Tannhauser triomf bij Bayreuths millecento Een vader spreekt tot zijn zoons Laagcultuur is nodig voor sublieme opbloei Nieuwe Franse literatuur Gré Brouwenstein na tien jaar terug ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1965 VTCOPv de iiOuste maal sinds de gedenkwaardige 13de augustus 1876, waarop Hans Richter in aanwezigheid van keizer Wilhelm I met de „Rheingold" het .Festspiel- haus te Bayreuth openue. ging op 5 augustus het gor dijn op: een soort „millecen- to" voor Bayreuth. Hoezeer de frekwentie van de opvoe- ringsdagen is toegenomen, blijkt wel hieruit, dat van de- ze 1100 ongeveer 400 voor stellingen na 1951 hebben plaats gehad, dus tijdens de 15 jaar, dat Wagners beide kleinzoons, Wieland en Wolf gang, de leiding hebben in Bayreuth. Voor de 1100-ste Festspieldag was Tannhau- ser juist aan de beurt en het werd een succes dank zij een sublieme uitvoering. Voor het eerst sinds zeven jaar stond de Belgische dirigent André Cluytgens weer voor het orkest, dit elk jaar voor vijf weken apart samengesteld en- Tannhauser (Windgassen) sterft le armen van Wolfram (Pres) Achtergrond: lichtprojektie van reolen bij slotkoor uit den hoge. Het laatste geschrift van Frangois Nourissier, dat hij om zichzelf te kenschet sen Un petit bourgeois noemde, draagt door de dubbele bestemming een halfslachtig karakter. Hij heeft het opgedragen aan zijn beide zonen, nu nog pubers, opdat ze, als hun vader vroegtijdig zou weg vallen, zouden weten hoe hij was en dacht en zicfc een beeld van hem zou den kunnen vormen. Zijn eigen vader overleed, toen Frangois acht jaar was, plotseling in zijn tegenwoor digheid bij een filmvoorstel ling. Ongeveer niets weet hij uit eigen ervaring van hem af. Een herhaling van zo'n onge lukkige omstandigheid wil de auteur voorkomen. Zo is er een volkomen sub jectief werk tot stand gekomen. Nourissier vertelt van zijn af komst. zijn jeugd bijna niets van de kinderjaren, die naar het schijnt geen scherpe beelden heb ben achtergelaten van school en leraren, van de bezettingsja ren en zijn schrijverservaringen en, in het heden belandend, van zijn sympathieën en antipa thieën. zijn fysieke en geestelijke toestand Hij doet dat in een droge, nuchtere stijl, zonder stemverheffing en met een vleug spottende ironie. Inderdaad, zonder een derge lijk boek zouden zijn beide jon gens niet al te veel van hun vader wetén, want hij leeft in vrijheid, gescheiden van zijn vrouw, aan wie de kinderen zijn toevertrouwd. Bij bepaalde gelegenheden is er contact, maar niet langdurig en niet diepgaand. Zijn vrijheid is deze man lief boven alles. semble, waarvan de eenheid en klankschoonheid tot de wonde ren van Bayreuth behoort. Hoge gaven Wolfgang Windgassen had in de titelrol één van die zeldzame avon den. dat hij zich vocaal en scenisch met zijn volledige artistieke hoge gaven inzette. Dit is een rol, waar in hij. vooral dank- zij een door zichtigere en lichtere instrumenta tie dan bij de Siegfried, geen wen sen onbevredigd laat. Tegenover hem schonk Hermann Prey, een nieuweling in Bayreuth. aan de Wolframpartij alle warmte van zijn milde bariton. Voor de rol van Eli sabeth denkt men zich een blank sopraangeluid, dat toch in staat moet zijn verontwaardiging of wan hoop te uiten. Het Slavische karak ter van Leonie Rysaneks drama tische sopraan leent zich voor het laatstgenoemde het best, maar dank zij haar groot vocaaltechnisch kunnen wist zij toch ook de mo menten van deemoed en offerbe reidheid de overeenkomstige intie me klank te verlenen. De Fin Martti Talvela imponeer de weer geweldig. Zijn machtig basgeluid vult de ruimte en hij be heerst het toneel zowel met zijn vaderlijke bezorgdheid en toe wijding voor zijn dochter Elisabeth als met zijn "koninklijke" houding tegenover zijn Thüringse volk. Bij de Sangerkrieg op de Wartburg had men in Wolfgang Windgassen (Tannhauser). Hermann Prey (Wolfram). Willy Hartmann (Wal- ther) en Gerd Nienstedt (Biterolf) vier ware zangers van zo hoge klas se. dat het een jury moeilijk zou vallen, een eerste prijs toe te ken- traal en vocaal gebeuren; in Flie- gende Hollander grotendeels de oudere operatraditie van afgeslo ten „nummers" als aria's, duettten, terzetten, ballade, cavatine. man nen- en vrouwenkoren, maar met vooral harmonisch reeds veel symp tomen van een revolutionaire kom- positietrant in opkomst. In vrijwel al zijn werken toont Wagner ons facetten van het pro bleem der verlossing. Tannhau- ser wordt verlost door de in haar ziel 'dodelijk getroffen Elisabeth. Dé Fliegende Hollander kan al leen in de dood rust vinden van zijn oneindig rondzwerven over de zeeën, wanneer hij, eens in de zeven jaar aan land gegaan, een vrouw vindt, die hem eeuwige trouw zweert. Verlossing Voor Senta is de vereniging met de mysterieuze kapitein van het spookschip de verwerkelijking van In de regie van Wieland Wagner verloopt het enigszins anders: het- schip vaart weg. de Hollander blijft aan land. ziet Serita in de gol ven verdwijnen en valt dan dood neer. Of Wieland hiermee heeft w11*a len aangeven, dat de Hollander nu in het land „vaste grond" heeft ge vonden en sterven kan? Bij het laatste toneelbeeld is alles duist et- geworden. Wieland veronderstelt wel van zijn toehoorders uit aller lei landen, die lang niet allen de Duitse taal voldoende machtig zijn. een grondige bekendheid met tekst en inhoud. Anja Silja was evenals in 1961 de vertolkster van de Sentarol. Een „goede fee" voor de ongelukki ge Hollander hoeft zij niet te zijn. maar toch ook geen furie. Josef Greindl, is voor Senta's vader Da land een ideale vertolker Het is kostelijk, zoals hij de goedmoedige, voor idealisme blinde zakenman uitbeeldt. Koorleider Wilhelm Pitz behaal de wéér een groot succes met de koren en dansen der zeelieden. Maar ook het spinlied en de lie deren van de meisjes aan de wal zijn topprestaties van koorzang. Hermann Winkler had als stuurman zijn Bayreuths debuut en bleek over een mooie, gevoelige tenorstem te beschikken, die misschien wat vo lume betreft nog iets kan groeien. Lily Chookasian leende haar don kere alt aan de door de regisseur tot een heksachtige feeks gemaak te Mary, door de spinnende meisjes tot het voorwerp van spot gemaakt. DR. W. J. SCHMIDT Koelheid Storm De Tsjechische sopraan Ludmila Dvorakovó zong voor het eerst in Bayreuth de rol van Venus. De strakke koelheid van haar stem past minder goed bij het hartstoch telijk zinnelijk' karakter van deze liefde, waaraan Tannhauser ten prooi is. Wat dat betreft liet het grote voorafgaande ballet op de Venusberg, in een nieuwe choreo grafie van de Zweedse Birgit Culi- berg, aan duidelijkheid niets te De dramatische spanningen van dit bacchanaal, door Richard Wagner voor opvoeringen in Parijs later er bij gecompo neerd, werden in een menge ling van klassieke en expressieve balletstijl en in een voor Wieland Wagner kenmerkende getemper de belichting overtuigend opge roepen. Des te groter is de tegen stelling met de na enkele malen daarop aansluitende volgende scène, waarin Olivera Miljakovic in haar herderslied de zuiver heid van een ongerepte, niet zin nelijke natuur met haar zilveren sopraan evenaarde. Ovaties Het zou te ver voeren veel details van Wieland Wagners voortreffe lijke regie naar voren te halen Slechts één voorbeeld: na haar ge bed voor het grote zwarte kruis, dat als enig rekwisiet tot aan de nok van het toneel oprijst, moet zij gedurende zestig maten Ada gio. langzaan» achteruit schrijdend, het oog op het kruis gericht, het 'toneel verlaten, zeker van haar dood als boete voor de schuld, die haar geliefde Tannhauser door zijn zondige liefde tot Venus op zich heeft geladen Onvergelijkelijk van werking is dan Wolframs in zet „Wie