Liech ten tei n Rudolf Spoor heeft historie der ruimtevaart compleet Diverse kwallen voor de mens kwaadaardig door Hans van Haeiten ZONDAGSBLAD ZATERDAG 3 JULI 1965 Hartslag van John Glenn OP 19 augustus 1957 steeg de Amerikaan se majoor David Simons in een daarvoor speciaal geconstrueerde ballon gondel tot een hoogte van 35 kilometer. Op die hoogte werd met een auto matisch werkende camera een foto van hem gemaakt en die foto werd gepubli ceerd in vrijwel alle West- europese kranten. Rudolf Spoor uit Heemstede zag de frto en dacht: Die wil ik hebben. Nog dezelfde avond schreef hij majoor Simons een brief. Een paar dagen later had hij het voor hem zo kostbare document in zijn bezit, voorzien van een hand tekening van de majoor met daaronder geschreven With highest regards - Met de hoogste groeten. In 1960 viel dezelfde gon del te bekijken op de Floriade te Rotterdam. Meer dan bekijken was er beslist niet bij. Twee stoere Amerikanen zorgden ervoor, dat belang stellende bezoekers de ge wenste afstand tot het appa raat bewaarden. Rudolf Spoor toonde hun de foto's, die hij van majoor Simons had ontvangen. Hé, zeiden de Amerikanen, dat is aar dig. Ga maar in de gondel zitten dan maken wij een foto van jou. Deze foto nu zond Rudolf Spoor naar majoor David Simons. Hij voor zag hem van zijn handtekening en schreef daaronder With lowest re gards Met de laagste groeten. Met deze beide foto's nu legde Rudolf Spoor de Rudolf Spoor in zijn kamer met kostbare attributen. van de Amerikanen hun ruim tevaarders voorzien. Ja, wat heeft Rudolf Spoor niet! SPOETNIK Feitelijk begon hij eerst een verzameling op te zetten, toen Spoetnik 1 de ruimte in ging. Dat was op 4 oktober 1957. Hij knipte alles uit wat daarover in de kranten verscheen en borg dit op in een map. Hetzelfde voor een verza meling op het gebied van de ruimtevaart, die in alle op zichten uniek genoemd mag worden. BEZETEN Rudolf Spoor, nu 26 jaar en cameraman bij de NTS, is beze ten van de ruimtevaart. Hij bezit 55 dikke plakboeken vol krantenknipsels en tientallen authentieke foto's, die op dat onderwerp betrekking hebben. De knipsels zijn uit de belang rijkste kranten die in de wereld verschijnen, tot zelfs uit de Russische toe, en de foto's van de groten onder de astronauten en kosmonauten. Hij heeft een foto van Juri Gagarin voorzien van handtekening, van John H. Glenn Jr., van Alan B. Shepard Jr. Voorts heeft hij een foto, eveneens met handtekening van president Lyndon B. Johnson en van de grote raket-deskundige Werner von Braun, om maar een greep te doen. Daarnaast beschikt hij over een complete collectie ruimtevaart-postzegels en over een groot aantal band jes. waarop geluiden uit de ruimte zijn opgenomen. Hij kan de hartslag van John Glenn laten horen (blub, blub, blub) en de Kerstboodschap die oud president Eisenhower van uit ue ruimte de wereld deed toeko men. Hij is in het bezit van enkele voedsel-tabletten, waar- deed hij met het nieuws over Spoetnik 2, die het t hondje Lai- ka in de ruimte bracht, en daarna met Spoetnik 3. Zijn vrienden, wie hij eens de kran teknipsels toonde zeiden: „Dat is leuk, daar moet je mee doorgaan". Rudolf Spoor ging er mee door. Na de Russen kwa men de Amerikanen de Vanguard, de Explorer alles werd geknipt en opgeborgen. Maar intussen schreef Rudolf Spoor brieven. Brieven naar de commandanten van de bases en brieven naar de ruimtevaarders. Hij vroeg hun om inlichtingen over de raket en over hun bevindingen. In die dagen zul len. verspreid over de gehele wereld, honderden jongens brieven hebben geschreven aan commandanten van bases en aan ruimtevaarders, maar het aantal dat antwoord kreeg zal wel gering zijn geweest. Rudolf Spoor behoorde tot de gelukki gen. Hij moet wel over een bijzondere pen beschikken, want