CONTOUR: Het simpele leven in de moderne Franse literatuur GOOI NAAR HOGE PLAATSEN OP LIJST VAN BESTSELLERS Zwaar accent op verziekte kunst EEN aantal zalen van Delfts stedelijk museum „Het Prinsenhof" is weer ingericht met schil derijen, sculpturen en werkstukken van grafische kunstenaars en pottenbakkers, die samen de „Con tour" onzer beeldende kunst willen aangeven. Deze veertiende tentoonstelling in de reeks jaarlijks terug kerende evenementen geeft evenals de voorgaan de exposities geen allesomvattend beeld van heden daags zoeken in het „veel-stromengebied". Een wel zeer zwaar accent is gelegd op de expressies van een ziekelijk gedeformeerde en zelfs perverse ideeën wereld. Bewijsstukken van een zich frisser en levens blij uiten zijn er te gering in aantal en kwaliteit om voldoende tegenwicht te kunnen bieden. Contour 1965 moet dan ook menige beschouwer deprimeren. De een zal zeggen: dergelijke naargeestige dingen zijn nu eenmaal tijdbeelden, dus horen ze binnen de contouren te wor den getoond. Hij schijnt het gelijk aan zijn kant te hebben. Een ander kan wensen, dat ze als ongepast buiten de tentoon stelling worden gehouden, en velen zullen het daarmee eens zijn. Wat moeten we ermee aan? Strekt de vrijheid van menings uiting, waaraan wij Nederlan ders zo hechten, zich niet uit tot het gebied van de beeldende kunst? Wie zal uitmaken wat wel en niet door de beugel kan? En op welke gronden? Men begeeft zich dan al aanstonds op niet-artistiek terrein, een terrein waarvan de kunstzinnige selecteurs zich bij voorbaat dis tantiëren. „Fascistisch" Wie zich op de inhoud en de achtergronden daarvan keert tegen zekere facetten in de moderne kunst, stelt zich bloot aan de hoon van diegenen, die vlug zijn met doodververijen als „fatsoensrakker", „schijnhei lige moraalprediker" en „pleiter voor censuur, fascistisch la Hitier". Je moet volgens deze redenering wel een heel stomme slak zijn om onder zulk grof geschut nog je hoorns te dur ven uitsteken. Intussen woekert de ziekte voort en daar varen wel bij de lieden die de ver schijnselen ten eigen bate lucra tief uitbuiten. Als een mens tot drieste sprongen k»mt als gevolg van een drang, zichzelf van iets te bevrijden, bijv. puberteitsperi- kelen, geestelijke misgroei ver oorzaakt door verkeerd geritehte opvoeding, rancune, etc., dan is er veel verklaarbaar en te be grijpen. Mogelijk is het zelfs, te billijken, dat de poging tot be vrijden in het openbaar wordt geëtaleerd. Om de eerlijkheid waarvan het werkstuk getuigt of als waarschuwing bedoeld. Dit laatste is naar onze over tuiging slechts sporadisch het geval. Vaker ontstaat het exces op minder aanvaardbare motie ven. Te signaleren zijn: het gekunsteld streven naar buite nissigheden in de dwaze veron derstelling dat je pas dan kunst pleegt als je met iets komt dat niet eerder is vertoond; voorts het brutaal uitstallen van ver minderd of totaal afwezig norm besef; het met absurditeiten verbloemen van een gebrek aan persoonlijkheid: het uitsluitend met zichzelf bezig, kunnen zijn omdat men anders domweg niets te bieden heeft en ten slotte: het moedwillig onbenut laten van wel degelijk aanwezi ge kwaliteiten om zich ter wille van publiciteit of grof winstbe jag bezig te houden met die extremiteiten welke door zoge naamde kunstbegeleiders voor „in" zijn verklaard. Vloekend Tot de zonder innerlijke noodzaak producerende schil ders van wat „in" is. behoort de 28-jarige Rotterdammer Jan van den Broek. Dat hij per se wilde opvallen, bewijzen de giganti sche afmetingen van zijn doe ken. Zij opzet slaagde: de vier stukken beslaan een groot deel van de voornaamste zaal. Eertijds, toen „Het Prinsen- hof' nog klooster was en ook 1»n tiide van prins Willem van Oranje was deze zaal de plaats voor contemplatie en devotie. Afgrijselijk vloekend met die