Tannhauser triomf bij
Bayreuths millecento
Een vader spreekt
tot zijn zoons
Laagcultuur is nodig
voor sublieme opbloei
Nieuwe Franse literatuur
Gré Brouwenstein na
tien jaar terug
ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1965
VTCOPv de iiOuste maal sinds
de gedenkwaardige 13de
augustus 1876, waarop Hans
Richter in aanwezigheid van
keizer Wilhelm I met de
„Rheingold" het .Festspiel-
haus te Bayreuth openue.
ging op 5 augustus het gor
dijn op: een soort „millecen-
to" voor Bayreuth. Hoezeer
de frekwentie van de opvoe-
ringsdagen is toegenomen,
blijkt wel hieruit, dat van de-
ze 1100 ongeveer 400 voor
stellingen na 1951 hebben
plaats gehad, dus tijdens de
15 jaar, dat Wagners beide
kleinzoons, Wieland en Wolf
gang, de leiding hebben in
Bayreuth. Voor de 1100-ste
Festspieldag was Tannhau-
ser juist aan de beurt en het
werd een succes dank zij een
sublieme uitvoering.
Voor het eerst sinds zeven jaar
stond de Belgische dirigent
André Cluytgens weer voor het
orkest, dit elk jaar voor vijf
weken apart samengesteld en-
Tannhauser (Windgassen) sterft
le armen van Wolfram (Pres)
Achtergrond: lichtprojektie van
reolen bij slotkoor uit den
hoge.
Het laatste geschrift van
Frangois Nourissier, dat
hij om zichzelf te kenschet
sen Un petit bourgeois
noemde, draagt door de
dubbele bestemming een
halfslachtig karakter. Hij
heeft het opgedragen aan
zijn beide zonen, nu nog
pubers, opdat ze, als hun
vader vroegtijdig zou weg
vallen, zouden weten hoe
hij was en dacht en zicfc
een beeld van hem zou
den kunnen vormen.
Zijn eigen vader overleed,
toen Frangois acht jaar was,
plotseling in zijn tegenwoor
digheid bij een filmvoorstel
ling. Ongeveer niets weet hij
uit eigen ervaring van hem af.
Een herhaling van zo'n onge
lukkige omstandigheid wil de
auteur voorkomen.
Zo is er een volkomen sub
jectief werk tot stand gekomen.
Nourissier vertelt van zijn af
komst. zijn jeugd bijna niets
van de kinderjaren, die naar het
schijnt geen scherpe beelden heb
ben achtergelaten van school
en leraren, van de bezettingsja
ren en zijn schrijverservaringen
en, in het heden belandend, van
zijn sympathieën en antipa
thieën. zijn fysieke en geestelijke
toestand Hij doet dat in een
droge, nuchtere stijl, zonder
stemverheffing en met een vleug
spottende ironie.
Inderdaad, zonder een derge
lijk boek zouden zijn beide jon
gens niet al te veel van hun
vader wetén, want hij leeft in
vrijheid, gescheiden van zijn
vrouw, aan wie de kinderen zijn
toevertrouwd.
Bij bepaalde gelegenheden is
er contact, maar niet langdurig
en niet diepgaand. Zijn vrijheid
is deze man lief boven alles.
semble, waarvan de eenheid en
klankschoonheid tot de wonde
ren van Bayreuth behoort.
Hoge gaven
Wolfgang Windgassen had in de
titelrol één van die zeldzame avon
den. dat hij zich vocaal en scenisch
met zijn volledige artistieke hoge
gaven inzette. Dit is een rol, waar
in hij. vooral dank- zij een door
zichtigere en lichtere instrumenta
tie dan bij de Siegfried, geen wen
sen onbevredigd laat. Tegenover
hem schonk Hermann Prey, een
nieuweling in Bayreuth. aan de
Wolframpartij alle warmte van zijn
milde bariton. Voor de rol van Eli
sabeth denkt men zich een blank
sopraangeluid, dat toch in staat
moet zijn verontwaardiging of wan
hoop te uiten. Het Slavische karak
ter van Leonie Rysaneks drama
tische sopraan leent zich voor het
laatstgenoemde het best, maar
dank zij haar groot vocaaltechnisch
kunnen wist zij toch ook de mo
menten van deemoed en offerbe
reidheid de overeenkomstige intie
me klank te verlenen.
