n Tientje Afscheid Heneer bedacht codetaal MARTIN LODEU/IJK Om de dood niet lachen voor aanwijzen van dader - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte- ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimtel S. Cohen een haast INTERCODE kan de gedachte aan internationale communicatie op de simpelste wijze werkelijkheid ma ken. Wie en wat is meneer Cohen en waarom biologeert hem die intercode-idee? Meneer Cohen had wel mu sicus willen worden, want in hem zingt de geïnspireerde muzikaliteit van het Joodse volk. Meneer Cohen zou filosoof en mysticus kunnen zijn, om dat hij, ofschoon niet Joods orthodox opgevoed, de oer bronnen van Abrahams ge slacht in zich weet. Meneer Cohen is een intens gevoelig mens; hij zou geeste lijk bij de Cederen willen leven Meneer Cohen leeft in de Rotterdamse Havenstraat, druk bezocht door zeelui van alle mogelijke nationaliteiten. Hij is winkelier en verkoopt sigaren, sigaretten, flesjes bier, kauwgum, postzegels. Op de schaarse momenten dat hij geen klanten heeft, schrijft meneer Cohen ge dichten. Hij schreef er al zo'n dertigduizend. Landelijk ge niet hij faam als „Sneldichter van Delfshaven". In zijn winkel staan stapels karton nen dozen, tjokvol bedank brieven; van kleine luiden, bekende artisten, vooraan staande kunstenaars, van autoriteiten, van prins Bern- hard en van de Koningin. Vaak heel uitvoerige brieven van mensen van wie je zoiets niet zou verwachten. Zo'n sneldicht schrijft me neer Cohen in een wip. ge woon op de toonbank; je kunt er wel op wachten als je toch om sigaretten komt. Maar meneer Cohens verlan gens stijgen dikwijls hoger dan het niveau van een snel dicht; dan maakt hij verzen van meer inhoud en diepte. Want deze mens probeert altijd achter het waarneem bare te tasten; hij denkt psychologisch. En dat schij nen de bewoners van de havenbuurt te voelen. Ze ko men bij hem, om raad of zomaar om eens leeg te pra ten. Hem vertrouwen ze heel persoonlijke dingen toe. die ze nog niet aan familieleden zouden vertellen. Meneer Cohen heeft ook dagelijks veelvuldig contact met buitenlanders. In veel talen weet hij met een hap en een snap van antwoord te dienen. Maar het koeterwalen zit hem toch hoog; er kunnen zo licht misverstanden ont staan. Pijnlijke zelfs. Daarom zette hij zich jaren geleden aan het piekeren. Hij moest een ezelsbruggetje voor een betere communicatie vin den. Niet een spreektaal, doch een voor iedereen en zonder studie bruikbaar hulpmiddel. Een code, dacht" meneer Cohen. Het werd ..Intercode". Een voorbeeld: je wilt op vakantie naar Italië. De taal leer je niet in een wip. Gewapend met een ..Zo spreek je"-boekje neb je het gevoel, dat je je min of meer belachelijk maakt. Je tong struikelt over de uitspraak. En als je eens Iets bnder woorden moet brengen, dat net niet in het boekje staat, zit je helemaal goed omhoog. Je zelfvertrouwen krijgt een geduchte knauw; van je va kantie geniet je nog niet voor de helft. Bedien je daarom van een enkel codewoord, zegt me neer Cohen. Alles wat met logeren bijv. te maken heeft, heb ik in ..Intercode" met een M laten beginnen. „Ik wil een kamer", is simpelweg „Martas"; „Ik wil een krant" is „Mantino" en ,,Ik wil eten" is „Mitas". Elk codewoord dekt dus een begrip of, vaak, een complete zin. Voor zijn „In tercode" heeft meneer Cohen al die letters vermeden die in een of ander land moeilijk heden met de uitspraak ople veren. Dus geen V, omdat de Spanjaard die als B uit spreekt De ontwerper van „Inter code" is er van uitgegaan, dat de communicatie, vooral