LOONWERKER MARIS
ai voor u Gelezen
grootste werkgever in de NOP
Een merkwaardige
vrouw
door J. de Boer
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 31 JULI 1965
(Van onze speciale verslaggever)
MARKENESSE-Noncha
lant en door zijn forse
bouw optorenend tegen
alles wat zich in zijn om
geving bevindt, staat hij
in de hal met de rode,
groene en blauwe land
bouwwerktuigen. Met z'n
grote, verweerde knuisten
rukt hij een pluk vlas uit
een machine en spreidt
het lange, groene gewas
op de handpalmen uit.
„Voel 's hoe nat het alle
maal is", zegt hij. „Als
dat zo doorgaat, komt er
niets van terecht. De oogst
is goed, maar door al die
regen wordt de kans op
verrotting steeds groter."
Het is niet z'n eigen gewas,
waar de Marknesser Jan Ma-
ris over praat. Hoewel hij
kapitalen in zijn machinepark
heeft geïnvesteerd, hoewel
hij het hele jaar door tussen
de 75 en 120 man laat zaaien,
dorsen, sproeien en frezen,
kan hij geen aardappelstruik
de zijne noemen. Jan Maris is
loonwerker; hij oefent in
feite het beroep van aanne
mer uit. Het hele jaar door
zet hij zijn werktuigen voor
landbouwers in de Noord
oostpolder in, die blij zijn zelf
niet in de mechanisatie te
behoeven te investeren. Het
zelfde doet hij trouwens voor
bedrijven, zoals conserven-
fabrieken en graszaadprodu
centen.
„Loonwerker is een merk
waardig en eigenlijk verkeerd
woord", mijmert hij. „Iedereen,
die loon ontvangt, kan er staat
op maken. Vroeger heette een
loonbedrijf een loondorsbedrijf.
Men heeft de naam, die in elk
geval beter was, veranderd, om
dat ons terrein zich zo heeft
uitgebreid."
Wat een loonbedrijf tegen
woordig allemaal doet? In feite
alles wat op de groeicyclus slaat.
Akkers gereed maken, inzaaien,
poten schoffelen, oogsten, dor
sen, 'binden. Vlas, doperwten,
spinazie, bieten, aardappelen,
tarwe, gerst, haver, karwij, alles
is aan bod.
Drie miljoen
„We zijn op 't ogenblik met
vijfhonderd bunder doperwten
in Flevoland bezig", verklaart
Jan Maris. „We werken er met
twee ploegen aan van elk vijftig
i zestig man. Van 's morgens
twee tot 's avonds elf is het
daar aanpakken geblazen. Bin
nen drie weken moet alles er af
zijn, dat wil zeggen: op de weg
In vrachtwagens zijn geladen.
De eigenares is een conserven-
fabriek. Ik heb eens proberen
uit te rekenen hoeveel blikken
er af komen en ben tot een ge
tal van drie miljoen gekomen."
ook nodig om de financiële con
sequenties te regelen".
Vakkennis
Zo begon het: self de hele dag op een trekker.
toch meer als loonwerker, omdat
hij zo graag aan trekkers pruts
te.
„Ik ben begonnen bij de Cul
tuurtechnische Dienst", zegt hij.
„Het was erg moeilijk de polder
binnen te komen, maar uitein
delijk lukte het toch. Op een
vrijdag werd ik aangenomen en
de maandag daarop was ik al
op kavel 74 aan het ploegen.
Van huis had ik twee trekkers
en een binder meegenomen. Dit
is een verhaal op zichzelf, want
deze werktuigen waren eigen
dom van m'n vader, terwijl ze
door de kinderen Maris werden
geëxploiteerd. Een inderhaast
belegde familieraad was dan
Vakkennis en schuld het
waren de enige zaken, waarmee
de jonge Jan Maris startte. Zijn
éénmansbedrijf van achttien
jaar geleden is inmiddels uitge
groeid tot een miljoenenonder
neming. Hij heeft op 't ogenblik
75 man in vaste dienst, die in
het hoogseizoen juli en
augustus met zo'n 50 losse
arbeidskrachten worden aange
vuld.
De stallen voor zijn mechani
sche rossen zijn een lust voor
het oog. Als alles binnen is
maar dat gebeurt zelden
herbergen ze 60 trekkers, 22
maaidorsers, 15 pick-up persen,
10 bietenrooimachines, 5 aard-
apppelrooimachines, 5 dorsgarni-
turen en een compleet, met mo
bilofoon uitgerust wagenpark.