Todesahnung", die over gaat in de bekende aria „O. du mein holder Abendstern En toen het onzichtbare vrouwenkoor aan Imt eind bovenaards mooi de ver lossing van de aan de voeten van Wolfram gestorven TannhSuser had verkondigd en nog eenmaal vol geloofskracht de pelgrims uniso- Het gegeven voor zijn libretto heeft Wagner ontleend aan Hein- rich Heine, wiens „Aus den Me- moiren des Herrn von Schnabe- lewopski" hij te Riga las. Heine had op zijn beurt dit verhaal ge baseerd op een toneelstuk, dat hij te Amsterdam had gezien. Toen Wagner later te Parijs in zeven we ken aan een oude piano.' gekocht met het geld. dat hij voor de ver koop van zijn libretto aan een Fran se componist had gekregen, zijn opera kompóneerde. stond hem de storm op zee voor ogen, die hij zelf op een oud zeilschip tijdens een overtocht van Riga naar Londen beleefde tn die hem naar de Noor- *se kust dreef Maar terwijl Heine in de Hollander een Ahasverus- figuur ziet, de eeuwig zwervende Jood. en aan het eind van zijn ver haal de afloop in het midden laat. heeft Wagner er meer de Odys- seusgedachte in gebracht en de ver lossing van het eeuwige zwerven. Minder gelukkig De uitvoering van „Der Fliegen de Hollander" stond onder een minder gelukkig gesternte dan die van de Tannhauser. IMtzonderlU- kerwijs heerst er niet zo'n een heid tussen orkest en toneel, zoals we dat In Bayreuth gewend zijn. Daar kwam nog bij. dat Thomas Stewart in sten» en verschijning geen Ideale vertolker is van de titelrol en dat William Olvis slecht Nietzsche sprak van de massa als van de „veel te velen". Jezus werd, bij het zien van de menigten die Hem volgden, met ontfer ming bewogen. Twee tegen overgestelde zienswijzen, die doorwerken tot zelfs in c!e literaire kritiek. In dit artikel wil ik vier dichtbundels be spreken; titels en namen vol gen straks. Er is een bloemle zing bij uitde rederijkers poëzie, maar ook een bundel- tje.van een 18-jarige wielren ner; een tamelijk dikke ver zamelbundel van een Vla ming en een boekje me* ge dichten in tradit-onele stijl van een Hollandse vouw. Natuurlijk rijst al dadelijk een prealabele vraag: gaat het wel aan vier zozeer uiteenlopende werkjes tegelijk te bespreken? De afzonderlijke dichters zijn er zelden mee ingenomen, ze voelen er iets in van willekeur, van discriminatie soms: moet ik met die en die worden vergeleken? heil zondaar getuigden, trad woon lange stilte in, voordat bet publiek in langdurige ovaties los barstte. In afwijking met de gang van zaken in vorige jaren waren de Festspiele dit jaar geopend met de „Ring des Nibelungen". die met „Parsifal", zoals altijd het sluitstuk van de premièrewerken, tot het rijpste werk van Wagner behoort. Na vier dagen rust. volgden drie dagen achter elkaar: Fliegende Hollander. Tannhauser en Parsi fal De dag vóór de hierboven bedoelde Tannhauser dus een Flie gende Hollander Van Gotter- drimmerung naar Fliegende Hol lander. een sprong van ongeveer 25 jaar terug in Wagners ontwikke ling! In Gotterdnmmerung. het symfonisch drama bij uitstek, een ononderbroken stroom van orkes oor hel kleine groepje Ne derlandse bezoekers van de Bay- reutlier Festspiele was de tweede voorstelling van Wagners Tann hauser, twee dagen 11a de pre mière, bijzonder belangwekkend, oindat precies na tien jaar Gré Brouwensfijn weer nis Elisabeth op de planken van het Festspiel- haas te zien was, waar alleen de beste krachten uil de gehele wereld worden geëngageerd. Vele trouwe Bayreuthgangers herinner den zich bovendien dankbaar haar vertolkingen van Sieglinde, Gutrune, Freia en Eva in 1956. Gré Brouwenslijn moet dit als een bijzondere erkenning van haar capaciteiten hebben gevoeld en aanvankelijk leek het, of haar stem iets te lijden had van de druk der omstandigheden. Maar weldra bleek, dat zij zowel de deemoed en onbedorvenheid van de Elisabethfiguur als de