CONTOUR:
Het simpele leven
in de moderne
Franse literatuur
GOOI NAAR HOGE PLAATSEN
OP LIJST VAN BESTSELLERS
Zwaar accent
op
verziekte kunst
EEN aantal zalen van Delfts stedelijk museum
„Het Prinsenhof" is weer ingericht met schil
derijen, sculpturen en werkstukken van grafische
kunstenaars en pottenbakkers, die samen de „Con
tour" onzer beeldende kunst willen aangeven. Deze
veertiende tentoonstelling in de reeks jaarlijks terug
kerende evenementen geeft evenals de voorgaan
de exposities geen allesomvattend beeld van heden
daags zoeken in het „veel-stromengebied". Een wel
zeer zwaar accent is gelegd op de expressies van een
ziekelijk gedeformeerde en zelfs perverse ideeën
wereld. Bewijsstukken van een zich frisser en levens
blij uiten zijn er te gering in aantal en kwaliteit om
voldoende tegenwicht te kunnen bieden. Contour
1965 moet dan ook menige beschouwer deprimeren.
De een zal zeggen: dergelijke
naargeestige dingen zijn nu
eenmaal tijdbeelden, dus horen
ze binnen de contouren te wor
den getoond. Hij schijnt het
gelijk aan zijn kant te hebben.
Een ander kan wensen, dat ze
als ongepast buiten de tentoon
stelling worden gehouden, en
velen zullen het daarmee eens
zijn.
Wat moeten we ermee aan?
Strekt de vrijheid van menings
uiting, waaraan wij Nederlan
ders zo hechten, zich niet uit tot
het gebied van de beeldende
kunst? Wie zal uitmaken wat
wel en niet door de beugel kan?
En op welke gronden? Men
begeeft zich dan al aanstonds
op niet-artistiek terrein, een
terrein waarvan de kunstzinnige
selecteurs zich bij voorbaat dis
tantiëren.
„Fascistisch"
Wie zich op de inhoud en de
achtergronden daarvan keert
tegen zekere facetten in de
moderne kunst, stelt zich bloot
aan de hoon van diegenen, die
vlug zijn met doodververijen
als „fatsoensrakker", „schijnhei
lige moraalprediker" en „pleiter
voor censuur, fascistisch la
Hitier". Je moet volgens deze
redenering wel een heel stomme
slak zijn om onder zulk grof
geschut nog je hoorns te dur
ven uitsteken. Intussen woekert
de ziekte voort en daar varen
wel bij de lieden die de ver
schijnselen ten eigen bate lucra
tief uitbuiten.
Als een mens tot drieste
sprongen k»mt als gevolg van
een drang, zichzelf van iets te
bevrijden, bijv. puberteitsperi-
kelen, geestelijke misgroei ver
oorzaakt door verkeerd geritehte
opvoeding, rancune, etc., dan is
er veel verklaarbaar en te be
grijpen. Mogelijk is het zelfs, te
billijken, dat de poging tot be
vrijden in het openbaar wordt
geëtaleerd. Om de eerlijkheid
waarvan het werkstuk getuigt
of als waarschuwing bedoeld.
Dit laatste is naar onze over
tuiging slechts sporadisch het
geval. Vaker ontstaat het exces
op minder aanvaardbare motie
ven. Te signaleren zijn: het
gekunsteld streven naar buite
nissigheden in de dwaze veron
derstelling dat je pas dan kunst
pleegt als je met iets komt dat
niet eerder is vertoond; voorts
het brutaal uitstallen van ver
minderd of totaal afwezig norm
besef; het met absurditeiten
verbloemen van een gebrek aan
persoonlijkheid: het uitsluitend
met zichzelf bezig, kunnen zijn
omdat men anders domweg
niets te bieden heeft en ten
slotte: het moedwillig onbenut
laten van wel degelijk aanwezi
ge kwaliteiten om zich ter wille
van publiciteit of grof winstbe
jag bezig te houden met die
extremiteiten welke door zoge
naamde kunstbegeleiders voor
„in" zijn verklaard.