geen van zijn brieven is ooit onbeantwoord gebleven. Er was zelfs een Amerikaanse ge neraal, die hem tussen de regels door excuses aanbood voor het feit. dat hij een brief zo lang onbeantwoord had gelaten... AAPJE In de loop van de jaren kreeg Rudolf Spoor een schat van gegevens over ruimtevaart-za ken en daarbij een ongekende collectie curiosa. Hij ontving een foto van het aapje Baker met een pootafdruk en ape- haartjes, met een officiële verklaring, dat afdruk van poot je en haartjes echt waren. Hij ontving een stukje folie van de Echo-ballon die de Amerikanen lanceerden, een brief gepost op Cape Canaveral op 20 februari 1962, de dag waarop John H. Glenn Jr. zijn vlucht maakte met de Mercury-capsule, een brief met foto en handtekening van Scott Crosfield, de testpiloot van het Amerikaanse raket vliegtuig X-15. En toen hij een maal, door zijn brie ven, in Amerika vooral, bekendheid had gekregen als de Hollander, die een niet te verzadigen honger had naar wetenswaardigheden over ruimtevaart, werd hem allerlei materiaal toegezon den zonder dat hij daarom vroeg. Alan Shepard verrast hem nu nog menigmaal met foto's waar op astronauten staan afgebeeld. Rudolf Spoor kan door dit alles zonder de waarheid geweld aan te doen zeggen, dat hij de ge schiedenis van de ruimtevaart compleet bezit. GEHEIM Dit schijnt e ■emd. een. Men schrijft op de envelop: Rudolf Spoor, ruimtevaart- enthousiast, Heemstede (en de post weet dan de rest wel), maar ook Werner (naar Von Braun) Rudolf Spoor of Joeri (naar Gagarin) Spoor. SUCCES Zijn grootste succes boekte hij bij het bezoek van (toen nog vice-)president Lyndon B. John son aan Amsterdam tijdens de Amerikaanse voedseltentoon- stelling. Hij stond met Johnson, die toen in de Verenigde Staten hoofd van het bureau ruimte vaartzaken was al schriftelijk in contact. Rudolf Spoor: „Maar ik wilde hem ontmoeten, met hem spreken. Het protocol stond ech ter niet toe, dat ik aan hem werd voorgesteld. Dank zij de hulp van allerlei mensen in het RAI-gebouw, kreeg ik een dus danige plaats dat ik hem ge makkelijk zou kunnen aanspre ken. Goed, Johnson komt aan, ik stap op hem toe en zeg: Meneer de vice-president, ik ben Rudolf Spoor en u heeft mij een enkele maal geschre ven. Kijk, hier is een van uw brieven. Zei Johnson: Zonder die brief had ik je toch wel herkend. Die verzameling van jou heeft een grote indruk op mij gemaakt. Een Amerikaanse radioreporter nam het gesprek dat toch enkele minuten duurde op en 's avonds werd het over 68 Westeuropese stations uitge zonden. Het was geweldig. Er zijn stapels foto's van mijn ont moeting met JohnsoD gemaakt." RAKET Enige malen heeft Rudolf Spoor zelf raketten afgeschoten. „De eerste ging de lucht in op zaterdag 13 september 1959. Het was een gloeiend-hete dag. Straatmakers waren voor de deur aan het werk en de buren lagen te zonnen in hun tuintje. Ik wilde de raket lanceren in de duinen van Zandvoort, maar mijn vader zei: Doe het maar in de achtertuin. Ik ontsteek de lont en ik hoor een geweldig gesis. Mijn moeder riep: Kom gauw hierheen, en dat heeft waarschijnlijk mijn leven gered. Kort daarop hoorden we een verschrikkelijke knal, de raket schoot twaalf meter omhoog, ontplofte en kwam over de hoofden van de buren drie vier tuinen verder terecht. Van alle kanten kwamen mensen toelo pen. Een van de straatmakers vroeg: Is de gasoven ontploft? Welnee, zei mijn moeder, mijn zoon schiet maar een raket af. Ergens moet ik natuurlijk een fout: hebben gemaakt, maar op Cape Canaveral maken ze ook fouten. Later heb ik in de duinen een eigen raketbasis in gericht, die ik Cape Bentveld noemde. Daar heb ik de SP(oor)-7 afgeschoten, dat was een met kevertjes bemande ra ket. Een 62 meter ging hij omhoog, toen keerde hij prach tig terug. De