LOONWERKER MARIS ai voor u Gelezen grootste werkgever in de NOP Een merkwaardige vrouw door J. de Boer ZONDAGSBLAD ZATERDAG 31 JULI 1965 (Van onze speciale verslaggever) MARKENESSE-Noncha lant en door zijn forse bouw optorenend tegen alles wat zich in zijn om geving bevindt, staat hij in de hal met de rode, groene en blauwe land bouwwerktuigen. Met z'n grote, verweerde knuisten rukt hij een pluk vlas uit een machine en spreidt het lange, groene gewas op de handpalmen uit. „Voel 's hoe nat het alle maal is", zegt hij. „Als dat zo doorgaat, komt er niets van terecht. De oogst is goed, maar door al die regen wordt de kans op verrotting steeds groter." Het is niet z'n eigen gewas, waar de Marknesser Jan Ma- ris over praat. Hoewel hij kapitalen in zijn machinepark heeft geïnvesteerd, hoewel hij het hele jaar door tussen de 75 en 120 man laat zaaien, dorsen, sproeien en frezen, kan hij geen aardappelstruik de zijne noemen. Jan Maris is loonwerker; hij oefent in feite het beroep van aanne mer uit. Het hele jaar door zet hij zijn werktuigen voor landbouwers in de Noord oostpolder in, die blij zijn zelf niet in de mechanisatie te behoeven te investeren. Het zelfde doet hij trouwens voor bedrijven, zoals conserven- fabrieken en graszaadprodu centen. „Loonwerker is een merk waardig en eigenlijk verkeerd woord", mijmert hij. „Iedereen, die loon ontvangt, kan er staat op maken. Vroeger heette een loonbedrijf een loondorsbedrijf. Men heeft de naam, die in elk geval beter was, veranderd, om dat ons terrein zich zo heeft uitgebreid." Wat een loonbedrijf tegen woordig allemaal doet? In feite alles wat op de groeicyclus slaat. Akkers gereed maken, inzaaien, poten schoffelen, oogsten, dor sen, 'binden. Vlas, doperwten, spinazie, bieten, aardappelen, tarwe, gerst, haver, karwij, alles is aan bod. Drie miljoen „We zijn op 't ogenblik met vijfhonderd bunder doperwten in Flevoland bezig", verklaart Jan Maris. „We werken er met twee ploegen aan van elk vijftig i zestig man. Van 's morgens twee tot 's avonds elf is het daar aanpakken geblazen. Bin nen drie weken moet alles er af zijn, dat wil zeggen: op de weg In vrachtwagens zijn geladen. De eigenares is een conserven- fabriek. Ik heb eens proberen uit te rekenen hoeveel blikken er af komen en ben tot een ge tal van drie miljoen gekomen." ook nodig om de financiële con sequenties te regelen". Vakkennis Zo begon het: self de hele dag op een trekker. toch meer als loonwerker, omdat hij zo graag aan trekkers pruts te. „Ik ben begonnen bij de Cul tuurtechnische Dienst", zegt hij. „Het was erg moeilijk de polder binnen te komen, maar uitein delijk lukte het toch. Op een vrijdag werd ik aangenomen en de maandag daarop was ik al op kavel 74 aan het ploegen. Van huis had ik twee trekkers en een binder meegenomen. Dit is een verhaal op zichzelf, want deze werktuigen waren eigen dom van m'n vader, terwijl ze door de kinderen Maris werden geëxploiteerd. Een inderhaast belegde familieraad was dan Vakkennis en schuld het waren de enige zaken, waarmee de jonge Jan Maris startte. Zijn éénmansbedrijf van achttien jaar geleden is inmiddels uitge groeid tot een miljoenenonder neming. Hij heeft op 't ogenblik 75 man in vaste dienst, die in het hoogseizoen juli en augustus met zo'n 50 losse arbeidskrachten worden aange vuld. De stallen voor zijn mechani sche rossen zijn een lust voor het oog. Als alles binnen is maar dat gebeurt zelden herbergen ze 60 trekkers, 22 maaidorsers, 15 pick-up persen, 10 bietenrooimachines, 5 aard- apppelrooimachines, 5 dorsgarni- turen en een compleet, met mo bilofoon uitgerust wagenpark. De prijs van één maaidorser? Tenminste 35.000 gulden. „We onderhouden en repare- ren