Keur van kwaliteit op expositie
een klein wonder
Loflied voor Tegenstem
Muziek Nederlandse
componisten
Tentoonstelling van Haags porselein
Het mes op de keel
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 22 MEI 1965
Ook jubileumservies van Koningin
bet Gemeentemuseum
gericht was. werd er in de zogehe
ten gegoede families nog naar
hartelust op dit gebied verzameld.
Rage
lil
Deze merkwaardige rage ont
stond nadat Saksen in zijn porse
lein de Chinese hoogte had weten
te benaderen, terwijl daarvoor
in de 17de eeuw het Delfts
aardewerk voldoende de vraag
opving.
Niet te verwonderen dat een
koopman als Lyncker als het ware
rook. dat hier voor zijn waren een
markt te vinden was, reden waar
om hij letterlijk op de jaarmarkten
verscheen om behalve porselein,
ook bonen en linzen te slijten.
Winkel
Dat er niettemin op deze exposi
tie een dergelijk keur van kwali
teit bijeen werd gelezen, mag niet
minder dan een klein wonder
worden genoemd. Alleen al de
stukken die het Koninklijk paar
afstond, zouden al ruim een gang
naar het museum rechtvaardigen.
Begrijpelijk dat H.M. de Koningin
uitermate trots op dit bezit is en
ook niet schroomde hiervan in het
openbaar te getuigen.
Daarnaast echter is er een der
mate rijke verscheidenheid, dat de
bezoeker-in-spe maar rekening met
het feit moet houden, dat hij
waarlijk niet in een uurtje uitge
keken raakt.
Het bestuderen van de decors
die in negen delen (of soorten)
voorkomen, ondergebracht in b.v.
scènes met figuren, klassieke
Eén van de stukken van het kost
bare 19-delige eetservies uit de
verzameling van koningin Juliana
en prins llernhard, welwillend af
gestaan voor de expositie in het
Haags Gemeentel
Slechts van 1776 tot 1790
heeft Den Haag kunnen bogen
op een eigen porseleinmanufac-
tuur, een veel kortere levens
duur dan die der andere Euro
pese porseleinfabrieken. De
oorzaak zal hier wel moeten
gezocht in het ontbreken van de
steun van een vorst of rijk
edelman, die elders wel het
geweldige kapitaal fourneerde
dat nodig was voor de kostbare
investeringen.
De eigenaar van de Haagse
fabriek. Anton Lynckes. heeft dit
alles zelf moeten doen, hoewel
Prins Willem V toch wel daad
werkelijk steunde door het nemen
van aandelen.
Aan het hoogwaardige gehalte
van het produkt, benevens het
korte bestaan van de fabriek, zal
het wel te wijten, of zo men wil,
te danken zijn. dat Haags porselein
zeer gezocht en begeerd, maar nog
moeilijker te vinden was.
In de buitenlandse museale of
Sarticuliere collecties vindt men
et slechts met een enkel stuk
vertegenwoordigd, omdat de pro-
duktie in hoofdzaak door de Haag-
»e burgerij zelf werd afgenomen.
De eerste
Het Ls voor het eerst, sinds de
opheffing van de fabriek in 1790
dat er een overzichtstentoonstelling
van Haags porselein ia georgani
seerd en het is de grote verdienste
van mej. dr. Beatrice Jansen, dat
zij die na oneindig veel moeite
en speurzin in het Haags
Duivelsfortuin
Duivelsfortuin, door mr. A.
Roothaert. Uitgave A. W. Bruna
en Zoon. Utrecht.
Nadat hij acht jaar heeft gezwe
gen zijn laatste boek was inder
tijd ..Vlimmens tweede jeugd"
heeft mr. A. Roothaert opnieuw de
pen opgenomen. Het resultaat is
..Duivelsfortuin" en als men dit
boek beziet, ervaart men dat Root
haert. al was hij die acht jaar niet
productief werkzaam, in ieder ge
val niet heeft stilgestaan. Want de
stijl van toen is een andere dan
die in ..Duivelsfortuin". Het luch
tige is verdwenen. De humor en
ook de spanning werden directer,
indringerder. ook rauwer. ..Dui
velsfortuin" is vrij hard. precies
zoals de titel hard is.
