Keur van kwaliteit op expositie een klein wonder Loflied voor Tegenstem Muziek Nederlandse componisten Tentoonstelling van Haags porselein Het mes op de keel ZONDAGSBLAD ZATERDAG 22 MEI 1965 Ook jubileumservies van Koningin bet Gemeentemuseum gericht was. werd er in de zogehe ten gegoede families nog naar hartelust op dit gebied verzameld. Rage lil Deze merkwaardige rage ont stond nadat Saksen in zijn porse lein de Chinese hoogte had weten te benaderen, terwijl daarvoor in de 17de eeuw het Delfts aardewerk voldoende de vraag opving. Niet te verwonderen dat een koopman als Lyncker als het ware rook. dat hier voor zijn waren een markt te vinden was, reden waar om hij letterlijk op de jaarmarkten verscheen om behalve porselein, ook bonen en linzen te slijten. Winkel Dat er niettemin op deze exposi tie een dergelijk keur van kwali teit bijeen werd gelezen, mag niet minder dan een klein wonder worden genoemd. Alleen al de stukken die het Koninklijk paar afstond, zouden al ruim een gang naar het museum rechtvaardigen. Begrijpelijk dat H.M. de Koningin uitermate trots op dit bezit is en ook niet schroomde hiervan in het openbaar te getuigen. Daarnaast echter is er een der mate rijke verscheidenheid, dat de bezoeker-in-spe maar rekening met het feit moet houden, dat hij waarlijk niet in een uurtje uitge keken raakt. Het bestuderen van de decors die in negen delen (of soorten) voorkomen, ondergebracht in b.v. scènes met figuren, klassieke Eén van de stukken van het kost bare 19-delige eetservies uit de verzameling van koningin Juliana en prins llernhard, welwillend af gestaan voor de expositie in het Haags Gemeentel Slechts van 1776 tot 1790 heeft Den Haag kunnen bogen op een eigen porseleinmanufac- tuur, een veel kortere levens duur dan die der andere Euro pese porseleinfabrieken. De oorzaak zal hier wel moeten gezocht in het ontbreken van de steun van een vorst of rijk edelman, die elders wel het geweldige kapitaal fourneerde dat nodig was voor de kostbare investeringen. De eigenaar van de Haagse fabriek. Anton Lynckes. heeft dit alles zelf moeten doen, hoewel Prins Willem V toch wel daad werkelijk steunde door het nemen van aandelen. Aan het hoogwaardige gehalte van het produkt, benevens het korte bestaan van de fabriek, zal het wel te wijten, of zo men wil, te danken zijn. dat Haags porselein zeer gezocht en begeerd, maar nog moeilijker te vinden was. In de buitenlandse museale of Sarticuliere collecties vindt men et slechts met een enkel stuk vertegenwoordigd, omdat de pro- duktie in hoofdzaak door de Haag- »e burgerij zelf werd afgenomen. De eerste Het Ls voor het eerst, sinds de opheffing van de fabriek in 1790 dat er een overzichtstentoonstelling van Haags porselein ia georgani seerd en het is de grote verdienste van mej. dr. Beatrice Jansen, dat zij die na oneindig veel moeite en speurzin in het Haags Duivelsfortuin Duivelsfortuin, door mr. A. Roothaert. Uitgave A. W. Bruna en Zoon. Utrecht. Nadat hij acht jaar heeft gezwe gen zijn laatste boek was inder tijd ..Vlimmens tweede jeugd" heeft mr. A. Roothaert opnieuw de pen opgenomen. Het resultaat is ..Duivelsfortuin" en als men dit boek beziet, ervaart men dat Root haert. al was hij die acht jaar niet productief werkzaam, in ieder ge val niet heeft stilgestaan. Want de stijl van toen is een andere dan die in ..Duivelsfortuin". Het luch tige is verdwenen. De humor en ook de spanning werden directer, indringerder. ook rauwer. ..Dui velsfortuin" is vrij hard. precies zoals de titel hard is. Roothaert sluit al is hij geen Vlaming maar een Brabander met dit boek aan bij oen generatie Vlaamse schrijvers, die geen blad voor de mond neemt, goed