De prijs van één maaidorser?
Tenminste 35.000 gulden.
„We onderhouden en repare-
ren alles zelf", brengt de suc
cesvolle loonwerker naar voren.
Er is een bedrijfssmederij, ter
wijl we voor herstelwerkzaam
heden op het land zelf-bewe-
gende lasvoertuigen hebben lo
pen. We kopen pas nieuwe
werktuigen, als we ze werkelijk
hard nodig hebben; liever nog
huren we ze. Gezien het aan
bod op de markt, is over-inves-
tering een steeds dreigend ge
vaar, maar we zijn er tot nog
toe goed afgekomen."
schrijdende techniek op zijn
terrein aan nieuws levert. Zijn
stelling in dit opzicht lijkt
vreemd, maar is totaal op de
werkelijkheid geënt Zij luidt:
„Wat er aan nieuws is, is geen
nieuws, als het niet in de
Noordoostpolder werd uitgepro
beerd".
Wat hij hiermee wil zeggen, is
dat de NOP als prototype van
een goed verkavelde en effi
ciënt bewerkte landbouwstreek
bijna altijd voor experimenten
met nieuwe werktuigen wordt
gebruikt. Voordat een machine
dan ook in serie vervaardigd
wordt, heeft hij er in de meeste
gevallen al alles van gehoord of
gezien.
Ons dagelijks brood en de techniek, uitgebeeld door een moderne maaidorser.
Beurzen
Elk jaar reist Jan Maris de
landbouwbeurzen van Duits
land, Engeland en Nederland af
om te zien wat de immer voort-
Met tijd mee
„Je moet met je tijd mee",
verklaart hij. „Je kan als mo
derne ondernemer niet met ver
ouderd materiaal werken. Ons
grote probleem is dat mét de
capaciteit de omvang van het
werktuig groeit. Met de bouw
van je hallen moet je daar ter
dege rekening mee houden. Een
machine, die er eigenlijk al uit
is, is de dorsgarnituur, die uit
een trekker, een dorskast en
een pers bestaat, en gedurende
de wintermaanden in de schuur
wordt gebruikt. Voor de meeste
boeren is het veel voordeliger
meteen al op het land met de
maaidorser te werken. Men
krijgt dan alleen een slechtere
kwaliteit stro, wat de strocar-
tonfabrieken natuurlijk niet zo
prettig vinden".
„De beste chauffeurs", besluit
de nog altijd op tractoren ver
zot zijnde Jan Maris, „zijn de
vroegere paardenknechten. Ze
weten wat een rechte voor is en
ze kennen de structuur van de
grond. Mechanisatie houdt be
slist niet in dat men beter met
machines dan met graan of vlas
om moet kunnen gaan."
De les van vijftig jaar, door
prof. dr. J. Tinbergen. Uitgave
Agon Elsevier, Amsterdam.
De uitgever beveelt dit werk aan
in de aandacht van hen die be
langstelling hebben voor economi
sche en internationale politiek.
en eenvoudige wijze
voor de leek zwaar te verteren
vraagstukken van maatschappijleer
en economische politiek uit de
doeken gedaan, dat dit een voor
ieder leesbaar en interessant boek
is geworden. De schrijver maakt
onderscheid tussen het „Westen",
het „Oosten" en het „Zuiden" (de
arme landen). Hij behandelt ach
tereenvolgens de in de wereld
gegroeide verhoudingen en hun
oorzaken, de huidige toestand en
de plannen die voor de nabije
toekomst gemaakt zijn. Het is
verder belangwekkend te verne
men hoe een expert op het gebied
van de ontwikkelingslanden als
prof. Tinbergen denkt over de
mogelijkheden om de kloof tussen
rijke en arme landen te overbrug
gen, zeker nu dit probleem de
laatste jaren, ook voor ons, actueel
Is geworden. (163 blz., 6,90).
Griekenland, door Ph. C. la
Chupelle Jr. Uitgave Broekman
en de Merls, Amsterdam.
Voor toeristen, die htm vakantie
in Griekenland of op een van de
Griekse eilanden willen doorbren
gen is dit boekje een handige weg
wijzer. Het bevat een schat aan ge
gevens, die bij het maken van plan
nen goed van pas komen. De schrij
ver is een Griekenland-kenner, die
de lezer op objectieve wijze deelge
noot wil maken van zijn ruime er
varingen. (86 blz., 4,90).
De rasaenstrijd ln Amerika, door
William Brink en Louis Harria.
