n
Tientje
Afscheid
Heneer
bedacht codetaal
MARTIN LODEU/IJK
Om de dood niet lachen
voor aanwijzen van dader
- ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte
ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte- ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimte - ruimtel
S. Cohen een haast
INTERCODE kan de gedachte aan internationale
communicatie op de simpelste wijze werkelijkheid ma
ken.
Wie en wat is meneer
Cohen en waarom biologeert
hem die intercode-idee?
Meneer Cohen had wel mu
sicus willen worden, want in
hem zingt de geïnspireerde
muzikaliteit van het Joodse
volk.
Meneer Cohen zou filosoof
en mysticus kunnen zijn, om
dat hij, ofschoon niet Joods
orthodox opgevoed, de oer
bronnen van Abrahams ge
slacht in zich weet.
Meneer Cohen is een intens
gevoelig mens; hij zou geeste
lijk bij de Cederen willen
leven
Meneer Cohen leeft in de
Rotterdamse Havenstraat,
druk bezocht door zeelui van
alle mogelijke nationaliteiten.
Hij is winkelier en verkoopt
sigaren, sigaretten, flesjes
bier, kauwgum, postzegels.
Op de schaarse momenten
dat hij geen klanten heeft,
schrijft meneer Cohen ge
dichten. Hij schreef er al zo'n
dertigduizend. Landelijk ge
niet hij faam als „Sneldichter
van Delfshaven". In zijn
winkel staan stapels karton
nen dozen, tjokvol bedank
brieven; van kleine luiden,
bekende artisten, vooraan
staande kunstenaars, van
autoriteiten, van prins Bern-
hard en van de Koningin.
Vaak heel uitvoerige brieven
van mensen van wie je zoiets
niet zou verwachten.
Zo'n sneldicht schrijft me
neer Cohen in een wip. ge
woon op de toonbank; je
kunt er wel op wachten als
je toch om sigaretten komt.
Maar meneer Cohens verlan
gens stijgen dikwijls hoger
dan het niveau van een snel
dicht; dan maakt hij verzen
van meer inhoud en diepte.
Want deze mens probeert
altijd achter het waarneem
bare te tasten; hij denkt
psychologisch. En dat schij
nen de bewoners van de
havenbuurt te voelen. Ze ko
men bij hem, om raad of
zomaar om eens leeg te pra
ten. Hem vertrouwen ze heel
persoonlijke dingen toe. die
ze nog niet aan familieleden
zouden vertellen.
Meneer Cohen heeft ook
dagelijks veelvuldig contact
met buitenlanders. In veel
talen weet hij met een hap
en een snap van antwoord te
dienen. Maar het koeterwalen
zit hem toch hoog; er kunnen
zo licht misverstanden ont
staan. Pijnlijke zelfs.
Daarom zette hij zich jaren
geleden aan het piekeren. Hij
moest een ezelsbruggetje voor
een betere communicatie vin
den. Niet een spreektaal,
doch een voor iedereen en
zonder studie bruikbaar
hulpmiddel. Een code, dacht"
meneer Cohen. Het werd
..Intercode".
Een voorbeeld: je wilt op
vakantie naar Italië. De taal
leer je niet in een wip.
Gewapend met een ..Zo
spreek je"-boekje neb je het
gevoel, dat je je min of meer
belachelijk maakt. Je tong
struikelt over de uitspraak.
En als je eens Iets bnder
woorden moet brengen, dat
net niet in het boekje staat,
zit je helemaal goed omhoog.
Je zelfvertrouwen krijgt een
geduchte knauw; van je va
kantie geniet je nog niet voor
de helft.
Bedien je daarom van een
enkel codewoord, zegt me
neer Cohen. Alles wat met
logeren bijv. te maken heeft,
heb ik in ..Intercode" met
een M laten beginnen. „Ik
wil een kamer", is simpelweg
„Martas"; „Ik wil een krant"
is „Mantino" en ,,Ik wil
eten" is „Mitas".
Elk codewoord dekt dus
een begrip of, vaak, een
complete zin. Voor zijn „In
tercode" heeft meneer Cohen
al die letters vermeden die in
een of ander land moeilijk
heden met de uitspraak ople
veren. Dus geen V, omdat de
Spanjaard die als B uit
spreekt
De ontwerper van „Inter
code" is er van uitgegaan, dat
de communicatie, vooral in
het toeristisch verkeer, een
beperkt aantal en dan nog
stereotype uitdrukkingen om
vat. Ergo: de lijst van code
woorden behoeft niet zo om
vangrijk te zijn om zich in
een vreemd land behoorlijk
le kunnen behelpen.