met beide benen is verankerd in de Vlaamse zeeklei en dan nog op kruistocht gaat ook Die kruistocht voert Roothaert tegen een bepaald type Antwerpse regerende fami lies. Men zou in Rotterdam zeggen: een havenbaronnengeslacht. Roothaert beleeft zijn litteraire kruistocht in de vorm van een thriller, knap opgezet en boeiend. Eigenlijk is hij reeds met zijn -■ wrid. reëler geworden. Niet tegen maar "n heilig huisje, maar tegen maatschappelijke verhoudingen, die hij hard aanpakt, zonder direct als sociaal hervormer te moeten worden gezien Het gaat hem niet om totale afbraak, wel om grondi- -- - hw f 1150). Gemeentemuseum heeft bijeenge bracht. een instelling trouwens, die zelf de beschikking over het groot ste en voornaamste bezit op dit gebied heeft. Maar om tot een compleet overzicht te komen moest er naarstig en tijdrovend worden gespeurd bij particulieren en an dere openbare instellingen. Het is daarom met grote dank baarheid, dat hier mag worden vermeld, dat H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins der Nederlanden bereid werden gevonden een ge deelte van het schitterende Haagse servies, dat zij ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijksfeest ten geschenke kregen, ten behoeve van deze tentoonstelling af te staan. Haags karakter Een tentoonstelling die hoe zou het anders kunnen een specifiek Haags karakter draagt. Haags, omdat er reeds vóór het beleid van dr. H. E. van Gelder als directeur van het Haags mu seum, een verzameling was, die zorgvuldig door hem geconser veerd en met doortastendheid werd uitgebouwd. Haags ook om de gehele sfeer die de expositie kenmerkt. Haags bovenal, omdat de gehele opstelling in de zogehe ten stijlkamers van het mueum, zo veel vertelt over de sierlijke wijze van leven, zoals men dit in de Willem V placht te doen. Wonderlijkerwijze bleef de waardering voor de produkten van Lyncker lang nawerken. Zelfs in de tweede helft van de 19de eeuw, toen de smaak zo geheel anders Aldra sticht hij in Den Haag een vaste winkel, vanwaaruit hij nu het gehele jaar door kon opereren en met steeds stijgend succes, hetgeen hem de gelukkige inge ving verschafte zelf porselein te gaan fabriceren. Het is dan rond 1777 als hij in het hartje van de Haagse binnenstad een aanvang neemt met de manufactuur, al zal hij althans voorlopig het ruwe materiaal uit Ansbach en Volksted in Thüringen. betrekken om eerst later porselein ..van den grond op" te gaan vervaardigen. Fabriek z'n jas en hij ging over ruimere gelegenheid aan de Dunne Bierkade. Curieus hierbij is het feit. dat er nu nog resten van deze fabriek achter het pand in de gedaante van wat schuren, zijn te Verder uitweiden omtrent tech nische details en de verwikkelin gen die er ontstonden tussen con currerende manufactuurs zou ons binnen deze kolommen al gauw te ver voeren, daarom zij beknopt medegedeeld, dat ondenks de aan vankelijke welvaart en bloei al betrekkelijk gauw de klad in het bedrijfje kwam, te wijten o.t maar zeker ook aan het losbandige gedrag van Lynckert's zoon, die na de dood van de oprichter (in 1781> de zaak moest voortzetten aandacht op zichzelf. Om dan maar niet verder te spreken over de gedifferentieerdheid in vormen en kleuren. Catalogus Wie er alles of althans zo goed als alles van wil weten, zij van harte aangeraden de magnifiek uitgevoerde catalogus aan te schaf fen. die mede dank zij de reeds eerder genoemde mejuffrouw Jan sen een rijk bezit en een alleszins doeltreffende ondersteuning uit maakt: Hierin zult u niet alleen detailbeschrijvingen aantreffen, maar u vindt er ook de nodige indicaties aangaande de afkomst, waaruit blijkt hoe rijk en met hoeveel gratie er in de