VOORZICHTIG MET AFBAKENING DER GRENZEN Ware Kerk niet in 1517 Visie van Karl Barth op Rome Luther, en Calvijn Prof. dr. Karl Barth ZONDAGSBLAD ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1965 „Zoals ik a al geschreven heb, ben ik eigenlijk wat verlegen met de vragen die u mij gaat stellen over het probleem Rome- Reformatie. Niet alleen omdat ik mij van wege mijn gezondheid ontzien moet, want ik ben zwaar ziek geweest, en nog steeds onder dokters handen, maar het thema als zodanig waarover wij spre ken gaan, is voor mij problema tisch. Immers, wat verstaan wij vandaag onder „Rome" en wat onder „de Reformatie"? U gaat er blijkbaar vannit dat dat vas te grootheden zijn, maar het zijn geen vaste, geen welomlijn de grootheden. Tot de Reformatie behoren immers lutheranen, anglicanen, baptisten en methodisten. Enfin, dat de Reformatie geen eenheid vormt, weet u als Hollander bij na nog beter dan ik. Maar hoe kunnen we dan over eenheid met Rome spre ken? Wie zal, ja namens wie spreken? bent gereformeerd, maar er zijn in Holland ook hervormden. De onderneming van een gesprek met Rome heeft voor mij dus nog veel duisters. En dat alles te meer, omdat ook „Rome" in beweging is. Want wat is „Rome" vandaag? Moet ik dat opmaken uit „Den- linger" of uit wat de paus zegt, of moet ik het concluderen uit de concilieuitspraken, en dat terwijl het concilie -nog niet eens afgelopen is? Of moet ik soms naar de progressieve rich ting binnen de Rooms-Katholie- ke Kerk luisteren, naar mannen als Ratzinger, Urs von Baltha zar, en Küng? Ja, wat is „Rome" vandaag? Het gehele thema Rome-Re formatie vormt door al deze factoren een grote onbekende, en de x en y erin is nog niet gedefinieerd. Iedere poging om Rome en de Reformatie te herenigen is van daag daarom nog te vroeg. Eerst moet er eenheid komen tussen de protestanten onderling; dan moeten de progressieven en de conservatieven binnen de Rooms-Katholieke Kerk het nog onderling eens worden; en eerst dïuirna kunnen wij verder gaan. Dat is mijn verlegenheid, maar goed, zoals ik u al schreef, ik wil uw vragen desondanks wel beantwoorden, al zal het niet lang kunnen worden, want lk ben erg ziek geweest, en moet mij dus helaas ontzien". Openhartigheid In zijn intieme studeerkamer, aan de Bruderholzallee 26 te Bazel, spraken we precies een uur lang. Wat mij opviel bij het ge sprek was zijn grote openhar tigheid en zijn bereidheid mijn vragen stipt en werkelijk op de man af te beantwoorden. Helaas kan ik bij de weerga ve van het gesprek Barths lach niet weergeven, noch de twinke ling van zijn ogen achter zijn dikke brilleglazen. Die waren mij al opgevallen in 1956, toen ik te Bazel college bij hem heb gelopen. De eerste keer dat ik hem zag, kwam hij de college zaal binnen het was winter met een pelsmuts op en een bontmantel over de arm: hij deed mij denken aan een oude leeuw, die zich gedurende ieder college dat hij gaf weer op nieuw in de strijd wierp. Maar tijdens het gesprek vielen mij ook direct zijn vriendelijke ogen op, die begonnen te twin kelen als hij en dat was geen uitzondering een grapje ver telde. De indruk die hij maakt is nog steeds die van een oude leeuw, waarin nu soms ver moeidheid en nog steeds be staande jeugdigheid om de voorrang strijden, maar de hu mor is steeds aanwezig. Hij verbindt in zijn persoon en werk de wereld van zijn leermeesters Von Harnack, Herr mann en Natorp met die van Bonhoeffer, Bultmann en Küng om van Robinson maar te zwijgen en niemand zal wil len ontkennen dat Barths arbeid voor- én tegenstanders geïnspi reerd heeft, en allerwege