kevertjes voelden zich nog lekker „NOOIT" Rudolf Spoor kan uren lang praten over ruimtevaart zonder dat hij zijn bezoeker ook maar een ogenblik verveelt. Dat komt omdat hij de kunst verstaat de stof, die hij wel tot in de finesses zal beheersen, voor de leek boeiend te maken. Ook omdat hij zo enthousiast is, dat je er door gegrepen wordt. Hij heeft nog vele wensen. Een van die wensen is een uitnodiging te krijgen naar Amerika te komen voor een bezoek aan een van de raketba- is aangebrokenDe (toei ing in Rudolf Spoors boek gebied van d nog vice-)president van de Verenigde Staten T.yndon B. Johnson „Ach, ik ken u wel, ik heb bewondering voor hetgeen u op het hebt verzameld." de „Dat nooit. Ik zou niet dur ven. Maar dat hoeft ook niet. De grote Werner von Braun blijft ook op de grond. We hebben allemaal onze eigen taak in het leven. De een gaat de ruimte in, de ander ver zamelt daarover gegevens, en met dat laatste heb ik het druk genoeg". T/" WALLEBETEN kunnen het genoegen van een bad in zee bederven. Maar laat u niet afschrikken: veel gevaar is er niet aan ver bonden, al moeten de ge volgen van een kwallebeet meestal door de dokter be handeld worden. Door de plekken, ontstaan doordat de kwal zijn tentakels uitspreidt en op het lichaam van de bader vastzet, met ammo niak aan te tippen, is het leed gauw geleden. Twee soorten kwallen zijn voor de mens kwaadaardig: de haar- en de brandkwal, dat zijn de blauw achtige en de oranjegele. Veel is er aan de dieren niet te ontdek ken. Het zijn bolvormige dieren met een groot aantal tentakels, voorzien van pijltjes met pijnver- wekkend vocht erin. Deze tenta kels zijn zeer lang, soms langer dan de doorsnede van de kwal, die wel 30 tot 40 centimeter groot kan Personen met een gevoelige huid moeten uit de buurt van de kom paskwal blijven. Verder is hef dier niet kwaadaardig. Het is zo'n 15 centimeter in doorsnee en is wel de mooiste onder de kwallen van wege de donkere goudbruine ver siering op de bovenkant. De oorkwal verschijnt meestal in het voorjaar. Hij is ongeveer 20 centimeter in doorsnee en fraai doorzichtig. De kleur is namelijk waterachtig. Het dier is voor de mens volkomen ongevaarlijk. vrij hoog en groot, hoewel min der groot dan sommige brand- kwallen, namelijk een 25 centi meter. Opvallend is dat deze kwaj zwaarder en vleziger is dan zijn soortgenoten. Niet groot Vleziger Op onze stranden komt de zeepaddestoel het meeste voor. Deze kwal treft men vooral in de nazomer veel aan. Ook al weer een ongevaarlijk dier. De zeepaddestoel lijkt op een ge wone bospaddestoel: het dier is Het kwallengevaar is dus aan onze kust niet groot, al geven we toe dat niet ieder de kwallen in zee op een afstand in him soorten kan herkennen. De leefwijze is merkwaardig. De zeepaddestoel bijvoorbeeld vangt zijn prooi door middel van kleef- cellen, ongeveer zoals de vlees etende planten dat doen. De kwal len brengen eieren voort, waaruit larven komen, die op de zeebodem wortel schieten. Hieruit ontwikke len zich poliepen, die zich aan de takken van een plant vastzetten. Als de poliep volgroeid is, laat hij de stengel los en het kwalleleven kan beginnen. Wat is 'nu het geheim, dat Rudolf Spoor er bij de Ameri kanen zo goed „opstaat", dat hij krijgt wat hij vraagt of niet vraagt? Hij zei: „Ze weten dat ik er wat mee doe, dat ik het niet voor mezelf houd. dal ik het als het als het ware uii- Hij houdt lezingen en hij organiseert tentoonstellingen en tentoonstellinkjes. Zijn grote expositie was Van Spin tot Spoetnik, gehouden in Haarlem in september 1961 en geopend door Haarlems burgemeester. In twee weken kwamen 7.500 be langstellenden de uitgebreide collectie van Rudolf Spoor be kijken. Onder hen ivoren vier Engels sprekende heren, die zich ontpopten als leden van de