OPENBAAR
KUNSTBEZIT
NOTEN LEZEN,
Jeugdherinneringen
'T NIEUWE ONKRUID
Louis Paul Boon
prikkelend boek van
teleurgesteld musicus
SLEUTEL TOT
BETER. VERSTAAN
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 6 MAART 1965
brengt cultuurbezit thuis
RUIMER
Sinds twee jaar geschiedt iets
dergelijks in de televisie, d.w.z.
2 maal per maand dan wordt
in dit bewegende medium meest
al niet één enkel maar een aan
tal werken besproken, waarbij
een ruimer terrein wordt bestre
ken, zoals bijv. ook oude en mo
derne architectuur, de ontwikke
lingsgang in het werk van een
enkel kunstenaar of van een
groep, de decoratieve kunsten
Er zijn pocket-boekjes over je, dat men in één adem zal
muziek in alle soorten, zo uan uitlezen, dat amuseert, beleert
„Waar sta, lig qf zit je dan", de en ook wel even prikkelend er-
badinerende soort dus, tot het gert een boekje van een au
belerende en ernstige genre als fond teleurgesteld musicus met
Wouter Paap's Muziek, modern een grote begaafdheid. Wij be
en klassiekof het onthullende doelen „Noten lezen" van Sas
„Pijper contra Van Gilse" van Bünge.
Ada van Gilse-Hoover.
En nu komt do
De pianist Sas Bunge kon men
vroeger nog al eens op het con
certpodium horen, maar om welke
reden dan ook heeft hij zijn
concertloopbaan niet kunnen door
zetten. Hij zelf vermeldt het even-
ties in zijn eerste artikeltje „Noten
lezen" en schrijft dan met een
zekere berustmg „men kan
beter op de muziek (dan op de
beeldende kunsten) zijn aangewe
zen, die zich zo veel gemakkelijker
laat voegen in de maatschappij van
alledag, en omzetten in brood en
boter." Ach ja als wij elk jaar
de lange lijsten van de aan de
conservatoria afgestudeerden onder
ogen krijgen, dan plegen wij ons
steeds af te vragen hoeveel pro
cent de top van de ladder zal
bereiken of het zelfs maar een
eindje zal halen.
Alléén het Rijksmuseum, te
Amsterdam telt al meer dan
4000 oude schilderijen om
niet te spreken van de beeld
houwwerken, meubels, teke
ningen, prenten enz. waar
onder zeker een duizendtal
van uitzonderlijke betekenis
en schoonheid. En nu spreken
wij nog niet eens van de
duizenden kunstwerken die
langrijkste wel. Daarvan zijn
er de laatste acht jaar in de
radiocursus van Openbaar
Kunstbezit en daarnaast in de
sinds twee jaar lopende tele-
visiecursus een kleine 400 be
sproken. Wij zijn dus pas aan
het begin.
In januari ving de negende
Jaargang van de radio cursus en
de derde van de televisie cursus
aan. Nu worden er wekelijks
ca. 100.000 enveloppen aan de
deelnemers van de radio cursus
verzonden met de eerste 4 prach
tige kleurenreproducties van de
kunstwerken die in dat jaar aan
de beurt zijn en ongeveer 25.000
met twee kleurenplaten en twee
pagina's kleine zwart/wit af
beeldingen aan de televisie abon
nees.
Wat beoogt de Stichting Open
baar Kunstbezit hiermee?
Eerst de doelstelling: het Ne
derlandse volk in alle geledin
gen zijn belangrijkste cultuurbe
zit beter te leren kennen en er
daardoor de vreugde aan te
doen beleven die een verrijking
van het leven is.
Dan de praktijk: In de radio
cursus kunt U elke maandag
avond van 10 vóór 7 tot 7 uur
met een reproduktie vóór U zit
tend, luisteren naar deskundigen
die U over het afgebeelde kunst
werk vertellen. Iets over de
voorstelling, over de vorm en
kleurcombinaties, over de be
doelingen en ihet leven van de
schilder, etser, tekenaar, of
beeldhouwer. Zij wijzen U op
de compositie, de details, effec
ten enz. die het werk tot iets bij
zonders maken.
sussen krijgen allen een gratis
doorlopend toegangsbewijs toe
gezonden, dat geldt voor alle
rijksmusea in ons land en voor
de meeste gemeentemusea. Te
vens staat voor elke abonnee het
kosteloos lidmaatschap van de
Kunstboekenclub open. De
Stichting Openbaar Kunstbezit
heeft namelijk in samenwerking
met het Prins Bernhard Fonds
een boekenclub gesticht, die het
mogelijk maakt om tegen kost
prijs jaarlijks een prachtig geïl
lustreerd boekwerk te verwer
ven; een voorrecht dat alléén
aan de abonnees van Openbaar
Kunstbezit is voorbehouden.
