvaart en de werkgelegenheid te be
lli de regeringsverklaring, die premier
mr. J. Cals op 27 april j.I. aflegde, werd
„De te eenzijdige structuur van Zuid-
Limburg is voor de regering aanleiding een
meer gedifferentieerd industriepatroon te
helpen bevorderen, teneinde op langere ter
mijn voldoende werkgelegenheid voor de
groeiende bevolking te verzekeren. De ver
betering van de infrastructuur en de aanleg
van industrieterreinen zullen daartoe een
belangrijke bijdrage kunnen leveren. Daar
naast zal de regering met de. daarbij betrok
kenen nagaan op welke wijze een verstcr-
king van de industriële structuur van Zuid-
Limburg kan worden verkregen".
Ook in de op 21 september j.I. uitgespro
ken Troonrede wordt het probleemgebied
met name genoemd, wat verontruste den
kers en werkers wat meer hoop heeft ge-
Worden de mijnen gesloten,
dan dienen zo'n 50.000 kom- c r_0
pels omgeschoold te worden, factoren in ogenschouw te betrokken is. worden.
dan moeten er groot- nemen. Het échte probleem In Llmbur„ zijn 2w m Ne. Ei^a-HmST Wilhelmina
industrieën komen om het blijft echter de mens, die bij derlanders direkt van het wel en de Maurits bestaan, hebben het om
der mijnen afhankelijk. Ne- geluk voornamelijk vette steen-
daar de verliezen, die met het jaar gen voor 't grootste deel anthra- reeds gemompeld dat er dit jaar
groter worden: vandaar de steeds ciet op de markt, waardoor nog ODfc daar verlies zal zijn. Wat er
oor. ciiutondo Hoo.nt.r,a iron gaat gebeuren, Iaat zich
oprijzende vraag, of de altijd een sluitende begroting kan
die uit de schachten open moeten blijven of worden verkregen,
gesloten dienen te worden.
- oDe particuliere mijnen zoals de Verlies
gem Nederland zijn. koollagen te exploiteren. Negentig Oranje Nassau, de Domaniale de z„id.Llmbu„ waar bc, der.
boven Willem-Sophie en de Laura en Ver- 6'
eniging werken voornamelijk op d® deeI ^n d® kompels in particu-
Lachwekkend
Hoe lang is het nog slechts gele
den dat de toekomst van het voor
malige zwarte goud als meer dan
rooskleurig werd gezien? En hoe
lachwekkend klinkt thans de aan
beveling. die drie experts van de
In het steenkolenbolwerk Heerlen wordt met
spanning gewacht op steunmaatregelen van de
zijde van de regering. „Nederland", zo zegt men ren duurt. Een soortgelijke instel-
daar, „is het enige land in de E.G.K.S. (Europese
Gemeenschap voor Kolen en Staal), dat niet of
nauwelijks gebruik maakt van de verdragsbepa
lingen, onder welke subsidies worden toegestaan.
Het is ook het enige land van de Zes, dat nog
geen nationaal energiebeleid ontwikkeld heeft,
omdat het te zeer in de termen van een Euro
pees energiebeleid denkt, of althans heeft ge
dacht".
Volgens gegevens, die de E.G.K.S.-landen de Europese Gemeenschap
vorige maand aan de Hoge Autoriteit hebben j™edênSdéden?'
verstrekt de nationale subsidies zjjn sinds kort
derland 'de geringste toelage. Bij onze zuiderbu- de Europese energiebehoeften
ren bedraagt de subsidie meer dan 19 gulden d® naaste toekomst. Hun conclusie
r> was dat de E.G.K.S.-landen hun
per ton, in Frankryk bijna 17 gulden, in liuits- kolenproduktic moesten opvoeren,
land 16,50 gulden ell in Nederland slechts 3 gul- adviseerden de regeringen van
b de Zes zelfs nieuwe mijnen te
den. gaan exploiteren.