historische sfeer, maar niet minder met wat er ondanks alle vervlakking nog aan heden daagse menswaardigheid rest, zijn Van den Broeks geraffi neerde, door en door verziekte slijm- en schaamdelenetalerin- gen. Geraffineerd is dit decaden tieverschijnsel niet slechts in houdelijk. doch eveneens in de beheersing van het metier. De autodidactisch tot schilderen gekomen Van den Broek werkt in verf als een ras-schilder met grote talenten. En die talenten verkwanselt hij nu aan het rotste genre in de kunst. Hij doet het moedwillig, op basis van „zo de wind waait, waait mijn jasje", en kan hij als hij daarvan meer effect verwatht morgen al overstappen op een andere stijl, met evenveel talent. Nu kan men zich wel op de vlakte houden met een „Het zal wel weer overgaan" of ,,'t Zijn toch facetten van de tijdgeest", maar dat is laf en leugenachtig. De decadentie met alle geva ren van dien voor degenen die ontvankelijk zijn voor ongezon de erotische prikkels woekert voort bij de gratie van karak terloosheid. Het schijnt de verantwoorde lijke figuren en daartoe be horen mede vertegenwoordigers van stedelijke- en- rijksover heid, die zaken als Contour financieel mogelijk maken volkomen te ontgaan, welk een verpestende uitwerking verziek te kunst heeft op labiele jonge ren. Een onderzoek zal het beden- ZATERDAG 3 APRIL 1965 OVERHEID HOUDT KWEEK VAN ABCESSEN IN BEDRIJF Joop van Meel is een jonge, talentvolle Rotterd'imse kunstenaar. In de jaren '62'64 veruierf hij achtereenvolgens de Drempelprijs, de konink lijke subsidie en de EMS.-cultuurprijs. Helaas geeft hij nu zijn oorspron kelijkheid prijs aan een tol in onderdelen nauwkeurige imitatie van Francis Bacons naargeestige en ziekelijk deformerende expressies. Van Meels „kruisiging" is daarvan een voorbeeld. Van Le Meilleur de la vie, het nieuwe boek van Pierre Gascar, gaat een zeer aparte bekoring uit. De auteur geeft herinnerin gen uit zijn kinderjaren, door gebracht in Zuid-West-Frank rijk. Naar volledigheid heeft hij niet gestreefd. Ouderlijk huis, school, kerk, vriendschappen of botsingen met andere knapen, van dat alles is hier niets te vinden. Iedere individualisering is vermeden. Een groepje jongens op de drempel van de puberteit leeft mee met het natuurgebeuren en met de bedrijvigheid der volwas senen voor zover die aansluit bij de natuur. Dit collectief wezen ..wij" bezit een waarnemingster- rein met onuitputtelijke mogelijk heden: een afgelegen dorp, ver van de grote wegen, een gemeen schap waar de oude zeden be waard zijn gebleven en die een introvert leven leidt, bepaald door de tradities en de gang der natuur. Er is de wagenmaker, die rood- 5loeiende ijzeren banden legt om e wielen; een zadelmaker wer kend in een wolk van stof en pluizen; een ouderwetse kruide nierswinkel waar de knapen exo tische geuren opsnuiven; een hout zagerij waar luchtig opgestapelde planken wonderlijke bouwsels vormen. En niet te vergeten de kelders waar uit het druivensap de wijn wordt gewonnen naar oude trant. Maar nog meer aandacht geven deze knapen aan de wisseling der seizoenen; de terugkeer van de lente met de bewerking der ak kers. waarbij vele scheldwoorden en vloeken de paarden moeten aan sporen; de felle warmte van de zomer met de oogstdrukte; de gul le rijkdom van de herst; de kort stondige sneeuwvreugden in de winter met de gezellige binnen- werkzaamheden. Voor de jeugd zijn er de aparte vermaken van de jacht op vogels met de katapult, het spel met de meikevers en het bad op enkele veilige plaatsen in de rivier. Bijzondere gebeurtenissen ont breken niet; grappige soms lugube re avonturen, bijna plechtig-rituele handelingen als het Sint-Jansvuur. JACQUES DEVAL kelijke feit aan het licht bren gen, dat niet weinig sfchoolkin- deren verscheidene malen per week op tentoonstellingen als „Contour" verschijnen