alles zelf", brengt de suc cesvolle loonwerker naar voren. Er is een bedrijfssmederij, ter wijl we voor herstelwerkzaam heden op het land zelf-bewe- gende lasvoertuigen hebben lo pen. We kopen pas nieuwe werktuigen, als we ze werkelijk hard nodig hebben; liever nog huren we ze. Gezien het aan bod op de markt, is over-inves- tering een steeds dreigend ge vaar, maar we zijn er tot nog toe goed afgekomen." schrijdende techniek op zijn terrein aan nieuws levert. Zijn stelling in dit opzicht lijkt vreemd, maar is totaal op de werkelijkheid geënt Zij luidt: „Wat er aan nieuws is, is geen nieuws, als het niet in de Noordoostpolder werd uitgepro beerd". Wat hij hiermee wil zeggen, is dat de NOP als prototype van een goed verkavelde en effi ciënt bewerkte landbouwstreek bijna altijd voor experimenten met nieuwe werktuigen wordt gebruikt. Voordat een machine dan ook in serie vervaardigd wordt, heeft hij er in de meeste gevallen al alles van gehoord of gezien. Ons dagelijks brood en de techniek, uitgebeeld door een moderne maaidorser. Beurzen Elk jaar reist Jan Maris de landbouwbeurzen van Duits land, Engeland en Nederland af om te zien wat de immer voort- Met tijd mee „Je moet met je tijd mee", verklaart hij. „Je kan als mo derne ondernemer niet met ver ouderd materiaal werken. Ons grote probleem is dat mét de capaciteit de omvang van het werktuig groeit. Met de bouw van je hallen moet je daar ter dege rekening mee houden. Een machine, die er eigenlijk al uit is, is de dorsgarnituur, die uit een trekker, een dorskast en een pers bestaat, en gedurende de wintermaanden in de schuur wordt gebruikt. Voor de meeste boeren is het veel voordeliger meteen al op het land met de maaidorser te werken. Men krijgt dan alleen een slechtere kwaliteit stro, wat de strocar- tonfabrieken natuurlijk niet zo prettig vinden". „De beste chauffeurs", besluit de nog altijd op tractoren ver zot zijnde Jan Maris, „zijn de vroegere paardenknechten. Ze weten wat een rechte voor is en ze kennen de structuur van de grond. Mechanisatie houdt be slist niet in dat men beter met machines dan met graan of vlas om moet kunnen gaan." De les van vijftig jaar, door prof. dr. J. Tinbergen. Uitgave Agon Elsevier, Amsterdam. De uitgever beveelt dit werk aan in de aandacht van hen die be langstelling hebben voor economi sche en internationale politiek. en eenvoudige wijze voor de leek zwaar te verteren vraagstukken van maatschappijleer en economische politiek uit de doeken gedaan, dat dit een voor ieder leesbaar en interessant boek is geworden. De schrijver maakt onderscheid tussen het „Westen", het „Oosten" en het „Zuiden" (de arme landen). Hij behandelt ach tereenvolgens de in de wereld gegroeide verhoudingen en hun oorzaken, de huidige toestand en de plannen die voor de nabije toekomst gemaakt zijn. Het is verder belangwekkend te verne men hoe een expert op het gebied van de ontwikkelingslanden als prof. Tinbergen denkt over de mogelijkheden om de kloof tussen rijke en arme landen te overbrug gen, zeker nu dit probleem de laatste jaren, ook voor ons, actueel Is geworden. (163 blz., 6,90). Griekenland, door Ph. C. la Chupelle Jr. Uitgave Broekman en de Merls, Amsterdam. Voor toeristen, die htm vakantie in Griekenland of op een van de Griekse eilanden willen doorbren gen is dit boekje een handige weg wijzer. Het bevat een schat aan ge gevens, die bij het maken van plan nen goed van pas komen. De schrij ver is een Griekenland-kenner, die de lezer op objectieve wijze deelge noot wil maken van zijn ruime er varingen. (86 blz., 4,90). De rasaenstrijd ln Amerika, door William Brink en Louis Harria. Uitgave J. H. de Bussy, Amster dam. Per ezel door Griekenland, door Hans