Roothaert sluit al is hij geen
Vlaming maar een Brabander met
dit boek aan bij oen generatie
Vlaamse schrijvers, die geen blad
voor de mond neemt, goed met
beide benen is verankerd in de
Vlaamse zeeklei en dan nog op
kruistocht gaat ook Die kruistocht
voert Roothaert tegen een bepaald
type Antwerpse regerende fami
lies. Men zou in Rotterdam zeggen:
een havenbaronnengeslacht.
Roothaert beleeft zijn litteraire
kruistocht in de vorm van een
thriller, knap opgezet en boeiend.
Eigenlijk is hij reeds met zijn
-■ wrid.
reëler geworden. Niet tegen
maar "n heilig huisje, maar tegen
maatschappelijke verhoudingen,
die hij hard aanpakt, zonder direct
als sociaal hervormer te moeten
worden gezien Het gaat hem niet
om totale afbraak, wel om grondi-
-- - hw f 1150).
Gemeentemuseum heeft bijeenge
bracht. een instelling trouwens, die
zelf de beschikking over het groot
ste en voornaamste bezit op dit
gebied heeft. Maar om tot een
compleet overzicht te komen moest
er naarstig en tijdrovend worden
gespeurd bij particulieren en an
dere openbare instellingen.
Het is daarom met grote dank
baarheid, dat hier mag worden
vermeld, dat H.M. de Koningin en
Z.K.H. de Prins der Nederlanden
bereid werden gevonden een ge
deelte van het schitterende Haagse
servies, dat zij ter gelegenheid van
hun 25-jarig huwelijksfeest ten
geschenke kregen, ten behoeve van
deze tentoonstelling af te staan.
Haags karakter
Een tentoonstelling die hoe
zou het anders kunnen een
specifiek Haags karakter draagt.
Haags, omdat er reeds vóór het
beleid van dr. H. E. van Gelder
als directeur van het Haags mu
seum, een verzameling was, die
zorgvuldig door hem geconser
veerd en met doortastendheid
werd uitgebouwd. Haags ook om
de gehele sfeer die de expositie
kenmerkt. Haags bovenal, omdat
de gehele opstelling in de zogehe
ten stijlkamers van het mueum, zo
veel vertelt over de sierlijke wijze
van leven, zoals men dit in de
Willem V placht te doen.
Wonderlijkerwijze bleef de
waardering voor de produkten van
Lyncker lang nawerken. Zelfs in
de tweede helft van de 19de eeuw,
toen de smaak zo geheel anders
Aldra sticht hij in Den Haag een
vaste winkel, vanwaaruit hij nu
het gehele jaar door kon opereren
en met steeds stijgend succes,
hetgeen hem de gelukkige inge
ving verschafte zelf porselein te
gaan fabriceren. Het is dan rond
1777 als hij in het hartje van de
Haagse binnenstad een aanvang
neemt met de manufactuur, al zal
hij althans voorlopig het
ruwe materiaal uit Ansbach en
Volksted in Thüringen. betrekken
om eerst later porselein ..van den
grond op" te gaan vervaardigen.
Fabriek
z'n jas en hij ging over
ruimere gelegenheid aan de Dunne
Bierkade. Curieus hierbij is het
feit. dat er nu nog resten van deze
fabriek achter het pand in de
gedaante van wat schuren, zijn te
Verder uitweiden omtrent tech
nische details en de verwikkelin
gen die er ontstonden tussen con
currerende manufactuurs zou ons
binnen deze kolommen al gauw te
ver voeren, daarom zij beknopt
medegedeeld, dat ondenks de aan
vankelijke welvaart en bloei al
betrekkelijk gauw de klad in het
bedrijfje kwam, te wijten o.t
maar zeker ook aan het losbandige
gedrag van Lynckert's zoon, die na
de dood van de oprichter (in 1781>
de zaak moest voortzetten
aandacht op zichzelf. Om
dan maar niet verder te spreken
over de gedifferentieerdheid in
vormen en kleuren.