Uitgave J. H. de Bussy, Amster
dam.
Per ezel door Griekenland, door
Hans Werner. Uitgave Kosmos,
Antwerpen.
Het Griekenland, dat Hans Werner
beschrijft zal de toerist op de voor
hem uitgestippelde reis niet zien.
Hij zou dan de tijd moeten nemen
voor een lange zwerftocht en zich
ver houden van de door toeristen
platgetreden paden. Hans Werner
heeft zo door het land der Hellenen
gezworven. Dit kostelijke boekje
over zijn belevenissen is er het
resultaat van. Ook de illustraties
zijn van hem. (152 blz., 5,90).
Loonwerker, werkgever en stichter
van een concern.
len van het complex in Mark
nesse staat geschilderd is niet
het enige in de Noordoostpol
der, maar wel verreweg het
grootste. In Emmeloord staat
Jan Maris bovendien als de
grootste werkgever in het voor
malige Nederlandse Onderdui
kers Paradijs te boek. zomede
als de grootste loonwerker in
West-Europa. Werktuigencoöpe
raties bestaan er niet in de
NOP, wel werktuigencombina
ties.
Nog groter
„De polder telt 48.000 hecta
re". aldus Jan Maris. „Flevo
land, dat straks met een brug
over het Keteldiep binnen een
kwartier bereikbaar zal zijn, is
zelfs nog 4.000 hectare groter.
Elk jaar zaaien we 4.000 hectare
in terwijl we frezen op 1.000
hectare en dorsen op 3.000 hec
tare. Ons spuitbedrijf, dat ik
niet alleen heb, maar waar de
heer H. Visscher mede-eigenaar
van is, bestrijkt nog eens 15.000
hectare. Wat dit laatste betreft:
m'n compagnon moet maar zor
gen dat de luizen op tijd dood
gaan. Wij zorgen dan wel voor
de rest".
Zoals alle eerste-generatie-
polderbewoners er wonen
zo'n 1700 boeren in de NOP
komt de thans 46-jarige Jan
Maris ergens anders vandaan.
Zijn wieg stond in Willemstad,
waar hij tot 1947 woonde en
werkte. Als zoon van een boer
met zeven jongens had hij in
West-Brabant weinig kans op
een eigen bedrijf. De Noord
oostpolder leek hem wel, maar
y-
Deel van het complex, icaar zich de meest arbeidsintensieve
van de Noordoostpolder bevindt.
mderneming
T~\E WEG van Toulon naar
Hyères was donker, kron
kelig en gevaarlijk. Aan
weerskanten rezen hoge kale
bergen omhoog en wanneer
het over de hele lengte bij
die kaalheid gebleven was,
hadden ze eigenlijk niets lu
gubers gehad. Maar er hin
gen op verscheidene plaatsen
nevelflarden vlak boven de
enorme gevaartes.
Hier en daar zweefden ze
onzeker en op andere plaat
sen was het of ze in panische
schrik naar beneden stoven.
Het leken mismaakte wezens
die alleen de bergen als een
soort verbanningsoord had
den toegewezen gekregen en
die nu ijlings zochten naar
een schuilplaats, bang als ze
waren voor het naderend
daglicht.
Het was er doodstil. Op
het vroege uur was er nog
maar weinig verkeer en met
het toenemen daarvan zou
het gevaar ook aanmerkelijk
groter worden.
Voor het zo ver was moes
ten we deze weg achter ons
hebben. Hoog boven de top
pen zagen we het daglicht
duidelijker worden. Alleen
beneden wilde de schemer
van geen wijken weten.
De grote koplampen moes
ten het werk doen. Herhaal
delijk keken we op de teller
hoe ver we nog van Hyères af
waren.
*t Was bocht op bocht en
tussen de bergen door liepen
weggetjes die voor ons ge
voel op geheimzinnige plaat
sen uitliepen. Om de haver
klap kwamen we voor iets
nieuws te staan. Het leek wel
of de schepping hier nog niet
gereed was en alsof het on
gerepte nog niet door mensen
was aangetast. En dat in
Frankrijk, zei mijn reisge
noot. Ik glimlachte.
Frankrijk is niet overal
hetzelfde, antwoordde ik. Ik
dacht aan de vissers in de
kustdorpjes, aan het duistere
leven van Marseille en ook
aan het mondaine leven in
Parijs.
VTTE zwegen weer een poos
en kwamen Volkomen
onder de bekoring van alles
om ons heen.