veront waardiging over de veroordeling van Tannhauser wist te brengen. Wat zij hier en daar in zuiver heid en draagkracht in de midden stem te kort schoot, won zij door - Iiaar stemtype en instelling, die zeer wel bij haar rol pasten. Ook nu weer was de zaal vol komen uitverkocht en aan de „applausmetcr" aan het eind der voorstelling kon men aflezen, dat Bayreuth haar terugkeer niet vreugde begroette. Ontelbare malen liet Wieland Wagner haar met de twee man nelijke hoofdrolspelers (Wind gassen en Prey), vaak in gezel schap van dirigent André Cluy- tens en koorleider Pitz, de hulde in ontvangst nemen, tenslotte nog voor het brandscherm, 20 minuten nadat de laat*te toon geklonken had literair werk te bepalen, dit nooit zo goed kan gebeuren als door vergelijking, ook dan als het toe val daarbij een rol schijnt te spelen. Neem de bundel rederijkerspoë zie. Hij heet Nu hoort, ik zal een nieuwe zang beginnen, samenge steld door Eugeen de Bock. De on dertitel luidt Bekende en minder bekende verzen uit de rederijkers tijd: het is een uitgave van Man- teau, Brussel'Den Haag. lelt 160 bladzijden en kost 2.90. De bloemlezing richt zich tot liefheb-, bers van poëzie en niet tot vakge leerden. met dit doel voor ogen is de spelling zoveel mogelijk aange past. Hier spreken mensen van vierhonderd jaar geleden, maar het zijn mensen van gelijke bewegingen als wij. Nu deze rederijkersverzen uit hun historische vitrine zijn ge licht. kunnen wij gemakkelijker door de stijve inkleding heenkijken. Men moet even durven vergeten dat het historische documenten zijn. want dat waren ze ook niet voor de eigentijdse lezers Beoordeelt men dit dichtwerk (of rijmwerk) naar wat het zegt. dan bevindt men dat op enkele beroemde uitzonde ringen na. zoals „Gekwetst ben ik van binnen", hier ongeveer alle be kende gemeenplaatsen omtrent het menselijk leven worden uitgestald, de gevoelens van de velen, de veel te velen Nietzsche wilde hieraan juist ontkomen cn wierp de massa op één hoop: de mensen hadden hem. als massa, niets meer te ver tellen. Jezus zag de mensen als ménsen, in hun verlatenheid en ver lorenheid Wil men criticus zijn in de geest van het evangelie, dan mag men nooit de mens achter het werk over het hoofd zien. maar te gelijkertijd kan men. evenmin als Nietzsche ooit genoegen nemen met de repetitie van gemeenplaatsen Wat blijft er anders over dan mens en werk streng te scheiden, in die zin dat men nooit vergeet dat er ook achter verzen waarvan er der tien in een dozijn gaan, een mens schuilt die als gedachte van God onvervangbaar en onherhaalbaar Kwellender De mens is enig; zijn uitspra ken zijn het maar zelden. Ik vind dit een veel kwellender probleem dan bij voorbeeld het probleem van liet genie. Niet al leen dood en ziekte zijn een ge volg van de zonde, maar ook de middelmatigheid en de verveling, al staat dat in geen enkele cate chismus. Ik heb met deze vier bundels het gevoel in een soort ronde gevange nis te zitten opgesloten, waar slechts hier en daar een straaltje echte poëzie doordringt. Natuurlijk geldt deze kritiek het minst de bundel rederijkerspoëzie, omdat de dichters daarvan binnen een veel kleinere horizon leefden dan wij Maar neem nu de bundel Dadels voor ccn vizier, van de ook in Ne derland bekerde Vlaamse auteur Jos Vandeloo. gave van Manteau (105 bl.. 4.50). Zonder iets van zijn algemene ta lenten af te doen, kan ik hier alleen maar middelmatigheid ontdekken, verzen geheel conform aan gedaan te. inhoud, dictie, typografie van de gemiddelde vers-produktie der laatste tien jaren, zonder een sprankje apartheid in de goede zin Er staan in het boek maar twee verzen die mij iets hebben gedaan, namelijk het gedicht En hard op bl. 51 en het vers Ik voel me.... op bl. 15. dat ik hier laat volgen. Ik voel me altijd eenzaam als een trein vertrekt en mensen op de kaden blijven