tot le vendige reacties heeft genoopt. Want men kan zich leerling van hem weten of in hem een groot tegenstander zien; men kan in zijn Kirchliche Dogmatik de meest gezagvolle dogmatiek erkennen, die de laatste eeuwen van protestantse zijde verschenen is. of menen dat Barths theolo gie reeds weer overspoeld is door nieuwe theologische stro mingen en gebeurtenissen, maar hij is in ieder geval vanwege zijn werk een theoloog van we reldnaam. en wat Nederland be treft is Barth met name in de dertiger en veertiger jaren een enorme stimulans geweest voor de theologische bezinning. En dat laatste kon hij aller wege zijn, omdat Barth op be wonderenswaardige wijze zijn voorgenomen werkprogram uit voerde. met een stugge vlijt en regelmaat die voor iedere aca demicus een zeldzaam menselijk voorbeeld is. Werkverdeling Hoewel deze systematische theologiestudie zijn werkverde ling vrijwel volkomen beheerst heeft, valt op dat hij gedurende In verband met het a.s. Rome-Reformatie-congres van de Réunisten-Organi- satie van SSR op 26 - 28 augustus te Lunteren, had de voorzitter dezer organi satie, drs. G. Puchinger, een gesprek met Karl Barth te Bazel, dat wij hierbij weergeven. de laatste jaren van zijn profes soraat veel preekte in de Bazel- se strafgevangenis. Ondanks alle onderscheid moet men hier on willekeurig even aan paus Jo hannes XXm denken, die in december 1958 zijn opzienba rend bezoek bracht aan Regina Coeli, de grote romeinse straf gevangenis. Eén van die godsdienstoefe ningen in de strafgevangenis is volledig op de grammofoon op genomen: een indringende preek van Barth over de tekst: „Furcht 1st nicht in der Liebe, sondern die vollkommene Liebe treibt die Furcht aus" (1 Joh. 4:18). „Wat „Rome" betreft was ik in 1957 al getroffen door de „Brief an den Verfasser" die Barth publiceerde voorin de dissertatie van Hans Küng, die handelde over „Rechtfertigung, Die Lehre Barths und eine Ka- tholische Besinnung". Küng meende dat wat Barth in zijn Kirchliche Dogmatik over de rechtvaardiging uit het geloof had geschreven zakelijk niet met Trente in strijd be hoefde te zijn. Barth schree' daarover: „U begrijpt dat mijr verbazing bij deze wetenschap tamelijk groot was." (pag. 11) Volgens Küng was Barth dog- menhistorisch in zijn uiteenzet ting van de leer van Rome door de teksten van „Denzin ger" op een dwaalspoor gebracht, en Barths even geestige als karak teristieke reactie was: „Als dat, wat u ontleent aan de Heilige Schrift, aan de oude en de nieuioe rooms-katholieke theologie, èn aan Denzinger èn dan ook nog aan de uitspraken van Trente. werkelijk de leer van uw kerk is en als zodanig erkend wordt (misschien dan zal ik, nadat ik al tweemaal in de Maria Maggiorekerk in Tren te geweest ben. om met de ge nius loei te beraadslagen, er gauw een derde maal naar toe moeten: ditmaal om boetvaardig te belijden: patres, peccavi! vaderenik heb gezondigd!)" (pag. 12). En wat de merkwaardige re sultaten van Küngs boek be treft, die zo dicht lagen bij de reformatorische gedachtenwe- reld, veroorloofde Barth zich jegens Küng de volgende per soonlijke vraag: „Wat is uw mening dan over het feit, dat dat allemaal zo lang en zo bui ten als binnen de muren voor zovelen verborgen kon blijven? Een zeer vertrouwelijke vraag, waarmee ik uw boek stellig bij geen ernstige lezer in diskrediet breng, maar die ik u tot mijn eigen zieleheil zou willen toe fluisteren: Hebt uzelf dat alles daarginds ontdekt voor, tijdens of na uw zo grondige lezing van mijn Kirchliche Dogmatik?" (pag. 12-13). Dat hier nog veel gestudeerd endoorgesproken