Als „Intercode" levensvat
baar blijkt, en internationaal
in zwang komt, is voor een
luttel bedrag een vademecum
uit te geven, één handleiding
slechts, waarmede men zich
in de gehele wereld kan
redden, mits natuurlijk de
gesprekspartner in het bezit
is van een eodelijst met ver
klaringen in zijn eigen taal.
Ook voor de handel zou
Intercode" volgens de heer
Cohen veel besparing van
tijd en vooral van geld kun
nen opleveren. Een telegrafi
sche boodschap van twintig
woorden is immers tot twee
codebegrippen terug te bren
gen. Alleen „Agnola" volstaat
voor de mededeling „De
DE LEZERS van onze Ruimterubriek zullen
vijf bekende namen missen. Voor Marianne.
Leo, Tjit, Tom en Kees zijn de felle, enthou
siaste, soms verslagen maar de vaker onstui
mige redactievergaderingen, verleden tijd ge
worden.
Marianne van Raay, studente Nederlands, was
zestien jaar toen zij meehielp de pagina op
poten zetten. Vijf jaar lang had zij het laatste
en scherpste woord. De puntigste opmerkingen
in „Eruit gelicht" waren van haar. Ze zat vol
anecdotes, een genot om naar te luisteren. Zij
schreef in een handschrift, dat etfen onleesbaar
en springerig was als haar karakter. Haar korte
verhalen en gedichten bedacht ze 's nachts
tijdens slapeloze uren, Het gebeurde dan ook
vaak dat. wanneer haar gevraagd werd of ze
een verhaal kon leveren, zij prompt „ja" zei
en: „Ik moet het alleen nog maar opschrij-
Wanneer Leo Kleyn binnenkwam, bedaard,
niet baard en paraplu, werd het even stil.
Altijd wist hij met zijn entree de aandacht op
zich te vestigen. Verder deed hij heel gewoon,
maar steeds met een ondertoon van nadrukke
lijke aanwezigheid. De „kritische rubriek" was
voor hem. „Dwarsfluiten" deed hij soms groots.
Zijn bedachtzame conversatie zat vol subtiele
woordspelingen. Leo is werkzaam op een
uitgeverij en wijdt zich aan het literaire
tijdschrift Gandalf. Hierin kan hij zijn obstina
te geest vrijelijk uitleven.
Tjit Reinsma was bijna altijd onuitstaanbaar
uit zijn humeur, omdat al de dagelijkse dingen
hem zo langzaam gingen. Op de deur van zijn
kamer is een papiertje met „Gereserveerd"
geplakt. Daarachter zit hij zich wekenlang te
vervelen, totdat hij vindt dat er iets gebeuren
1 Dan werkt hij even en slaagt
..oude talen". Per week ziet hij vier
films. Hij heeft een neiging gehad om hermiet
te worden. Lange tijd sprak hij in aforismen;
vele gingen als „Tjitjes" de krant in.
Tom van Deel. student Nederlands, 1 97
meter lang, een „beatle avant la lettre" (zijn
kapsel is ouder dan de roem van de Engelse
minstreelsl. Hij leest drie boeken per dag en
gaat nooit met vakantie. De enige reis die hij
geregeld onderneemt, is naar zijn vroegere
woonplaats Arnhem, welk weerzien hem on
uitsprekelijk gelukkig maakt. Hij houdt van
Haverschmidt, van kinder- en volksliedjes.
Jegens het maken van poëzie koestert hij een
niet aflatend wantrouwen. Teveel ritme drijft
een mens tot waanzin en daarom kon men met
grote regelmaat zijn gedichten lezen.
Kees van Alderwegen, student in de rechten,
kwam eens om een uur of negen de vergader
zaal binnen en verontschuldigde zijn laatkomen
met de woorden: „Sorry hoor, maar ik heb me
verslapen." Deze opmerking typeerde hem. Hij
kon soms in een aanstekelijk gelach uitbars-
We hebben allemaal vaak plezier gehad. En
niet daarom alleen, maar ook omdat we elkaar
leerden kennen, zullen we een ongemeen goede
herinnering aan deze Ruimteperiode blijven
douaneformaliteiten hebben
wij strikt in acht genomen".