Ten slotte vindt er jaarlijks
een verloting plaats van enige
honderden werken van Neder
landse, levende kunstenaars on
der de abonnees die zich tijdig
voor het volgende jaar aanmel
den.
Om abonnee te worden, be
hoeft men slechts een bedrag
van 11.75 te storten, d.w.z.
voor de radio cursus op post
giro 1665 van Openbaar Kunst
bezit, Amsterdam. Wie de voor
keur geeft aan de televisie cur
sus stort 11.75 op postgiro
4180, ten name van Openbaar
Kunstbezit, Televisie te Amster
dam.
er nog in de andere musea in
ons land te zien zijn. Hoeveel
daarvan kent u er?
Weest u gerust, niemand
kent ze allemaal. Trouwens,
ze zijn niet alle permanent
tentoongesteld. Maar de be-
Eerherstel
Een man van ongeveer vijftig
jaar reist als forens vrijwel
dagelijks met een jong meisje,
Tania. Tussen hen ontstaat een
soort vriendschap. Erotiek in de
engere zin van het woord is er
niet bij; het is van zijn kant
menselijke belangstelling in de
opgroeiende jeugd, het nieuwe
onkruid, terwijl hij zichzelf een
vertegenwoordiger weet van het
oude onkruid. Behalve Tania
zijn er nog andere meisjes:
Arietta, Betty en Lea. Dan zijn
er nog de vrouw en de zoon van
de ik-figuur. Een bepaalde ge
schiedenis valt er niet na te
vertellen, behalve dat die trein
vriendschap tussen de oudere
man en het jonge meisje op het
onvermijdelijke afscheid toe
loopt. Maar ook dan behoudt
het verhaal het karakter van
een episode, dat wil zeggen dat
men aan het slot van het boek
n:et in een nieuwe situatie is
brlatid, die tevens een voorlopi
ge ruststand betekent, maar dat
he: boek evengoed nog nieuwe
hebben kun-
De lezer begrijpt het al: het gaat
niet zozeer om de ik-figuur, als
wel om de jonge mensen, het
nieuwe onkruid, dat hij beschrijft.
Het zou een oud thema hebben
kunnen zijn: een man op rijpe
leeftijd, die zijn jeugd wil verlen
gen door de liefde tot een veel
jongere vrouw of meisje. Maar zo
is het hier niet. De „ik" uit het
boek, die niet zo heel veel van
Louis Paul Boon zelf zal verschil
len. voelt zich toeschouwer. „Het
is een gebrek, een hopeloos tekort
in mij, steeds en bij alles me maar
een toescl ouwer te voelen" (blz.
45). Hij aanvaardt gelaten, dat het
nieuwe onkruid, vrijgevochten
vrouwelijke jeugd, „vreemd ge
noeg niets te maken wou (wil)
hebben met het onkruid van ver
leden jaar" (blz. 155). Zijn devies
is: leven en laten leven. En leven
betekent afkeer van elk gareel,
van elke plicht of verantwoorde
lijkheid; het betekent veel drin
ken, dansen op de muziek van de
juke-box, nachtbraken en letterlijk
vomeren: vrije liefde die men
eerlijk genoeg is geen liefde te
noemen en waarvan de vrijheid
vanzelf spreekt
De Gotische
schilderkunst
De Gotische Schilderkunst
in Meulenhoff Kunstgeschiede
nis. Uitgave J. M. Meulenhoff,
Amsterdam.