Russische ambassade in Den Haag en door wier toedoen Rudolf Spoor een foto met handtekening van Juri Gagarin in zijn bezit kreeg. Daarnaast heeft hij veel fan mail te beantwoorden. Brieven van verzamelaars als hij, die hem om inlichtingen vragen of die hem een of ander document voor zijn verzameling toesturen. De adressering loopt sterk uit- De beste leer Het Remonstrants Weekblad pu bliceerde het volgende gedicht uit het familie-archief der Van Slinge- landts. Het werd vervaardigd in de zeventiende eeuw, toen „een Gerefor. meerd predikant zijn hu ijs zullende verwen, de ladder leende van de Remonstrantse kerk". De grootste predikant der Haagse predikanten, een van de minste niet tegen liet gevoel der remonstranten zich liet horen op de stoel, heeft zelfs onlangs aanvaard de leer der remonstranten. De speciaal geconstrueerde gondel van majoor David Simons kreeg een plaats op de Floriade te Rotterdam. Rudolf Spoor mocht er bij hoge uilzondering een ogenblik in zitten. schoon hen de waarheid blijkt zeer klaar van deez' historie, hem laten zyn beroep en keuren 't wel gedaan. Om dies wil, dat de leer der remonstrantse kerke de hemel nader komt, dan leraars eigen leer. Die dit rechtzinnig vat, verwondert zich niet meer, maar neemt de hoogste leer, die 't hoogste zoekt te werken. I/IJK, BEGRIJP me asje- blieft niet verkeerd: ik heb een schat van een vrouw, echt een lie verd. Ze is hartelijk, spon taan, nooit humeurig en ze weet mijn wensen te vervul len nog voordat ik ze uit spreek. Zelfs mijn vriend Jan, die toch niet klagen mag over zijn vrouw, houdt niet op met mij te zeggen, dat ik een beste keus heb gedaan, en ik meen dan in tijn stem altijd een tikkeltje jaloersheid te bespeuren wat mijns inziens overdreven is, want hij kan zich eveneens zeer gelukkig prijzen. Maar goed. ik heb het dus goed-beter-best getroffen. Ze kan koken, mensen, koken! U zou eens bij me moeten komen eten. Dat is trouwens geen eten meer. dat is dineren, dat zijn maaltijden, zo voortreffelijk klaargemaakt, dat je, zonder je in je zondagse pak te hebben gestoken, niet aan tafel durft gaan. En toch, de ingrediënten zijn helemaal niet buitenissig. Maar het is de wijze waarop het geheel tot een kunststuk wordt gevormd. Nee, heus geen dure sauzen of wijnen van een heel oud jaar. Het is allemaal gewoon, hetzelfde wat u ook eet. Doch hierin ligt nu het verschil: als u bruine bonen opdient zegt de hele familie: dat zijn bruine bonen. Als u bij mij bruine bonen eet, vraagt u met een diepe zucht van ver rukking: Wat het is, weet ik niet, maar ik heb nog nooit zo lekker gegeten. Kunt u mij het recept ook geven? WE BEGRIJPEN elkaar dus goed: geen klagen mij nerzijds. Niet de minste reden voor. Een ander punt. De kleding. Zoals mijn vrouw haar japonnen draagt, draagt geen vrouw ze. Net dat beetje nonchalante, dat een vrouw karakter geeft. De japonnen van mijn vrouw zijn mooier, geraffineerder, duurder van aanblik dan de duurste creaties van Dior. En toch maakt ze ze allemaal zelf. En niet eens van zulk een erg prijzige stof. Maar het is de manier waarop ze de mouwen inzet, het roesje plaatst, de banen laat lopen. Begrijpt u? Het is net dat ene, wat een ander niet doet En dan het maken van sur prises. Mensen, mensen, daar kan niemand van u tegenop. Ik zal u eens uitnodigen Sinter klaas bij ons te komen vieren. Zult u wat zien! Kunt u met noemen. Mijn vrouw had als surprise een poes van karton gemaakt. Aardig, zult u zeggen. Nee, dat was niet aardig meer. in een woord groots. gis me zo, dat ik naar de keuken hol om een schoteltje met melk voor het dier te halen. Dat is nu mijn vrouw. En dan haar smaak voor het inte rieur. Knap. Ik ben maar een eenvoudig man en kan me echt niet veroorloven duur antiek te kopen. Mijn stoelen haal ik