staan mensen op de kaden wuiven met de hand naar mensen in de treinen voor het buitenland ik voel me eenzaam als ik met de trein moet gaan ik voel me eenzaam als ik op de kaai blijf staan als een trein vertrekt zijn er eenzamen Hij profiteert ervan voor vele reizen, voor avontuurtjes, die hij slechts sober aanduidt, ook wel om ongehinderd zijn literair werk te kunnen verrichten. Als hij een hoofdstuk de ti tel geeft „Families, je vous aime" als tegenhanger van het vermaarde „Families, je vous hals" ligt daarin een brok ironie. Zelf vroeg halfwees geworden, opgevoed in zachtheid, later door een stiefvader alleen materieel verzorgd, laat hij zijn zoons het zelfde lot ondergaan. Nourissier is trouwens indivi dualist. Van maatschappelijke, religieuze of politieke belang stelling blijkt weinig. Uit som mige uitlatingen zou men kun nen concluderen, dat hij stamt uit 'n protestants geslacht, maar zijn „Dieu est absent" en het ontbreken van ieder spoor van godsdienstig besef, zegt genoeg. Op dat vlak blijvend, zegt hij aardige dingen over zichzelf, zijn vele lichamelijke ongeneug- ten. zijn angsten en zijn vreug den. zijn letterkundige aspiraties, zijn afkeer van het warme zui den en zijn voorliefde voor Zwitserland met de ruimte scheppende bergen: ook ietwat spottend over zijn uiterlijke ver schijning en zelfs over zijn haar dracht Wie het boek leest op de goe de manier bij gedeelten zal telkens iets vinden dat hem treft en ook wel tot innerlijke tegenspraak dringt. Ondertussen, voor wie zich een beeld van dit schrijversle ven wil vormen blijven de lacu nes vele. Zoals gezegd, begint de auteur bij zijn twaalfde jaar; hij glijdt over een eerste huwelijk, gevolgd door echtscheiding, heen; hij zwijgt haast volledig over zijn verhouding tot Marie-Anne. de moeder van zijn jongens en dochtertje. Zeer begrijpelijk, aangezien de bij deze verwik kelingen betrokken personen nog in leven zijn en een pole miek te ontketenen niet de be doeling was. Nergens gaat Nourissier gron dig op de aangesneden onder werpen in: het blijft bij luchtig gekeuvel aan de oppervlakte. Het is deze schrijver er klaarblijke lijk niet om te doen geweest een psychisch beeld van persoon en leven te ontwerpen. We zijn hier op verre afstand van Green en Sartre, die. hoe onderling ver schillend ook. beiden de waar heid zoeken in de diepte. Dit neemt niet weg dat het oersoonlijk karakter van dit boek de belangstelling prikkelt zoals een individualist een interessan- en achter de ramen. Anno zestig De eenzaamheid wordt, evenals de liefde, door iedereen anders er varen: de menselijke individuali teit is gegeven Maar het spreken over die uiterst persoonlijke erva ringen vindt hier plaats, nu wel niet in clichés, maar toch zo dat het opgeschrevene ons niet des dichters speciale eenzaamheid openbaart. Het is een geestelijk costuum. kleding anno zestig, tus sen goede confectie en slecht maat werk in Als een bejaarde ons gewoon zegt: ..Ik voel me soms zo alleen", dan zegt hij wat duizenden zeggen, maar het heeft zijn eigen accent; we zitten tegenover een levend mens die ons zijn einmaligkeit sug gereert. Komen we hier niet op het cri terium van kunst? Bekende dingen zó zeggen dat ze ons aandoen als een openbaring, een verrassing. Verscheidene jongeren proberen dat door maniertjes. Dit brengt me op .de derde bundel: De wielerkoers van Hank van de nog heel jonge Koos van Zomeren (N V De Arbeiderspers. Amsterdam. 