om linea recta, en vrijwel uitsluitend, de perverse stukken langdurig te beturen. Dit gebeurt niet alleen in „Het Prinsenhof'. En wat te denken van het andere feit, dat er onderwijs krachten zijn die het wel een deel van de opvoeding achten om de kinderen langs „Contour" te slepen, maar die het niet nodig vonden deze leerlingen te confronteren met de grandioze en op alle fronten duizend maal meer aan waarde biedende ten- Wat te doen? Alleen al op grond van Thorbecke's stelling dat de overheid niet heeft te oordelen wat wel en geen kunst 1«. kan aan een generale cen suur nauwelijks worden ge- ducut. Ljils op het punt van de „openbare orde" vrijwel het enig hanteerbare wapen ligt de willekeur op de loer. Maar zondigt de overheid niet tegen eigen beginsel en is zij soms niet richting bepalend als haar representanten van O., K. W., bang als zij zijn om voor ach terlopend te woi den versleten, met aanzienlijke bedragen de cadente kunst in zwang houden? Er is maar één effectief mid del: zou de kunst zichzelf moe ten betalen, dan is de alleen met dikke subsidie florerende fabriek van verziekte kunst op slag zo dood als een pier. De getalenteerde kunstenaars zou den zich rap op een ander genre toeleggen (waarbij ze per se niet in volkskunst hoeven ver zanden) en de knoeiers zoeken dan wel een baantje buiten de kunst omdat eerst dan zal blij ken hoe weinigen eigen geld over hebben voor excessieve verbeeldingen van het zoge naamde hedendaagse levensge voel. De overheid kan en moet het cultureel beleven mogelijk ma ken, zo goed als zij op andere terreinen voorzieningen treft Op alle gebied is echter het eisen van „goede waar" een vanzelfsprekend recht, zowel voor particulier, bedrijfsleven en overheid. Het is daarom in strijd met de eisen die aan een gezond staatshuishouden zijn te siellen, dat overheidsinstellin gen zich culturele knollen voor citroenen, ofwel abcessen voor kunst laten aansmeren. In een volgend artikel hopen wij ons bezig te houden met andere aspecten van de tot 10 mei durende „Contour". TON HYDRA In voorjaarsuitgaven van Heinnemann Dat de romans, die wij in dit korte bestek bespreken, commercieel een goede toe komst tegemoet gaan, is niet moeilijk te voorspellen. Deze voorjaarsuitgaven van het Londense huis Heinemann hebben de noodzakelijke kenmerken voor het berei ken van een hoge plaats op de ranglijst der Engelse best sellers. De schrijvers hebben in hun land (hetzij Engeland of Amerika) reeds een goede bekendheid. Zij paren bo vendien een rijke fantasie aan een knap vakmanschap en de intriges van hun boe ken zijn niet alledaags, zelfs zeer origineel, zonder even wel al te buitenissig te wor- Tweeling-slang Ronald Scott Thorn, begon nen als succesvol toneel- en tv- schrijver, heeft zich in The Twin Serpents niet op vreemde grond begeven. Voordat hij van het schrijven zijn broodwinning maakte, studeerde hij medicij nen in Oxford en de daar verworven kennis kwam hem goed van pas bij het schrijven van zijn (derde) roman. In het bijzonder origineel »ecomponeerdc verhaal plaatst nij zijn hoofdpersoon, de Lon- iense plastische chirurg Cran- ford, als een ongecompliceerde figuur tegenover de tweeling slang. die hem dreigt te ver stikken. Eén van die tweeling is Cranfords mooie vrouw Eve. Zij hoort door geboorte thuis ln de society-kringen, waarin zij naar man heeft binnengehaald. Zij heeft een panische angst voor het moederschap, dat haar mooie figuur zal „misvormen" en zij is ziekelijk verknocht aan haar tweelingbroer, de manke, invalide Willy, die nog meer dan zij de kwade genius voor Cranford is. Als Eve door een ongeluk in de badkuip verdrinkt, juist op het ogenblik, dat Cranford door een huidziekte aan zijn handen (de symbolische bedreiging door de tweeling-slang, de aes- culaap het teken der genees kunst) een tijdlang van