moet worden zal des te duidelijker zijn voor wie zich eveneens de woorden herinnert waarmee Barth zijn Geleltbrief o.a. afsloot: „Dat ik kryptokatholiek of dat ik krypto protestants zou zijn dit dwa ze alternatief zal hopelijk geen van uw lezers te binnen schie ten. Maar. niet waar, dat schijnt vandaag hier en ginds sommi gen. tot wie U en ik behoren duidelijk te worden: gescheiden in het geloof, binnen het zelfde geloof nameliik. omdat wij hier en ginds in dezelfde God gelo ven mogen." (pag. 13). Het was met name dit tref fende voorwoord dat mij gesti muleerd had in het algemeen Barths oordeel over de verhou ding Rome-Reformatie te vra gen. Ik was daarom dankbaar dat de thans emeritus maar nog al tijd hard werkende hoogleraar bereid was mij een gesprek toe te staan over Bbme en de Re formatie. Na met de reeds weergegeven opmerkingen het gesprek te hebben ingeleid, vervolgde hij in zijn typische Schwizerdütsch: „Mijn biografische gegevens vindt u wel in een lexicon, en van mijn werken kunt u in ieder geval de Römerbrief noe men. mijn boek over Anselmus. de Kirchliche Dogmatik, en de Einführung in die evangelische Persoonlijk contact Wat roas uw eerste persoon lijke contact in uw leven met Rome of met de rooms-katho lieke wereld, en hoe ontwikkel de zich dat in uw religieus en geleerdenleven? „Mijn werkelijk eerste ken nismaking met de Roomse Kerk? Ik moet even lachen om wat mij nu te binnen schiet. Maar dat is voor uw publica tie van geen enkel belang, denk ik, al wil ik het u persoonlijk wel vertellen, als u dat interes seert. Ik was een jongetje van vijf jaar, en was met mijn groot moeder op vakantie in Zwitser land, en logeerde toen in een rooms-katholieke pastorie. Mij is altijd bijgebleven dat die pas toor graag een flink glaasje dronk. Zijn misdienst heb ik ook bijgewoond. Ik begreep er natuurlijk niets van en kon de latijnse woorden ook niet ver staan, behalve het steeds her haalde dominus vobiscum waar van ik alleen het woordje Do- minus meende te kunnen thuis brengen, maar dat verbond ik met het dominospel! Zo ziet u! Ja, en het volgende werkelij ke persoonlijke contact...., dat was in Safenwil, mijn eerste ge meente, waar ik predikant was. In de onmiddellijke omgeving nu was een rooms-katholiek dorp, en met de pastoor daar van had ik in die jaren veel contact Het was een niet zeer ontwikkeld, maar een vroom man, en we hebben veel met el kaar afgepraat. We hebben over Trente gesproken en over de controverse tussen Rome en de Reformatie. Ik stond zelf natuurlijk nog helemaal aan 't begin, maar daarmee is het toch begonnen. Toen ik in 1925 te Münster hoogleraar werd, in Westfalen, kreeg ik daar natuurlijk ook omgang met de rooms-katholie ke theologische hoogleraren. Ik bezocht de rooms-katholieke kerkdiensten wel, en leerde er het zeer solide Westfaalse ka tholicisme kennen." Mozart Zijn er in uw leven ook rooms-katholieken waaraan u als mens of als geleerde veel te danken heeft, of waarmee u veel persoonlijk contact heeft gehad? „Dat is eigenlijk een vervolg op uw vorige vraag. Ja, wat zal ik zeggen. Hier in Bazel heb ik heel veel contact gehad met Urs von Balthasar. Hij schreef zelfs een boek over mij. Maar vaak ook hebben we niet over de theologie gepraat, maar óver muziek, en vooral over Mozart. Door ons beider ziekte is het omgangscontact nu wat minder, maar we zijn goede vrienden. Verder is er een dominicaan in Parijs, Père Maidieux, gedu rende de oorlog een der ver zetsmensen, die in de oorlogsja ren veel bij me kwam. Hij was een dapper man, voor wiens verzetswerk in de oorlog