deftige Haagse families geleefd werd. Dis Wie hier daarna nog aan mocht twijfelen, ga eens te gast (helaas slechts met de ogen) aan de rijk voorziene dis zoals men die als sluitstuk van de expositie vindt opgesteld. Hij zal als uw recen sent trouwens zijn ogen nauwe lijks geloven. Men heeft allang begrepen, dat hier een evenement gaande is, waarvan het jammer zou zijn als u er niet in eigen persoon kennis van ging nemen: de gelegenheid hiertoe is er tot en met 7 juni GIJS KORDING In een tijd van bewust gezochte en gecultiveerde sensatie, rel en twist, in een tijd waarin de kritiek verdwijnt achter de polemiek, literair leven noodzakelijk als ruzie wordt gezien en de strijdbaarheid bijna doel in zichzelf wordt, voltrekt zich in de Nederlandse letterkunde een merk waardig verschijnsel. Een groep dichters, zeker niet zacht, nog minder halfzacht, zijn in de ban geraakt van een reeds jarenlang durende samenwerking, in op dracht van hun kerk. Ze hebben een nieuwe psalmberijming gemaakt, die de kritiek heeft opgevangen en er ■rich aan heeft gecorrigeerd. honderd liederen, oud. opnieuw bewerkt of nieuw. Al werkende en eendrachtig samen werkende hebben ze zich ontwikkeld tot hvmnologen. die het terrein van het kerklied historisch en geografisch vrijwel overzien, wat misschien alleen ten opzichte van de Scandinavische landen niet helemaal opgaat, maar dit kon weieens meevallen. In de loop van de jaren hebben ze zich ontwikkeld tot een hecht en eendrachtig team. en deze ..verre van kritiekloze, maar hechte vriend schap" 'Den Besten» is op zichzelf al een fenomeen. Speelse geest Wie ze kent weet dat ze onderling behoor lijk verschillen. Barnard is een speelse geest. Schulte Nordholt sluit als historicus rustig aan bij de dichterlijke traditie. Jan Wit heeft iets volks en weerbarstigs. Heeroma is uit op het melodieuze in het vers. Den Besten op fijne eenvoud. Toch is het soms moeilijk na te gaan wie de auteur is \^in een lied. laat staan van een berijmde psalm. Dat komt omdat het team een soort gemeenschappelijke stijl heeft geschapen, die wordt gekenmerkt door afkeer van retoriek, handhaving van de onverminkte vorm der woorden, dus vrijwel nooit samentrekkingen 'gebeén! en weglatin gen (dierbre). aansluiting bij de beschaafde omgangstaal, herwaardering en dichterlijk gebruik van ..gewone" gezegden, kortom vloeiend, zuiver Nederlands. Omdat ze wer ken in dienst van de kerk is er van revolutionair individualisme geen sprake: zo handhaven ze. in aansluiting bij de Nieuwe Vertaling van het Bijbelgenootschap rustig de gij-vorm (gij kwaamt). die in de gesproken Samenspel Toch is het ook weer niet zo dat de afzonderlijke dichters in het samenspel hele maal opgaan en verdwijnen. Als vernieuwd bewijs hiervan kan gelden de bundel geeste lijke liederen van Ad den Besten. Loflied voor Tegenstem, een uitgave van Het We reldvenster te Baarn '62 Sir., ƒ5.90). Aan de gedichten gaan vier b'adzijden Ter Verant woording vooraf. Wat Den Besten met die ..tegenstem" bedoelt, wordt duidelijk als hij schrijft: lied. looft en belijdt. niet bereid of in staat is fle tegenstem van de twijfel, de klacht en de aanklacht, het appèl en de kritiek ook. in zich op te nemen zoals dat bij de psalmen het geval is zou ik niet weten, hoe de kerk in de toekomst nog zingen moet „Tegenstem' Den Besten verwacht dat er nogai wat kerkmensen zullen zijn. die speciaal zijn lic-deren niet graag zullen zingen, omdat bij hem die ..tegenstem" het duidelijkst uitkomt. Na lezing van de bundel geloof ik, dat dat wel mee zal vallen, tenzij er van duidelijk vooroordeel of kwaadwilligheid sprake Ls, die bij de kerkdeur niet altijd halt houden. Dit mijn geloof