Catalogus
Wie er alles of althans zo
goed als alles van wil weten, zij
van harte aangeraden de magnifiek
uitgevoerde catalogus aan te schaf
fen. die mede dank zij de reeds
eerder genoemde mejuffrouw Jan
sen een rijk bezit en een alleszins
doeltreffende ondersteuning uit
maakt: Hierin zult u niet alleen
detailbeschrijvingen aantreffen,
maar u vindt er ook de nodige
indicaties aangaande de afkomst,
waaruit blijkt hoe rijk en met
hoeveel gratie er in de deftige
Haagse families geleefd werd.
Dis
Wie hier daarna nog aan mocht
twijfelen, ga eens te gast (helaas
slechts met de ogen) aan de rijk
voorziene dis zoals men die als
sluitstuk van de expositie vindt
opgesteld. Hij zal als uw recen
sent trouwens zijn ogen nauwe
lijks geloven.
Men heeft allang begrepen, dat
hier een evenement gaande is,
waarvan het jammer zou zijn als u
er niet in eigen persoon kennis
van ging nemen: de gelegenheid
hiertoe is er tot en met 7 juni
GIJS KORDING
In een tijd van bewust gezochte en
gecultiveerde sensatie, rel en twist, in een
tijd waarin de kritiek verdwijnt achter de
polemiek, literair leven noodzakelijk als
ruzie wordt gezien en de strijdbaarheid
bijna doel in zichzelf wordt, voltrekt zich
in de Nederlandse letterkunde een merk
waardig verschijnsel. Een groep dichters,
zeker niet zacht, nog minder halfzacht,
zijn in de ban geraakt van een reeds
jarenlang durende samenwerking, in op
dracht van hun kerk. Ze hebben een
nieuwe psalmberijming gemaakt, die de
kritiek heeft opgevangen en er ■rich aan
heeft gecorrigeerd.
honderd liederen, oud. opnieuw bewerkt of
nieuw. Al werkende en eendrachtig samen
werkende hebben ze zich ontwikkeld tot
hvmnologen. die het terrein van het kerklied
historisch en geografisch vrijwel overzien,
wat misschien alleen ten opzichte van de
Scandinavische landen niet helemaal opgaat,
maar dit kon weieens meevallen. In de loop
van de jaren hebben ze zich ontwikkeld tot
een hecht en eendrachtig team. en deze
..verre van kritiekloze, maar hechte vriend
schap" 'Den Besten» is op zichzelf al een
fenomeen.
Speelse geest
Wie ze kent weet dat ze onderling behoor
lijk verschillen. Barnard is een speelse geest.
Schulte Nordholt sluit als historicus rustig
aan bij de dichterlijke traditie. Jan Wit heeft
iets volks en weerbarstigs. Heeroma is uit op
het melodieuze in het vers. Den Besten op
fijne eenvoud. Toch is het soms moeilijk na
te gaan wie de auteur is \^in een lied. laat
staan van een berijmde psalm. Dat komt
omdat het team een soort gemeenschappelijke
stijl heeft geschapen, die wordt gekenmerkt
door afkeer van retoriek, handhaving van de
onverminkte vorm der woorden, dus vrijwel
nooit samentrekkingen 'gebeén! en weglatin
gen (dierbre). aansluiting bij de beschaafde
omgangstaal, herwaardering en dichterlijk
gebruik van ..gewone" gezegden, kortom
vloeiend, zuiver Nederlands. Omdat ze wer
ken in dienst van de kerk is er van
revolutionair individualisme geen sprake: zo
handhaven ze. in aansluiting bij de Nieuwe
Vertaling van het Bijbelgenootschap rustig de
gij-vorm (gij kwaamt). die in de gesproken
Samenspel
Toch is het ook weer niet zo dat de
afzonderlijke dichters in het samenspel hele
maal opgaan en verdwijnen. Als vernieuwd
bewijs hiervan kan gelden de bundel geeste
lijke liederen van Ad den Besten. Loflied
voor Tegenstem, een uitgave van Het We
reldvenster te Baarn '62 Sir., ƒ5.90). Aan de
gedichten gaan vier b'adzijden Ter Verant
woording vooraf. Wat Den Besten met die
..tegenstem" bedoelt, wordt duidelijk als hij
schrijft:
lied.