ik groot respect heb, en die in Duitse gevangenschap veel gele den heeft. Hij was een Gascog- ner. een verbazend vrolijke en openhartige man, die zeer open met mij sprak. Na de oorlog wilde hij mij beslist eens per jaar blijven komen bezoeken, om, zoals hij het uitdrukte, zich door onze gesprekken te sterken in het geloof. Natuurlijk spraken we veel over Petrus, over het pausdom en over de successie. Een be langrijk moment in onze ge sprekken en schrijft u dat maar op was zijn opmerking: „Ne parions plus du Pape, parions de Jesus Christe", en mijn directe antwoord daarop: „Nun gut, nous sommes d'ac- cord". En sindsdien was de con- trovers nimmer meer hoofdthe ma van het gesprek. Ja, u vroeg mij aan wie ik wat te danken heb.... Och, wij hebben altijd dank baar te zijn wanneer wij een werkelijke Christen ontmoeten, maar aan één rooms-katholiek heb ik werkelijk héél veel te danken, maar die leefde dui zend jaar geleden: dat is aan Anselmus van Canterbury. Van deze rooms-katholiek heb ik wel het méést geleerd. Dat zult u wel begrijpen uit mijn boek „Fides quaerens intellectum", dat over Anselmus handelt. Mijn gehele theologie, zou men zowaar kunnen opmerken, stamt dus eigenlijk uit een rooms-katholieke bron, tenmin ste als men Anselmus rooms-ka tholiek wil noemenja! En hoe zou ik kunnen verge ten Wolgang Amadeus Mozart hier te noemen, die toch een echte goede rooms-katholiek is geweest, en aan wie ik, zoals bekend, veel te danken heb. Te danken hebben.... Kijk, ik ben nu ziek, en beb en arts die rooms-katholiek is naar wij verstaan elkaar goed. Wij praten, als hij zo eens in de drie dagen komt, voor drie kwart van de tijd over de theo logie, over het Concilie, over Maria enz., en eerst daarna vraagt hij ineens, midden in een theologisch gesprek, hoe het nu met mij zelf gaat. Kijk, aan hém heb ik werkelijk wat te danken, als medicus, als mens en als vriend," Heeft uw opinie over Rome nog een ontwikkeling doorge maakt? „Wat is ontwikkeling? Ik heb Rome in de loop van mijn leven beter leren kennen. Toen ik jong was, was Rome voor mij, nu achteraf bezien, toch wel een uitgebreid nevel- veld, en dat heeft nu meer ge stalte gekregen, en daartoe moest ik het beter leren ken- Ziet u in „Rome" slechts een „Faktum der Haresie", waar over u in de „Kirchliche Dog matik" geschreven hebt (K.D., I. 1. pag. 33-34) of ziet u eerder ketterse elementen in Ro me7 „Och, neem de uitdrukking ketterij in mijn Kirchliche Dog matik niet te zwaar. Ik heb er een formele term mee bedoeld, om de controvers duidelijk mee aan te duiden. Ik wil het tegen woordige „Rome" bepaald niet belasten met de term ketterij zonder meer. Maar ketterse elementen, ja, die zie ik natuurlijk wel!" Pastor Bonus Kan men zeggen dat de ver houding tussen Rome en de Re formatie sinds Johannes XXIII veranderd is, en wanneer uw antwoord bevestigend is, wat en hoe heeft zich iets veranderd? „Tja, kijk, hier komt nu de moeilijkheid waarover ik u bij de aanvang van ons gesprek sprak, en waarover ik u reeds schreef: wat verstaat men van daag onder Rome en wat onder de Reformatie? Jaren geleden had ik in deze zelfde kamer een gesprek met Hans Küng, nog tijdens het pontificaat van Pius XII. Ik zei hem toen: „U zult mij nooit overtuigen van uw paustheorie, de Petrusstoel, de apostolische successie enz. Kortom, het dog ma van de paus Als zodanig wijs ik af. Het zou nog iets anders zijn als er een paus kwam die volop rekening hield met de protestanten, en in wie de pro testanten een groot Christen en een pastor bonus zouden zien." Maar toen Johannes XXIII paus