Wie bij de heer Cohen te
berde brengt dat er al een
wereldtaal is. krijgt ten ant
woord. dat je het Esperanto
toch altijd eerst behoorlijk
onder de knie moet zien te
krijgen, dat de uitspraak in
tal van landen moeilijkheden
geeft en dat er altijd kansen
op onbegrip of nare misver
standen blijven. Bij „Inter
code" per se niet; desnoods
wijs je het codewoord maar
aan en de ander weet en
begrijpt alles.
Wat denken Ruimtelezers
hiervan? Wij vernemen graag
uw reactie.
TOON ARDYH
NATUURLIJK ben ik een beetje gek;
treingek Deze rake typering
van zichzelf geeft de directeur-eige
naar van „Maasspoor N.V." in Ter-
bregge, de 54-jarige J(an) van der
Hoeven, als hij ziet dat zijn bezoeker hem
bevreemd aankijkt. De merkwaardige
„Spoorman" viert dit jaar het derde lustrum
van zijn ongewoon bedrijf, simpel allicht
indien het wordt vergeleken met N.S. of
Bundesbahn, maar groots als modelbaan.
„Maasspoor N.V." functioneert onder de
woning van de heer Van der Hoeven aan de
Ommoordseweg in Rotterdam-Terbregge,
waar het een oppervlakte beslaat van vijf"
bij acht meter. „Vraag me niet hoeveel,
locomotieven of hoeveel wagons ik heb,
want ik weet het echt niet", zegt hij zonder
een zweem van snobisme. „Goed be
schouwd, ben ik geen pure modelbouwer,
want de treinen koop ik. Het gaat mij om
de entourage, om wat het in vol bedrijf
zien tot een evenement maakt, om dat wat
„scenery" wordt genoemd".
Misschien is zijn beroep persfotograaf
oorzaak van zijn liefde voor het detail.
Honderden detailfoto's het gehele bedrijf
is niet in één beeld te vangen vertonen
fantastisch realistische taferelen van berg
landschappen, van een mijn, een rangeer-
Persoonlijk
gedicht het
p dood. Dat Je ha;
■ijft.
ZI|N STEM IS
'T COEDKOOPSTE
INSTRUMENT
^ONSENS. 't Is geen woord, er is geen vertaling voor. Hoote-
nanny is hootenanny. Wil je het toch verhollandst, zeg dan
„feest" of „fuif". Maar de naam doet er ceht niet toe. Martin
Lodewijk (25) vindt 't ook van geen enkele waarde. Hij zingt en
maakt muziek, hij zingt goed en maakt goede muziek. Hij zoekt
de muziek achter de muziek. Hij treedt op in hootenannies:
spontane explosies van volksmuziekkunst.
Martin maakt furore. Hij raakt snaren bij jong en oud, bij men
sen die niet achter de duizenden beat-groepen aanrennen, maar bij
hen die zich voelen aangetrokken tot het meest muzikale wat de
mens kan produceren: de stem, het pure lied, het volkslied. Hij
zegt er dit van: „De stem is het goedkoopste instrument."
Goedkoop dus. Over geld gesproken: „Logisch, als ik voor een half
uurtje zingen honderd piek kan meepikken, doe ik 't. Maar het gaat
mij om het zingen. Op gratis voorstellingen heb ik vaak prettiger
gezongen dan op commerciële podia. Ik zing omdat ik 't fijn vind"
Gitaar en banjo in een hoek. Stapels boeken, pockets vooral Engcl-
i rijen grammofoonplaten. Martin, wippend op een stoel in zijn
het stille Rotterdamse tuindorp Vreewijk, praat over
Volkslied, de blues, oude jazz en wat oude
i bij. Voor wat anders heb ik kennelijk
zang
huurkamer
klassieken, daar houd ik
geen luikje".
Hij had als h.b.s.-er niet veel „...v.* JffiR VUU1
dan anderen. Dat kleine vonkje dat nodig kan zijn voor een carrière
was voor hem de skiffle. Muziek om de muziek gespeeld soms op
een kammetje niet een papiertje of op een mondstuk van een trom
pet, t maakt niet veel uit. Hij kocht een boekje, nog een boekje.
Hij «eek wat achter de muziek zat Het instrumentale ging hem
steeds beter af. Maar de skiffle had, zoals alles, ook een eind.