looft en belijdt.
niet bereid of in staat is fle tegenstem van de
twijfel, de klacht en de aanklacht, het appèl
en de kritiek ook. in zich op te nemen
zoals dat bij de psalmen het geval is zou
ik niet weten, hoe de kerk in de toekomst
nog zingen moet
„Tegenstem'
Den Besten verwacht dat er nogai wat
kerkmensen zullen zijn. die speciaal zijn
lic-deren niet graag zullen zingen, omdat bij
hem die ..tegenstem" het duidelijkst uitkomt.
Na lezing van de bundel geloof ik, dat dat
wel mee zal vallen, tenzij er van duidelijk
vooroordeel of kwaadwilligheid sprake Ls, die
bij de kerkdeur niet altijd halt houden. Dit
mijn geloof wordt al dadelijk gesterkt door-
het feit. dat de tweede helft van de bundel
z.g. Schriftgezangen bevat. t.w. nadiohtingen
of vrije bewerkingen van gedeelten uit het
Oude en Nieuwe Testament Wie kan daar
iets op tegen hebben! Het zich nauwkeurig
houden aan de tekst en het vragen naar zin
en bedoeling van de tekst is zozeer tot een
tweede natuur geworden, dat men van
schriftgetrouwheid verzekerd kan zijn. Den
Besten heeft berijmd uit Jesaja (zes maal).
Jona. Zacharia. Mattheüs. Johannes. Hande
lingen. Romeinen 'twee maalt en II Corin-
then.
Men zal in deze bundel geen woord
aantreffen, dat op die plaats niet verant
woord is. Men zal op zijn minst moeten
erkennen dat dit zindelijk werk is. Natuurlijk
moet de proef op de som nog komen, een
zwaardere proef nog dan de 119 Gezangen bij
de Gereformeerde Kerken, omdat bij de
Sinds enkele jaren geeft „Donemus" grammofoonplaten
uit, waarop muziek van Nederlandse componisten vastge
legd is. Een bijzonder belangrijke produktie dus. Want de
Nederlandse componist komt in de programma's van de
symfonie-orkesten in ons land veel te weinig aan bod, ter
wijl zijn werk heus niet minder is dan dat van menig bui
tenlands componist, die met grote regelmatigheid op de
programma's verschijnt.
Zo bezien vult deze Donemus-ultgave dus een hiaat in
onze kennis van de eigen compositie.
(waarbij de verkoopspsy.ohologie van 99 ct.
zeker geen rol speelt). Het gaat er niet alleen
om afkeer van het nieuwe te overwinnen.
Ook als men bereid is tot vernieuwing
moeten de liederen „pakken": de gemeente
moet haar geloofsleven erin herkennen: het
lied moet haar de woorden uit de mond
halen. Niemand kan voorspellen welke ver
zen het zullen „doen" en welke niet. Zo is,
naar mijn ervaring althans, in de Gerefor
meerde Kerken de berijming van het Onze
Vader naar Luther (bewerking Jan Wit)
onmiddellijk aangeslagen. Men zou hier over
statistisch materiaal moeten kunnen beschik
ken.