werd, en hij zich een wer kelijke pastor bonus betoonde, zei ik tegen Küng: „Nu is het toch zover, nu moeten wij pro testanten erkennen dat er een goede paus is en dit moet ons ook tot hernieuwd nadenken stemmen." Goed. sindsdien is er dus in derdaad een verandering geko men, wel te verstaan wat be treft het klimaat en de gehele atmosfeer. Leerstellig echter is er niets veranderd! Maar we kunnen toch niet meer, zoals in de dagen van Lu ther, zegen: de paus is de An tichrist. Het heeft God behaagd Jo hannes XXIII tot het pausdom te roepen, en van hem moeten wij erkennen: hij is een echte pastor bonus geweest. Ik zag u daar zo even rondkijken; ja herkent u die? Dat is inderdaad Mozart; en daar achter u hangt Calvijn, dat hebben al heel wat bezoekers ongemerkt. Tegenover mij de Kruisiging van Grünewald, en wie dat is? Dat is mijn vader, Fritz Barth, die theologisch hoogleraar was in Bern. Ja, denkt u vooral niet dat dit al mijn boeken zijn. Ik heb nog twee kamers vol boeken, en dan staan er nog boeken beneden in de garage, die ik niet voor een auto gebruik, maar enfin, dat is niet meer van belang voor u." Kan men uit uw Voorwoord in de disseratie van Hans Küng concluderen dat u en Küng na der tot elkaar gekomen zijn dan ooit vroeger een reformatori sche en een rooms-katholieke theoloog en gelovige „Wat zal ik daarvan zeggen? Küng is een frisse jonge man, half zo jong of oud als ik ben. Volgende week komt hij weer nier, om bij mij te praten. Of hij en ik elkaar nader staan dan vroeger ooit een re formatorische en rooms-katho lieke theoloog? Hoe zullen we dat weten? Over zijn boek over de Rechtvaardiging moet nog grondig gesproken worden. Maar in ieder geval staat vast dat men niet meer zeggen kan dat de Rooms-katholieke Kerk van de rechtvaardiging uit het geloof niets weet. Vergeet ook weer niet, dat Küng en de zijnen ten slotte een minoriteit vormen in de Rooms-katholieke Kerk. Maar hoe dan ook, wat vroeger uit sluitend protestant was, is nu óók rooms-katholiek. Kijk eens, ik had onlangs een gesprek met Küng, en dat liep ongeveer als volgt. Ik zei: „Je bent nog jong, in jouw leven kan nog zo veel ge beuren, wie weet word je later nog wel eens paus. Zal je dan ook als paus zeggen wat je in je dissertatie schreef?" Küng ant woordde daarop met de meeste beslistheid bevestigend: „Ja- wohl!" Toen zei ik: „Dat zal dan bij zonder moeilijk voor het protes tantisme worden, want dan zal vanaf de Stoel van Petrus dat gene over de rechtvaardiging uit het geloof geleerd worden, wat binnen de protestantse kring helaas nog niet eens over al juist wordt ingezien." Waarop Küng weer: „Dat zal ook eens gebeuren. Wij zullen hén eens het Evangelie van de Rechtvaardiging uit het geloof verkondigen." Ja, zo zei Küng het. Merk waardig niet?" steld, en zijn antwoord was toen heel resoluut: „Het kerkbegrip" en ik moest dat wel beamen. Want zie nu eens het op het Concilie behandelde schema „De Ecclesia." Ook voor de progressieven blijft de kerk toch maar een soort prolongatie van Christus Zelf: de Kerk kan bij „Rome" als het ware geen moment „te genover" Christus gesteld wor den. Dan komt daar nog bij de autoriteit van het ambt. Zeker, men heeft nu nadruk kelijk verklaard dat ook de le ken er volop bij behoren, maar al spreekt men nu niet meer zó veel over de paus als vroeger, ambt en hiërarchie blijven toch maar centraal staan! Daarbij komt nog dat de kerk bij Rome beslissend functio neert in het sacrament. Ja, er is de verkondiging, maar doop en eucharistie staan toch met name centraal, en zij spelen een te zelfstandige