inkom sten verstoken zal moeten blij ven, ziet hij de mogelijkheid tot ontsnapping. Hij ensceneert een verdrinking aan het Noord zeestrand van hem en zijn vrouw en hij duikt op als de kunstschilder Wilson op een eenzaam Grieks eiland. Maar Willy blijft hem achtervolgen. Wilson-Cranford, op het eiland gelukkig getrouwd en vader van een zoon, wordt ontdekt door de privé-detective Fowler en daarna door Willy zelf. Cranford heeft zich door een operatie onherkenbaar gemaakt, maar Willy herkent hem aan houding en gebaren. De op wraak beluste manke zal niet rusten, voordat hij zijn zwager voor de Engelse rechtbank heeft gesleept. Cranford wei gert echter zijn ware identiteit toe te geven, totdat hij ge dwongen wordt een blindedarm operatie bij een klein meisje, dat gedoemd is te sterven, uit te voeren. Dan slaat Willy letterlijk toe, maar zijn wraak kan niet volledig zijn. Hij gaat aan zijn eigen wraaklust ten onder. (25 shillings 279 blz.). Amusante Venus Van een geheel ander karak ter is het bijzonder amusante Love from Venus van Max Catto, evenals Scott Thorn be gonnen als toneelschrijver Ve nus OToole is het Ierse meisje, dat in Parijs als mannequin begon en daarna danseres ge worden is in een nachtblub. Alle mannen voelen hun bloed sneller gaan, als zij deze pure, verbluffende schoonheid zien, maar Venus is naast schoon ook onbedorven. Zij speelt onbe wust met de mannen en houdt daar een luxe leventje van over, zonder, echter op het kritieke moment voor welke man dan ook te zwichten. Zij beschermt zich door do man van haar dromen, de niet-be- staande Fred, tot een levende werkelijkheid te maken. Op de sofa van de psychiater Carter aan de duimen in een kelder opgehangen door twee sadistische bewakers en de ge vangenisdokter weet hem alleen door het toedienen van verdo vende middelen bij zijn zinnen te houden. In haar verhaal heeft Patricia Highsmith het drama de I die RONALD SCOTT THORN vertelt zij over haar avonturen en die zijn door Max Catto in een prettige staccato-stijl neer geschreven in een ontwapenend verhaal vol kolderieke en gro teske wendingen en we hebben de indruk, dat Catto zijn Venus opzettelijk een tegenhangster wilde laten zijn voor al die boekenmeisjes, die al in hoofd stuk twee allerlei omzwervin gen in mannenbedden hebben gemaakt. (21 shillings - 199 blz.) Aanklacht De Amerikaanse schrijfster Patricia Highsmith, een jonge vrouw wier Strangers on a Train door Alfred Hitchcock werd verfilmd, heeft haar jong ste roman The Glass Cell gesi tueerd in en buiten de gevan genis van één der zuidelijke Staten. Van haar verhaal over de onschuldig veroordeelde Philip Carter en zijn behande ling in die staatsgevangenis heeft zij een schrille aanklacht gemaakt tegen de toestanden, die in sommige van die institu ten in de V.S. nog heersen. Voor een klein vergrijp wordt martelende onzekerheid keert, of de insinuaties over de ontrouw van zijn vrouw waar zijn, die bovendien voortdurend moet twijfelen, of de ware daders van de corruptie, waar van hij beschuldigd wordt, wel zullen worden ontdekt. Als hij vrijkomt, ontdekt hij de waar heid, die allerminst prettig is en hij neemt wraak op zijn eigen manier, waarbij dan de vraag blijft, of hijzelf niet aan corruptie is ten onder gegaan. (21- shillings - 249 blz.) Pockets Van de in New York geves tigde New American Li brary ontvingen wij ook weer een reeks boeken van uiteenlopende aard en kwali teit. Zo waren er van Georges Simenon drie Maigrets. Inspec tor Maigret and the Killers. Inspector Maigret and the Strangled Stripper, Inspector Maigret in New York's Under world, de roman Really the Blues over de jazzmusicus Mezz Mezzrow, die deze autobiogra fie samen met Bernard Wolfe schreef, het vertaalde The Ro mance of Leonardo da Vinei door Dmitri Merezkhovsky, de lichte romans en thrillers Who