Terwijl België o.m. een extra belasting op de
J et r, i Si Tijdens de Suezkanaalcrisis leek
concurrerende olie heft, Frankrijk o.m. Kostbare het er even op. of de experts ge-
faciliteiten verleent aan elektrische centrales, die lijk kregen De ol.ekraan werd
„T T-. -, j plotseling dichtgedraaid, en m
steenkool bleven stoken, en West-Duitsland o.m. heel Europa klonk plotseling de
de import van goedkope, Amerikaanse steenkool roep om kolen op. Het was echter
I J L fa I „J 1f.' xjJv-1v,J de laatste opleving van het klassie-
aan banden heeft gelegd, heeft Nederland een ke brandstoffront. De olie ging het
„eenmalig" douceurtje van rond 25 miljoen gul- langzaam maar zeker van de indus-
den verstrekt. Dit gebeurde het vorig jaar bij p"^00^ Wdoorde^oorzieningen6
monde van de oud-minister van economische za- welke de grote maatschappijen ten
ken Andriesen, en was bedoeld om de mijnen op gJJJgSJ Va" dC voorraadvormin6
het stuk van loonsverhogingen en stijgingen van In de vorm van goedkope Ame_
de sociale lasten enigszins tegemoet te komen, rikaanse industriekool kwam er
De subsidies van de meeste E.G.K.S.-landen bijgDit"vaif open mUnbouw'lfkom-
blijken te znn aangepast aan de onderling sterk stige en daarom laag geprijsde pro-
verschillende structuur van de mijnbouw. Zo ,cu 1 Sewtolevén próftteS
maakt Duitsland voornamelijk gebruik van de waardoor de transportkosten niet
bepalingen inzake positieve en negatieve rationa- langer een Probleem vormden,
lisatie (verbetering van rendabele en sluiting van al l-Ia.
onrendabele kolenmijnen), terwijl België en
Frankrijk maatregelen treffen, welke berusten op Aanvankelijk dacht men nog
de regels, onder welke rationalisatie in een ge- ^n^hebïe^De^winters^waren
schikt tempo vallen, in di« jaren bepaald niet «treng;
derland
als het deze mensen straks aan procent van alles wat
hun lot zou overlaten. wordt gehaald, kan slechts
„De problematiek van de mijn- dustrieko°l worden omgezet. Van- magere steenkoollagen. Zij bren- Here mijnen
bouw", zei onlangs de president-di
recteur van de Staatsmijnen, drs.
A. C. J. Rottier, „is te vergelijken
met een ijsberg. Je ziet er slechts
een stukje van; viervijfde deel zit
onder water en is zeer gevaar
lijk".
Frans Dohmen. voorzitter van de
40.000 leden tellende Nederlandse
Katholieke Mijnwerkersbond sloeg
op een andere wijze aan.
„Wanneer ik de toekomst van
onze mensen hier in de streek be
kijk", verklaarde hij, „en wanneer
ik als uitgangspunt neem dat ik
onze mijnwerkers moet verzorgen,
dan kan ik slechts zeggen dat men
zich voor de illusie moet hoeden
dat de bestaande toestand nog ja-
tot gevolg kun
nen hebben dat we straks geen
mijnindustrie, maar ook geen ande
re industrieën bezitten".
slechts raden. De eigenaars
aandeelhouders zijn voor 't meren
deel Belgen en Fransen. Een be
drijf. dat verliezen lijdt en geen
kans op een opleving heeft, kan in
erkt, wordt echter zuiver economisch opzicht niet
voortbestaan. Het zal dan ook moe
ten verdwijnen, volgens het onder
nemersmotief zelfs direkt.
Een factor, die het sluiten der
Limburgse mijnen nog kan versnel
len, ligt in de geologie verankerd.
Over twintig a dertig jaar zijn de
Nederlandse kolenvoorraden uitge
put. De schachten gaan dan zonder
uitstel dicht, wat betekent dat men
voor de zelfde problemen komt te
staan als die, waarover thans
wordt gepraat. Waarom dit proces
dan niet wat versnellen? Een bete
re aanleiding, namelijk onrendabe
le mijnen, bestaat welhaast niet.
Paradoxaal en daarom vaak on
begrepen is de nog steeds voort
gaande werving van buitenlandse
arbeidskrachten. Terwijl aan de
ene kant in de mijnen alles wordt
gedaan om het produktieproces te
rationaliseren (mechanisatie, op
voering van de produktiviteit, het
sluiten van schachten en kolenvel
den, die het minst rendabel zijn),
stromen aan de andere kant Italia
nen en Spanjaarden onverminderd
binnen.
Verklaring
i Limburgs* mijn-P.* eoktt valt via da blutivagar og de bhuh*Uin§>
Bij navraag krijgt men hier
een verklaring voor, waar eigen
lijk geen speld tussen is te krij
gen. Voor de kolenwinning diep
onder de grond bestaat in Lim
burg nog maar weinig animo. Er
is een tekort aan „frontwer
kers", een teveel daarentegen
aan „achterwachters". Zonder de
een kan de ander niet bestaan.