Vloekend
Tot de zonder innerlijke
noodzaak producerende schil
ders van wat „in" is. behoort de
28-jarige Rotterdammer Jan van
den Broek. Dat hij per se wilde
opvallen, bewijzen de giganti
sche afmetingen van zijn doe
ken. Zij opzet slaagde: de vier
stukken beslaan een groot deel
van de voornaamste zaal.
Eertijds, toen „Het Prinsen-
hof' nog klooster was en ook
1»n tiide van prins Willem van
Oranje was deze zaal de plaats
voor contemplatie en devotie.
Afgrijselijk vloekend met die
historische sfeer, maar niet
minder met wat er ondanks alle
vervlakking nog aan heden
daagse menswaardigheid rest,
zijn Van den Broeks geraffi
neerde, door en door verziekte
slijm- en schaamdelenetalerin-
gen.
Geraffineerd is dit decaden
tieverschijnsel niet slechts in
houdelijk. doch eveneens in de
beheersing van het metier. De
autodidactisch tot schilderen
gekomen Van den Broek werkt
in verf als een ras-schilder met
grote talenten. En die talenten
verkwanselt hij nu aan het
rotste genre in de kunst. Hij
doet het moedwillig, op basis
van „zo de wind waait, waait
mijn jasje", en kan hij als hij
daarvan meer effect verwatht
morgen al overstappen op
een andere stijl, met evenveel
talent.
Nu kan men zich wel op de
vlakte houden met een „Het zal
wel weer overgaan" of ,,'t Zijn
toch facetten van de tijdgeest",
maar dat is laf en leugenachtig.
De decadentie met alle geva
ren van dien voor degenen die
ontvankelijk zijn voor ongezon
de erotische prikkels woekert
voort bij de gratie van karak
terloosheid.
Het schijnt de verantwoorde
lijke figuren en daartoe be
horen mede vertegenwoordigers
van stedelijke- en- rijksover
heid, die zaken als Contour
financieel mogelijk maken
volkomen te ontgaan, welk een
verpestende uitwerking verziek
te kunst heeft op labiele jonge
ren.
Een onderzoek zal het beden-
ZATERDAG 3 APRIL 1965
OVERHEID HOUDT KWEEK
VAN ABCESSEN IN BEDRIJF
Joop van Meel is een jonge, talentvolle Rotterd'imse kunstenaar. In de
jaren '62'64 veruierf hij achtereenvolgens de Drempelprijs, de konink
lijke subsidie en de EMS.-cultuurprijs. Helaas geeft hij nu zijn oorspron
kelijkheid prijs aan een tol in onderdelen nauwkeurige imitatie van
Francis Bacons naargeestige en ziekelijk deformerende expressies. Van
Meels „kruisiging" is daarvan een voorbeeld.
Van Le Meilleur de la vie, het
nieuwe boek van Pierre Gascar,
gaat een zeer aparte bekoring
uit. De auteur geeft herinnerin
gen uit zijn kinderjaren, door
gebracht in Zuid-West-Frank
rijk. Naar volledigheid heeft hij
niet gestreefd. Ouderlijk huis,
school, kerk, vriendschappen of
botsingen met andere knapen,
van dat alles is hier niets te
vinden. Iedere individualisering
is vermeden.
Een groepje jongens op de
drempel van de puberteit leeft
mee met het natuurgebeuren en
met de bedrijvigheid der volwas
senen voor zover die aansluit bij
de natuur. Dit collectief wezen
..wij" bezit een waarnemingster-
rein met onuitputtelijke mogelijk
heden: een afgelegen dorp, ver
van de grote wegen, een gemeen
schap waar de oude zeden be
waard zijn gebleven en die een
introvert leven leidt, bepaald door
de tradities en de gang der natuur.