De Fin Martti Talvela imponeer
de weer geweldig. Zijn machtig
basgeluid vult de ruimte en hij be
heerst het toneel zowel met zijn
vaderlijke bezorgdheid en toe
wijding voor zijn dochter Elisabeth
als met zijn "koninklijke" houding
tegenover zijn Thüringse volk. Bij
de Sangerkrieg op de Wartburg
had men in Wolfgang Windgassen
(Tannhauser). Hermann Prey
(Wolfram). Willy Hartmann (Wal-
ther) en Gerd Nienstedt (Biterolf)
vier ware zangers van zo hoge klas
se. dat het een jury moeilijk zou
vallen, een eerste prijs toe te ken-
traal en vocaal gebeuren; in Flie-
gende Hollander grotendeels de
oudere operatraditie van afgeslo
ten „nummers" als aria's, duettten,
terzetten, ballade, cavatine. man
nen- en vrouwenkoren, maar met
vooral harmonisch reeds veel symp
tomen van een revolutionaire kom-
positietrant in opkomst.
In vrijwel al zijn werken toont
Wagner ons facetten van het pro
bleem der verlossing. Tannhau-
ser wordt verlost door de in haar
ziel 'dodelijk getroffen Elisabeth.
Dé Fliegende Hollander kan al
leen in de dood rust vinden van
zijn oneindig rondzwerven over
de zeeën, wanneer hij, eens in de
zeven jaar aan land gegaan, een
vrouw vindt, die hem eeuwige
trouw zweert.
Verlossing
Voor Senta is de vereniging met
de mysterieuze kapitein van het
spookschip de verwerkelijking van
In de regie van Wieland Wagner
verloopt het enigszins anders: het-
schip vaart weg. de Hollander
blijft aan land. ziet Serita in de gol
ven verdwijnen en valt dan dood
neer. Of Wieland hiermee heeft w11*a
len aangeven, dat de Hollander nu
in het land „vaste grond" heeft ge
vonden en sterven kan? Bij het
laatste toneelbeeld is alles duist et-
geworden. Wieland veronderstelt
wel van zijn toehoorders uit aller
lei landen, die lang niet allen de
Duitse taal voldoende machtig zijn.
een grondige bekendheid met tekst
en inhoud.
Anja Silja was evenals in 1961
de vertolkster van de Sentarol.
Een „goede fee" voor de ongelukki
ge Hollander hoeft zij niet te zijn.
maar toch ook geen furie. Josef
Greindl, is voor Senta's vader Da
land een ideale vertolker Het is
kostelijk, zoals hij de goedmoedige,
voor idealisme blinde zakenman
uitbeeldt.
Koorleider Wilhelm Pitz behaal
de wéér een groot succes met de
koren en dansen der zeelieden.
Maar ook het spinlied en de lie
deren van de meisjes aan de wal
zijn topprestaties van koorzang.
Hermann Winkler had als stuurman
zijn Bayreuths debuut en bleek over
een mooie, gevoelige tenorstem te
beschikken, die misschien wat vo
lume betreft nog iets kan groeien.
Lily Chookasian leende haar don
kere alt aan de door de regisseur
tot een heksachtige feeks gemaak
te Mary, door de spinnende meisjes
tot het voorwerp van spot gemaakt.
DR. W. J. SCHMIDT
Koelheid
Storm
De Tsjechische sopraan Ludmila
Dvorakovó zong voor het eerst in
Bayreuth de rol van Venus. De
strakke koelheid van haar stem
past minder goed bij het hartstoch
telijk zinnelijk' karakter van deze
liefde, waaraan Tannhauser ten
prooi is. Wat dat betreft liet het
grote voorafgaande ballet op de
Venusberg, in een nieuwe choreo
grafie van de Zweedse Birgit Culi-
berg, aan duidelijkheid niets te
De dramatische spanningen
van dit bacchanaal, door Richard
Wagner voor opvoeringen in
Parijs later er bij gecompo
neerd, werden in een menge
ling van klassieke en expressieve
balletstijl en in een voor Wieland
Wagner kenmerkende getemper
de belichting overtuigend opge
roepen. Des te groter is de tegen
stelling met de na enkele malen
daarop aansluitende volgende
scène, waarin Olivera Miljakovic
in haar herderslied de zuiver
heid van een ongerepte, niet zin
nelijke natuur met haar zilveren
sopraan evenaarde.