in het toeristisch verkeer, een beperkt aantal en dan nog stereotype uitdrukkingen om vat. Ergo: de lijst van code woorden behoeft niet zo om vangrijk te zijn om zich in een vreemd land behoorlijk le kunnen behelpen. Als „Intercode" levensvat baar blijkt, en internationaal in zwang komt, is voor een luttel bedrag een vademecum uit te geven, één handleiding slechts, waarmede men zich in de gehele wereld kan redden, mits natuurlijk de gesprekspartner in het bezit is van een eodelijst met ver klaringen in zijn eigen taal. Ook voor de handel zou Intercode" volgens de heer Cohen veel besparing van tijd en vooral van geld kun nen opleveren. Een telegrafi sche boodschap van twintig woorden is immers tot twee codebegrippen terug te bren gen. Alleen „Agnola" volstaat voor de mededeling „De DE LEZERS van onze Ruimterubriek zullen vijf bekende namen missen. Voor Marianne. Leo, Tjit, Tom en Kees zijn de felle, enthou siaste, soms verslagen maar de vaker onstui mige redactievergaderingen, verleden tijd ge worden. Marianne van Raay, studente Nederlands, was zestien jaar toen zij meehielp de pagina op poten zetten. Vijf jaar lang had zij het laatste en scherpste woord. De puntigste opmerkingen in „Eruit gelicht" waren van haar. Ze zat vol anecdotes, een genot om naar te luisteren. Zij schreef in een handschrift, dat etfen onleesbaar en springerig was als haar karakter. Haar korte verhalen en gedichten bedacht ze 's nachts tijdens slapeloze uren, Het gebeurde dan ook vaak dat. wanneer haar gevraagd werd of ze een verhaal kon leveren, zij prompt „ja" zei en: „Ik moet het alleen nog maar opschrij- Wanneer Leo Kleyn binnenkwam, bedaard, niet baard en paraplu, werd het even stil. Altijd wist hij met zijn entree de aandacht op zich te vestigen. Verder deed hij heel gewoon, maar steeds met een ondertoon van nadrukke lijke aanwezigheid. De „kritische rubriek" was voor hem. „Dwarsfluiten" deed hij soms groots. Zijn bedachtzame conversatie zat vol subtiele woordspelingen. Leo is werkzaam op een uitgeverij en wijdt zich aan het literaire tijdschrift Gandalf. Hierin kan hij zijn obstina te geest vrijelijk uitleven. Tjit Reinsma was bijna altijd onuitstaanbaar uit zijn humeur, omdat al de dagelijkse dingen hem zo langzaam gingen. Op de deur van zijn kamer is een papiertje met „Gereserveerd" geplakt. Daarachter zit hij zich wekenlang te vervelen, totdat hij vindt dat er iets gebeuren 1 Dan werkt hij even en slaagt ..oude talen". Per week ziet hij vier films. Hij heeft een neiging gehad om hermiet te worden. Lange tijd sprak hij in aforismen; vele gingen als „Tjitjes" de krant in. Tom van Deel. student Nederlands, 1 97 meter lang, een „beatle avant la lettre" (zijn kapsel is ouder dan de roem van de Engelse minstreelsl. Hij leest drie boeken per dag en gaat nooit met vakantie. De enige reis die hij geregeld onderneemt, is naar zijn vroegere woonplaats Arnhem, welk weerzien hem on uitsprekelijk gelukkig maakt. Hij houdt van Haverschmidt, van kinder- en volksliedjes. Jegens het maken van poëzie koestert hij een niet aflatend wantrouwen. Teveel ritme drijft een mens tot waanzin en daarom kon men met grote regelmaat zijn gedichten lezen. Kees van Alderwegen, student in de rechten, kwam eens om een uur of negen de vergader zaal binnen en verontschuldigde zijn laatkomen met de woorden: „Sorry hoor, maar ik heb me verslapen." Deze opmerking typeerde hem. Hij kon soms in een aanstekelijk gelach uitbars- We hebben allemaal vaak plezier gehad. En niet daarom alleen, maar ook omdat we elkaar