meestal van het Waterlooplein te Amsterdam. Maar dan kom ik met zo'n stoel thuis als u hem zou zien zou u zeggen: Laat u die stoel morgen door de vuilnisman weghalen of vandaag nog? Moet u uw be zoek een paar dagen later her halen, zult u wat zien. Het is voorgekomen, dat kenners van antiek een stoel, die ik voor 34 cent op de Amsterdamse markt- van-alles had gekocht, na de restauratie door mijn vrouw, bijna flauw vielen en stamel den: Kan ik dat bijzonder fraaie meubel van u kopen? Ik ga tot duizend gulden. HOORT U van op hè? En nu weet u nog niet eens alles. Ik kan echt nog best een tijdje doorgaan. Even doen? U moet de hoeden zien, die mijn vrouw zelf vervaardigt. Van een enkel eenvoudig lapje en een kaal bolletje, vormt ze iets fantas tisch, ik zeg: fantastisch. Een krant heeft de hoed van mijn vrouw eens beschreven de journalist durfde het woord „hoed" niet eens noemen, hij sprak van een „toque". Voorts: de wijze, waarop miin vrouw het huis schoonmaakt. Als ze daarmee klaar is, is het lruis ook echit wat je noemt „schoon". Je merkt het, zodra je de kamerdeur opent. Je zegt dan: dat huis is schoon. Je ziet het, je ruikt het, je hoort bet. Tot slot: de manier, waarop mijn vrouw het gezin weet te leiden! Een hoogleraar heeft haar eens in volle ernst ge vraagd: U heeft zeker psycho logie gestudeerd. Maar zc heeft alles van nature. Ze voelt het, als het ware, hoe ze met de kinderen moet omspringen, hoe ze, in het algemeen gezegd, mensen moet benaderen. Dat is een kunst op zich zelf. GELOOF IK. dat ik op dit moment moet ophou den mijn vrouw te roe- wil ik niet de kans Nu verafschuwen, omdat zo geweldig ls. Natuurlijk, ze heeft haar fouten, maar ik heb die nog nooit kunnen ontdek ken, op één fout na dan, en daarover wil ik u vertellen. Wat ik tot nu toe zei, dient alleen om bij u eventueel de indruk weg te nemen als zou ik geen respect voor haar hebben. Dat niet. Kijk, het vervelende bij mijn vrouw is, dat ze nu al jaren achtereen elk jaar haar vakan- ie in Liechtenstein wil door brengen omdat het daar zo rustig is. En dat staat me tegen. Eerlijk gezegd, houd ik niet van Liechtenstein, het ligt me niet, de mensen nog wel, maar de sfeer niet. De eerste keer was het aardig, de tweede keer ook nog, maar nu, na elf keren heb ik letterlijk van Liechten stein tabak. Liechtenstein kan me gestolen worden. Daar komt nog iets bij. Als je zo tegen het voorjaar op kan toor over je vakantie begint te praten, zegt de ene collega: Ik ga dit jaar eens naar zee. en de ander: Ik wil de bossen gaan opzoeken, een derde gaat kam peren op de hei, een vierde vlucht naar Italië, en ik. ik moet altijd maar zeggen: Ik ga Liechtenstein, of zij zeg- VJ kent dat wel. Ons kort verhaal VORIG JAAR ben ik begon nen daarover mot te ma ken. En goed ook. Ik kwam thuis en zei: Ik weet niet wat jij doet, maar ik ga niet naar Liechten stein dit jaar. O nog niet, antwoordde ik agres sief, maar niet naar Liechten stein. Ik zag, dat mijn vrouw me peinzend aankeek, en dat ver trouwde ik niet. Ik moet niets van peinzend-aankijken hebben. Dus zei ik snel: Weet je wat we dit jaar doen? We gaan een vraagteken-reis maken. Dat wil zeggen, niemand mag weten waar we heengaan, jij kient het helemaal uit en voert ons naar een heerlijk oord. Wat zeg je Doen we. De daarop volgende maanden zat het gehele gezin in span ning. op mijn vrouw na dan. Iedereen barstte van nieuws gierigheid, maar mijn vrouw zweeg in alle talen. Ze bewaar de haar geheim goed. In de avonduren was ze druk doende kaarten te bestuderen van Frankrijk, België, Oostenrijk, Italië, zelfs kwam er een kaart van Mallorca op tafel. Eerlijk, ik kon er geen touw aan vastknopen. En hoe ik viste, ik kreeg niet beet. We wisten geen van allen waar we aan toe waren, toen we op de eerste