Ovaties
Het zou te ver voeren veel details
van Wieland Wagners voortreffe
lijke regie naar voren te halen
Slechts één voorbeeld: na haar ge
bed voor het grote zwarte kruis,
dat als enig rekwisiet tot aan de
nok van het toneel oprijst, moet
zij gedurende zestig maten Ada
gio. langzaan» achteruit schrijdend,
het oog op het kruis gericht, het
'toneel verlaten, zeker van haar
dood als boete voor de schuld, die
haar geliefde Tannhauser door
zijn zondige liefde tot Venus op
zich heeft geladen Onvergelijkelijk
van werking is dan Wolframs in
zet „Wie Todesahnung", die over
gaat in de bekende aria „O. du
mein holder Abendstern En toen
het onzichtbare vrouwenkoor aan
Imt eind bovenaards mooi de ver
lossing van de aan de voeten van
Wolfram gestorven TannhSuser
had verkondigd en nog eenmaal vol
geloofskracht de pelgrims uniso-
Het gegeven voor zijn libretto
heeft Wagner ontleend aan Hein-
rich Heine, wiens „Aus den Me-
moiren des Herrn von Schnabe-
lewopski" hij te Riga las. Heine
had op zijn beurt dit verhaal ge
baseerd op een toneelstuk, dat hij
te Amsterdam had gezien. Toen
Wagner later te Parijs in zeven we
ken aan een oude piano.' gekocht
met het geld. dat hij voor de ver
koop van zijn libretto aan een Fran
se componist had gekregen, zijn
opera kompóneerde. stond hem de
storm op zee voor ogen, die hij zelf
op een oud zeilschip tijdens een
overtocht van Riga naar Londen
beleefde tn die hem naar de Noor-
*se kust dreef Maar terwijl Heine
in de Hollander een Ahasverus-
figuur ziet, de eeuwig zwervende
Jood. en aan het eind van zijn ver
haal de afloop in het midden laat.
heeft Wagner er meer de Odys-
seusgedachte in gebracht en de ver
lossing van het eeuwige zwerven.
Minder gelukkig
De uitvoering van „Der Fliegen
de Hollander" stond onder een
minder gelukkig gesternte dan die
van de Tannhauser. IMtzonderlU-
kerwijs heerst er niet zo'n een
heid tussen orkest en toneel, zoals
we dat In Bayreuth gewend zijn.
Daar kwam nog bij. dat Thomas
Stewart in sten» en verschijning
geen Ideale vertolker is van de
titelrol en dat William Olvis slecht
Nietzsche sprak van de
massa als van de „veel
te velen". Jezus werd, bij het
zien van de menigten die
Hem volgden, met ontfer
ming bewogen. Twee tegen
overgestelde zienswijzen, die
doorwerken tot zelfs in c!e
literaire kritiek. In dit artikel
wil ik vier dichtbundels be
spreken; titels en namen vol
gen straks. Er is een bloemle
zing bij uitde rederijkers
poëzie, maar ook een bundel-
tje.van een 18-jarige wielren
ner; een tamelijk dikke ver
zamelbundel van een Vla
ming en een boekje me* ge
dichten in tradit-onele stijl
van een Hollandse vouw.
Natuurlijk rijst al dadelijk een
prealabele vraag: gaat het wel
aan vier zozeer uiteenlopende
werkjes tegelijk te bespreken?
De afzonderlijke dichters zijn er
zelden mee ingenomen, ze voelen
er iets in van willekeur, van
discriminatie soms: moet ik met
die en die worden vergeleken?
heil
zondaar getuigden, trad
woon lange stilte in, voordat bet
publiek in langdurige ovaties los
barstte.
In afwijking met de gang van
zaken in vorige jaren waren de
Festspiele dit jaar geopend met
de „Ring des Nibelungen". die met
„Parsifal", zoals altijd het sluitstuk
van de premièrewerken, tot het
rijpste werk van Wagner behoort.
Na vier dagen rust. volgden drie
dagen achter elkaar: Fliegende
Hollander. Tannhauser en Parsi
fal De dag vóór de hierboven
bedoelde Tannhauser dus een Flie
gende Hollander Van Gotter-
drimmerung naar Fliegende Hol
lander. een sprong van ongeveer
25 jaar terug in Wagners ontwikke
ling! In Gotterdnmmerung. het
symfonisch drama bij uitstek, een
ononderbroken stroom van orkes
oor hel kleine groepje Ne
derlandse bezoekers van de Bay-
reutlier Festspiele was de tweede
voorstelling van Wagners Tann
hauser, twee dagen 11a de pre
mière, bijzonder belangwekkend,
oindat precies na tien jaar Gré
Brouwensfijn weer nis Elisabeth
op de planken van het Festspiel-
haas te zien was, waar alleen de
beste krachten uil de gehele
wereld worden geëngageerd. Vele
trouwe Bayreuthgangers herinner
den zich bovendien dankbaar
haar vertolkingen van Sieglinde,
Gutrune, Freia en Eva in 1956.
Gré Brouwenslijn moet dit als
een bijzondere erkenning van
haar capaciteiten hebben gevoeld
en aanvankelijk leek het, of haar
stem iets te lijden had van de
druk der omstandigheden. Maar
weldra bleek, dat zij zowel de
deemoed en onbedorvenheid van
de Elisabethfiguur als de veront
waardiging over de veroordeling
van Tannhauser
wist te brengen.