En aangezien de aard van het
werk vereist dat er op elke
„frontwerker" twee „achterwach
ters" zijn, moeten er voor het
brood van de laatsten steeds
weer mensen worden aangetrok-
Als geheel genomen, lijden de
als een particulier grootbedrijf ope
rerende Staatsmijnen overigens
geen verlies. De tekorten in de
zwarte sector worden opgevangen
door de witte sector: de chemische
industrie, die aan 10.000 mensen
werk verschaft en die zich intus
sen met wereldconcerns kan me
ten. De chemische industrie (kunst
mest. kunststoffen e.d.) leidt ech
ter een eigen leven. Zij is afhanke
lijk van de concurrentie, welke zij
in het buitenland ondervindt. De
zoete winsten, die op het ogenblik
worden gemaakt, kunnen van het
ene op het andere jaar in rook
vervliegen.
Wat moet er gebeuren? De mij
nen in Limburg menen rechten op
ondersteunende regeringsmaatrege
len te kunnen laten gelden. Onmid
dellijk na de oorlog hebben de
kompels door extra inspanning ons
land de energie gerschaft om zich
uit zijn verslagenheid op te rich
ten. Het bezit van kolen betekende
in de hersteljaren het bezit van
goud vandaar de reeds lang niet
meer van toepassing zijnde naam
„zwart goud".
Door het van 1947 tot 1953 in
werking zijnde Steenkolen-Egali
satiefonds leverden de mijnen ons
land een nog veel grotere bijdra
ge. Door heffingen op de gedolven
steenkool werd in Zuid-Limburg
een bedrag van 350 miljoen gulden
op tafel gelegd. Hierdoor kreeg de
nationale industrie de duurdere,
buitenlandse kolen ter beschikking
tegen ongeveer dezelfde prijs als
de binnenlandse kolen.
Zwaar qedokterd
Rekent men hier nog bij dat
door een strikte prijsbeheersing
slechts geringe winsten konden
worden gemaakt, terwijl export on
mogelijk was, waardoor een be
drag van twee miljard gulden
werd gederfd het cijfer is van
de Staatsmijnen dan behoeft
het profijt, dat Nederland van zijn
mijnen heeft gehad, geen nadere
illustratie meer. „Als we na de
oorlog niet zoveel eigen kolen had
den gehad", wordt in Heerlen wel
eens gesteld, „dan waren we er
met twee keer zoveel Mar
shall-hulp mischien net geko-
Wat gaat cr gebeuren? Niemand,
die het precies weet, of het althans
wil vertellen. Aan het Limburgse
probleem, dat ln feite een Euro
pees probleem is, wordt in Den
Haag zwaar gedokterd. De gedach
ten gaan natuurlijk uit naar herin
dustrialisatie, maar zo eenvoudig
is dit ook weer niet. De hele econo
mische structuur van Zuid-Lim
burg, zo eenzijdig gericht op de
thans haast komisch klinkende
slagzin: „Er is geen betere indus
trie dan de mijnindustrie", zal die
nen te veranderen. Per slot van
rekening zijn niet alleen de mijn
werkers cn hun gezinnen van de
kolen afhankelijk, maar ook alle
toeleveringsbedrijven.
Waar haalt men de ondernemin
gen vandaan liefst in de metaal
verwerkende sector, omdat de
kompel daar de beste omscholings
kansen zou bezitten die bereid
zijn grote vestigingen in Limburg
te stichten? Hoe past men de lo
nen aan, die in de mijnen veel
hoger zijn dan elders? Wat ge
beurt er, als de stroom van pende
laars naar Duitsland en België (op
't ogenblik al vele duizenden),
zich uitbreidt, omdat over de
grens overigens net zo lang als
het duurt! een veel zwaarder
loonzakje is weg te halen?
In Limburg zelf denkt men in
de richting van direkte en indirek-
te subsidies gedurende een lange
overgangstijd. Men beweert daar
bovendien dat het uit nationaal-
economische motieven fataal zou
zijn alle mijnen te sluiten. In tij
den van rampspoed, als er mis
schien weer vraag naar industrie
kool komt, duurt het anders jaren
voordat men aan de eigenlijke win
ning kan beginnen.
Hoe het ook zij. vele instanties
in de meest zuidelijke provincie
van ons land houden zich met de
ingewikkelde problematiek bezig.
Er is een industrieschap, een Wel
vaartscommissie", een „Raad van
Vier", een meedenkende en -voe
lende directie van de Staatsmij
nen, die keer op keer verklaart in
het zoeken naar nieuwe, indus
triële activiteiten de helpende
hand te willen bieden.
Wat er nog niet is, is DE oplos-