rol. Het draait bij Rome wel heel erg allemaal om het sacrament. Als ik dit dus even mag sa menvatten, dan hebben wij pro testanten het inzake Rome moeilijk met de prolongatie van Christus in de kerk; met het té centraal stellen van ambt en hiërarchie; met Rome als sacra mentskerk; en dan nog niet te vergeten met het zo sterk juri dische karakter van de Rooms- Katholieke Kerk daar kun nen wij nu eenmaal moeilijk mee mee. En achter dit alles staat dan nog de mariologie: de enorme rol die Maria speelt. Nog geen rooms-katholiek heeft mij ooit kunnen uitleggen wie Maria nu eigenlijk voor de Rooms-Katholieke Kerk is. Zelfs mijn rooms-katholieke arts weet het niet, en mijn an dere rooms-katholieke goede vrienden evenmin. Wat dat betreft komt de con trovers hier op neer: Wij zeg den: Jezus, Zij zeggen: Jezus en Maria. In dat en zit dus de gro te specifieke moeilijkheid, en dat is nog nimmer ter zijde ge schoven." 10 mei 1836geboren te Bazel. 1904 1909: studie te Bern, Berlijn, Tübingen en Marburg. 1909 1911: hulpprediker te Genèvc onder Adolf Keller. 1911 1921: predikant te Safemvil. 1121 1925: hoogleraar te Göttingen. 1925 1929: hoogleraar te Münoter. 1929 1935: hoogleraar te Bonn. 1935 1962: hoogleraar te Bazel. Reizen naar Nederland in 1926, 1933. 1939 en 1948. Voornaamste publicaties 1917Suchet Gott so werd et 1919: Der Römerbrief. 1924: Komm, Sehöpfer Gei?t! Da* Wort Gott es und die Theo logie. 1926: Die Kirche und die Kul- 1928: Die Theologie und die Kirche. 1931: Fides quaerens intellec tum, Anselms Beweii der Exis- tena Gotte*. 19321959: Kirchliche Dog matik (12 delen, nog onvoltooid, 8700 pag.) 1933: Theologische Exirtenz Heute. Reformation als EnUchei- dung. Lutherfeier 1933. 1934: Der Cbrift als Zeuge. Nein! Antwort an Emil Brunner. 1935: Credo. 1938: Brief an Prof. J L Hromadka. Gotteserkenntni* und Gotteediemt. 1942: Brief aan de Nederland se Christenen. 1945: Die Deut-ehen und wir. Eine Schweizer Slimme, 1938 1945. 1964: Christliehe Ethik. Chris- tengemeinde und Biirgergemein- de. 1947Die prote.-tantische The ologie im 19. Jahrluindert. Dog matik im Grundrisz. Christus und wir Christen. 1948: Die Christlichc Lchre nach dein Heidelberger Kateehis- mus. Die Unordnung der Welt und Gotte* Heilsplan. 1949: Fürchte dich nicht! Pre- digt-ammlung 1934—1948. 1952: Rudolf Bultmann. Ein Versuch, ihn z# verstehnen. 1953: Dietrich Boirhoeffer und Karl Barrb. 1956: Wolfgang Amadeus Mo zart 17561936. 1958: Brief an einen Pfarrer in der Deutschen Demokratischen Republik. 1959: Den Gefangenen Befrei- ung. Predigten aus den Jahren 1954—'39. 1962: Einführung in die evan gelische Theologie. Rome nog niet Kan men sedert het optreden van Rahner, Küng en Ratzinger nog zeggen dat ,Jlome", zoals u in de „Kirchliche Dogmatik" geschreven heeft, also von jreier Gnade Gottes nichts wis sen will" (K.D. IV, 2, pag. 258)? „Nee, natuurlijk niet meer. Maar vergeet ook weer niet: zij drieën, Rahner, Küng en Ratzinger, zijn „Rome" nog niet. Want de vraag is maar: hoe denkt de Roomse Kerk als zo danig over al deze dingen? En dat moet nog blijken; we weten het vandaag eenvoudig nog niet!" Is het mogelijk dat wij pro testanten sedert dit Concilie on ze apologetiek opnieuw schrij ven moeten? „Ik houd niet erg van het woord apologetiek, maar ik be grijp heel goed wat u bedoelt. Het gaat er inderdaad om dat we voorzichtig moeten zijn met het afbakenen der grenzen. Wanneer ik mijn Kirchliche Dogmatik weer zou schrijven, dat erken ik. deed ik het nu inderdaad minder conform „Denzinger". Von Balthasar zei mij vroeger al eens: „Rome is Denzinger nog niet" Ik zou mij vandaag op som mige plaatsen dus wel voorzich tiger uitdrukken." Wat ziet u vandaag als de be langrijkste knelpunten tussen Rome en de Reformatie? „Dat is natuurlijk een hee' belangrijke vraag, die ik. toer wij over de rechtvaardiginr spraken, ook aan Küng heb ge Luther-Calvijn Hoe ziet u kort samengevat de functie van Luther en Cal vijn voor ons hedendaags ge loofsleven? „Bij Luther en Calvijn gaat het in feite altijd weer om twee grote dingen. Luther leert de vrijheid van de Christenmens als gelovige in het Woord Gods. Calvijn leert ons de majesteit Gods, die ons de vrijheid tot ge loven en gehoorzamen geeft. Dat zijn als het ware de twee polen van de Reformatie. Lu ther is meer op de mens ge oriënteerd, en Calvijn meer op God maar men mag daar na tuurlijk geen tegenstellingen van maken: het is een onder scheid." Wat is uw opinie over de reli gieuze en theologische ontwik keling in het protestantisme in Nederland? „Op die vraag wil ik liever niet ingaan, alleen reeds omdat daar zo heel veel over te zeggen zou zijn. Laat ik daarom daar over maar niets zeggen; het ligt allemaal zo gecompliceerd. Maar misschien toch alleen dit: ik begrijp niet waarom er in Nederland twee grote refor matorische kerken nodig zijn! Vóór men zich werkelijk met Rome zou willen verstaan, moest men eerst maar liever onderling als gereformeerden en protestanten meer tot eenheid komen. Waarom zouden bij voorbeeld Berkouwer en Mis- kotte niet in één kerk kunnen zitten? Maar ik weet het wel. en mis schien mag ik het wel zeggen: wanneer er drie Hollanders bij een zijn, kan men zeggen, stich ten ze twéé kerken. Toen ik in Nederland was ben ik ook in Kampen geweest. Daar zijn nu al weer twee theo logische hogescholen, die vroe ger één waren. U kunt over dit punt van het kerkelijk leven in protestants Nederland gerust opschrijven dat het mij verwondert, en ik ben er absoluut zeker van dat Calvijn zich daar óók niet over verheugen zou! Laten ze daarom zorgen weer bij elkaar te komen. Groet ver der de Hollandse vrienden; ik denk dikwijls aan hen, al zal ik wel nooit meer in Holland kun nen komen. Ik ben er vaak met vreugde geweest, al was de waardering voor mijn werk bij de hervorm den groter dan bij de gerefor meerden, alhoewel ik mis schien zo ondeugend mag zijn op te merken, dat sinds Berkou wer zijn „Triomf der Genade" schreef, het licht ook bij de ge reformeerden een beetje door breekt Waf is het eerste dat er tus sen Rome en de Reformatie moet gebeuren: a) van de zijde der Reformatie? b) van de zijde van Rome? „Wat ons zelf betreft moeten we allereerst gaan begrijpen dat de ware kerk werkeliik niet in 1517 begonnen is. En in de •weede plaats: men zal onder- 'ing tot meerdere eenheid moe ten komen. Die eenheid is wat men zou kunnen noemen de x van de Reformatie, en die X moet worden opgelost. Wij, reformatorische Christe nen, moeten vooral „open" wor den ten aanzien van het verle den en al wat er gebeurd is. Rome van haar kant heeft „openheid" naar het heden no dig, zoals het daartoe de laatst# tijd ook werkelijk een ernstige poging doet. En samen hebben we nodig dat we méér vanuit de Bijbel leren denken, ja dat kan ons gaan aaneenbinden, dat alleen!" Hoe ziet u de rol van de oecu menische beweging, de oosterse orthodoxie en de anglicanen in dit geheel? De oecumenische beweging, de oosterse orthodoxie en de Anglicaanse Kerk zijn óók al in beweging, ja alle drie! De Ang licanen zijn het onderling over veel oneens. Denk eens aan Ro binson, die behoort toch óók tot j de Anglicaanse Kerk." U