leerden kennen, zullen we een ongemeen goede herinnering aan deze Ruimteperiode blijven douaneformaliteiten hebben wij strikt in acht genomen". Wie bij de heer Cohen te berde brengt dat er al een wereldtaal is. krijgt ten ant woord. dat je het Esperanto toch altijd eerst behoorlijk onder de knie moet zien te krijgen, dat de uitspraak in tal van landen moeilijkheden geeft en dat er altijd kansen op onbegrip of nare misver standen blijven. Bij „Inter code" per se niet; desnoods wijs je het codewoord maar aan en de ander weet en begrijpt alles. Wat denken Ruimtelezers hiervan? Wij vernemen graag uw reactie. TOON ARDYH NATUURLIJK ben ik een beetje gek; treingek Deze rake typering van zichzelf geeft de directeur-eige naar van „Maasspoor N.V." in Ter- bregge, de 54-jarige J(an) van der Hoeven, als hij ziet dat zijn bezoeker hem bevreemd aankijkt. De merkwaardige „Spoorman" viert dit jaar het derde lustrum van zijn ongewoon bedrijf, simpel allicht indien het wordt vergeleken met N.S. of Bundesbahn, maar groots als modelbaan. „Maasspoor N.V." functioneert onder de woning van de heer Van der Hoeven aan de Ommoordseweg in Rotterdam-Terbregge, waar het een oppervlakte beslaat van vijf" bij acht meter. „Vraag me niet hoeveel, locomotieven of hoeveel wagons ik heb, want ik weet het echt niet", zegt hij zonder een zweem van snobisme. „Goed be schouwd, ben ik geen pure modelbouwer, want de treinen koop ik. Het gaat mij om de entourage, om wat het in vol bedrijf zien tot een evenement maakt, om dat wat „scenery" wordt genoemd". Misschien is zijn beroep persfotograaf oorzaak van zijn liefde voor het detail. Honderden detailfoto's het gehele bedrijf is niet in één beeld te vangen vertonen fantastisch realistische taferelen van berg landschappen, van een mijn, een rangeer- Persoonlijk gedicht het p dood. Dat Je ha; ■ijft. ZI|N STEM IS 'T COEDKOOPSTE INSTRUMENT ^ONSENS. 't Is geen woord, er is geen vertaling voor. Hoote- nanny is hootenanny. Wil je het toch verhollandst, zeg dan „feest" of „fuif". Maar de naam doet er ceht niet toe. Martin Lodewijk (25) vindt 't ook van geen enkele waarde. Hij zingt en maakt muziek, hij zingt goed en maakt goede muziek. Hij zoekt de muziek achter de muziek. Hij treedt op in hootenannies: spontane explosies van volksmuziekkunst. Martin maakt furore. Hij raakt snaren bij jong en oud, bij men sen die niet achter de duizenden beat-groepen aanrennen, maar bij hen die zich voelen aangetrokken tot het meest muzikale wat de mens kan produceren: de stem, het pure lied, het volkslied. Hij zegt er dit van: „De stem is het goedkoopste instrument." Goedkoop dus. Over geld gesproken: „Logisch, als ik voor een half uurtje zingen honderd piek kan meepikken, doe ik 't. Maar het gaat mij om het zingen. Op gratis voorstellingen heb ik vaak prettiger gezongen dan op commerciële podia. Ik zing omdat ik 't fijn vind" Gitaar en banjo in een hoek. Stapels boeken, pockets vooral Engcl- i rijen grammofoonplaten. Martin, wippend op een stoel in zijn het stille Rotterdamse tuindorp Vreewijk, praat over Volkslied, de blues, oude jazz en wat oude i bij. Voor wat anders heb ik kennelijk zang huurkamer klassieken, daar houd ik geen luikje". Hij had als h.b.s.-er niet veel „...v.