Wat zij hier en daar in zuiver
heid en draagkracht in de midden
stem te kort schoot, won zij door
- Iiaar stemtype en instelling, die
zeer wel bij haar rol pasten.
Ook nu weer was de zaal vol
komen uitverkocht en aan de
„applausmetcr" aan het eind der
voorstelling kon men aflezen,
dat Bayreuth haar terugkeer niet
vreugde begroette.
Ontelbare malen liet Wieland
Wagner haar met de twee man
nelijke hoofdrolspelers (Wind
gassen en Prey), vaak in gezel
schap van dirigent André Cluy-
tens en koorleider Pitz, de hulde
in ontvangst nemen, tenslotte nog
voor het brandscherm, 20 minuten
nadat de laat*te toon geklonken
had
literair werk te bepalen, dit nooit
zo goed kan gebeuren als door
vergelijking, ook dan als het toe
val daarbij een rol schijnt te
spelen.
Neem de bundel rederijkerspoë
zie. Hij heet Nu hoort, ik zal een
nieuwe zang beginnen, samenge
steld door Eugeen de Bock. De on
dertitel luidt Bekende en minder
bekende verzen uit de rederijkers
tijd: het is een uitgave van Man-
teau, Brussel'Den Haag. lelt 160
bladzijden en kost 2.90. De
bloemlezing richt zich tot liefheb-,
bers van poëzie en niet tot vakge
leerden. met dit doel voor ogen is
de spelling zoveel mogelijk aange
past. Hier spreken mensen van
vierhonderd jaar geleden, maar het
zijn mensen van gelijke bewegingen
als wij. Nu deze rederijkersverzen
uit hun historische vitrine zijn ge
licht. kunnen wij gemakkelijker
door de stijve inkleding heenkijken.
Men moet even durven vergeten
dat het historische documenten zijn.
want dat waren ze ook niet voor
de eigentijdse lezers Beoordeelt
men dit dichtwerk (of rijmwerk)
naar wat het zegt. dan bevindt men
dat op enkele beroemde uitzonde
ringen na. zoals „Gekwetst ben ik
van binnen", hier ongeveer alle be
kende gemeenplaatsen omtrent het
menselijk leven worden uitgestald,
de gevoelens van de velen, de veel
te velen Nietzsche wilde hieraan
juist ontkomen cn wierp de massa
op één hoop: de mensen hadden
hem. als massa, niets meer te ver
tellen. Jezus zag de mensen als
ménsen, in hun verlatenheid en ver
lorenheid Wil men criticus zijn in
de geest van het evangelie, dan
mag men nooit de mens achter het
werk over het hoofd zien. maar te
gelijkertijd kan men. evenmin als
Nietzsche ooit genoegen nemen met
de repetitie van gemeenplaatsen
Wat blijft er anders over dan mens
en werk streng te scheiden, in die
zin dat men nooit vergeet dat er
ook achter verzen waarvan er der
tien in een dozijn gaan, een mens
schuilt die als gedachte van God
onvervangbaar en onherhaalbaar
Kwellender
De mens is enig; zijn uitspra
ken zijn het maar zelden. Ik
vind dit een veel kwellender
probleem dan bij voorbeeld het
probleem van liet genie. Niet al
leen dood en ziekte zijn een ge
volg van de zonde, maar ook de
middelmatigheid en de verveling,
al staat dat in geen enkele cate
chismus.
Ik heb met deze vier bundels het
gevoel in een soort ronde gevange
nis te zitten opgesloten, waar
slechts hier en daar een straaltje
echte poëzie doordringt. Natuurlijk
geldt deze kritiek het minst de
bundel rederijkerspoëzie, omdat de
dichters daarvan binnen een veel
kleinere horizon leefden dan wij
Maar neem nu de bundel Dadels
voor ccn vizier, van de ook in Ne
derland bekerde Vlaamse auteur
Jos Vandeloo.
gave van Manteau (105 bl.. 4.50).
Zonder iets van zijn algemene ta
lenten af te doen, kan ik hier alleen
maar middelmatigheid ontdekken,
verzen geheel conform aan gedaan
te. inhoud, dictie, typografie van
de gemiddelde vers-produktie der
laatste tien jaren, zonder een
sprankje apartheid in de goede zin
Er staan in het boek maar twee
verzen die mij iets hebben gedaan,
namelijk het gedicht En hard
op bl. 51 en het vers Ik voel me....
op bl. 15. dat ik hier laat volgen.