Er is de wagenmaker, die rood-
5loeiende ijzeren banden legt om
e wielen; een zadelmaker wer
kend in een wolk van stof en
pluizen; een ouderwetse kruide
nierswinkel waar de knapen exo
tische geuren opsnuiven; een hout
zagerij waar luchtig opgestapelde
planken wonderlijke bouwsels
vormen. En niet te vergeten de
kelders waar uit het druivensap de
wijn wordt gewonnen naar oude
trant.
Maar nog meer aandacht geven
deze knapen aan de wisseling der
seizoenen; de terugkeer van de
lente met de bewerking der ak
kers. waarbij vele scheldwoorden
en vloeken de paarden moeten aan
sporen; de felle warmte van de
zomer met de oogstdrukte; de gul
le rijkdom van de herst; de kort
stondige sneeuwvreugden in de
winter met de gezellige binnen-
werkzaamheden.
Voor de jeugd zijn er de aparte
vermaken van de jacht op vogels
met de katapult, het spel met de
meikevers en het bad op enkele
veilige plaatsen in de rivier.
Bijzondere gebeurtenissen ont
breken niet; grappige soms lugube
re avonturen, bijna plechtig-rituele
handelingen als het Sint-Jansvuur.
JACQUES DEVAL
kelijke feit aan het licht bren
gen, dat niet weinig sfchoolkin-
deren verscheidene malen per
week op tentoonstellingen als
„Contour" verschijnen om linea
recta, en vrijwel uitsluitend, de
perverse stukken langdurig te
beturen. Dit gebeurt niet alleen
in „Het Prinsenhof'.
En wat te denken van het
andere feit, dat er onderwijs
krachten zijn die het wel een
deel van de opvoeding achten
om de kinderen langs „Contour"
te slepen, maar die het niet
nodig vonden deze leerlingen te
confronteren met de grandioze
en op alle fronten duizend maal
meer aan waarde biedende ten-
Wat te doen? Alleen al op
grond van Thorbecke's stelling
dat de overheid niet heeft te
oordelen wat wel en geen kunst
1«. kan aan een generale cen
suur nauwelijks worden ge-
ducut. Ljils op het punt van de
„openbare orde" vrijwel het
enig hanteerbare wapen ligt
de willekeur op de loer. Maar
zondigt de overheid niet tegen
eigen beginsel en is zij soms
niet richting bepalend als haar
representanten van O., K. W.,
bang als zij zijn om voor ach
terlopend te woi den versleten,
met aanzienlijke bedragen de
cadente kunst in zwang houden?
Er is maar één effectief mid
del: zou de kunst zichzelf moe
ten betalen, dan is de alleen
met dikke subsidie florerende
fabriek van verziekte kunst op
slag zo dood als een pier. De
getalenteerde kunstenaars zou
den zich rap op een ander genre
toeleggen (waarbij ze per se
niet in volkskunst hoeven ver
zanden) en de knoeiers zoeken
dan wel een baantje buiten de
kunst omdat eerst dan zal blij
ken hoe weinigen eigen geld
over hebben voor excessieve
verbeeldingen van het zoge
naamde hedendaagse levensge
voel.
De overheid kan en moet het
cultureel beleven mogelijk ma
ken, zo goed als zij op andere
terreinen voorzieningen treft
Op alle gebied is echter het
eisen van „goede waar" een
vanzelfsprekend recht, zowel
voor particulier, bedrijfsleven
en overheid. Het is daarom in
strijd met de eisen die aan een
gezond staatshuishouden zijn te
siellen, dat overheidsinstellin
gen zich culturele knollen voor
citroenen, ofwel abcessen voor
kunst laten aansmeren.
In een volgend artikel hopen
wij ons bezig te houden met
andere aspecten van de tot 10
mei durende „Contour".