Beperkingen
Of ik soms niet iets mis. of ik geen
beperkingen zie? Strikt genomen zijn vragen
als deze niet aan de orde. De Nederlandse
protestanten moeten het levenswerk van deze
mensen met vertrouwen en open tegemoet
treden. En wie doet het beter? Laat ik
eindigen met voor u over te schrijven EEN
LIED NAAR JESAJA 64: 1-5. te zingen op de
melodie van Ich weiss. mein Gott. dass all
rr.ein Tun
Scheur. Heer. de hemelen, scheur ze wijd
en treedt uit uw verborgenheid!
't Valt ons zo lang te wachten,
tot Gij zult tonen wie Gij zijt:
de Heiland de verachten
Ja, scheur de'hemelen en daal neer,
dat alle bergen beven. Heer.
de machtigen der aarde.
O God. verschijn als vuur. verteer
ze als rijshout zonder waarde.
Doe zo uw naam, waarin wij staan,
kennen aan wie in grootheidswaan
zich tegen U verheffen,
dat ieder volk van nu voortaan
voor U zijn plaats beseffe.
Daal neer, dat voor uw aangezicht
de beTgen beven, houd gericht!
Waar zag men ooit verschijnen
een God als Gij zo stralend licht,
die intreedt voor de zijnen?
O r.od r-M re lict ^et wachten goed!
Gij komt met vrede tegemoet
wie wandelt op uw wegen.
Wie vrolijk recht en waarheid doet
treedt Gij als Heiland tegen.
C. RIJNSDORP
VlANAAiD
IN PIAAT
Vandaar, dait onze muzikale
medewerker Hub Deetman
hier de serie van vier platen
bespreekt, die in 1964 door
Donemus is uitgegeven, n.l.
DAVS 6401: Otto Ketting - Due
Canzone; Hans Henkemans -
Partita per orchestra; DAVS
6402: Geza Frid - Rhythmic
studies for chamber orchestra;
Luctor Ponse - Concerto da
camera; DAVS 6403: Guillaume
Landré - Symfonie nr. 3; Ru-
dolf Escher - Musique pour
l'esprit en deuil; DAVS 6404:
Hans Kox - Vioolconcert; Jan
Vlijmen - Gruppi per 20 stru-
menti e percussione.
De serie grammofoonplaten
die in 1964 door de stichting
Donemus werd uitgegeven, be
vat de namen van Nederlandse
componisten van wie de oudste
uit 1904 komt en de jongste in
1935 geboren werd. Ruim een
generatieverschil zit dus alleen
al in de geboortedata. Beziet
men de componisten onderling
dan spreken nog andere gege
vens een hartig woordje mee.
Het verschil in stijl
Zonder meer is duidelijk dat
componisten als Rudolf Escher
(1912), Hans Henkemans (1913)
en Luctor Ponse (1914) stilis
tisch niet tot eenzelfde groep
behoren.
Nu is het begrip „stijl" in de
kunst ten eerste een vaa? be
grip dat pas meeromlijnde
trekken krijgt naarmate de tijd
is verlopen. Om dit met ee,
voorbeeld te verduidelijken:
Het fenomeen van Gesualdo
(1560-1613) die voor zijn tijd
nogal ongebruikelijke chromati
sche wendingen toepaste in zijn
madrigalen, is voor onze oren
evengoed een exponent der 16e
eeuwse Italiaanse vocaal-kunst
als b.v. Luca Marenzio en Luz-
zasco Luzzaschi dat zijn. Wij
aanvaarden thans Gesualdo's
merkwaardigheden als persoon
lijke toepassingen van deson
danks zeer specifieke stijlmid
delen, hetgeen indertijd een
Charles Burney (1726-1814)
gezien zijn weinig vleiende op
merkingen over Gesualdo
niet als zodanig kon verwerken.