Ik voel me altijd eenzaam
als een trein vertrekt
en mensen
op de kaden blijven staan
mensen op de kaden
wuiven met de hand
naar mensen in de treinen
voor het buitenland
ik voel me eenzaam
als ik met de trein moet gaan
ik voel me eenzaam
als ik op de kaai blijf staan
als een trein vertrekt
zijn er eenzamen
Hij profiteert ervan voor vele
reizen, voor avontuurtjes, die hij
slechts sober aanduidt, ook wel
om ongehinderd zijn literair
werk te kunnen verrichten.
Als hij een hoofdstuk de ti
tel geeft „Families, je vous
aime" als tegenhanger van het
vermaarde „Families, je vous
hals" ligt daarin een brok ironie.
Zelf vroeg halfwees geworden,
opgevoed in zachtheid, later door
een stiefvader alleen materieel
verzorgd, laat hij zijn zoons het
zelfde lot ondergaan.
Nourissier is trouwens indivi
dualist. Van maatschappelijke,
religieuze of politieke belang
stelling blijkt weinig. Uit som
mige uitlatingen zou men kun
nen concluderen, dat hij stamt
uit 'n protestants geslacht, maar
zijn „Dieu est absent" en het
ontbreken van ieder spoor van
godsdienstig besef, zegt genoeg.
Op dat vlak blijvend, zegt hij
aardige dingen over zichzelf,
zijn vele lichamelijke ongeneug-
ten. zijn angsten en zijn vreug
den. zijn letterkundige aspiraties,
zijn afkeer van het warme zui
den en zijn voorliefde voor
Zwitserland met de ruimte
scheppende bergen: ook ietwat
spottend over zijn uiterlijke ver
schijning en zelfs over zijn haar
dracht
Wie het boek leest op de goe
de manier bij gedeelten
zal telkens iets vinden dat hem
treft en ook wel tot innerlijke
tegenspraak dringt.
Ondertussen, voor wie zich
een beeld van dit schrijversle
ven wil vormen blijven de lacu
nes vele. Zoals gezegd, begint de
auteur bij zijn twaalfde jaar; hij
glijdt over een eerste huwelijk,
gevolgd door echtscheiding, heen;
hij zwijgt haast volledig over
zijn verhouding tot Marie-Anne.
de moeder van zijn jongens en
dochtertje. Zeer begrijpelijk,
aangezien de bij deze verwik
kelingen betrokken personen
nog in leven zijn en een pole
miek te ontketenen niet de be
doeling was.
Nergens gaat Nourissier gron
dig op de aangesneden onder
werpen in: het blijft bij luchtig
gekeuvel aan de oppervlakte. Het
is deze schrijver er klaarblijke
lijk niet om te doen geweest een
psychisch beeld van persoon en
leven te ontwerpen. We zijn hier
op verre afstand van Green en
Sartre, die. hoe onderling ver
schillend ook. beiden de waar
heid zoeken in de diepte.
Dit neemt niet weg dat het
oersoonlijk karakter van dit boek
de belangstelling prikkelt zoals
een individualist een interessan-
en achter de ramen.
Anno zestig
De eenzaamheid wordt, evenals
de liefde, door iedereen anders er
varen: de menselijke individuali
teit is gegeven Maar het spreken
over die uiterst persoonlijke erva
ringen vindt hier plaats, nu wel
niet in clichés, maar toch zo dat
het opgeschrevene ons niet des
dichters speciale eenzaamheid
openbaart. Het is een geestelijk
costuum. kleding anno zestig, tus
sen goede confectie en slecht maat
werk in
Als een bejaarde ons gewoon
zegt: ..Ik voel me soms zo alleen",
dan zegt hij wat duizenden zeggen,
maar het heeft zijn eigen accent;
we zitten tegenover een levend
mens die ons zijn einmaligkeit sug
gereert.
Komen we hier niet op het cri
terium van kunst? Bekende dingen
zó zeggen dat ze ons aandoen als
een openbaring, een verrassing.
Verscheidene jongeren proberen
dat door maniertjes. Dit brengt
me op .de derde bundel: De
wielerkoers van Hank van de nog
heel jonge Koos van Zomeren (N V
De Arbeiderspers. Amsterdam. 55
bladzijden met veel wit en weinig
tekst, prijs 3.90) Het aardige van
deze bundel bestaat hierin, dat Van
Zomeren met veel flair kleine In
formaties omtrent hemzelf in proza
en poëzie aanbiedt Wat hem van
andere dergelijke „dichters" onder
scheidt is dat hij zelfs niet de
moeite doet voor dichter te pose
ren. Als vrijmoedige tiener trekt
hij gewoon de consequentie uit een
bestaande mode.
ik ben zeer verdrietig
zojuist heb ik vernomen
dat H niet van mij houdt,
voorwaar, een vrij geduchte
slag
voor mijn amour- prestige.