killed Sweet Sue? (Henry Ka ne), No Blonde Is an Island (Carter Brown), Nurse Fores ter's Secret (Jane Converse). Von Ryan's Express, (David Westheimer), A Fool in the Forest (Basil Burwell), Ruby McCollum (William Bradford Huie), allemaal Signet-pockets, die goed zijn voor een avondje lichte verstrooiing. Van zwaarder kaliber zijn de Sfeer Een opsomming kan geen indruk geven van de gedetail leerde vertelwijze van de schrijver en zijn indringende benadering van het veelkleu rige natuurleven en de dorps geneugten Er is hier een scherp waar nemer aan het woord, tegelijk een dichter die ook de intie me kant der dingen ziet. Fraai Is de beschrijving van het spel der wolken, van de flitsende vluchten der vogels, van het ge heimzinnig leven in de diepe krochten van de rivier. Voor de concrete gebeurtenissen heeft de auteur genoeg gehad aan zijn herinneringen, maar voor de staal tjes beschrijvingskunst zijn ze on getwijfeld verdiept door bezoeken aan deze streek, Aqultanië, in later jaren. Zo kan een twaalfjarige niet waarnemen. Daarbij leeft op de achtergrond het besef van de wisseling aller aardse dingen en de onvermijdelijke gang naar het ein de. In dit boek sluit Gascar aan bij zijn taal- en stijlgebruik in zijn eerste werk; suggestief en beel dend, berustend op een doorleefd, bezield realisme. Een eigenaardig verschil met verscheidene voor gaande werken van deze schrijver waarin de natuur wordt voorge steld als een vijandige macht, er op uit de mens te benauwen en in te snoeren, is dat ze hier hem binnenlaat in haar sfeer, vriende lijk ontvangt en opvoedt tot mens. Een enkel woord nog over de schrijver. Geboren in 1916 te Pa rijs, opgegroeid zoals gezegd in Aquitanië, heeft hij weinig school opleiding genoten en verscheidene beroepeif uitgeoefend. Acht jaar heeft hij in uniform doorgebracht, van de Maginot-linie tot Noorwe gen, daarna in een Duits krijgs gevangenenkamp en, na twee mis lukte ontsnappingspogingen, in een strafkamp. Na '45 is hij, gerijpt door velerlei ervaringen, de jour nalistiek en de literatuur ingetre den. Geen wonder dat boeken als Les Bètes, Le Temps des Morts (Prix Goncourt 1953) en Femmes (1955) somberheid ademen. Gelei delijk is de innerlijke bevrijding gekomen waarvan ook dit boek een teken is. Avontuur De zeventigjarige Jacques Deval, schrijver van succesrijke toneel stukken benevens drie minder be kende romans, heeft aan dit getal een vierde toegevoegd, getiteld Les Voyagenrs. Het boek heeft trekken van de historische roman en berust gedeeltelijk op de studie van ge schiedkundige documenten, maar is toch te veel fictie om bovenge noemde naam te kunnen dragen. Beter zou men het een avonturen roman kunnen noemen in een historisch kader. Het verhaal begint te Quebec in 1789, als Frankrijk Canada heeft afgestaan aan Groot-Brittannië tot grote woede en ontsteltenis der kolonisten, die trouw wensen te blijven aan het moederland. Cou- ronne Boise, de heldin van de roman, wordt dan als dienstbode gezonden naar het verre Fort Indigo Ho, de meest noordelijke Signet Science-boeken The Universe and dr. Einstein, door Lincoln Barnett, The Explora tion of the Universe, door H. C. King, The Human Brain: its Capacities and Functions, door Isaac Asimov, en de Mentor- boeken The Religions of the Oppressed, door Vittorio Lan- ternarl. The Age of Complexi ty, door Herbert Kohl en A Short History of Ireland, door post van de Hudson Company, die de alleenhandel in bont heeft verkregen in deze barre oorden. Weldra ontvlucht het meisje de kille atmosfeer van het fort en vindt een wijkplaats bij de ge broeders Douillete, even goed- rooms en goed-frans als zij is, trappers", jagers en bonthandela ren, levend zonder contact met de Engelse overheid. De oogst aan bontvellen wordt niet afgedragen aan de Engelse handelspost, maar vindt via