55 bladzijden met veel wit en weinig tekst, prijs 3.90) Het aardige van deze bundel bestaat hierin, dat Van Zomeren met veel flair kleine In formaties omtrent hemzelf in proza en poëzie aanbiedt Wat hem van andere dergelijke „dichters" onder scheidt is dat hij zelfs niet de moeite doet voor dichter te pose ren. Als vrijmoedige tiener trekt hij gewoon de consequentie uit een bestaande mode. ik ben zeer verdrietig zojuist heb ik vernomen dat H niet van mij houdt, voorwaar, een vrij geduchte slag voor mijn amour- prestige. Deze mededeling, die een blad zijde vult. kost u zeven en een elfde cent. Voor een gelijke prijs kunt u eigenaar worden van een infor- lelijk en ongelukkig zijn is in. Die Van Zomeren lijkt me een handige jongen, vooral ook omdat hij er een paar schrijfseltjes bij doet waarin hij de dichthouding aanneemt De omslag vertelt oni- slag(ch)tig en serieus dat Van Zomeren alleen in het natte jaar getijde dicht. Dat doet me denken aan die Engelsman In de novelle van Richard Wagner. Elne Pilgcr- fahrt nach Beethoven, die 's maan dags klarinet speelde, 's woensdags fluit en die "s zondags componeer de. Van Netty Streef is er dan nog de bundel Vóór de dag aanbrak (uitg. J. H. Kok N.V., Kampen. 30 bladzijden van dik papier, prijs 1,95). Het beste gedicht (naar mijn smaak natuurlijk) schrijf ik IK BEN OP REIS Ik ben op reis en aan mijn voeten hijgt Een vreemde stad in hete middagzon. Het murmelen van 't bruisend leven stijgt Vanuit de diepte op naar mijn balkon. En leunend op de balustrade rust Mijn blik geboeid door dit zo onbekend Taf'reel, op de zacht glooiend blauwe kust, Die van haar overvloed een zoele streling zendt. Hoe anders is die geur dan van het eigen land. Wat zijn de bloemen groot en fel getint. En popelend sta ik in de zonnebrand; Een als herboren, stralend mensenkind. Daar is geen toekomst meer die mij belaagt, Geen vlammend zwaard verspert dit paradijs. Rood is het bloed, dat door mijn aderen jaagt. Ik heb het leven lief; ik ben Ontstaan Dit vers is in zijn soort helemaal geslaagd; hPt is ontstaan en niet bedacht. Toch doorbreekt het de kring van middelmatigheid niet De „hete middagzon" (zo bekend uit psalm 84). het „bruisend leven", de „geboeide blik", het „tafereel", het „zenden" van een streling het is alles onpersoonlijk. De twee- de strofe heeft ook nog wel enkele clichés, zoals „zonnebrand", „als herboren", maar is toch beter en •persoonlijker Het vers wint aan kracht tegen het einde en besluit met een werkelijk onverwachte cli max: ik ben op reis. Heel aanvaard baar is ook het vers Schemering Niet onverdienstelijk dichtwerk van een niet meer jonge, sterk in tra ditie gewortelde, vrouw voor wie dichten gelegenheidswerk betekent en niet een levensroeping. Want dit proeft men eruit. Ik troost mij tenslotte met een uispraak van Dr. J. C. Hol uit Mrnseh en Melodie van mei/juni 1946: „Opdat het sublieme kan op bloeien is vaak een laag-cultuur no dig van wat minder waarde heeft." C. RIJNSDORP F. NOURISSIER ter mens is dan wie leeft ln schablone-vorm. en in zijn eigen heid meer de aandacht trekt dan wie geestelijk een confectiepak draagt Enkele bijzonderheden betref fende de schrijver mogen nog volgen. Geboren in 1927, heeft hij na gymnasiale studie, poli tieke wetenschappen bestudeerd. Daarna heeft hij gewerkt en werkt trouwens nog in de Jour nalistiek en bij een uitgeversbe drijf (Grasset). Het hier besproken boek is de negende publikatie van zijn hand. Onder dit negental zijn romans en essays, alsmede kro niekachtige geschriften, zoals dit laatste, waarnaast genoemde kan worden Bleu comme la nult, dat de eerste jaren na de be vrijding tot onderwerp heeft met de moeilijkheden betreffende de behandeling der collaborateurs, inzonderheid in de literaire sec tor, en dat eveneens een per soonlijk karakter draagt. Bernard de Kerraoul had voor zijn eerste boek, getooid met de fraal-gevonden titel Le Poids des Ames (1963) en bekroond met de Prlx International du Premier Roman, een zeer gunstige ont vangst gevonden. De handeling speelt zich af In Znld-IUlIë, waar in een bepaald bisdom de komst van een nieuw geestelijk leider, die de goedmoedige, oude bis schop opvolgt, een schokkende verandering teweeg brengt. Vele jaren onbestraft gebleven zonden