Uit de skiffle kwamen de gitaargroepjes, uit de skiffle en wat flar
den rock and roll groeide de beat-muziek: het fundament waarop
net teenagerrijk rust. De saxen gingen, de elektrische gitaren kwa-
5!f.n' "Zelf meedoen nee, dat lag me niet zo erg. Ik zocht naar
net echte, ik zocht de lijn die door alle muziek heenloopt". Martin
hield zich bij het volkslied, de blues, kocht steeds meer boeken en
bladen.
Hij kwam in contakt met een soos in „Ons Huls" aan de Gou-
nanny. ,.Wat daar kan, moet hier ook kunnen", was
zijn gedachte. En het bleek te kunnen, en hoé. „We
hebben hier vijf hootenanny-avonden gehouden,
stuk voor stuk enorme successen."
Hootenanny. Opoe's klapten, kinderen van tien
jaar zongen mee. De mensen kwamen van verre,
soms om drie uur lang opeengepakt te staan. „Er
waren 'r bij die ons nooit gezien hebben, alleen
maar gehoord, zo druk was het".
„Waarom pakt het die mensen zo?" „Moeilijk, heel moeilijk om
dat te zeggen. Soms lopen de rillingen over m'n rug als ik een be
paald stukje muziek hoor. Dat zal bij hen wel net zo zijn. Iedereen
is erbij betrokken, dat is zo fijn". Zingen van volksliederen, oude en
nieuwe, met Nederlandse en buitenlandse tekst. Martins stem en spel
trokken de aandacht. Hij zong dit zomerseizoen in het Haarlemse
café-chantant van Cobi Schreier. Zij. Ronnie Potsdammer cn Martin
waren daar de troubadours. Via Sonja Bren („die kan er wat van")
kwam hij aan z'n eerste televisie-optreden.
„Nico Knappert belde me op, hij wilde 's wat anders op het scherm.
Ik heb ja gezegd, maar eigenlijk kan het me niet veel schelen.
Vijfmaal heb ik voor de camera's gestaan, maar als ze me niet
meer vragen, vind ik het ook best. Met weinig mensen heb ik even
veel plezier".
Van die vijfmaal t.v. liggen nog twee shows ingeblikt. Onder de ti
tel „Van alle landen thuis" worden ze deze zomer op de buis ge
bracht. Rond volksliedzangers of -zangeressen van naam, zoals Peg
gy Seeger, zuster van hootenanny-topman Pete en Memphis Slim,
brengen Nederlandse jongens en meisjes een pittig programmaatje.
Behalve Martin zijn dat onder meer Greetje Voorn en Rein Dool.
Werken aan een repertoire, beter worden en meer te weten zien
te komen. Naast zijn dagelijkse werk is dat een forse kluif, een
ideaal waarin hij gretig hapt.
„Ooit les gehad?" „Nooit, natuurlijk moet je wat van muziek
afweten en ervoor voelen, anders moet je er niet aan beginnen".
Nooit echt gestudeerd dus, maar toch als de beste over weg kun
nen met een twaalfsnarige gitaar („speciaal gebouwd, zie je hier
niet veel") en een banjo met vijf snaren. Ook voor z'n beroc
emplacement en van tientallen andere on
derdelen. Haast niet te geloven dat het
foto's van een modelbaan zijn.
Alles is op schaal: de treinen, de snelheid
waarmee ze rijden, de bebouwing en zelfs
de tijdindeling. Er hangt een klok, waarop
de ruimte tussen twee cijfers niet in vijven,
maar in vieren is verdeeld, zodat een reële
minuut een kwartier miniatuurtreintijd
aangeeft.
Het gehele spoorbedrijf wordt centraal
bediend vanuit een groot seinhuis, met
telefoons naar de ver
schillende bedienings-
postcn langs de routes
en een microfoon die
verbonden is met luid
sprekertjes in de sta
tions.
Geen locomotief komt D- v-, z-, Katwijk
zo uit de winkel op de
baan. De machine wordt
éérst „echt" gemaakt,
zoals bijvoorbeeld die
vrachtwagen bij de mijn.
Op het voorspatbord zit
een bruine plek. „Pas M. u„ Lelden: je verhaal
een aanrijding gehad;
staat nu in de menie",
verduidelijkt Van der
Hoeven. En wijzend op
een ruïne in het ver
vallen bergdorpje: „Kijk k. v! kDelft: Eer
de schoffies hebben er
een fikkie in gestookt".