In deze luxe-pocketreeks zijn
drie deskundigen aan het woord,
t.w.: Geneviève Souchal, Enzo Car-
li en Jose Gudiol. Zij bespreken
achtereenvolgens de Gotische
schilderkunst in Frankrijk, in Ita
lië en die van Noord- en Midden-
Europa en Spanje. Dit geschiedt
voor een groot deel aan de hand
van 176 kunstwerken, waarvan re
producties (64 in kleuren) achter
in het boek zijn opgenomen, ver
gezeld van een uitvouwbare, be
schrijvende index. De vlot geschre
ven toelichtingen zijn uiteraard
beknopt. Het boekje bevat tevens
biografieën van de besproken kun
stenaars (250 blz., 6.90)
Geen taboe
Boon beschrijft een aantal men
sen. die godsdienstloos zijn opge
voed. Toch heeft hijzelf nog. naar
hij te kennen geeft, taboes moeten
doorbreken. Het nieuwe onkruid
heeft van geen enkel taboe meer
last. Maar het verhaal speelt in het
roomse België en het is dan ook
geen wonder dat er één meisje
wordt genoemd. Lea, die een
streng godsdienstige opvoeding
heeft gehad. Ze is nog heel jong
en ze drinkt. Maar hier is niet de
tragiek van „morgen zal ik hui
len". „Het liefste wat ze deed, was
veel en haastig en gulzig drinken.
Het was haar om het even waar
mee het glas gevuld werd, als de
Inhoud ervan maar opwindend
dronken maakte. Het leek iets
feestelijks, iets plechtigs zelfs, het
moment waarop ze het glas naar
de lippen hief" (blz. 75). Ook de
godsdienstige opvoeding werkt niet
na „Nog nooit had ik een wezen
gezien dat zich zo vrijmoedig, en
ik zei het al, zo heidens, zo zonder
het minste besef van wat in
onze wereld al of niet geoorloofd
was, in ons huis bewoog. Toch
hadden al deze andere jonge men
sen, die we regelmatig op bezoek
Kregen, een vrije en godsdienstloze
opvoeding gekregen. Zij niet, ze
was als kind met bewaarengeltjes
naar bed gezonden en met een
kruisje op het voorhoofd in slaap
gesust" <blz.80) „Wat daar op TV
werd doorgezonden behoorde tot
iets dat een deel van haar bestaan
was geweest. Maar het had niet de
minste weerklank, het bracht niet
de minste reactie. Ze zei ook nooit
wat boosaardigs, daaromtrent, geen
enkel woord van schampere spot,
geen woord van minachting zelfs.
Ze liep gewoon het toestel langs,
en wat daar gebeurde drong niet
tot haar door. Ze had het laten
vallen, zoals ze een paar nylons
weggooide, die stuk waren" (blz.
81).
Levende mensen
Lezer, ziet u hier het belang
van de hedendaagse literatuur,
ook als die indruist tegen alles
wat ons dierbaar is? Waar zal
men anders dan bij de goede
auteurs te weten komen hoe de
menselijke natuur reageert op
een verloren geloof? Een chris
telijk auteur kan dat niet. Ook
een wetenschappelijke studie
over de psychologie van de niet-
meer-gelovigen zal schematisch
blijven; zelfs aangehaalde ge
vallen blijven gevallen. Want
dit is de eminente waarde van
de echte literatuur, dat zij le
vende mensen presenteert en
die doorlicht, terwijl zij tevens
representatief zijn voor een ge
hele groep.
Zo is het ook met deze Lea. Ze
is niet de belangrijkste figuur,
maar juist doordat ze er bijkomt,
door haar bijkomstigheid, geeft ze
op duidel jke wijze hoogst belang
rijke informatie door. Eén goed
getekende romanfiguur weegt op
tegen een wetenschappelijke ver
handeling (zonder deze laatst*
overigens overbodig te maken).
Naastenliefde
Boon is een auteur, die zulke
figuren schept, al is het dan ook
vrij getrouw naar de werkelijk
heid. Maar in die kleine marge
tussen werkelijkheid en scheppen
de verbeelding demonstreert zich
zijn talent. Zijn tolerantie gaat mij
mijlen te ver, maar dat neemt niet
weg dat hij hart heeft voor de
mensen op hun dwaalwegen en dit
„hart hebben voor" is toch altijd
een vorm van naastenliefde. De
meest karakteristieke uitspraak, te
recht op de flap aangehaald, leest
men op blz. 29: „Ik heb mijn
geloof in haast alles verloren,
maar ik heb niet mijn liefde voor
haast alles verloren. Dat is het
vreemde wat met mij gebeurde, en
dat ik graag in dit boek naar
voren wil brengen: ik geloof in
niets meer, maar ik heb integen
deel heel wat meer, en ontzaglijk
meer. liefgekregen." Wat zou ver
kieselijker zijn: dit. of een ortho
doxie zonder liefde?