TON HYDRA
In voorjaarsuitgaven van Heinnemann
Dat de romans, die wij in
dit korte bestek bespreken,
commercieel een goede toe
komst tegemoet gaan, is niet
moeilijk te voorspellen. Deze
voorjaarsuitgaven van het
Londense huis Heinemann
hebben de noodzakelijke
kenmerken voor het berei
ken van een hoge plaats op
de ranglijst der Engelse best
sellers. De schrijvers hebben
in hun land (hetzij Engeland
of Amerika) reeds een goede
bekendheid. Zij paren bo
vendien een rijke fantasie
aan een knap vakmanschap
en de intriges van hun boe
ken zijn niet alledaags, zelfs
zeer origineel, zonder even
wel al te buitenissig te wor-
Tweeling-slang
Ronald Scott Thorn, begon
nen als succesvol toneel- en tv-
schrijver, heeft zich in The
Twin Serpents niet op vreemde
grond begeven. Voordat hij van
het schrijven zijn broodwinning
maakte, studeerde hij medicij
nen in Oxford en de daar
verworven kennis kwam hem
goed van pas bij het schrijven
van zijn (derde) roman.
In het bijzonder origineel
»ecomponeerdc verhaal plaatst
nij zijn hoofdpersoon, de Lon-
iense plastische chirurg Cran-
ford, als een ongecompliceerde
figuur tegenover de tweeling
slang. die hem dreigt te ver
stikken. Eén van die tweeling
is Cranfords mooie vrouw Eve.
Zij hoort door geboorte thuis ln
de society-kringen, waarin zij
naar man heeft binnengehaald.
Zij heeft een panische angst
voor het moederschap, dat haar
mooie figuur zal „misvormen"
en zij is ziekelijk verknocht
aan haar tweelingbroer, de
manke, invalide Willy, die nog
meer dan zij de kwade genius
voor Cranford is.
Als Eve door een ongeluk in
de badkuip verdrinkt, juist op
het ogenblik, dat Cranford door
een huidziekte aan zijn handen
(de symbolische bedreiging
door de tweeling-slang, de aes-
culaap het teken der genees
kunst) een tijdlang van inkom
sten verstoken zal moeten blij
ven, ziet hij de mogelijkheid
tot ontsnapping. Hij ensceneert
een verdrinking aan het Noord
zeestrand van hem en zijn
vrouw en hij duikt op als de
kunstschilder Wilson op een
eenzaam Grieks eiland. Maar
Willy blijft hem achtervolgen.
Wilson-Cranford, op het eiland
gelukkig getrouwd en vader
van een zoon, wordt ontdekt
door de privé-detective Fowler
en daarna door Willy zelf.
Cranford heeft zich door een
operatie onherkenbaar gemaakt,
maar Willy herkent hem aan
houding en gebaren. De op
wraak beluste manke zal niet
rusten, voordat hij zijn zwager
voor de Engelse rechtbank
heeft gesleept. Cranford wei
gert echter zijn ware identiteit
toe te geven, totdat hij ge
dwongen wordt een blindedarm
operatie bij een klein meisje,
dat gedoemd is te sterven, uit
te voeren. Dan slaat Willy
letterlijk toe, maar zijn wraak
kan niet volledig zijn. Hij gaat
aan zijn eigen wraaklust ten
onder. (25 shillings 279 blz.).
Amusante Venus
Van een geheel ander karak
ter is het bijzonder amusante
Love from Venus van Max
Catto, evenals Scott Thorn be
gonnen als toneelschrijver Ve
nus OToole is het Ierse meisje,
dat in Parijs als mannequin
begon en daarna danseres ge
worden is in een nachtblub.
Alle mannen voelen hun bloed
sneller gaan, als zij deze pure,
verbluffende schoonheid zien,
maar Venus is naast schoon ook
onbedorven. Zij speelt onbe
wust met de mannen en houdt
daar een luxe leventje van
over, zonder, echter op het
kritieke moment voor welke
man dan ook te zwichten. Zij
beschermt zich door do man
van haar dromen, de niet-be-
staande Fred, tot een levende
werkelijkheid te maken.