wordt al dadelijk gesterkt door- het feit. dat de tweede helft van de bundel z.g. Schriftgezangen bevat. t.w. nadiohtingen of vrije bewerkingen van gedeelten uit het Oude en Nieuwe Testament Wie kan daar iets op tegen hebben! Het zich nauwkeurig houden aan de tekst en het vragen naar zin en bedoeling van de tekst is zozeer tot een tweede natuur geworden, dat men van schriftgetrouwheid verzekerd kan zijn. Den Besten heeft berijmd uit Jesaja (zes maal). Jona. Zacharia. Mattheüs. Johannes. Hande lingen. Romeinen 'twee maalt en II Corin- then. Men zal in deze bundel geen woord aantreffen, dat op die plaats niet verant woord is. Men zal op zijn minst moeten erkennen dat dit zindelijk werk is. Natuurlijk moet de proef op de som nog komen, een zwaardere proef nog dan de 119 Gezangen bij de Gereformeerde Kerken, omdat bij de Sinds enkele jaren geeft „Donemus" grammofoonplaten uit, waarop muziek van Nederlandse componisten vastge legd is. Een bijzonder belangrijke produktie dus. Want de Nederlandse componist komt in de programma's van de symfonie-orkesten in ons land veel te weinig aan bod, ter wijl zijn werk heus niet minder is dan dat van menig bui tenlands componist, die met grote regelmatigheid op de programma's verschijnt. Zo bezien vult deze Donemus-ultgave dus een hiaat in onze kennis van de eigen compositie. (waarbij de verkoopspsy.ohologie van 99 ct. zeker geen rol speelt). Het gaat er niet alleen om afkeer van het nieuwe te overwinnen. Ook als men bereid is tot vernieuwing moeten de liederen „pakken": de gemeente moet haar geloofsleven erin herkennen: het lied moet haar de woorden uit de mond halen. Niemand kan voorspellen welke ver zen het zullen „doen" en welke niet. Zo is, naar mijn ervaring althans, in de Gerefor meerde Kerken de berijming van het Onze Vader naar Luther (bewerking Jan Wit) onmiddellijk aangeslagen. Men zou hier over statistisch materiaal moeten kunnen beschik ken. Beperkingen Of ik soms niet iets mis. of ik geen beperkingen zie? Strikt genomen zijn vragen als deze niet aan de orde. De Nederlandse protestanten moeten het levenswerk van deze mensen met vertrouwen en open tegemoet treden. En wie doet het beter? Laat ik eindigen met voor u over te schrijven EEN LIED NAAR JESAJA 64: 1-5. te zingen op de melodie van Ich weiss. mein Gott. dass all rr.ein Tun Scheur. Heer. de hemelen, scheur ze wijd en treedt uit uw verborgenheid! 't Valt ons zo lang te wachten, tot Gij zult tonen wie Gij zijt: de Heiland de verachten Ja, scheur de'hemelen en daal neer, dat alle bergen beven. Heer. de machtigen der aarde. O God. verschijn als vuur. verteer ze als rijshout zonder waarde. Doe zo uw naam, waarin wij staan, kennen aan wie in grootheidswaan zich tegen U verheffen, dat ieder volk van nu voortaan voor U zijn plaats beseffe. Daal neer, dat voor uw aangezicht de beTgen beven, houd gericht! Waar zag men ooit verschijnen een God als Gij zo stralend licht, die intreedt voor de zijnen? O r.od r-M re lict ^et wachten goed! Gij komt met vrede tegemoet wie wandelt op uw wegen. Wie vrolijk recht en waarheid doet treedt Gij als Heiland tegen. C. RIJNSDORP VlANAAiD IN PIAAT Vandaar, dait onze muzikale medewerker Hub Deetman hier de serie van vier platen bespreekt, die in 1964 door Donemus is uitgegeven, n.l. DAVS 6401: Otto Ketting - Due Canzone; Hans Henkemans - Partita per orchestra; DAVS 6402: Geza Frid - Rhythmic studies for chamber orchestra; Luctor Ponse - Concerto da camera; DAVS 6403: Guillaume Landré - Symfonie nr. 3; Ru- dolf Escher - Musique pour l'esprit en deuil; DAVS 6404: Hans Kox - Vioolconcert; Jan Vlijmen - Gruppi per 20 stru- menti e percussione. De serie grammofoonplaten