Van der Hoeven kreeg
zijn ruïne door een houten gevalletje in de
gootsteen net zo lang te laten branden tot
de „verwoesting" edht leek.
Het grind tussen de rails is van gekleurd
perforatiemateriaal. De zware muren in het
mijnwerkersdorp werden „oud" en „ver
weerd" gemaakt met gezeefde as. „Als
modelbouwer moet je die dingen gebruiken
die eigenlijk een andere bestemming heb
ben, dan krijg je meestal het gewenste
resultaat". Zo heeft het stadhuisje van
„Clairbach" gebrandschilderde ramen; ge
kregen bij „het honderdjarig bestaan van
de mijn St. Vincent". Deze ramen
verlicht door een van de 125 lampjes zijn
stukjes van een kleurendia, gekocht bij een
kerstkaartenstalletje.
Dat levensechte boompje bij een straat
lantaarn die wat licht werpt op een verval-
grapplg,
grappig f
J. K„ II
het rijm
Burgh„Zeg
met een gedeeltelijk afgebladderd
aanplakbord, de vrouw die vanaf het balcon
haar naar de trein hollende man nawuift,
het station in de steigers, zij vormen niet
het enige dat de trein-enthousiast Van der
Hoeven boeit. Ook de techniek heeft hem te
pakken. Er kunnen zes- treinen tegelijk
rijden. „De N.S. mochten willen dat ze
zover al zouden zijn met beveiliging", zegt
hij trots.
Het „gek - zijn met treinen" („ik hoop
nooit meer te verhuizen") bleef niet tot de
kelder beperkt. Fotograaf Van der Hoeven
heeft door heel Europa
heen honderden dia's
van stoomlocomotieven
gemaakt. Hij reisde ze
achterna en vervaardig
de er een projectiestrip
van, compleet met de
authentieke geluiden.
Overal in huis zijn
foto's van treinen. Met
wat weemoed in zijn
stem wijst Van der
Hoeven naar een oude
lamp die dienst heeft
gedaan op een stoom
locomotief. „Als die
eens kon vertellen",
zegt hij. De stoomloc is
voor hem de mooiste
uitvinding. „Het is iets
kunstzinnigs, het leeft"
mijmert hij en dan fel
ler: „Ik neem het de
N.S. eigenlijk kwalijk,
dat er niet ergens in
Nederland nog een
stoomlocomotief rijdt".
"LIU stapte die morgen met een extra
goed humeur zijn huis in de Haagse
woonbuurt uit op weg naar de tram
halte en zijn kantoor. Hij die bekend
stond als de man-met-het-vrolijk-karakter
was lange lijd ziek geweest. Zo lang, dat de
buurt het ergste was gaan denken. Zijn lange
afwezigheid kon. maar een reden hebben;
de man was dood. Maar dat wist hijzelf nog
Hij begroette uitbundig de hem bekende
conducteur. De groet werd echter niet
beantwoord. De conducteur staarde zijn
passagier verschrikt aan. Hij wist er nauwe
lijks uit te brengen: u.... ik dachtmen
zeiu bent toch dood....?
De man verloochende zijn bijnaam niet.
Hij lachte om wat hij opvatte als een grap
en liet daarin al zijn medepassagiers delen.
Iedereen kreeg het te horen: die conducteur
dacht dat ik dood was, wat een mop, ik
voel me beter dan ooit!
Bij elke halte, als hij zijn verhaal weer
tegen nieuwe passagiers vertelden, werd hij
vrolijker en uitbundiger. Het werkte aan
stekelijk. Weldra lachte iedereen mee: ha,
ha, die conducteur....
Bij het uitstappen riep de man nog,
joviaal zwaaiend: ik zal ze die mop op
kantoor vertellen... ik dood.... ha, ha.
Geknars van remmen overstemde zijn
lach. Er klonk een gil een auto had de
snel overstekende man op die „vrolijkste"
ochtend van zijn leven, niet meer kunnen
ontwijken. In de avondkrant stond
„Bij aankomst in het ziekenhuis bleek hij
te zijn overleden".
brief. W. LuIJk Jr.
t Juist
i rijver
dien niet allemaal op een rijtje heeft
staan". Volgens hem „getuigt het van een
zeer laag peil om een stukje te schrijven
over dergelijke vleze activiteiten" Ts de
ze briefschrijver dan niet van mening dat
een krant de taak heeft, kwalijke praktij
ken aan de kaak te stellen?