Op de sofa van de psychiater
Carter aan de duimen in een
kelder opgehangen door twee
sadistische bewakers en de ge
vangenisdokter weet hem alleen
door het toedienen van verdo
vende middelen bij zijn zinnen
te houden. In haar verhaal heeft
Patricia Highsmith het drama
de I
die
RONALD SCOTT THORN
vertelt zij over haar avonturen
en die zijn door Max Catto in
een prettige staccato-stijl neer
geschreven in een ontwapenend
verhaal vol kolderieke en gro
teske wendingen en we hebben
de indruk, dat Catto zijn Venus
opzettelijk een tegenhangster
wilde laten zijn voor al die
boekenmeisjes, die al in hoofd
stuk twee allerlei omzwervin
gen in mannenbedden hebben
gemaakt. (21 shillings - 199
blz.)
Aanklacht
De Amerikaanse schrijfster
Patricia Highsmith, een jonge
vrouw wier Strangers on a
Train door Alfred Hitchcock
werd verfilmd, heeft haar jong
ste roman The Glass Cell gesi
tueerd in en buiten de gevan
genis van één der zuidelijke
Staten. Van haar verhaal over
de onschuldig veroordeelde
Philip Carter en zijn behande
ling in die staatsgevangenis
heeft zij een schrille aanklacht
gemaakt tegen de toestanden,
die in sommige van die institu
ten in de V.S. nog heersen.
Voor een klein vergrijp wordt
martelende onzekerheid
keert, of de insinuaties over de
ontrouw van zijn vrouw waar
zijn, die bovendien voortdurend
moet twijfelen, of de ware
daders van de corruptie, waar
van hij beschuldigd wordt, wel
zullen worden ontdekt. Als hij
vrijkomt, ontdekt hij de waar
heid, die allerminst prettig is
en hij neemt wraak op zijn
eigen manier, waarbij dan de
vraag blijft, of hijzelf niet aan
corruptie is ten onder gegaan.
(21- shillings - 249 blz.)
Pockets
Van de in New York geves
tigde New American Li
brary ontvingen wij ook
weer een reeks boeken van
uiteenlopende aard en kwali
teit.
Zo waren er van Georges
Simenon drie Maigrets. Inspec
tor Maigret and the Killers.
Inspector Maigret and the
Strangled Stripper, Inspector
Maigret in New York's Under
world, de roman Really the
Blues over de jazzmusicus Mezz
Mezzrow, die deze autobiogra
fie samen met Bernard Wolfe
schreef, het vertaalde The Ro
mance of Leonardo da Vinei
door Dmitri Merezkhovsky, de
lichte romans en thrillers Who
killed Sweet Sue? (Henry Ka
ne), No Blonde Is an Island
(Carter Brown), Nurse Fores
ter's Secret (Jane Converse).
Von Ryan's Express, (David
Westheimer), A Fool in the
Forest (Basil Burwell), Ruby
McCollum (William Bradford
Huie), allemaal Signet-pockets,
die goed zijn voor een avondje
lichte verstrooiing.
Van zwaarder kaliber zijn de
Sfeer
Een opsomming kan geen
indruk geven van de gedetail
leerde vertelwijze van de
schrijver en zijn indringende
benadering van het veelkleu
rige natuurleven en de dorps
geneugten
Er is hier een scherp waar
nemer aan het woord, tegelijk
een dichter die ook de intie
me kant der dingen ziet.
Fraai Is de beschrijving van het
spel der wolken, van de flitsende
vluchten der vogels, van het ge
heimzinnig leven in de diepe
krochten van de rivier. Voor de
concrete gebeurtenissen heeft de
auteur genoeg gehad aan zijn
herinneringen, maar voor de staal
tjes beschrijvingskunst zijn ze on
getwijfeld verdiept door bezoeken
aan deze streek, Aqultanië, in later
jaren. Zo kan een twaalfjarige niet
waarnemen. Daarbij leeft op de
achtergrond het besef van de
wisseling aller aardse dingen en de
onvermijdelijke gang naar het ein
de.