vakantiedag in een taxi die zwaar was van de koffers naar het station reden. We reden eerst met de trein naar Amsterdam. Ha, zeiden de Waarom Parijs?, vroeg kwasi nieuwsgierig. Ja, zei ik, Parijs, en Parijs, omdat ik dat e< lijke stad vind. O, zei mijn vrouw, bleef het die avond bij. Een paar avonden later her vatte ze het gesprek. Zei jij niet, dat je naar Parij6 wilde?, begon ze. Jazeker, antwoordde ik, dat heb ik inderdaad gezegd. O, zei ze weer. Een ogenblik bleef het stil. Toen vervolgde ze: Kijk, ik heb er eens met de dokter over gesproken, maar die raadt je af Parijs Ze glimlachte slechts. In Am sterdam reden we in een taxi naar Schiphol. Fijn, dacht ik, dat wordt Spanje of Mallorca. Het vliegtuig zette koers naar Engeland. De kinderen waren uitgelaten. Wordt het Londen, 'e?. vroegen ze verrukt, s avonds zaten weer in Liechtenstein en daar bleven we drie weken zitten. Geweldig, siste ik tussen mijn :anden, ik ben blij, dat ik er ben. TK HAD ME voorgenomen, A dat het dit jaar Frankrijk zou worden. Ik ben dol op Frankrijk. Ik houd van de Franse geest, de Franse wijnen en de Franse sfeer. En ik houd van Parijs. Hebt u wel eens door Parijs gezworven? Wel eens zitten dromen aan de oevers van de Seine? Wel eens in de boeken stalletjes gesnuffeld? Wel eens in een bistro wat staan kletsen onder het genot van een rood wijntje? Mooi hè? Ik ken een plaatsje dicht bij Parijs en daar wilde ik heen. Stiekum had ik informaties in- fiewonnen bij een reisbureau, k wist alles van prijzen, en ik kwam dus goed beslagen ten ijs, toen het onderwerp: Vakan tie. werd aangeroerd. Waar gaan we heen?, vroeg mijn zoon. Niet naar Liechtenstein, zei ik boosaardig. Waarheen dan wel?, infor meerde hij verder. Naar Parijs, zei ik met een stem, die geen tegenspraak duldde. Mijn vrouw zei niets. Ten minste niet op dat moment. Later op de avond kwam ze er op terug. daar voor je genoegen een maand te zitten. Hij zegt, dat je daar niet tot rust komt. Hij zou het beter vinden als je een rustiger streek opzocht Met de dokter heb ik niets te maken, zei ik grof. Natuurlijk niet, zei mijn vrouw, we doen gewoon ons eigen zin, we gaan naar Parijs. ZIEZO, dacht ik, dat hebben we gewonnen. Van Liech tenstein zijn we verlost. Heerlijk een kopje koffie drinken op de boule vards, winkeltjes kijken, snuffe len in oude boekjes, schilde rijen bewonderen, wandelen in het Bois de Boulogne, mis schien nog eens naar Versailles. Een paar dagen later zei mijn vrouw: Geef me eens even tweehonderd gulden? Tweehonderd gulden?, vroeg ik. Waar heb je die voor nodig? Als een kind zo onschuldig keek mijn vrouw me aan. Wat dacht je?, zei ze. We gaan toch naar Parijs? Daar heb ik kleren voor nodig, en die moet ik kopen en dat kost geld. Ik gaf haar de tweehonderd gulden zonder een woord te zeggen. Drie dagen later zei ze: Heb je nog eens tweehonderd gul den voor me? Alweer?, schreeuwde ik, Waarvoor dan nu? Ach, met die oude koffers van ons kunnen we niet naar Parijs. Iedereen zou ons uitla chen. Morgen ga ik dus nieuwe koffers kopen en tegelijkertijd wat hoedjes. Weer haalde ik het geld uit mijn portefeuille. Een week lang bleef het rustig. Toen kwam een vriendin o[ bezoek. Ze zei tegen mijn vrouw: Het is helemaal in orde, en je krijgt ze voor een koopje, voor 500 maakt die dame ze kant en klaar. Wat?, vroeg ik argwanend. O, zei mijn vrouw, niets. heb twee avondjaponnen be steld voor het geval we naar de Opera gaan. en je hoort het, het is niet eens duur. Heb jij even 500 voor me? Ja, viel de vriendin in. Parijs kost geld. Parijs kreunde ik. Parijs, we gaan helemaal niet naar Parijs, we gaan naar Liechtenstein. Ach, zei mijn vrouw, als JIJ dat dan zo graag wil, zal ik me daar wel bij neerleggen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 19