Deze mededeling, die een blad
zijde vult. kost u zeven en een elfde
cent. Voor een gelijke prijs kunt
u eigenaar worden van een infor-
lelijk
en ongelukkig zijn is in.
Die Van Zomeren lijkt me een
handige jongen, vooral ook omdat
hij er een paar schrijfseltjes bij
doet waarin hij de dichthouding
aanneemt De omslag vertelt oni-
slag(ch)tig en serieus dat Van
Zomeren alleen in het natte jaar
getijde dicht. Dat doet me denken
aan die Engelsman In de novelle
van Richard Wagner. Elne Pilgcr-
fahrt nach Beethoven, die 's maan
dags klarinet speelde, 's woensdags
fluit en die "s zondags componeer
de.
Van Netty Streef is er dan nog
de bundel Vóór de dag aanbrak
(uitg. J. H. Kok N.V., Kampen. 30
bladzijden van dik papier, prijs
1,95). Het beste gedicht (naar
mijn smaak natuurlijk) schrijf ik
IK BEN OP REIS
Ik ben op reis en aan mijn voeten
hijgt
Een vreemde stad in hete
middagzon.
Het murmelen van 't bruisend
leven stijgt
Vanuit de diepte op naar mijn
balkon.
En leunend op de balustrade rust
Mijn blik geboeid door dit zo
onbekend
Taf'reel, op de zacht glooiend
blauwe kust,
Die van haar overvloed een zoele
streling zendt.
Hoe anders is die geur dan van
het eigen land.
Wat zijn de bloemen groot en
fel getint.
En popelend sta ik in de
zonnebrand;
Een als herboren, stralend
mensenkind.
Daar is geen toekomst meer die
mij belaagt,
Geen vlammend zwaard verspert
dit paradijs.
Rood is het bloed, dat door mijn
aderen jaagt.
Ik heb het leven lief; ik ben
Ontstaan
Dit vers is in zijn soort helemaal
geslaagd; hPt is ontstaan en niet
bedacht. Toch doorbreekt het de
kring van middelmatigheid niet De
„hete middagzon" (zo bekend uit
psalm 84). het „bruisend leven",
de „geboeide blik", het „tafereel",
het „zenden" van een streling
het is alles onpersoonlijk. De twee-
de strofe heeft ook nog wel enkele
clichés, zoals „zonnebrand", „als
herboren", maar is toch beter en
•persoonlijker Het vers wint aan
kracht tegen het einde en besluit
met een werkelijk onverwachte cli
max: ik ben op reis. Heel aanvaard
baar is ook het vers Schemering
Niet onverdienstelijk dichtwerk van
een niet meer jonge, sterk in tra
ditie gewortelde, vrouw voor wie
dichten gelegenheidswerk betekent
en niet een levensroeping. Want dit
proeft men eruit.
Ik troost mij tenslotte met een
uispraak van Dr. J. C. Hol uit
Mrnseh en Melodie van mei/juni
1946: „Opdat het sublieme kan op
bloeien is vaak een laag-cultuur no
dig van wat minder waarde heeft."
C. RIJNSDORP
F. NOURISSIER
ter mens is dan wie leeft ln
schablone-vorm. en in zijn eigen
heid meer de aandacht trekt dan
wie geestelijk een confectiepak
draagt
Enkele bijzonderheden betref
fende de schrijver mogen nog
volgen. Geboren in 1927, heeft
hij na gymnasiale studie, poli
tieke wetenschappen bestudeerd.
Daarna heeft hij gewerkt en
werkt trouwens nog in de Jour
nalistiek en bij een uitgeversbe
drijf (Grasset).
Het hier besproken boek is de
negende publikatie van zijn
hand. Onder dit negental zijn
romans en essays, alsmede kro
niekachtige geschriften, zoals dit
laatste, waarnaast genoemde kan
worden Bleu comme la nult,
dat de eerste jaren na de be
vrijding tot onderwerp heeft met
de moeilijkheden betreffende de
behandeling der collaborateurs,
inzonderheid in de literaire sec
tor, en dat eveneens een per
soonlijk karakter draagt.
Bernard de Kerraoul had voor
zijn eerste boek, getooid met de
fraal-gevonden titel Le Poids des
Ames (1963) en bekroond met
de Prlx International du Premier
Roman, een zeer gunstige ont
vangst gevonden. De handeling
speelt zich af In Znld-IUlIë, waar
in een bepaald bisdom de komst
van een nieuw geestelijk leider,
die de goedmoedige, oude bis
schop opvolgt, een schokkende
verandering teweeg brengt.