In dit boek sluit Gascar aan bij
zijn taal- en stijlgebruik in zijn
eerste werk; suggestief en beel
dend, berustend op een doorleefd,
bezield realisme. Een eigenaardig
verschil met verscheidene voor
gaande werken van deze schrijver
waarin de natuur wordt voorge
steld als een vijandige macht, er
op uit de mens te benauwen en in
te snoeren, is dat ze hier hem
binnenlaat in haar sfeer, vriende
lijk ontvangt en opvoedt tot mens.
Een enkel woord nog over de
schrijver. Geboren in 1916 te Pa
rijs, opgegroeid zoals gezegd in
Aquitanië, heeft hij weinig school
opleiding genoten en verscheidene
beroepeif uitgeoefend. Acht jaar
heeft hij in uniform doorgebracht,
van de Maginot-linie tot Noorwe
gen, daarna in een Duits krijgs
gevangenenkamp en, na twee mis
lukte ontsnappingspogingen, in een
strafkamp. Na '45 is hij, gerijpt
door velerlei ervaringen, de jour
nalistiek en de literatuur ingetre
den. Geen wonder dat boeken als
Les Bètes, Le Temps des Morts
(Prix Goncourt 1953) en Femmes
(1955) somberheid ademen. Gelei
delijk is de innerlijke bevrijding
gekomen waarvan ook dit boek
een teken is.
Avontuur
De zeventigjarige Jacques Deval,
schrijver van succesrijke toneel
stukken benevens drie minder be
kende romans, heeft aan dit getal
een vierde toegevoegd, getiteld Les
Voyagenrs. Het boek heeft trekken
van de historische roman en berust
gedeeltelijk op de studie van ge
schiedkundige documenten, maar is
toch te veel fictie om bovenge
noemde naam te kunnen dragen.
Beter zou men het een avonturen
roman kunnen noemen in een
historisch kader.
Het verhaal begint te Quebec in
1789, als Frankrijk Canada heeft
afgestaan aan Groot-Brittannië tot
grote woede en ontsteltenis der
kolonisten, die trouw wensen te
blijven aan het moederland. Cou-
ronne Boise, de heldin van de
roman, wordt dan als dienstbode
gezonden naar het verre Fort
Indigo Ho, de meest noordelijke
Signet Science-boeken The
Universe and dr. Einstein, door
Lincoln Barnett, The Explora
tion of the Universe, door H.
C. King, The Human Brain: its
Capacities and Functions, door
Isaac Asimov, en de Mentor-
boeken The Religions of the
Oppressed, door Vittorio Lan-
ternarl. The Age of Complexi
ty, door Herbert Kohl en A
Short History of Ireland, door
post van de Hudson Company, die
de alleenhandel in bont heeft
verkregen in deze barre oorden.
Weldra ontvlucht het meisje de
kille atmosfeer van het fort en
vindt een wijkplaats bij de ge
broeders Douillete, even goed-
rooms en goed-frans als zij is,
trappers", jagers en bonthandela
ren, levend zonder contact met de
Engelse overheid. De oogst aan
bontvellen wordt niet afgedragen
aan de Engelse handelspost, maar
vindt via het Zuiden zijn weg naar
Europa. Een omslachtige en ge
vaarlijke reis! Als een der India
nen vertelt van de mogelijkheid
westwaarts een oceaan te bereiken
en vandaar zuidelijk een missie
post en vrije handelskantoren, mag
deze kans dan ook niet gemist
worden.
Nazaire, de jongste broer, is
verliefd op Couronne, die echter
haar hart heeft gegeven aan Am-
broise, vroom en dapper man van
rimpelloze deugd. Maar het meest
praktisch is dat Nazaire met Cou
ronne, die door de Engelse autori
teiten wordt gezocht wegens deser
tie en wie de doodstraf wacht, de
geweldige tocht onderneemt en de
oudere broer de contacten met de
Indianen onderhoudt
De beschrijving van deze tocht
die maanden duurf en. voert door
oerwouden en woeste bergen, de
Rocky Mountains, is spannend.