Werner. Uitgave Kosmos, Antwerpen. Het Griekenland, dat Hans Werner beschrijft zal de toerist op de voor hem uitgestippelde reis niet zien. Hij zou dan de tijd moeten nemen voor een lange zwerftocht en zich ver houden van de door toeristen platgetreden paden. Hans Werner heeft zo door het land der Hellenen gezworven. Dit kostelijke boekje over zijn belevenissen is er het resultaat van. Ook de illustraties zijn van hem. (152 blz., 5,90). Loonwerker, werkgever en stichter van een concern. len van het complex in Mark nesse staat geschilderd is niet het enige in de Noordoostpol der, maar wel verreweg het grootste. In Emmeloord staat Jan Maris bovendien als de grootste werkgever in het voor malige Nederlandse Onderdui kers Paradijs te boek. zomede als de grootste loonwerker in West-Europa. Werktuigencoöpe raties bestaan er niet in de NOP, wel werktuigencombina ties. Nog groter „De polder telt 48.000 hecta re". aldus Jan Maris. „Flevo land, dat straks met een brug over het Keteldiep binnen een kwartier bereikbaar zal zijn, is zelfs nog 4.000 hectare groter. Elk jaar zaaien we 4.000 hectare in terwijl we frezen op 1.000 hectare en dorsen op 3.000 hec tare. Ons spuitbedrijf, dat ik niet alleen heb, maar waar de heer H. Visscher mede-eigenaar van is, bestrijkt nog eens 15.000 hectare. Wat dit laatste betreft: m'n compagnon moet maar zor gen dat de luizen op tijd dood gaan. Wij zorgen dan wel voor de rest". Zoals alle eerste-generatie- polderbewoners er wonen zo'n 1700 boeren in de NOP komt de thans 46-jarige Jan Maris ergens anders vandaan. Zijn wieg stond in Willemstad, waar hij tot 1947 woonde en werkte. Als zoon van een boer met zeven jongens had hij in West-Brabant weinig kans op een eigen bedrijf. De Noord oostpolder leek hem wel, maar y- Deel van het complex, icaar zich de meest arbeidsintensieve van de Noordoostpolder bevindt. mderneming T~\E WEG van Toulon naar Hyères was donker, kron kelig en gevaarlijk. Aan weerskanten rezen hoge kale bergen omhoog en wanneer het over de hele lengte bij die kaalheid gebleven was, hadden ze eigenlijk niets lu gubers gehad. Maar er hin gen op verscheidene plaatsen nevelflarden vlak boven de enorme gevaartes. Hier en daar zweefden ze onzeker en op andere plaat sen was het of ze in panische schrik naar beneden stoven. Het leken mismaakte wezens die alleen de bergen als een soort verbanningsoord had den toegewezen gekregen en die nu ijlings zochten naar een schuilplaats, bang als ze waren voor het naderend daglicht. Het was er doodstil. Op het vroege uur was er nog maar weinig verkeer en met het toenemen daarvan zou het gevaar ook aanmerkelijk groter worden. Voor het zo ver was moes ten we deze weg achter ons hebben. Hoog boven de top pen zagen we het daglicht duidelijker worden. Alleen beneden wilde de schemer van geen wijken weten. De grote koplampen moes ten het werk doen. Herhaal delijk keken we op de teller hoe ver we nog van Hyères af waren. *t Was bocht op bocht en tussen de bergen door liepen weggetjes die voor ons ge voel op geheimzinnige plaat sen uitliepen. Om de haver klap kwamen we voor iets nieuws te staan. Het leek wel of de schepping hier nog niet gereed was en alsof het on gerepte nog niet door mensen was aangetast. En dat in Frankrijk, zei mijn reisge noot. Ik glimlachte. Frankrijk is niet overal hetzelfde, antwoordde ik. Ik dacht aan de vissers in de kustdorpjes, aan het duistere leven van Marseille en ook aan het mondaine leven in Parijs. VTTE zwegen weer een poos en kwamen Volkomen onder de bekoring van alles om ons heen. Verbeeldden we het ons, of klonk er werkelijk zachte muziek tussen de bergen? Naast de imponerende werkelijkheid werd je voor stellingsvermogen