die in 1964 door de stichting Donemus werd uitgegeven, be vat de namen van Nederlandse componisten van wie de oudste uit 1904 komt en de jongste in 1935 geboren werd. Ruim een generatieverschil zit dus alleen al in de geboortedata. Beziet men de componisten onderling dan spreken nog andere gege vens een hartig woordje mee. Het verschil in stijl Zonder meer is duidelijk dat componisten als Rudolf Escher (1912), Hans Henkemans (1913) en Luctor Ponse (1914) stilis tisch niet tot eenzelfde groep behoren. Nu is het begrip „stijl" in de kunst ten eerste een vaa? be grip dat pas meeromlijnde trekken krijgt naarmate de tijd is verlopen. Om dit met ee, voorbeeld te verduidelijken: Het fenomeen van Gesualdo (1560-1613) die voor zijn tijd nogal ongebruikelijke chromati sche wendingen toepaste in zijn madrigalen, is voor onze oren evengoed een exponent der 16e eeuwse Italiaanse vocaal-kunst als b.v. Luca Marenzio en Luz- zasco Luzzaschi dat zijn. Wij aanvaarden thans Gesualdo's merkwaardigheden als persoon lijke toepassingen van deson danks zeer specifieke stijlmid delen, hetgeen indertijd een Charles Burney (1726-1814) gezien zijn weinig vleiende op merkingen over Gesualdo niet als zodanig kon verwerken. Met andere woorden wat thans als (schijnbaar) wezenlijk verschil tussen Ponse (12 toons- techniek) en b.v. Henkemans (een soort expressionistisch gal licisme) wordt beschouwd, zal over nog eens 50 jaar wel als Ten tweede is men bij het bedrijven van vergelijkende stijlkritiek feitelijk niets an ders dan het indelen der ver schijnselen in passende hokjes meestal bezig de kenmerken van het beschouwde werk te toetsen aan criteria welke men ontleent aan andere (het liefst „gevestigde") werken. Daarbij vergeet men dat deze laatsten ook weer op hun beurt zijn getoetst aan andere etc. etc. Kortom, de vraag naar het primaat van het ei of de kip. Rudolf Escher's „Musique pour l'esprit en deuil" (uit 1943) op de laatste manier benaderend geeft als uitkomst: Honegger's Symfonie Li- turgique uit 1946, geschreven in een overdadige Ravel-orchestra- tie. Daarmede doet men dan ongetwijfeld het werk tekort. Escher schreef zijn groots opge zette treur-visioen onder de indruk van de oorlog. Hetgeen ten eerste een soort bevrijding voor hem geweest moet zijn en ten slotte resulteerde in het aangrijpende werk, dat op deze plaat nog door van Beinum gedirigeerd werd. Zo kan men natuurlijk door gaan ten aanzien van Henke mans' „Partita" en wijzen op de onmiskenbare Pijper-klank die het werk ondanks het gal- lisch karakter een wat sardo- nisch aanschijn geeft waarbij men, ook al vanwege de grote orkestbezetting, onwillekeurig aan Mahler denkt. Toch her kent men de maker van deze Partita hier een uiterst bril jant orkeststuk doorlopend, zijn intellectualistisch streven naar een wat nerveus muzikaal verloop is duidelijk te bespeu- nnrame onder Haitmk. „Jü ?en,k€mans dt' maker van de 3e symfonie welke aan de keerzijde van Escher's werk staat is jurist. Het is Guillaume Landré die kortgeleden 60 jaar werd en dit werk schreef onder vprJh vï Van het tra8'sch \erscheiden van een vriend. De invloed van Pijper is i„ deze symfonie nog sterker dan bii Henkemans, hoewel Landré een veel rustiger wat gezapiger, doel nastreeft. Waarbij hij zich bedient van de traditionele vormen, hetgeen aan dit werk een direct aansprekende wer king geeft. De uitvoering vindt laats onder de leiding van ugen Jochum die het Concert gebouworkest dirigeert Losgemaakt iuu ww»en nei is eigenlijk merkwaardig hoe deze Hongaarse-Nederlander zich losgemaakt heeft van het hem met de paplepel ingegoten nationale idioom dat door Bar- tók en Kodaly zo onderhaal baar