Verbeeldden we het ons, of
klonk er werkelijk zachte
muziek tussen de bergen?
Naast de imponerende
werkelijkheid werd je voor
stellingsvermogen tot de
hoogste toppen gevoerd.
Op het dashboard ging een
waarschuwingslampje bran
den. We moesten nodig ben-
zine gaan tanken. De werke
lijkheid was weer volkomen
meester van de geest.
Tussen de bergen bleef
het schemerig, maar boven
de toppen pronkte al de
blauwe lucht,
Aan het begin van een
smal zijweggetje dat tussen
twee kolossen doorliep werd
ons de aanwezigheid van een
benzinepomp aangeduid. Dat
was een zorg minder.
De weg er naar toe was
hobbelig en nauwelijks be
rijdbaar.
Bij de pomp hield het
weggetje op en alleen door
uiterst langzaam achteruit te
rijden zouden we hier weer
uit kunnen komen.
Wie plaatste nu op een
dergelijke plek een benzine
pomp. Als het maar geen
valstrik was.
De gedachte aan het duis
tere leven van de havenste
den beklemde ons.
Om ons te verdedigen had
den we niets anders dan onze
blote handen. En wat zou je
daar mee uitrichten tegen
over een stel gewapende
bandieten.
Gespannen keken we naar
de gestalte bij de pomp. We
reden stapvoets verder en we
hadden het gevoel dat we
elk ogenblik in een afgrond
konden storten.
We verwensten de schemer
die het ons onmogelijk
maakte de omtrek van de
pomp nauwkeuriger te ob
serveren. Duidelijker teken
de de gestalte zich af. We re
kenden er vast op dat er
weldra vier of vijf mannen
uit een verborgen hoekje te
voorschijn zouden springen.
Achter de pomp strekte
zich een kerkhof uit, waarop
honderden verweerde graf
stenen stonden.
Het kon niet anders of de
boeven groepten daar samen
om een gunstige gelegenheid
af te wachten. De gestalte
kwam naar ons toe en wees
ons aan waar we staan moes
ten.
W7E zagen al gauw dat het
een vrouw was. Een ech
te Francaise, donker en fijn
gebouwd.
Het viel ons echter op dat
zij de elegante manier van
lopen van de franse vrouw
miste.
Wat houterig kwam ze op
ons toe.
Dit is het lokaas fluisterde
mijn reisgenoot... en wét
voor lokaas!!
Straks komen de anderen
van het kerkhof om ons te
omsingelen.
Het viel niet aan te nemen
dat een vrouw in deze omge
ving alleen de nacht zou
doorbrengen
Onze aandacht was tot het
uiterste gespannen. Met een
half oog bekeken we de
vrouw en hielden tevens het
kerkhof goed in de gaten.
Ze was ontegenzeglijk erg
mooi en het was een wrange
gedachte dat ze in dienst zou
staan van een troep misdadi
gers.
Stukje voor stukje en op
alles voorbereid draaide ik
het portierraampje open. We
waren hier naar toe gekomen
om zaken te doen en nu leek
het maar het beste om ons
als argeloze toeristen te ge
dragen.
Ze kwam vlak voor het
portierraam staan en keek
met haar mooie ogen drome
rig naar binnen. Vermengd
met de zachte berglucht
waaide een parfumgeur op
ons toe.
Ik volgde elke beweging
en vreesde dat ze plotseling
een revolver tevoorschijn
zou halen.
Ze leek echter eerder on
nozel dan geraffineerd.
Het daglicht begon zien
derogen veld te winnen en
buiten de auto ging alles er
veel rustiger uitzien. Boven
de bergen verdwenen de
laatste nevelslierten en de
zon verschafte zich toegang
tot ln de diepste ravijnen.
„Vingt" zei ik en wees op de
dop van de benzinetank. Ze
liep om de auto heen en
draaide de dop van z'n
plaats. Het was te merken
dat ze dit werk gewend was.
Ze sprak nog steeds geen
woord.
We konden maar niet van
dat wantrouwen afkomen. Er
was ook reden voor.
Dit hier immers was een
onmogelijke plaats voor een
benzinepomp en dat er een
vrouw bij stond die zo uit
haar bed kon zijn gestapt gaf
toch op z'n minst te denken.
Ze hanteerde handig de
slang en controleerde nauw
keurig de benzinemeter.
Haar lippen bleven stijf op
elkaar en we waren be
nieuwd hoe ze het klaar zou
spelen om zonder woorden af
te rekenen.