Vele jaren onbestraft gebleven
zonden worden nagespeurd; de
zondaren, hoog zowel als laag,
niet gespaard. Tal van konflik
ten zijn het gevolg, maar onver
biddelijk. alleen het gebod in
het oog houdend, zet de bis
schop zijn strijd door zonder
zich te bekommeren om moor
den, zelfmoord, gebroken levens
en velerlei narigheid. Gesteund
door het hoogste kerkgezag,
overwint hij maar er komt een
moment, waarop hij zich af
vraagt of wat hij bereikt heeft,
nu Inderdaad naar Gods wil was.
Echter, zijn onwrikbaar roepings
besef dringt hem ertoe iedere
twijfel af te schudden en Rome
beloont hem met een hoge func
tie. waarin hij opnieuw het
zwaard kan aangorden. Deze ro
man is zeer geprezen om zijn
psychologische en sociologische
elementen en zijn kijk op het
Italiaanse geestelijk leven.
luitenant Breedman op een bos
wandeling met zijn pas veroverd
vriendinnetje, een halfbloed,
haar voorstelt een geïmprovi
seerd bad te nemen in een
ven en ze de koelte in het wa
ter zoeken, passeert daar nu
juist de versmade dochter van
de bankdirecteur. De gevolgen
zijn rampzalig: geroddel en mo
rele uitstoting uit hun kring. En
wie zal geloven dat het hoofd
der Justitie in een rechtsgebied,
hoe sadistisch hij ook mag we
zen. met vervalste brieven zal
werken om zijn wraaklust te be
vredigen? Zo zouden vele voor
beelden genoemd kunnen wor
den van innerlijke onwaarheid
in het boek
Ondertussen. de levendige
schrijfwijze en de vlotte gang
van het verhaal houden de le
zer vast en dringen de bezwaren
tegen de onwaarschijnlijkheden,
de cliché-figuren en de psycho
logische fouten op de achter
grond, tenminste bij de oncri-
tische lezer. Wat de 28-jarige
schrijver betreft, enige zoon uit
'n oud bretons geslacht, hij heeft
zijn gehele studie volbracht op
katholieke scholen en een pries
teropleiding halverwege afgebro
ken wegens te sterke onafhan
kelijkheidszin. Klaarblijkelijk
wil hij zijn weg vinden ln de
letteren. Het is te hopen dat
goede raadgevers hem weerhou
den van te grote gemakkelijk
heid. Daardoor ls zijn tweede
boek. gelet op het eerste, een
tegenvaller geworden.
Weerloosheid
Van de ro~t de eeuwwisseling
geboren schrijver André Cham-
son, op wiens naam bijna veer
tig geschriften staan, is geen
verrassing meer te wachten. Zijn
nieuwe boek Comme une pierre
qui tombe brengt die dan ook
niet. Ook nu weer levert hij goed
werk in de traditonele lijn.
De ik-flguur. waarin ver
scheidene autobiografische ele
menten zijn verwerkt, vertelt de
geschiedenis van een oudere
vriend, reeds student toen hij
zelf nog een puber was.
Jean-Manuel was het voor
werp van zijn bewondering. zijn
voorbeeld, de verwezenlijking
van zijn ideaal, zijn leermeester.
Besloten
Zijn tweede roman, Une si
Juste mort. legt weer getuigenis
af van een vlotte pen en een
groot verteltalent. Dat is alvast
een goed ding. want de gemid
delde lezer wil door de schrij
ver worden meegenomen op zijn
reis en. dank zij hem. de be
slommeringen en moeiten van
het alledagsleven vergeten. Ver
velen mag een schrijver niet. In
de stroom van de tijd houden
de boeiende vertellers stand.
Nu. vervelen doet De Kerra
oul ook nu nergens. Hij zet zijn
lezers in een Indiaas stadje ten
tijde van de' voorbereiding op
de machtsoverdracht door de
Britse heersers. De natuur, flora
zowel als fauna, ontbreekt op
het appel in zijn roman: de
autochtone bevolking verschijnt
slechts hier en daar om de hoek.
Alle aandacht concentreert zich
op de Engelse bovenlaag: gou
verneur, resident, bankdirecteur,
militaire leiders, en bovenal op
de centrale figuur, de machtige
Sir Adrian Warden „Le Juge" het
hoofd der rechtsbedeling in het
staatje en de alles-wetende en
alles-bedisselende raadsman van
de Maharadja. Deze Sir Adrian
is een monster van gierigheid,
wreedheid, heerszucht en schijn
heiligheid.