Gevaren bij de vleet, grizzly-beren
wachten het gezelschap op, de
bevriezingsdood besluipt hen. Het
meisje moet zelfs de mond-op-
mond-methode toepassen om Na-
zaires leven te redden. De ontmoe
ting met de inboorlingen daarente-
gen is van vriendelijke aard.
Eindelijk bereiken de uitgeputte
reizigers de Westkust, zakken naar
het zuiden af, maar worden opge
pikt door een Engels schip en
belanden in Londen.
Nieuw decor
Grote verandering van decor. Ze
komen in contact met Franse uit
gewekenen, in het bijzonder met
een popperig, oud markiesje. Hij
neemt op zich het journaal van
Nazaire te kopiëren. Helaas begaat
hij onvoorzichtigheden, die ten ge
volge hebben dat de leiders der
Hudson Company er eerder inzage
van krijgen dan de mensen voor
wie het bestemd is. Als Couronne
de oudste broer terugvindt, heeft
het reisverslag dan ook zijn bete
kenis verloren. De Engelsen heb
ben de nieuwe verbindingsweg
Oost-West dwars door Canada al
in kaart gebracht en benutten hem
voor de snelle afvoer van de door
de Indianen aangevoerde bontvel
len. „Les voyageurs", de buiten de
geordende maatschappij levende
Franse kolonisten, zien hun be
staansmogelijkheden wegvallen en
zullen moeten capituleren.
Liefdesperikelen
Geen Frans schrijver kan
de liefde uitschakelen uit een
verhaal als dit; liefde en
avontuur moeten samen gaan.
Dat geldt ook voor deze ro
man. Het begin is idealistisch;
Ambroise en Couronne zullen
elkander tronw blijven, wat
ook aebeure.
Lange tijd gaan Nazaire en het
meisje op hun meer dan een jaar
durende tocht als kameraden met
elkander om, maar in een bepaalde
situatie breekt hun begeerte tot
zuiverheid stuk. Ze leven voort,
vol wroeging en schaamte. In
Londen wordt hun verbintenis
kerkelijk geijkt, maar de schade
blijft. Als Couronne alleen terug
keert Nazaire heeft de dood
gevonden bij een mislukte landing
op de Normandische kust staat
dc geschonden belofte tussen haar
en Ambroise. Ze kan slechts zijn
huishoudster zijn. Maar weer komt
een wijze priester tussenbeide en
het^verhaal eindigt met een blijde
Van deze roman kan veel goeds
gezegd worden: vlotte schriftuur,
spannende verhalen afwisseling
van milieus, geestige tekeningen
vooral van de emigrantenkrjng. In
de andere schaal van de balans
moeten evenwel gelegd worden:
gemis aan diepte en achtergrond,
het ontbreken van een verant
woorde karaktertekening en, voor
al in het laatste gedeelte, een
opeenstapeling van onwaarschijn
lijkheden, waarin de hand van de
schrijver al te voelbaar wordt
Typisch-Frans is de anti-Engelse
gezindheid die uit het boek
spreekt; de Britten zijn kille puri
teinen, hardvochtig en humorloos,
tuk op winstbejag, waarbij slinkse
streken niet geschuwd worden. De
Frans-Canadezen zullen hun vreug
de hebben aan dit boek.
de geschiedenis, maar in sterkere
mate dan met Les Voyageurs het
geval is. Het draagt de geheimzin
nige titel Noire est la couleur en is
van de hand van Agnès Chabrier,
die onder het pseudoniem Daniel
Gray verscheidene tientallen detec
tiveromans heeft geschreven en
daarnaast een achttal romans on
der haar eigen naam.
Dit verhaal speelt in de jaren na
de Frans-Duitse oorlog van 1870,
als de Commune van Parijs, het
revolutionaire bewind dat de
hoofdstad een enkele maand in
handen had, in mei 1871 is neerge
slagen door het regeringsleger in
bloedige straatgevechten. De laat
ste stuiptrekkingen van de Com
mune waren zuivere misdaden;
voorname gebouwen werden in
brand gestoken en honderden gij
zelaars, die in handen der opstan
delingen waren gebleven, ver
moord. Na het herstel der orde
werden meer dan elfduizend ge-
vangenen berecht door een krijgs
raad; de erkende leiders werden
gefusilleerd en duizenden oproer
makers verbannen naar Nieuw-Ca-
ledonië, een eiland gelegenten
oosten van Australië en in gebruik
als strafkolonie voor dwangarbeid.