tot de hoogste toppen gevoerd. Op het dashboard ging een waarschuwingslampje bran den. We moesten nodig ben- zine gaan tanken. De werke lijkheid was weer volkomen meester van de geest. Tussen de bergen bleef het schemerig, maar boven de toppen pronkte al de blauwe lucht, Aan het begin van een smal zijweggetje dat tussen twee kolossen doorliep werd ons de aanwezigheid van een benzinepomp aangeduid. Dat was een zorg minder. De weg er naar toe was hobbelig en nauwelijks be rijdbaar. Bij de pomp hield het weggetje op en alleen door uiterst langzaam achteruit te rijden zouden we hier weer uit kunnen komen. Wie plaatste nu op een dergelijke plek een benzine pomp. Als het maar geen valstrik was. De gedachte aan het duis tere leven van de havenste den beklemde ons. Om ons te verdedigen had den we niets anders dan onze blote handen. En wat zou je daar mee uitrichten tegen over een stel gewapende bandieten. Gespannen keken we naar de gestalte bij de pomp. We reden stapvoets verder en we hadden het gevoel dat we elk ogenblik in een afgrond konden storten. We verwensten de schemer die het ons onmogelijk maakte de omtrek van de pomp nauwkeuriger te ob serveren. Duidelijker teken de de gestalte zich af. We re kenden er vast op dat er weldra vier of vijf mannen uit een verborgen hoekje te voorschijn zouden springen. Achter de pomp strekte zich een kerkhof uit, waarop honderden verweerde graf stenen stonden. Het kon niet anders of de boeven groepten daar samen om een gunstige gelegenheid af te wachten. De gestalte kwam naar ons toe en wees ons aan waar we staan moes ten. W7E zagen al gauw dat het een vrouw was. Een ech te Francaise, donker en fijn gebouwd. Het viel ons echter op dat zij de elegante manier van lopen van de franse vrouw miste. Wat houterig kwam ze op ons toe. Dit is het lokaas fluisterde mijn reisgenoot... en wét voor lokaas!! Straks komen de anderen van het kerkhof om ons te omsingelen. Het viel niet aan te nemen dat een vrouw in deze omge ving alleen de nacht zou doorbrengen Onze aandacht was tot het uiterste gespannen. Met een half oog bekeken we de vrouw en hielden tevens het kerkhof goed in de gaten. Ze was ontegenzeglijk erg mooi en het was een wrange gedachte dat ze in dienst zou staan van een troep misdadi gers. Stukje voor stukje en op alles voorbereid draaide ik het portierraampje open. We waren hier naar toe gekomen om zaken te doen en nu leek het maar het beste om ons als argeloze toeristen te ge dragen. Ze kwam vlak voor het portierraam staan en keek met haar mooie ogen drome rig naar binnen. Vermengd met de zachte berglucht waaide een parfumgeur op ons toe. Ik volgde elke beweging en vreesde dat ze plotseling een revolver tevoorschijn zou halen. Ze leek echter eerder on nozel dan geraffineerd. Het daglicht begon zien derogen veld te winnen en buiten de auto ging alles er veel rustiger uitzien. Boven de bergen verdwenen de laatste nevelslierten en de zon verschafte zich toegang tot ln de diepste ravijnen. „Vingt" zei ik en wees op de dop van de benzinetank. Ze liep om de auto heen en draaide de dop van z'n plaats. Het was te merken dat ze dit werk gewend was. Ze sprak nog steeds geen woord. We konden maar niet van dat wantrouwen afkomen. Er was ook reden voor. Dit hier immers was een onmogelijke plaats voor een benzinepomp en dat er een vrouw bij stond die zo uit haar bed kon zijn gestapt gaf toch op z'n minst te denken. Ze hanteerde handig de slang en controleerde nauw keurig de benzinemeter. Haar lippen bleven stijf op elkaar en we waren be nieuwd hoe ze het klaar zou spelen om zonder woorden af te rekenen. "IfREEMD, héél vreemd, mompelde mijn reisge noot. Bandieten waren er niet in 't spel