worden nagespeurd; de zondaren, hoog zowel als laag, niet gespaard. Tal van konflik ten zijn het gevolg, maar onver biddelijk. alleen het gebod in het oog houdend, zet de bis schop zijn strijd door zonder zich te bekommeren om moor den, zelfmoord, gebroken levens en velerlei narigheid. Gesteund door het hoogste kerkgezag, overwint hij maar er komt een moment, waarop hij zich af vraagt of wat hij bereikt heeft, nu Inderdaad naar Gods wil was. Echter, zijn onwrikbaar roepings besef dringt hem ertoe iedere twijfel af te schudden en Rome beloont hem met een hoge func tie. waarin hij opnieuw het zwaard kan aangorden. Deze ro man is zeer geprezen om zijn psychologische en sociologische elementen en zijn kijk op het Italiaanse geestelijk leven. luitenant Breedman op een bos wandeling met zijn pas veroverd vriendinnetje, een halfbloed, haar voorstelt een geïmprovi seerd bad te nemen in een ven en ze de koelte in het wa ter zoeken, passeert daar nu juist de versmade dochter van de bankdirecteur. De gevolgen zijn rampzalig: geroddel en mo rele uitstoting uit hun kring. En wie zal geloven dat het hoofd der Justitie in een rechtsgebied, hoe sadistisch hij ook mag we zen. met vervalste brieven zal werken om zijn wraaklust te be vredigen? Zo zouden vele voor beelden genoemd kunnen wor den van innerlijke onwaarheid in het boek Ondertussen. de levendige schrijfwijze en de vlotte gang van het verhaal houden de le zer vast en dringen de bezwaren tegen de onwaarschijnlijkheden, de cliché-figuren en de psycho logische fouten op de achter grond, tenminste bij de oncri- tische lezer. Wat de 28-jarige schrijver betreft, enige zoon uit 'n oud bretons geslacht, hij heeft zijn gehele studie volbracht op katholieke scholen en een pries teropleiding halverwege afgebro ken wegens te sterke onafhan kelijkheidszin. Klaarblijkelijk wil hij zijn weg vinden ln de letteren. Het is te hopen dat goede raadgevers hem weerhou den van te grote gemakkelijk heid. Daardoor ls zijn tweede boek. gelet op het eerste, een tegenvaller geworden. Weerloosheid Van de ro~t de eeuwwisseling geboren schrijver André Cham- son, op wiens naam bijna veer tig geschriften staan, is geen verrassing meer te wachten. Zijn nieuwe boek Comme une pierre qui tombe brengt die dan ook niet. Ook nu weer levert hij goed werk in de traditonele lijn. De ik-flguur. waarin ver scheidene autobiografische ele menten zijn verwerkt, vertelt de geschiedenis van een oudere vriend, reeds student toen hij zelf nog een puber was. Jean-Manuel was het voor werp van zijn bewondering. zijn voorbeeld, de verwezenlijking van zijn ideaal, zijn leermeester. Besloten Zijn tweede roman, Une si Juste mort. legt weer getuigenis af van een vlotte pen en een groot verteltalent. Dat is alvast een goed ding. want de gemid delde lezer wil door de schrij ver worden meegenomen op zijn reis en. dank zij hem. de be slommeringen en moeiten van het alledagsleven vergeten. Ver velen mag een schrijver niet. In de stroom van de tijd houden de boeiende vertellers stand. Nu. vervelen doet De Kerra oul ook nu nergens. Hij zet zijn lezers in een Indiaas stadje ten tijde van de' voorbereiding op de machtsoverdracht door de Britse heersers. De natuur, flora zowel als fauna, ontbreekt op het appel in zijn roman: de autochtone bevolking verschijnt slechts hier en daar om de hoek. Alle aandacht concentreert zich op de Engelse bovenlaag: gou verneur, resident, bankdirecteur, militaire leiders, en bovenal op de centrale figuur, de machtige Sir Adrian Warden „Le Juge" het hoofd der rechtsbedeling in het staatje en de alles-wetende en alles-bedisselende raadsman van de Maharadja. Deze Sir Adrian is een monster van gierigheid, wreedheid, heerszucht en schijn heiligheid. Als een communistische revol te uitbreekt en het gepeupel zijn paleis binnendringt, wordt hij neergeschoten; dat