"IfREEMD, héél vreemd,
mompelde mijn reisge
noot. Bandieten waren er
niet in 't spel want die zou
den allang op ons toege
sprongen zijn.
Het was een vrouw die je
fantasie aan het werk zette.
Waar kwam ze vandaan?
Hoe kwam ze hier terecht?
Was ze in dit onherbergzame
oord van Frankrijk opge
groeid of had ze eens een
ander leven gekend.
Ze scheen zich niet te
schamen voor haar dunne
kleding.
„Madame Sans gêne",
fluisterde mijn vriend.
Geen enkele beweging van
de merkwaardige vrouw ont
ging ons.
Toen de tank gevuld was
liep ze terug naar het wacht
huisje, floepte het lichtje uit
Ons
kort
verhaal
en begon vervolgens in een
lade te rommelen.
Ik draaide het portier
raampje helemaal open en
klapte toen in mijn handen.
Ik gebaarde haar dat ik nog
betalen moest. Ze reageerde
niet en de situatie werd hoe
langer hoe raadselachtiger.
We kwamen geen stap ver
der. De zerken op het kerk
hof waren de enige getuigen
van deze wonderlijke gang
van zaken en die zwegen als
het graf waarop ze stonden.
Nog eens klapte ik in mijn
handen, lang en luid.
De bergen kaatsten het ge
luid terug. Ze keek even op
en staarde toen naar een wit
klooster, dat als een feeste
lijk paleis op een van de
hoogste bergen lag te pron
ken.
Misschien onderhield ze
daar connecties mee?
Om meer te weten te ko
men moesten we uit de auto.
Langzaam en op alles voor
bereid liepen we op het ten
gere vrouwtje toe.
Rondom het klooster begon
nen zwarte figuurtjes bedrij
vig te doen. Een tiental non
netjes daalde de berg af om
hun dagelijkse plichten te
gaan vervullen. Bij het kerk
hof sloegen ze een kruis en
verdwenen toen, gregoriaan
se liederen zingend, tussen
de rotsen.
We waren nog maar een
paar passen van de vrouw
verwijderd. Ik legde mijn
hand op haar schouder maar
ze bleef stokstijf staan en
keek niet om
Een seconde later stonden
ook wij stokstijf van schrik.
Achter het kerkhof sprong
een man overeind die met
zwaaiende armen op ons toe
kwam rennen.
Nu zouden we toch nog
meemaken wat we gevreesd
hadden. Op alles voorbereid
trok ik mijn hand terug en
concentreerde me helemaal
op de man.
blijkbaar genoeg. Er kwam
zelfs een glimlach op z'n ge
zicht.
Hij pakte haar meteen bij
de arm en leidde haar weg
als een ondeugend kind.
We stonden verbouwereerd
te kijken. De ene geheimzin
nigheid stapelde zich op de
andere.
Achter de rotsen hoorden
we de nonnetjes lachen en
daarna werd het helemaal
stil. We meenden dat ze in
gebed verzonken waren.
Niet begrijpend keken we
om ons heen. De oplossing
van het raadsel was echter
dichterbij dan we dachten.
Voor de tweede maal ver
scheen de man. Zijn gezicht
was nu een en al lach en hij
verontschuldigde zich in rad
Frans met duizend woorden
en drukke gebaren. Bij zo
veel vriendelijkheid waagden
we het naar de vrouw te
vragen.
Hij hielp ons weldra uit de
droom.
Kijk, zei hij, terwijl hij op
de meter wees, deze pomp is
al jaren buiten werking. Er
is geen spatje benzine meer
in.
En toen, zijn stem dem
pend: Mijn vrouw is slaap
wandelaarster en omdat ze
vele jaren bij deze pomp ge
staan heeft komt ze in haar
slaap nog vaak terug.
Ongelovig keken we van
de man naar de lege pomp
en toen naar onze lege tank.
Ineens drong zich de hu
mor van het geval aan ons
op. Samen met de kleine
Fransman lachten we er har
telijk om.
Eindelijk gingen we weg
op zoek naar de eerstvolgen
de benzinepomp.
Negentig procent van de negers in
de VS hoopt, dat de integratiepoli
tiek tot gevolg zal hebben een behan
deling door de blanken als gelijken;
slechts tien procent wenst voor de
toekomst meer intieme betrekkingen
met blanken. Dit is een van de con
clusies waartoe de schrijvers ko
men in dit in opdracht van het blad
Newsweek geschreven en door N.