het Zuiden zijn weg naar Europa. Een omslachtige en ge vaarlijke reis! Als een der India nen vertelt van de mogelijkheid westwaarts een oceaan te bereiken en vandaar zuidelijk een missie post en vrije handelskantoren, mag deze kans dan ook niet gemist worden. Nazaire, de jongste broer, is verliefd op Couronne, die echter haar hart heeft gegeven aan Am- broise, vroom en dapper man van rimpelloze deugd. Maar het meest praktisch is dat Nazaire met Cou ronne, die door de Engelse autori teiten wordt gezocht wegens deser tie en wie de doodstraf wacht, de geweldige tocht onderneemt en de oudere broer de contacten met de Indianen onderhoudt De beschrijving van deze tocht die maanden duurf en. voert door oerwouden en woeste bergen, de Rocky Mountains, is spannend. Gevaren bij de vleet, grizzly-beren wachten het gezelschap op, de bevriezingsdood besluipt hen. Het meisje moet zelfs de mond-op- mond-methode toepassen om Na- zaires leven te redden. De ontmoe ting met de inboorlingen daarente- gen is van vriendelijke aard. Eindelijk bereiken de uitgeputte reizigers de Westkust, zakken naar het zuiden af, maar worden opge pikt door een Engels schip en belanden in Londen. Nieuw decor Grote verandering van decor. Ze komen in contact met Franse uit gewekenen, in het bijzonder met een popperig, oud markiesje. Hij neemt op zich het journaal van Nazaire te kopiëren. Helaas begaat hij onvoorzichtigheden, die ten ge volge hebben dat de leiders der Hudson Company er eerder inzage van krijgen dan de mensen voor wie het bestemd is. Als Couronne de oudste broer terugvindt, heeft het reisverslag dan ook zijn bete kenis verloren. De Engelsen heb ben de nieuwe verbindingsweg Oost-West dwars door Canada al in kaart gebracht en benutten hem voor de snelle afvoer van de door de Indianen aangevoerde bontvel len. „Les voyageurs", de buiten de geordende maatschappij levende Franse kolonisten, zien hun be staansmogelijkheden wegvallen en zullen moeten capituleren. Liefdesperikelen Geen Frans schrijver kan de liefde uitschakelen uit een verhaal als dit; liefde en avontuur moeten samen gaan. Dat geldt ook voor deze ro man. Het begin is idealistisch; Ambroise en Couronne zullen elkander tronw blijven, wat ook aebeure. Lange tijd gaan Nazaire en het meisje op hun meer dan een jaar durende tocht als kameraden met elkander om, maar in een bepaalde situatie breekt hun begeerte tot zuiverheid stuk. Ze leven voort, vol wroeging en schaamte. In Londen wordt hun verbintenis kerkelijk geijkt, maar de schade blijft. Als Couronne alleen terug keert Nazaire heeft de dood gevonden bij een mislukte landing op de Normandische kust staat dc geschonden belofte tussen haar en Ambroise. Ze kan slechts zijn huishoudster zijn. Maar weer komt een wijze priester tussenbeide en het^verhaal eindigt met een blijde Van deze roman kan veel goeds gezegd worden: vlotte schriftuur, spannende verhalen afwisseling van milieus, geestige tekeningen vooral van de emigrantenkrjng. In de andere schaal van de balans moeten evenwel gelegd worden: gemis aan diepte en achtergrond, het ontbreken van een verant woorde karaktertekening en, voor al in het laatste gedeelte, een opeenstapeling van onwaarschijn lijkheden, waarin de hand van de schrijver al te voelbaar wordt Typisch-Frans is de anti-Engelse gezindheid die uit het boek spreekt; de Britten zijn kille puri teinen, hardvochtig en humorloos, tuk op winstbejag, waarbij slinkse streken niet geschuwd worden. De Frans-Canadezen zullen hun vreug de hebben aan dit boek. de geschiedenis, maar in sterkere mate dan met Les Voyageurs het geval is. Het draagt de geheimzin nige titel Noire est la couleur en is van de hand van Agnès Chabrier, die onder het pseudoniem Daniel Gray verscheidene tientallen detec tiveromans heeft geschreven en daarnaast een achttal romans on