* JffiR VUU1 dan anderen. Dat kleine vonkje dat nodig kan zijn voor een carrière was voor hem de skiffle. Muziek om de muziek gespeeld soms op een kammetje niet een papiertje of op een mondstuk van een trom pet, t maakt niet veel uit. Hij kocht een boekje, nog een boekje. Hij «eek wat achter de muziek zat Het instrumentale ging hem steeds beter af. Maar de skiffle had, zoals alles, ook een eind. Uit de skiffle kwamen de gitaargroepjes, uit de skiffle en wat flar den rock and roll groeide de beat-muziek: het fundament waarop net teenagerrijk rust. De saxen gingen, de elektrische gitaren kwa- 5!f.n' "Zelf meedoen nee, dat lag me niet zo erg. Ik zocht naar net echte, ik zocht de lijn die door alle muziek heenloopt". Martin hield zich bij het volkslied, de blues, kocht steeds meer boeken en bladen. Hij kwam in contakt met een soos in „Ons Huls" aan de Gou- nanny. ,.Wat daar kan, moet hier ook kunnen", was zijn gedachte. En het bleek te kunnen, en hoé. „We hebben hier vijf hootenanny-avonden gehouden, stuk voor stuk enorme successen." Hootenanny. Opoe's klapten, kinderen van tien jaar zongen mee. De mensen kwamen van verre, soms om drie uur lang opeengepakt te staan. „Er waren 'r bij die ons nooit gezien hebben, alleen maar gehoord, zo druk was het". „Waarom pakt het die mensen zo?" „Moeilijk, heel moeilijk om dat te zeggen. Soms lopen de rillingen over m'n rug als ik een be paald stukje muziek hoor. Dat zal bij hen wel net zo zijn. Iedereen is erbij betrokken, dat is zo fijn". Zingen van volksliederen, oude en nieuwe, met Nederlandse en buitenlandse tekst. Martins stem en spel trokken de aandacht. Hij zong dit zomerseizoen in het Haarlemse café-chantant van Cobi Schreier. Zij. Ronnie Potsdammer cn Martin waren daar de troubadours. Via Sonja Bren („die kan er wat van") kwam hij aan z'n eerste televisie-optreden. „Nico Knappert belde me op, hij wilde 's wat anders op het scherm. Ik heb ja gezegd, maar eigenlijk kan het me niet veel schelen. Vijfmaal heb ik voor de camera's gestaan, maar als ze me niet meer vragen, vind ik het ook best. Met weinig mensen heb ik even veel plezier". Van die vijfmaal t.v. liggen nog twee shows ingeblikt. Onder de ti tel „Van alle landen thuis" worden ze deze zomer op de buis ge bracht. Rond volksliedzangers of -zangeressen van naam, zoals Peg gy Seeger, zuster van hootenanny-topman Pete en Memphis Slim, brengen Nederlandse jongens en meisjes een pittig programmaatje. Behalve Martin zijn dat onder meer Greetje Voorn en Rein Dool. Werken aan een repertoire, beter worden en meer te weten zien te komen. Naast zijn dagelijkse werk is dat een forse kluif, een ideaal waarin hij gretig hapt. „Ooit les gehad?" „Nooit, natuurlijk moet je wat van muziek afweten en ervoor voelen, anders moet je er niet aan beginnen". Nooit echt gestudeerd dus, maar toch als de beste over weg kun nen met een twaalfsnarige gitaar („speciaal gebouwd, zie je hier niet veel") en een banjo met vijf snaren. Ook voor z'n beroc emplacement en van tientallen andere on derdelen. Haast niet te geloven dat het foto's van een modelbaan zijn. Alles is op schaal: de treinen, de snelheid waarmee ze rijden, de bebouwing en zelfs de tijdindeling. Er hangt een klok, waarop de ruimte tussen twee cijfers niet in vijven, maar in vieren is verdeeld, zodat een reële minuut een kwartier miniatuurtreintijd aangeeft. Het gehele spoorbedrijf wordt centraal bediend vanuit een groot seinhuis, met telefoons naar de ver schillende bedienings- postcn langs de routes en een microfoon die verbonden is met luid sprekertjes in de sta tions. Geen locomotief komt D- v-, z-, Katwijk zo uit de winkel op de baan. De machine wordt éérst „echt" gemaakt, zoals bijvoorbeeld die vrachtwagen bij de mijn. Op het voorspatbord zit een bruine plek. „Pas M. u„ Lelden: je verhaal een aanrijding gehad; staat