Pas in 1879-1880 gaf een algemene
amnestie de gedeporteerden de
vrijheid weer.
Louise Michel, een der meest
bekende „pétroleuses" heeft in
uitvoerige gedenkschriften de
trieste omstandigheden van de ge
vangenschap, de bootreis en het
leven op het barre eiland gete
kend. Zij is het eigenlijke middel
punt van het verhaal. Haar ge
schriften zijn in ruime mate benut
door de auteur van dit boek, zelfs
in brede citaten, ook uit de gedich
ten die de begaafde vrouw in de
ballingschap heeft geschreven. In
dit boek komt ze naar voren als
een heftige natuur, bezield met
een vurige haat jegens regering,
maatschappij en kerk, meer anar
chiste dan communiste, maar zeer
ontwikkeld en kunstzinnig en in
persoonlijk contact altijd bereid tot
helpen en dienen.
Agnès Chabrier begint haar ver
haal met de tocht der gevangenen
naar Versailles, de zetel der wetti
ge regering, waarbij de burgerij
zowel als het militaire escorte
kwistig waren met beschimpingen
en gewelddaden; daarna volgde de
berechting, in het grove verricht,
zodat ook onschuldigen, toevallige
voorbijgangers, tot deportatie wer
den veroordeeld. De bezwaren van
de reis op een boot, veel te klein
het grote aaiHI
ven en, eenmaal aangekomen
op de plaats van bestemming, de
bestaansmoeilijkheden op de kale
vlakten en tussen rotsen, het
wordt alles omstandig en boeiend
verteld. Hetzelfde geldt voor de
opstand der inboorlingen, de Ca-
naques, in 1878. Men moet de
schrijfster prijzen voor haar trouw
aan de feiten, al is haar voorstel
ling misschien wat te vriendelijk
r de Communards.
Roger Chauviré.
J. VAN H.
Historie
Fictie
Maar ze wilde een roman schrij
ven. En zo moest ze de figuur
scheppen van de vertelster, een
adellijk meisje, dat door haar
onhandigheid was terechtgekomen
in een bende der vluchtende op
standelingen en hun lot moest
ondergaan Ze lijdt dubbel, goed-
katholiek en vreemd aan alle
revolutionaire neigingen, onbekend
net de zeden en noden der volks
klasse. als /.e is. Louise Michel
trekt zich haar lot aan en redt
laardoor haar leven
Ze verliest haar verloofde, die
zich er voor zou schamen een ex-
gedeporteerde, zelfs onschuldig, te
liefde, die vele verwikkelingen te
veel om hier uiteen te zetten,
meebrengt. Het slot van het ver
haal brengt een gelukkige oplos
sing: een huwelijk en een vrij
bestaan in de oorden waar ze
zoveel spanningen heeft moeten
doorstaan.
Dit spel der fictie bergt zoveel
onaanvaardbare ongerijmdheden in
zich dat de lezer, tenzij hij zeer
naïef is. meewarig zal glimlachen.
Alleen het historisch element in
het boek zal hem kunnen boeien.
Ken tweede zwakheid van deze
roman is de vlakke stijl en de
conventionele taal. Daardoor blijft
hij beduidend achter bij het werk
van Deval en zeer ver bij dat van
Gascar. zo geladen met dichterlijke
kracht en vol geheimzinnig leven.
v. d. PANNE
Pierre Gascar. Le Meilleur de
la Vie. Uitg. Gallimard. Parijs.
Jacques Deval. Les Voyageurs.
Uitg. Albin Michel, Parijs.
Agnès Chabrier. Noire est la
couleur. Uitg. Flamr.arion, Pa
rijs.