der haar eigen naam. Dit verhaal speelt in de jaren na de Frans-Duitse oorlog van 1870, als de Commune van Parijs, het revolutionaire bewind dat de hoofdstad een enkele maand in handen had, in mei 1871 is neerge slagen door het regeringsleger in bloedige straatgevechten. De laat ste stuiptrekkingen van de Com mune waren zuivere misdaden; voorname gebouwen werden in brand gestoken en honderden gij zelaars, die in handen der opstan delingen waren gebleven, ver moord. Na het herstel der orde werden meer dan elfduizend ge- vangenen berecht door een krijgs raad; de erkende leiders werden gefusilleerd en duizenden oproer makers verbannen naar Nieuw-Ca- ledonië, een eiland gelegenten oosten van Australië en in gebruik als strafkolonie voor dwangarbeid. Pas in 1879-1880 gaf een algemene amnestie de gedeporteerden de vrijheid weer. Louise Michel, een der meest bekende „pétroleuses" heeft in uitvoerige gedenkschriften de trieste omstandigheden van de ge vangenschap, de bootreis en het leven op het barre eiland gete kend. Zij is het eigenlijke middel punt van het verhaal. Haar ge schriften zijn in ruime mate benut door de auteur van dit boek, zelfs in brede citaten, ook uit de gedich ten die de begaafde vrouw in de ballingschap heeft geschreven. In dit boek komt ze naar voren als een heftige natuur, bezield met een vurige haat jegens regering, maatschappij en kerk, meer anar chiste dan communiste, maar zeer ontwikkeld en kunstzinnig en in persoonlijk contact altijd bereid tot helpen en dienen. Agnès Chabrier begint haar ver haal met de tocht der gevangenen naar Versailles, de zetel der wetti ge regering, waarbij de burgerij zowel als het militaire escorte kwistig waren met beschimpingen en gewelddaden; daarna volgde de berechting, in het grove verricht, zodat ook onschuldigen, toevallige voorbijgangers, tot deportatie wer den veroordeeld. De bezwaren van de reis op een boot, veel te klein het grote aaiHI ven en, eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming, de bestaansmoeilijkheden op de kale vlakten en tussen rotsen, het wordt alles omstandig en boeiend verteld. Hetzelfde geldt voor de opstand der inboorlingen, de Ca- naques, in 1878. Men moet de schrijfster prijzen voor haar trouw aan de feiten, al is haar voorstel ling misschien wat te vriendelijk r de Communards. Roger Chauviré. J. VAN H. Historie Fictie Maar ze wilde een roman schrij ven. En zo moest ze de figuur scheppen van de vertelster, een adellijk meisje, dat door haar onhandigheid was terechtgekomen in een bende der vluchtende op standelingen en hun lot moest ondergaan Ze lijdt dubbel, goed- katholiek en vreemd aan alle revolutionaire neigingen, onbekend net de zeden en noden der volks klasse. als /.e is. Louise Michel trekt zich haar lot aan en redt laardoor haar leven Ze verliest haar verloofde, die zich er voor zou schamen een ex- gedeporteerde, zelfs onschuldig, te liefde, die vele verwikkelingen te veel om hier uiteen te zetten, meebrengt. Het slot van het ver haal brengt een gelukkige oplos sing: een huwelijk en een vrij bestaan in de oorden waar ze zoveel spanningen heeft moeten doorstaan. Dit spel der fictie bergt zoveel onaanvaardbare ongerijmdheden in zich dat de lezer, tenzij hij zeer naïef is. meewarig zal glimlachen. Alleen het historisch element in het boek zal hem kunnen boeien. Ken tweede zwakheid van deze roman is de vlakke stijl en de conventionele taal. Daardoor blijft hij beduidend achter bij het werk van Deval en zeer ver bij dat van Gascar. zo geladen met dichterlijke kracht en vol geheimzinnig leven. v. d. PANNE Pierre Gascar. Le Meilleur de la Vie. Uitg. Gallimard. Parijs. Jacques Deval. Les Voyageurs. Uitg. Albin Michel, Parijs. Agnès Chabrier. Noire est la couleur. Uitg. Flamr.arion, Pa rijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17