Met andere woorden wat
thans als (schijnbaar) wezenlijk
verschil tussen Ponse (12 toons-
techniek) en b.v. Henkemans
(een soort expressionistisch gal
licisme) wordt beschouwd, zal
over nog eens 50 jaar wel als
Ten tweede is men bij het
bedrijven van vergelijkende
stijlkritiek feitelijk niets an
ders dan het indelen der ver
schijnselen in passende hokjes
meestal bezig de kenmerken
van het beschouwde werk te
toetsen aan criteria welke men
ontleent aan andere (het liefst
„gevestigde") werken. Daarbij
vergeet men dat deze laatsten
ook weer op hun beurt zijn
getoetst aan andere etc. etc.
Kortom, de vraag naar het
primaat van het ei of de kip.
Rudolf Escher's „Musique
pour l'esprit en deuil" (uit
1943) op de laatste manier
benaderend geeft als uitkomst:
Honegger's Symfonie Li-
turgique uit 1946, geschreven in
een overdadige Ravel-orchestra-
tie. Daarmede doet men dan
ongetwijfeld het werk tekort.
Escher schreef zijn groots opge
zette treur-visioen onder de
indruk van de oorlog. Hetgeen
ten eerste een soort bevrijding
voor hem geweest moet zijn en
ten slotte resulteerde in het
aangrijpende werk, dat op deze
plaat nog door van Beinum
gedirigeerd werd.
Zo kan men natuurlijk door
gaan ten aanzien van Henke
mans' „Partita" en wijzen op
de onmiskenbare Pijper-klank
die het werk ondanks het gal-
lisch karakter een wat sardo-
nisch aanschijn geeft waarbij
men, ook al vanwege de grote
orkestbezetting, onwillekeurig
aan Mahler denkt. Toch her
kent men de maker van deze
Partita hier een uiterst bril
jant orkeststuk doorlopend,
zijn intellectualistisch streven
naar een wat nerveus muzikaal
verloop is duidelijk te bespeu-
nnrame onder
Haitmk.
„Jü ?en,k€mans dt' maker
van de 3e symfonie welke aan
de keerzijde van Escher's werk
staat is jurist. Het is Guillaume
Landré die kortgeleden 60 jaar
werd en dit werk schreef onder
vprJh vï Van het tra8'sch
\erscheiden van een vriend. De
invloed van Pijper is i„ deze
symfonie nog sterker dan bii
Henkemans, hoewel Landré een
veel rustiger wat gezapiger,
doel nastreeft. Waarbij hij zich
bedient van de traditionele
vormen, hetgeen aan dit werk
een direct aansprekende wer
king geeft. De uitvoering vindt
laats onder de leiding van
ugen Jochum die het Concert
gebouworkest dirigeert
Losgemaakt
iuu ww»en nei
is eigenlijk merkwaardig hoe
deze Hongaarse-Nederlander
zich losgemaakt heeft van het
hem met de paplepel ingegoten
nationale idioom dat door Bar-
tók en Kodaly zo onderhaal
baar werd gehanteerd Frid's
„Ritmische Studies" werden in
1959 in opdracht van O. K.
W. geschreven om te dienen bij
het trainen van conservatorium-
orkesten. vooral in he* meester
worden der moderne ritmische
problemen. Het werk is alszo-
danig wel geslaagd te noemen,
hoewel men zich kan indenken
dat de oefenstof toch niet toe
reikend is voor het met succes
entameren der modernste mu
ziek. Szymon Goldberg en het
Nederlands Kamerorkest gevep
er een goede uitvoering van.
Zijn de totnutoe besproken
composities geschreven met be
hulp van tonale en uitgebreid-
tonale compositiemethoden, het
vioolconcert van Hans Kox dat
door Theo Olof en het USO
onder leiding van Hupperts
wordt gespeeld balanceert tus
sen een tonale gedachtengang
en effecten die hun wezen aan
de atonaliteit ontlenen. Hans
Kox (1930) heeft Badings als
leermeester gehad en dat is
hier en daar wel te horen in
het soms halfslachtige en daar
om onbevredigende werken met
deze twee nogal verschillende
muzikale denkwijzen. Overi
gens is het een goedgeschreven
en vooral virutoos concert voor
de viool, dat bij Olof in aller
beste handen is.