Op het artikel „Wereldbeeld wankelt"
reageerde alsnog H.H. te Botterdam met:
„Is de kerk niet te veel een kippenren,
van zo gezellig onder elkaar, niet te veel
van die vreemde snoeshanen erbij en
dan lukt het wel!" Verder: „Overal kil
heid en dorheid. En de kerk maar zwij
gen. terwijl Christus heeft gezegd „Zie
M. P. JlUe, Zwljndrecht over carnaval:
een brallende en veel bierdrinkende
mensenmassa" en „Men gaat zich te
?el uitbundigheid had
intaard in een mengsel
>n en vrijages ik houd
pïïkliik"^"'
dem gelegd op de middelbare
-school. Stripverhplen tekenen
en zelf teksten erbij schrijven.
„Ze hebben nog eens een boek
je van me uitgegeven, maar
dat mag geen naam hebben
Tekenen in een kerkdienst.
Heel weinigen kunnen zeggen
dat gedaan te hebben. „Ja,
dominee Heule hield een preek
en tijdens het lied dat daarna
werd gezongen, moest ik het
thema in een tekening uit
beelden. Hij huldigde hetzelfde
standpunt aLs ik: „Eén beeld
zegt meer dan duizend
woorden".
„Idealen?" ,,'n Cafeetje hier
in de stad, waar gezongen kan
worden en plaats is voor een
hootenanny. Maar 'k krijg geen
vergunning en er zijn te veel
requiem voor een bohémien
De bohémien is dood
de zolder waar hij hongerde
werd breed verbouwd
nu steekt de zon
geen geur meer uit 't vermolmde hout
de vogels zijn als vieze beesten weggejaagd
de muze is verdord
een blaadje in de prullebak
de bohémien is dood
en lang hield hij zich staande
verdedigde zijn honger
tegem de verzadiging
zijn vrijheid tegen veiligheid
maar 't leven heeft hem kleingekrogen
uiteind-lijk trouwde hij
en stierf een levenslange dood
waarom alleen de vogels treuren
rinkelt de telefoon. Harry Wil-
lis. aankomend rerlierclieur,
neemt de hoorn van de liauk.
„Hallo", hoort hij een beschaaf-
de mannenstem, „by paal 17 is
een auto verongelukt; dc fa-
hrieksdirocteur Deadly is dood
en zyn chauffeur gewond".
„Met wie spreek ik?", vraagt
Willis nog, maar de onbekende
heeft al opgehangen.
„Wat was dat?", informeert
brigadier Thomson, die zojuist
dood van de oude heer omdat
deze geen familie had - de he
le /aak erft."
„Dan is er nog een concurrent,
mr. Peter Albcen, die graag met
de zarhtaardige Williams had
willen samenwerken, maar die
bij de spykerhnrdc Deadley geen
elkaar als doodst
him
i.gekoi
„Melding van een ongeluk hij
paal 17, maar ik vertrouw het
niet", antwoordt Willis. „Ik ga
er direct op af. Zorgt u voor de
ambulance, sir?"
„Opzettelijke kool-
ge,laan heeft?"
„Ik hel. een vermoeden. E
zijn in elk geval vier verdael
„Ben benieuwd", zegt de l.r
gadier een beetje sarraslisrl».
„Wel, die gewonde rhauffeu
was maar een invaller, jii
Clark, de vaste rijder, was ni<
op het werk verschenen. Mi
seinen wel om,lat hij gistere,
Thomson kijkt zijn assistent
nadenkend aan. „Motieven ge-
ook1, iéts" é'lal"J'„p'"een bewijs
lijkt?"
„Meer dan één: le. uit de ge-
reedsrhapkisl van Clark is een
hoor verdwenen, 2e. bij de praat
paal hebben we een dure vulpen
gevonden en 3e. Allo-en blijkt
familie van Patterson te zijn en
heeft veel invloed op hem.
.on: „Dal lijkt een heel
inllchtlngei
Dat demi
tijen politie
sfinx Marljncn
volkor
lajesteits Opposli
„plot
Willis: „Ja,
slecht-
ONNO IIYDRA
Oplossingen vóór 2
tan: Ruimteredactie,
-eau van dit bad.
r e S 3 S p