nu in de menie", verduidelijkt Van der Hoeven. En wijzend op een ruïne in het ver vallen bergdorpje: „Kijk k. v! kDelft: Eer de schoffies hebben er een fikkie in gestookt". Van der Hoeven kreeg zijn ruïne door een houten gevalletje in de gootsteen net zo lang te laten branden tot de „verwoesting" edht leek. Het grind tussen de rails is van gekleurd perforatiemateriaal. De zware muren in het mijnwerkersdorp werden „oud" en „ver weerd" gemaakt met gezeefde as. „Als modelbouwer moet je die dingen gebruiken die eigenlijk een andere bestemming heb ben, dan krijg je meestal het gewenste resultaat". Zo heeft het stadhuisje van „Clairbach" gebrandschilderde ramen; ge kregen bij „het honderdjarig bestaan van de mijn St. Vincent". Deze ramen verlicht door een van de 125 lampjes zijn stukjes van een kleurendia, gekocht bij een kerstkaartenstalletje. Dat levensechte boompje bij een straat lantaarn die wat licht werpt op een verval- grapplg, grappig f J. K„ II het rijm Burgh„Zeg met een gedeeltelijk afgebladderd aanplakbord, de vrouw die vanaf het balcon haar naar de trein hollende man nawuift, het station in de steigers, zij vormen niet het enige dat de trein-enthousiast Van der Hoeven boeit. Ook de techniek heeft hem te pakken. Er kunnen zes- treinen tegelijk rijden. „De N.S. mochten willen dat ze zover al zouden zijn met beveiliging", zegt hij trots. Het „gek - zijn met treinen" („ik hoop nooit meer te verhuizen") bleef niet tot de kelder beperkt. Fotograaf Van der Hoeven heeft door heel Europa heen honderden dia's van stoomlocomotieven gemaakt. Hij reisde ze achterna en vervaardig de er een projectiestrip van, compleet met de authentieke geluiden. Overal in huis zijn foto's van treinen. Met wat weemoed in zijn stem wijst Van der Hoeven naar een oude lamp die dienst heeft gedaan op een stoom locomotief. „Als die eens kon vertellen", zegt hij. De stoomloc is voor hem de mooiste uitvinding. „Het is iets kunstzinnigs, het leeft" mijmert hij en dan fel ler: „Ik neem het de N.S. eigenlijk kwalijk, dat er niet ergens in Nederland nog een stoomlocomotief rijdt". "LIU stapte die morgen met een extra goed humeur zijn huis in de Haagse woonbuurt uit op weg naar de tram halte en zijn kantoor. Hij die bekend stond als de man-met-het-vrolijk-karakter was lange lijd ziek geweest. Zo lang, dat de buurt het ergste was gaan denken. Zijn lange afwezigheid kon. maar een reden hebben; de man was dood. Maar dat wist hijzelf nog Hij begroette uitbundig de hem bekende conducteur. De groet werd echter niet beantwoord. De conducteur staarde zijn passagier verschrikt aan. Hij wist er nauwe lijks uit te brengen: u.... ik dachtmen zeiu bent toch dood....? De man verloochende zijn bijnaam niet. Hij lachte om wat hij opvatte als een grap en liet daarin al zijn medepassagiers delen. Iedereen kreeg het te horen: die conducteur dacht dat ik dood was, wat een mop, ik voel me beter dan ooit! Bij elke halte, als hij zijn verhaal weer tegen nieuwe passagiers vertelden, werd hij vrolijker en uitbundiger. Het werkte aan stekelijk. Weldra lachte iedereen mee: ha, ha, die conducteur.... Bij het uitstappen riep de man nog, joviaal zwaaiend: ik zal ze die mop op kantoor vertellen... ik dood.... ha, ha. Geknars van remmen overstemde zijn lach. Er klonk een gil een auto had de snel overstekende man op die „vrolijkste" ochtend van zijn leven, niet meer kunnen ontwijken. In de avondkrant stond „Bij aankomst in het ziekenhuis bleek hij te zijn overleden". brief. W. LuIJk Jr. t Juist i rijver dien niet allemaal