heeft in uw Kirchliche Dogmatik geschreven: „Afer'o waardig beschamend is het fc t, waarnaar hier slechts verwezen kan worden: dat de oosterse kerk op haar manier, soms zo wonderlijk en vol tegenstrijdig heden, niet heeft opgehouden te zien en ernstig te nemen, want voor ons, bedroefde Westerlin gen, allemaal iets totaal nieuws is". (K.D.IV,2, pag. 258) Wat bedoelt u met deze uitspraak? j „De Oosterse Kerk ken ik te weinig, om er veel over te kun nen zeggen, maar wat ik met die uitspraak in mijn Kirchliche Dogmatik bedoelde, was dat ze meer dan de Westelijke kerken let op de totaliteit van de mens. Ja ik denk aan het vlees, aan lijfelijkheid. Zodoende ontvangt de opstanding bij hen ook meer aandacht dan bij ons. Wij „avondlanders" hebben toch te veel theologia crucis, en een beetje meer van de theolo gia gloriae uit de Oostkerken zou ons bepaald goed dóen." Heb ik goed in uw kirchli che Dogmatik" gelezen (K.D.I, 2, pag. 924) dat oecumene en kerkelijke en confessionele sa- mensprekinge'n eerst dan zin T\ebben als men elkaar ook -als Jcetters" durft aanspreken? „Och; het gaat mij hier we'ér niet om het woord „ketter", maar om het duidelijk zien en zeggen van de wederzijdse standpunten, zodat wij weten:1 de ander1 zegt dat en wij zeggen De al e jar« wil" Wi str< wa trH dit. Zo'n gesprek kan immers slechts goed gaan als de stand punten werkelijk duidelijk en geconcretiseerd worden. En men moet daarbij vooral niet te vroeg om eenheid, synthese of samen- i smelting roepen." Spiritualiteit Is het waar dat de tegenwoor dige mens meer door de spiri- tualiteit toegesproken wordt, j dan door confessie, leer en dog matiek? „Ja inderdaad, dat kan men zo zeggen. Maar als er tussen deze gebieden een tegenstelling ontstaat is er toch iets niet in orde. Spiritualiteit zonder confessie is immers een valse spirituali teit. Maar confessie zonder spiri tualiteit is evenzeer een valse confessie. Ware spiritualiteit wijst de confessie nooit af, en wanneer wij de confessie handhaven, maar zonder dat wij de spiritua liteit verzorgen, dan zijn wij Welke perspectieven ziet u? „Ik kan slechts zeggen: ik ben geen profeet. Maar over sommige dingen ben ik wel verontrust. Ik geloof zelfs dat we theologisch weer bij een dieptepunt zijn aange land, waarbij het er op lijkt dat we terugzinken naar de proble men van de negentiende eeuw. In Duitsland is er de Bult- manncontroverse. Er zijn daar, zoals in Frankrijk mirabile dictu ook rooms-katholieke Bultmannianen! In Engeland verscheen het boek van Robin son, een geestloos boek, waar over ik mij schaam, dat het in de honderdduizend exemplaren gedrukt en gelezen wordt. Men begrijpt blijkbaar niet, dat de 1 theologie met Robinson niet ge baat is! Zo roept men de oude spoken weer op van de vorige eeuw, door middel van existentialise- ring en mvthologisering. Ja, wat dat betreft is het een zorgelijke tijd in de theologie. Wanneer ik in toorn aan deze lieden denk, dan noem ik ze de bende van Korach (Num. 16); wanneer ik in serener stemming aan ze denk, dan volsta ik met in me zelf te mompelen: „Tuinkabou tertjes aller landen, verenigt u!" Aan de andere kant staat het feit dat er in sommige landen veel en veel beter gepreekt wordt dan vroeger. Wat we echter allen nodig hebben is dat we terug gaan tot de bronnen, die we zelf rustig weer moeten lezen en tot ons moeten laten spreken. Over verderen toekomstper spectieven kan ik mij moeilijk uitlaten, tenzij dan met de alou de woorden, waarmee ik wil eindigen: VENI CREATOR SPI RITUS."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 14