is „la juste mort" de welverdiende dood. Aan de voet van deze grote figuur dringen de hartstochten, haat, laster, jaloezie, zinnelijk heid. tegen elkander in. In deze besloten gemeenschap leeft on der een effen oppervlak een reincul'uur van allerlei ondeug den. te féller naarmate de moge lijkheden minder zijn Een paar rustpunten vormen een dokter en een verpleegster, die buiten het society-leven blij ven en zich ten volle geven aan hun werk. en verder twee Jonge mannen, door een nobele vriend schap, maar op een onzuivere basis, samengebracht. Overigens, nergens een plaats voor sympa thie Ook nle* bij de geestelijk heid; ook daar broeiende eer zucht, verborgen onder een vroom masker, of naïef idealis me dat tot domme dingen leidt Jammer, dat de figuren zo weinig tot leven zijn gekomen. Het zijn de poppen uit het Jan Klaassenspel, die doen wat de man achter het scherm ze laat doen en .zeggen wat hij ze laat zeggen. Van hun eerste opkomen af dragen ze een etiket waaraan ze trouw blijven. Ze spelen een woelig spel en ze spelen het goed, maar het blijft een spel. waaraan we moei lijk kunnen geloven. Soms maakt de auteur het wel heel bar. Als DE KERRAOUL Alles had hij mee: grote intelli gentie. pittige welsprekendheid, veelzijdige kennis, elegantie van manieren en zijn afkomst uit een der notabele families van de stad. Samen met hem werden ?eschiedenis, letteren en filoso- le doorkruist. De oorlog van '14 riep de student onder de wapenen voor bijna vier jaar. Hij gedroeg zich dapper: twee eervolle vermel dingen getuigen ervan. Uiterlijk was alles in orde. Maar innerlijk was iets niet in orde. Hij was cynisch gewor den: zijn belangstelling voor geestelijke zaken was verdord; hij zag geen zin meer in het le ven en zocht in de alcohol ver getelheid. Aanbiedingen voor een kamerlidmaatschap, voor een ka theder in de geschiedenis sloeg hij af Aan de bittertafel, trouw bezocht, schitterde hij door eerst goedmoedige, later agressieve Een zware slag voor hem was de vroegtijdige dood van zijn moeder, aan wie hij van kindsaf sterk, te sterk, gebonden was. Nog méér drankmisbruik, nog meer verwaarlozing van de ad- vo ka ten praktijk, nog minder slag vrienden, nog feller 'uitvallen. Ten rustpauze bracht een ver kapte zelfmoordpoging, een uren lange voettocht in de koude win ternacht met gevaar van dood- vriezen. In het ziekenhuis werd een desintoxicatiekuur toege past. die succes had. Jean-Manuel trok zich terug in zijn buiten huis. de drank werd gemeden, de mond zweeg voortaan, maar de geest scheen ingeslapen. De oorlog van '39 riep de demon in hem weer wakker en het oude leven van drinken en schimpon begon weer. nog verhevigd door de gebeurtenissen van '40 en de bezetting der stad in "42 Het fa miliefortuin slonk weg. alle eigendommen moesten verkocht worden en als een wrak sleepte Jean-Manuel zich voort door de straten tot een beroerte verlos sing bracht. Indringend heeft Chamson. ervaren vakman als hij is. het geleidelijk verval van de jonge man beschreven, het doven der vuren van de geest, de aftakeling van het lichaam en. op het laatst, toch nog een zekere waardigheid die de her innering aan vroeger opriep Hij heeft in juiste dosis gemengd concrete gebeurtenissen en be schouwingen en laat de onbe heerste Jean-Manuel soms rake dingen zeggen. Maar vooral en dat is wel zijn hoofdbedoeling hij roept bij de lezer medelijden op met mensen die ogenschijnlijk sterk, maar innerlijk weerloos, de schokken ln de gang van het le ven niet weten op te vangen en te verwerken en daardoor maat schappelijk en moreel ten onder- V. D. PANNE Francois Nourissier. Un petit bourgeois. Uitgave Grasset, Parijs. Bernard de Kerraoul. Une si juste mort. Uitgave Julliard. Parijs. André Chamson. Comme une pierre qui tombe Uitgave Gallimard, Parijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17