Soloconcert
Ook opus 34 van Luctor Pon
se (1914) is een soloconcert en
wel voor fagot. Er bestaan niet
zoveel concerten voor het in
strument dat men zich meestal
voorstelt als de grapjas in het
orkest en dat zich bovendien
tevreden moet stellen met bege
leidende rollen. Het is moeilijk
schrijven voor dit instrument:
de klank ervan wordt immers
gauw „gedekt" door de andere
instrumenten. Ponse heeft een
concert geschreven dat hoe
wel wat aan de lage kant de
fagot in alle facetten gelegen
heid geeft op de voorgrond te
treden en dat is geen geringe
verdienste. Bedenkt men bo
vendien dat het werk in de
twaalftoons-techniek is geschre
ven dan is het duidelijk hoe
zeer de uitspraak dat deze
compositietechniek koud-gevoel-
loos en louter ..hersenwerk" is
(net alsof Bach en Mozart niet
qiinder met hun hersens com
poneerden) wordt ontzenuwd.
De sinds 1936. in Nederland,
wonende Luctor Ponse schreef
'mmer5..een muziek die niet ver
HANS HENKEMANS
GUILLAUME LANDRÉ
van zijn grote voorbeeld
Schönberg af staat maar speel
ser klinkt en daardoor beter
beantwoordt aan het beeld van
een met grillige fantasie schep
pende componist. Brian Pollard
en het Nederlands Kamerorkest
spelen het werk. wat ze voor
treffelijk deden.
Niet algemeen
Langzamerhand zijn wij nu
gekomen bij de niet via tradi
tionele wegen hoewel men
eens op moet letten hoe snel
het ongewone van thans het
alleszins gewone van morgen is
geworden opererende com
ponisten. M.a.w. Otto Ketting
(1935) en Jan van Vlijmen
(1935) componeren op een wij
ze die nog niet algemeen door
de luisteraar aanvaard wordt.
Want dat is bij Otto Ketting in
een zeer subtiele en afgewogen
klankbeeld dat onmiskenbaar
door Webern geïnspireerd
werd, terwijl van Vlijmen's
.Gruppi" een exponent schijnt
van de verworvenheden zoals
een Stockhausen. Ligety en
vooral Boulez ons de laatste
jaren hebben getoond
Allereerst „Due Canzonl"
(uit 1957) van Otto Ketting, het
is eigenlijk ondenkbaar dat
iemand die niet-bevooroordeeld
is dit werk niet „mooi" zal
vinden. Zoals gezegd, alles is
fijnzinnig in heel kleine parti
kels afgewogen waarbij de in
strumenten vaak heel korte fra
sen hebben te speler. Kortom,
een compositietechniek die her
innert aan het pointillisme in
de schilderkunst waarbij elk
vlakje apart is gekleurd. André
Rieu leidt zijn Limburgs Sym
fonie Orkest in dit lastig in
balans te brengen werk
Ten slotte Jan van Vlijmen'*
„Gruppi" uit 1960, dat door
Pierre Boulez voor het Con
certgebouworkest op bewonde
renswaardige wijze wordt ge
leid. In dit werk vindt men de
weerslag van he* actuele mu-
ziekgebeuren. De seriële tech
niek wordt met veel gevoel
voor proporties gehanteerd, ook
de z.g. .vrije" fragmenten
waarbij aan de uitvoerders
vérgaande faciliteiten qua rit
miek etc. worden gegund zijn
ditmaal volstrekt organisch in
het geheel verwerkt en hangen
er niet als een soort georgani
seerde chaos bij. Voor wie nu
diepgaand kennis wil maken
met een werk dat de gemiddel
de luisteraar voor grote pro
blemen stelt die uiteindelijk
alleen te overwinnen zijn door
véél te luisteren is hier de
kans met dit zeer geslaagde
werk kennis te maken. Het
inzicht zal daarbij nog verdiept
worden door de gelijk in
alle Donemusseries bijge
voegde partituren.