want die zou den allang op ons toege sprongen zijn. Het was een vrouw die je fantasie aan het werk zette. Waar kwam ze vandaan? Hoe kwam ze hier terecht? Was ze in dit onherbergzame oord van Frankrijk opge groeid of had ze eens een ander leven gekend. Ze scheen zich niet te schamen voor haar dunne kleding. „Madame Sans gêne", fluisterde mijn vriend. Geen enkele beweging van de merkwaardige vrouw ont ging ons. Toen de tank gevuld was liep ze terug naar het wacht huisje, floepte het lichtje uit Ons kort verhaal en begon vervolgens in een lade te rommelen. Ik draaide het portier raampje helemaal open en klapte toen in mijn handen. Ik gebaarde haar dat ik nog betalen moest. Ze reageerde niet en de situatie werd hoe langer hoe raadselachtiger. We kwamen geen stap ver der. De zerken op het kerk hof waren de enige getuigen van deze wonderlijke gang van zaken en die zwegen als het graf waarop ze stonden. Nog eens klapte ik in mijn handen, lang en luid. De bergen kaatsten het ge luid terug. Ze keek even op en staarde toen naar een wit klooster, dat als een feeste lijk paleis op een van de hoogste bergen lag te pron ken. Misschien onderhield ze daar connecties mee? Om meer te weten te ko men moesten we uit de auto. Langzaam en op alles voor bereid liepen we op het ten gere vrouwtje toe. Rondom het klooster begon nen zwarte figuurtjes bedrij vig te doen. Een tiental non netjes daalde de berg af om hun dagelijkse plichten te gaan vervullen. Bij het kerk hof sloegen ze een kruis en verdwenen toen, gregoriaan se liederen zingend, tussen de rotsen. We waren nog maar een paar passen van de vrouw verwijderd. Ik legde mijn hand op haar schouder maar ze bleef stokstijf staan en keek niet om Een seconde later stonden ook wij stokstijf van schrik. Achter het kerkhof sprong een man overeind die met zwaaiende armen op ons toe kwam rennen. Nu zouden we toch nog meemaken wat we gevreesd hadden. Op alles voorbereid trok ik mijn hand terug en concentreerde me helemaal op de man. blijkbaar genoeg. Er kwam zelfs een glimlach op z'n ge zicht. Hij pakte haar meteen bij de arm en leidde haar weg als een ondeugend kind. We stonden verbouwereerd te kijken. De ene geheimzin nigheid stapelde zich op de andere. Achter de rotsen hoorden we de nonnetjes lachen en daarna werd het helemaal stil. We meenden dat ze in gebed verzonken waren. Niet begrijpend keken we om ons heen. De oplossing van het raadsel was echter dichterbij dan we dachten. Voor de tweede maal ver scheen de man. Zijn gezicht was nu een en al lach en hij verontschuldigde zich in rad Frans met duizend woorden en drukke gebaren. Bij zo veel vriendelijkheid waagden we het naar de vrouw te vragen. Hij hielp ons weldra uit de droom. Kijk, zei hij, terwijl hij op de meter wees, deze pomp is al jaren buiten werking. Er is geen spatje benzine meer in. En toen, zijn stem dem pend: Mijn vrouw is slaap wandelaarster en omdat ze vele jaren bij deze pomp ge staan heeft komt ze in haar slaap nog vaak terug. Ongelovig keken we van de man naar de lege pomp en toen naar onze lege tank. Ineens drong zich de hu mor van het geval aan ons op. Samen met de kleine Fransman lachten we er har telijk om. Eindelijk gingen we weg op zoek naar de eerstvolgen de benzinepomp. Negentig procent van de negers in de VS hoopt, dat de integratiepoli tiek tot gevolg zal hebben een behan deling door de blanken als gelijken; slechts tien procent wenst voor de toekomst meer intieme betrekkingen met blanken. Dit is een van de con clusies waartoe de schrijvers ko men in dit in opdracht van het blad Newsweek geschreven en door N. Senduk-Lammers vertaalde boek. Gebleken is, dat de neger vooral psychisch onder de discriminatie