Als een communistische revol
te uitbreekt en het gepeupel zijn
paleis binnendringt, wordt hij
neergeschoten; dat is „la juste
mort" de welverdiende dood.
Aan de voet van deze grote
figuur dringen de hartstochten,
haat, laster, jaloezie, zinnelijk
heid. tegen elkander in. In deze
besloten gemeenschap leeft on
der een effen oppervlak een
reincul'uur van allerlei ondeug
den. te féller naarmate de moge
lijkheden minder zijn
Een paar rustpunten vormen
een dokter en een verpleegster,
die buiten het society-leven blij
ven en zich ten volle geven aan
hun werk. en verder twee Jonge
mannen, door een nobele vriend
schap, maar op een onzuivere
basis, samengebracht. Overigens,
nergens een plaats voor sympa
thie Ook nle* bij de geestelijk
heid; ook daar broeiende eer
zucht, verborgen onder een
vroom masker, of naïef idealis
me dat tot domme dingen leidt
Jammer, dat de figuren zo
weinig tot leven zijn gekomen.
Het zijn de poppen uit het
Jan Klaassenspel, die doen
wat de man achter het scherm
ze laat doen en .zeggen wat
hij ze laat zeggen. Van hun
eerste opkomen af dragen ze
een etiket waaraan ze trouw
blijven.
Ze spelen een woelig spel en
ze spelen het goed, maar het
blijft een spel. waaraan we moei
lijk kunnen geloven. Soms maakt
de auteur het wel heel bar. Als
DE KERRAOUL
Alles had hij mee: grote intelli
gentie. pittige welsprekendheid,
veelzijdige kennis, elegantie van
manieren en zijn afkomst uit een
der notabele families van de
stad. Samen met hem werden
?eschiedenis, letteren en filoso-
le doorkruist.
De oorlog van '14 riep de
student onder de wapenen voor
bijna vier jaar. Hij gedroeg zich
dapper: twee eervolle vermel
dingen getuigen ervan. Uiterlijk
was alles in orde.
Maar innerlijk was iets niet
in orde. Hij was cynisch gewor
den: zijn belangstelling voor
geestelijke zaken was verdord;
hij zag geen zin meer in het le
ven en zocht in de alcohol ver
getelheid. Aanbiedingen voor een
kamerlidmaatschap, voor een ka
theder in de geschiedenis sloeg
hij af Aan de bittertafel, trouw
bezocht, schitterde hij door eerst
goedmoedige, later agressieve
Een zware slag voor hem was
de vroegtijdige dood van zijn
moeder, aan wie hij van kindsaf
sterk, te sterk, gebonden was.
Nog méér drankmisbruik, nog
meer verwaarlozing van de ad-
vo ka ten praktijk, nog minder slag
vrienden, nog feller 'uitvallen.
Ten rustpauze bracht een ver
kapte zelfmoordpoging, een uren
lange voettocht in de koude win
ternacht met gevaar van dood-
vriezen. In het ziekenhuis werd
een desintoxicatiekuur toege
past. die succes had. Jean-Manuel
trok zich terug in zijn buiten
huis. de drank werd gemeden,
de mond zweeg voortaan, maar
de geest scheen ingeslapen. De
oorlog van '39 riep de demon in
hem weer wakker en het oude
leven van drinken en schimpon
begon weer. nog verhevigd door
de gebeurtenissen van '40 en de
bezetting der stad in "42 Het fa
miliefortuin slonk weg. alle
eigendommen moesten verkocht
worden en als een wrak sleepte
Jean-Manuel zich voort door de
straten tot een beroerte verlos
sing bracht. Indringend heeft
Chamson. ervaren vakman als
hij is. het geleidelijk verval van
de jonge man beschreven, het
doven der vuren van de geest,
de aftakeling van het lichaam
en. op het laatst, toch nog een
zekere waardigheid die de her
innering aan vroeger opriep Hij
heeft in juiste dosis gemengd
concrete gebeurtenissen en be
schouwingen en laat de onbe
heerste Jean-Manuel soms rake
dingen zeggen.
Maar vooral en dat is wel
zijn hoofdbedoeling hij roept
bij de lezer medelijden op met
mensen die ogenschijnlijk sterk,
maar innerlijk weerloos, de
schokken ln de gang van het le
ven niet weten op te vangen en
te verwerken en daardoor maat
schappelijk en moreel ten onder-
V. D. PANNE
Francois Nourissier. Un petit
bourgeois.
Uitgave Grasset, Parijs.
Bernard de Kerraoul. Une si
juste mort.
Uitgave Julliard. Parijs.
André Chamson. Comme une
pierre qui tombe
Uitgave Gallimard, Parijs.