HUIB DEETMAN.
Bij de uitgeverij Manteau te
Brussel/Den Haag is een bundel
van vier verhalen verschenen
onder de titel Het mes op de
keel en geschreven door de nu
24-jarige Jeroen Brouwers. Het
zijn de verhalen Orpheus, Dode
vrucht. Geestelijke dochter en
Thijmen Hoolwerf. Orpheus be
schrijft de geestesgesteldheid
van een jonge marineman, treu
rend om zijn dode meisje Judith
en zich deswege verdrinkend.
Dode vrucht vertelt van een
vrouwelijke bibliotheekbe
ambte, die de ongehuwde moe
der is geweest van een kind dat
door het ijs gezakt en verdron
ken is.
Zij vindt op een keer op haar
lessenaar een verlovingsring en
verbeeldt zich dat dit voorwerp
een aanzoek moet betekenen van
de vrijgezel S. Jankema, die even
wel van niets weet. Geestelijke
dochter gaat over een studenten
feest en een vrijage van de ik
figuur met de gastvrouw. Thijmen
Hoolwerf is een jonge man die
tijdens afwezigheid van de tegen
woordige bewoners zijn vroeger
ouderlijk huis binnendringt en
daar surrealistische situaties schept
tot en met de vernieling van een
halverwege gebalsemd lijk. waarna
hij de boel in de brand steekt.
Men ziet het: echt gezellige verha
len, geschreven „Nelleke ter ere"
en waarmee Nelleke zich ongetwij
feld meer vereerd zal voelen dan
een eventuele volhardende lezer
De uitgeverij vertelt ons dat het in
alle verhalen terugkerend thema
de volstrekte hulpeloosheid is van
een mens in eenzaamheid. De
hedendaagse literatuur kan van de
eenzaamheid nooit genoeg krijgen
en wie zegt daarover te schrijven
mag verwachten ernstig te worden
genomen. Misschien is de achter
grond van het intelligente gestun
tel in deze verhalenbundel ernstig
genoeg, maar het resultaat is het
papier niet waard waarop het
gedrukt is. Het mes dat ons zoge
naamd op de keel gezet is, hangt
ons meters de keel uit. Het is mij
volstrekt onmogelijk deze geschie
denissen au sérieux te nemen, ook
al zou de jeugdige schrijver het
zelf wel doen, wat mij twijfelachtig
lijkt, als ik op de achterkant van
de kaft zijn portret zie: het frisse
en olijke gezicht van een Braban
der of Limburger, die weet dat de
literaire wereld bedriegbaar is.
CR.
Van zes een jaar
Uitgeverij Querido, die een hal
ve eeuw geleden is opgericht,
heeft zes auteurs ieder een verhaal
laten schrijven naar aanleiding van
evenveel tekeningen die karakte
ristiek zijn voor de zes jaren 1915,
1925. 1935. 1945. 1955 en 1965.
Iedere tekening stelt een eenvoudig
voorwerp voor. iat de schrijver
strak bond aan zijn „invuloefe
ning" De schrijvers. J. Bernlef.
Max Dendermonde. A. den Dool
aard. Hella S. Haasse. Alfred
Kossmann en Helga Ruebsamen
hebben hun bijdrage anoniem ge
leverd Aan de lezer de taak hen
te ontdekken, voor welke activiteit
hij beloond wordt - bij goede
oplossing met boekenbonnen.
Het idee is bijzonder aardig uit
gewerkt. Het verhaal De stoel
(1925* spring er uit als het meest
levendig. Van de tekeningen is de
illustratie van Co Westerik heel
boiend. (158 blz., 0,95).