lijdt. De kerk heeft in de strijd van de negers een grote rol gespeeld; van oudsher lag hier een centrum van verzet en uit haar kringen ko men veel vooraanstaande leiders- De negers zijn ervan overtuigd, dat hun strijd rechtvaardig is voor God en dat Hij de overwinning zal schenken. Naar het oordeel van de schrijvers zal de toekomstige ont wikkeling voor een belangrijk deel afhangen van de houding die de blanke aanneemt; de neger wil met name betere huisvesting, kans op beter betaalde posities en gelegen heid tot het volgen van beter onder wijs. De meeste blanken staan hier niet afwijzend tegenover, maar de ontwikkeling gaat volgens de negers te langzaam, volgens vele blanken daarentegen te snel. De schrijvers zijn ervan overtuigd, dat de negers vastberaden zijn en niet zullen rus ten eer de overwinning behaald is. Een sterk oriënterend boek. (268 blz., 8,90). De engel en de blindeman, door mr. J. van der Hoeven. Uitgave Ploegsma Amsterdam. Een ongelukkig kind is een pro bleem dat de ouders eigenlijk niet aan kunnen, maar waarvoor zij wel kracht kunnen ontvangen. Enkele Jaren geleden werd de wereld op geschrikt door het softenonproces te Luik. Dat niet een wanhoops daad de oplossing brengt, leert dit boek. Dat men kracht kan ontvan gen, zegen krijgen en daardoor tot zegen zijn voor anderen, heeft de schrijver ondervonden. Hij was reeds geen onbekende, want hij schreef reeds vroeger het boek „Scheel engeltje". Het is het leven van een mongooltje. Hoe lief en ontroerend dergelijke kinderen zijn. beseffen slechts weinigen. De schrij ver heeft zelf de zorg voor het kind gedragen en daardoor is hij in aan raking gekomen met vele ouders en is hij temeer gaan nadenken over vele problemen in deze wereld. Ouders die dit boek lezen moeten echter niet menen, dat zij op de een of andere wijze zouden te kort schieten, wanneer zich voor hen de noodzaak voordoet, die zorg uit handen te geven. Wanneer het zoals zo dikwijls gebeurt onmo gelijk blijkt, zelf de opvoeding ter hand te nemen. Er zijn ouders die met bewonderenswaardige moed en liefde een kind bij zich houden, soms tot in hoge ouderdom. In veel ge vallen is het onmogelijk dit te doen zonder het overige gezin en ook het kind zelf te schaden. Daarom moet men er zich niet van laten weer houden, de raad van de geneesheer op te volgen. Ook is het goed, niet alleen dit boek te lezen, maar ook zelf kennis te nemen van het zegen rijke werk, dat op vele plaatsen verricht wordt, in stichtingen, waar aan de naam verbonden is van dr. mr. W v. d. Bergh die het werk 8 50) 86 6eUW be8°n' (17° blZ- Zonder mirakels, door K. L. Poll. Uitgave J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Niet alle artikelen en besohou- wlnigen zijn even vergankelijk als het medium waarin ze een plaats kregen. Dan verdienen ze te wor den gebundeld, hetgeen een grote re duurzaamheid waarborgt. Dat geldt ook deze essays die K. L. Poll geschreven heeft over een even lange als geschakeerde reeks van onderwerpen, daarbij opmer kingen makende die tot nadenken stemmen. (192 blz., ƒ6,50). Portret van Zwitserland, door J. Dominlcus. Uitgave de Spaarne- stad, Haarlem. Er is over Zwitserland, doel bij uitstek van toeristen, al zoveel ge schreven. dat de eerste indruk bij de verschijning van weer een boek er een is van verwondering. Maar een nieuw boek blijkt nog altijd mogelijk, en dit bijzonder aardige van J Dominicus vormt hiervan een sprekend bewijs. De schrijver heeft heel wat gegevens bijeengebracht, ook historische, en vertelt heel sma kelijk. Hij heeft liefde voor land en volk en weet die bij anderen ts wekken en te versterken. (200 blz., 5,90).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 13