op een rijtje heeft staan". Volgens hem „getuigt het van een zeer laag peil om een stukje te schrijven over dergelijke vleze activiteiten" Ts de ze briefschrijver dan niet van mening dat een krant de taak heeft, kwalijke praktij ken aan de kaak te stellen? Op het artikel „Wereldbeeld wankelt" reageerde alsnog H.H. te Botterdam met: „Is de kerk niet te veel een kippenren, van zo gezellig onder elkaar, niet te veel van die vreemde snoeshanen erbij en dan lukt het wel!" Verder: „Overal kil heid en dorheid. En de kerk maar zwij gen. terwijl Christus heeft gezegd „Zie M. P. JlUe, Zwljndrecht over carnaval: een brallende en veel bierdrinkende mensenmassa" en „Men gaat zich te ?el uitbundigheid had intaard in een mengsel >n en vrijages ik houd pïïkliik"^"' dem gelegd op de middelbare -school. Stripverhplen tekenen en zelf teksten erbij schrijven. „Ze hebben nog eens een boek je van me uitgegeven, maar dat mag geen naam hebben Tekenen in een kerkdienst. Heel weinigen kunnen zeggen dat gedaan te hebben. „Ja, dominee Heule hield een preek en tijdens het lied dat daarna werd gezongen, moest ik het thema in een tekening uit beelden. Hij huldigde hetzelfde standpunt aLs ik: „Eén beeld zegt meer dan duizend woorden". „Idealen?" ,,'n Cafeetje hier in de stad, waar gezongen kan worden en plaats is voor een hootenanny. Maar 'k krijg geen vergunning en er zijn te veel requiem voor een bohémien De bohémien is dood de zolder waar hij hongerde werd breed verbouwd nu steekt de zon geen geur meer uit 't vermolmde hout de vogels zijn als vieze beesten weggejaagd de muze is verdord een blaadje in de prullebak de bohémien is dood en lang hield hij zich staande verdedigde zijn honger tegem de verzadiging zijn vrijheid tegen veiligheid maar 't leven heeft hem kleingekrogen uiteind-lijk trouwde hij en stierf een levenslange dood waarom alleen de vogels treuren rinkelt de telefoon. Harry Wil- lis. aankomend rerlierclieur, neemt de hoorn van de liauk. „Hallo", hoort hij een beschaaf- de mannenstem, „by paal 17 is een auto verongelukt; dc fa- hrieksdirocteur Deadly is dood en zyn chauffeur gewond". „Met wie spreek ik?", vraagt Willis nog, maar de onbekende heeft al opgehangen. „Wat was dat?", informeert brigadier Thomson, die zojuist dood van de oude heer omdat deze geen familie had - de he le /aak erft." „Dan is er nog een concurrent, mr. Peter Albcen, die graag met de zarhtaardige Williams had willen samenwerken, maar die bij de spykerhnrdc Deadley geen elkaar als doodst him i.gekoi „Melding van een ongeluk hij paal 17, maar ik vertrouw het niet", antwoordt Willis. „Ik ga er direct op af. Zorgt u voor de ambulance, sir?" „Opzettelijke kool- ge,laan heeft?" „Ik hel. een vermoeden. E zijn in elk geval vier verdael „Ben benieuwd", zegt de l.r gadier een beetje sarraslisrl». „Wel, die gewonde rhauffeu was maar een invaller, jii Clark, de vaste rijder, was ni< op het werk verschenen. Mi seinen wel om,lat hij gistere, Thomson kijkt zijn assistent nadenkend aan. „Motieven ge- ook1, iéts" é'lal"J'„p'"een bewijs lijkt?" „Meer dan één: le. uit de ge- reedsrhapkisl van Clark is een hoor verdwenen, 2e. bij de praat paal hebben we een dure vulpen gevonden en 3e. Allo-en blijkt familie van Patterson te zijn en heeft veel invloed op hem. .on: „Dal lijkt een heel inllchtlngei Dat demi tijen politie sfinx Marljncn volkor lajesteits Opposli „plot Willis: „Ja, slecht- ONNO IIYDRA Oplossingen vóór 2 tan: Ruimteredactie, -eau van dit bad. r e S 3 S p

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 19