werd gehanteerd Frid's „Ritmische Studies" werden in 1959 in opdracht van O. K. W. geschreven om te dienen bij het trainen van conservatorium- orkesten. vooral in he* meester worden der moderne ritmische problemen. Het werk is alszo- danig wel geslaagd te noemen, hoewel men zich kan indenken dat de oefenstof toch niet toe reikend is voor het met succes entameren der modernste mu ziek. Szymon Goldberg en het Nederlands Kamerorkest gevep er een goede uitvoering van. Zijn de totnutoe besproken composities geschreven met be hulp van tonale en uitgebreid- tonale compositiemethoden, het vioolconcert van Hans Kox dat door Theo Olof en het USO onder leiding van Hupperts wordt gespeeld balanceert tus sen een tonale gedachtengang en effecten die hun wezen aan de atonaliteit ontlenen. Hans Kox (1930) heeft Badings als leermeester gehad en dat is hier en daar wel te horen in het soms halfslachtige en daar om onbevredigende werken met deze twee nogal verschillende muzikale denkwijzen. Overi gens is het een goedgeschreven en vooral virutoos concert voor de viool, dat bij Olof in aller beste handen is. Soloconcert Ook opus 34 van Luctor Pon se (1914) is een soloconcert en wel voor fagot. Er bestaan niet zoveel concerten voor het in strument dat men zich meestal voorstelt als de grapjas in het orkest en dat zich bovendien tevreden moet stellen met bege leidende rollen. Het is moeilijk schrijven voor dit instrument: de klank ervan wordt immers gauw „gedekt" door de andere instrumenten. Ponse heeft een concert geschreven dat hoe wel wat aan de lage kant de fagot in alle facetten gelegen heid geeft op de voorgrond te treden en dat is geen geringe verdienste. Bedenkt men bo vendien dat het werk in de twaalftoons-techniek is geschre ven dan is het duidelijk hoe zeer de uitspraak dat deze compositietechniek koud-gevoel- loos en louter ..hersenwerk" is (net alsof Bach en Mozart niet qiinder met hun hersens com poneerden) wordt ontzenuwd. De sinds 1936. in Nederland, wonende Luctor Ponse schreef 'mmer5..een muziek die niet ver HANS HENKEMANS GUILLAUME LANDRÉ van zijn grote voorbeeld Schönberg af staat maar speel ser klinkt en daardoor beter beantwoordt aan het beeld van een met grillige fantasie schep pende componist. Brian Pollard en het Nederlands Kamerorkest spelen het werk. wat ze voor treffelijk deden. Niet algemeen Langzamerhand zijn wij nu gekomen bij de niet via tradi tionele wegen hoewel men eens op moet letten hoe snel het ongewone van thans het alleszins gewone van morgen is geworden opererende com ponisten. M.a.w. Otto Ketting (1935) en Jan van Vlijmen (1935) componeren op een wij ze die nog niet algemeen door de luisteraar aanvaard wordt. Want dat is bij Otto Ketting in een zeer subtiele en afgewogen klankbeeld dat onmiskenbaar door Webern geïnspireerd werd, terwijl van Vlijmen's .Gruppi" een exponent schijnt van de verworvenheden zoals een Stockhausen. Ligety en vooral Boulez ons de laatste jaren hebben getoond Allereerst „Due Canzonl" (uit 1957) van Otto Ketting, het is eigenlijk ondenkbaar dat iemand die niet-bevooroordeeld is dit werk niet „mooi" zal vinden. Zoals gezegd, alles is fijnzinnig in heel kleine parti kels afgewogen waarbij de in strumenten vaak heel korte fra sen hebben te speler. Kortom, een compositietechniek die her innert aan het pointillisme in de schilderkunst waarbij elk vlakje apart is gekleurd. André Rieu leidt zijn Limburgs Sym fonie Orkest in dit lastig in balans te brengen werk Ten slotte Jan van Vlijmen'* „Gruppi" uit 1960, dat door Pierre Boulez voor het Con certgebouworkest op bewonde renswaardige wijze wordt ge leid. In dit werk vindt men de weerslag van he* actuele