Senduk-Lammers vertaalde boek.
Gebleken is, dat de neger vooral
psychisch onder de discriminatie
lijdt. De kerk heeft in de strijd van
de negers een grote rol gespeeld;
van oudsher lag hier een centrum
van verzet en uit haar kringen ko
men veel vooraanstaande leiders-
De negers zijn ervan overtuigd, dat
hun strijd rechtvaardig is voor
God en dat Hij de overwinning zal
schenken. Naar het oordeel van de
schrijvers zal de toekomstige ont
wikkeling voor een belangrijk deel
afhangen van de houding die de
blanke aanneemt; de neger wil met
name betere huisvesting, kans op
beter betaalde posities en gelegen
heid tot het volgen van beter onder
wijs. De meeste blanken staan hier
niet afwijzend tegenover, maar de
ontwikkeling gaat volgens de negers
te langzaam, volgens vele blanken
daarentegen te snel. De schrijvers
zijn ervan overtuigd, dat de negers
vastberaden zijn en niet zullen rus
ten eer de overwinning behaald is.
Een sterk oriënterend boek. (268
blz., 8,90).
De engel en de blindeman, door
mr. J. van der Hoeven. Uitgave
Ploegsma Amsterdam.
Een ongelukkig kind is een pro
bleem dat de ouders eigenlijk niet
aan kunnen, maar waarvoor zij wel
kracht kunnen ontvangen. Enkele
Jaren geleden werd de wereld op
geschrikt door het softenonproces
te Luik. Dat niet een wanhoops
daad de oplossing brengt, leert dit
boek. Dat men kracht kan ontvan
gen, zegen krijgen en daardoor
tot zegen zijn voor anderen, heeft
de schrijver ondervonden. Hij was
reeds geen onbekende, want hij
schreef reeds vroeger het boek
„Scheel engeltje". Het is het leven
van een mongooltje. Hoe lief en
ontroerend dergelijke kinderen zijn.
beseffen slechts weinigen. De schrij
ver heeft zelf de zorg voor het kind
gedragen en daardoor is hij in aan
raking gekomen met vele ouders en
is hij temeer gaan nadenken over
vele problemen in deze wereld.
Ouders die dit boek lezen moeten
echter niet menen, dat zij op de
een of andere wijze zouden te kort
schieten, wanneer zich voor hen de
noodzaak voordoet, die zorg uit
handen te geven. Wanneer het
zoals zo dikwijls gebeurt onmo
gelijk blijkt, zelf de opvoeding ter
hand te nemen. Er zijn ouders die
met bewonderenswaardige moed en
liefde een kind bij zich houden, soms
tot in hoge ouderdom. In veel ge
vallen is het onmogelijk dit te doen
zonder het overige gezin en ook het
kind zelf te schaden. Daarom moet
men er zich niet van laten weer
houden, de raad van de geneesheer
op te volgen. Ook is het goed, niet
alleen dit boek te lezen, maar ook
zelf kennis te nemen van het zegen
rijke werk, dat op vele plaatsen
verricht wordt, in stichtingen, waar
aan de naam verbonden is van dr.
mr. W v. d. Bergh die het werk
8 50) 86 6eUW be8°n' (17° blZ-
Zonder mirakels, door K. L.
Poll. Uitgave J. M. Meulenhoff,
Amsterdam.
Niet alle artikelen en besohou-
wlnigen zijn even vergankelijk als
het medium waarin ze een plaats
kregen. Dan verdienen ze te wor
den gebundeld, hetgeen een grote
re duurzaamheid waarborgt. Dat
geldt ook deze essays die K. L.
Poll geschreven heeft over een
even lange als geschakeerde reeks
van onderwerpen, daarbij opmer
kingen makende die tot nadenken
stemmen. (192 blz., ƒ6,50).
Portret van Zwitserland, door J.
Dominlcus. Uitgave de Spaarne-
stad, Haarlem.
Er is over Zwitserland, doel bij
uitstek van toeristen, al zoveel ge
schreven. dat de eerste indruk bij
de verschijning van weer een boek
er een is van verwondering. Maar
een nieuw boek blijkt nog altijd
mogelijk, en dit bijzonder aardige
van J Dominicus vormt hiervan een
sprekend bewijs. De schrijver heeft
heel wat gegevens bijeengebracht,
ook historische, en vertelt heel sma
kelijk. Hij heeft liefde voor land
en volk en weet die bij anderen ts
wekken en te versterken. (200 blz.,
5,90).