mu- ziekgebeuren. De seriële tech niek wordt met veel gevoel voor proporties gehanteerd, ook de z.g. .vrije" fragmenten waarbij aan de uitvoerders vérgaande faciliteiten qua rit miek etc. worden gegund zijn ditmaal volstrekt organisch in het geheel verwerkt en hangen er niet als een soort georgani seerde chaos bij. Voor wie nu diepgaand kennis wil maken met een werk dat de gemiddel de luisteraar voor grote pro blemen stelt die uiteindelijk alleen te overwinnen zijn door véél te luisteren is hier de kans met dit zeer geslaagde werk kennis te maken. Het inzicht zal daarbij nog verdiept worden door de gelijk in alle Donemusseries bijge voegde partituren. HUIB DEETMAN. Bij de uitgeverij Manteau te Brussel/Den Haag is een bundel van vier verhalen verschenen onder de titel Het mes op de keel en geschreven door de nu 24-jarige Jeroen Brouwers. Het zijn de verhalen Orpheus, Dode vrucht. Geestelijke dochter en Thijmen Hoolwerf. Orpheus be schrijft de geestesgesteldheid van een jonge marineman, treu rend om zijn dode meisje Judith en zich deswege verdrinkend. Dode vrucht vertelt van een vrouwelijke bibliotheekbe ambte, die de ongehuwde moe der is geweest van een kind dat door het ijs gezakt en verdron ken is. Zij vindt op een keer op haar lessenaar een verlovingsring en verbeeldt zich dat dit voorwerp een aanzoek moet betekenen van de vrijgezel S. Jankema, die even wel van niets weet. Geestelijke dochter gaat over een studenten feest en een vrijage van de ik figuur met de gastvrouw. Thijmen Hoolwerf is een jonge man die tijdens afwezigheid van de tegen woordige bewoners zijn vroeger ouderlijk huis binnendringt en daar surrealistische situaties schept tot en met de vernieling van een halverwege gebalsemd lijk. waarna hij de boel in de brand steekt. Men ziet het: echt gezellige verha len, geschreven „Nelleke ter ere" en waarmee Nelleke zich ongetwij feld meer vereerd zal voelen dan een eventuele volhardende lezer De uitgeverij vertelt ons dat het in alle verhalen terugkerend thema de volstrekte hulpeloosheid is van een mens in eenzaamheid. De hedendaagse literatuur kan van de eenzaamheid nooit genoeg krijgen en wie zegt daarover te schrijven mag verwachten ernstig te worden genomen. Misschien is de achter grond van het intelligente gestun tel in deze verhalenbundel ernstig genoeg, maar het resultaat is het papier niet waard waarop het gedrukt is. Het mes dat ons zoge naamd op de keel gezet is, hangt ons meters de keel uit. Het is mij volstrekt onmogelijk deze geschie denissen au sérieux te nemen, ook al zou de jeugdige schrijver het zelf wel doen, wat mij twijfelachtig lijkt, als ik op de achterkant van de kaft zijn portret zie: het frisse en olijke gezicht van een Braban der of Limburger, die weet dat de literaire wereld bedriegbaar is. CR. Van zes een jaar Uitgeverij Querido, die een hal ve eeuw geleden is opgericht, heeft zes auteurs ieder een verhaal laten schrijven naar aanleiding van evenveel tekeningen die karakte ristiek zijn voor de zes jaren 1915, 1925. 1935. 1945. 1955 en 1965. Iedere tekening stelt een eenvoudig voorwerp voor. iat de schrijver strak bond aan zijn „invuloefe ning" De schrijvers. J. Bernlef. Max Dendermonde. A. den Dool aard. Hella S. Haasse. Alfred Kossmann en Helga Ruebsamen hebben hun bijdrage anoniem ge leverd Aan de lezer de taak hen te ontdekken, voor welke activiteit hij beloond wordt - bij goede oplossing met boekenbonnen. Het idee is bijzonder aardig uit gewerkt. Het verhaal De stoel (1925* spring er uit als het meest levendig. Van de tekeningen is de illustratie van Co Westerik heel boiend. (158 blz., 0,95).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 18