C. RIJNSDORP
Naar aanleiding van Het nieu
we onkruid door Louis Paul
Boon. uitgave N.V. De Arbei
derspers, Amsterdam. (160 blz.,
8.90).
Sas Bunge nu heeft zijn gedach
ten over tal van onderwerpen, die
alle in verband staan met de
muziek, laten gaan en op deze
overwegingen slaat de ondertitel
van het boek „voor en tegen de
muziek".
Daar is zijn poging tot eerherstel
van Claudio Monteverdi, de Noord-
italiaanse meester, die de grond
vorm van de opera vastlegde, daar
is zijn scherpe kijk op Domenico
Scarlatti, wiens muziek (hij
schreef 555 sonates) licht gekruid
is met een snuifje melancholie,
daar is zijn „liefdesverklaring aan
Liszt", waaraan ondergetekende
graag adhesie betuigt. Voor Liszt
pleegt men immers de snobbisti-
sche neus op te halen, maar laat
deze snob dan maar eens het
warme én juiste pleidooi van Sas
Bunge voor het genie van Liszt
Kritiek
Dan schrijft Sas Bunge iets
over de muziekcritiek, dit aller
moeilijkste vak, dat hij zelf óók
beoefent. En het is hier dat hij
als 't ware zijn gram wil halen
op onaangename ervaringen, die
hij als concertpianist beleefd
neeit.
Waarom moet hy met zulke „ver
haaltjes" aankomen als dat van een
recensent, die een concert wraakt
omdat hij ruzie met zijn vrouw
heeft gehad etc. Hij zelf weet wel
beter. Een recensent is zich heus
wel bewust van zijn verantwoorde
lijkheid en het gebeurt meer dan
eens, dat hij tot diep in de nacht
(want het schrijven geschiedt im
mers dadelijk na een concert!)
over het probleem van een concert
uitvoering nadenkt en zijn woorden
zorgvuldig wikt en weegt. Jam
mer, Sas Bunge. Hier was de kans
geweest over de wijze van recen
seren verstandige woorden te zeg
gen.
Maar verder alle waardering
voor de kennis van Sas Bunge en
voor de leesbare stijl. (191 blz.,
ƒ1.75).
K.-B.
Noten lezen, door Sas Bunge.
Uitgave A. W. Br una en Zoon,
U tracht.
111!
JEUGDHERINNERINGEN
J bieden meestal aantrek
kelijke lectuur. Als het grote
figuren betreft uit het lite
raire of algemeen-culturele
leven, leveren ze de sleutel
tot het beter verstaan van
hun werk. Zo hebben Julien
Green, Simone de Beauvoir
en nu ook Sartre (Les Mots)
ons, hun lezers, op deze wij
ze een dienst bewezen. Maar
ook uit de jeugdherinnerin
gen van vele betrekkelijk-
onbekenden stijgt een aroma
op van frisheid en onbevan
genheid, van zuiverheid als
van een jonge lentemorgen,
waarvan een ondefinieerbare
bekoring uitgaat, die tot la
nen dringt.
Zo is het ook met Le Boise
Castiau van Luc Bérimont. Zijn
tuin van Eden is het heuvel
land van de Ardennen, dicht
bij de Belgische grens. Het
centrum van zijn wereldje it
Le Bois Castiau, het grote
familiehuis, winkel en café met
logeergelegenheid, één vleugel
bewoond door de imposante
grootmoeder, hoofd van de
clan, Man Antoinette; de andere
door de ouders van de vertel
ler. De moeder, een zachte
vrouw, blijft een figuur op de
achtergrond. De vader, werk
zaam op een fabriekskantoor in
de omgeving, levert soms te
genspel. maar laat meestal de
heerschappij aan de oude
vrouw. Ze zit boordevol verha
len uit de jaren voor de Eerste
Wereldoorlog: de krachttoeren
van de reeds lang overleden
grootvader, een smid als Vulca-
nus: de belevenissen, soms ko
misch, soms tragisch met door
trekkende reizigers: daarna de
oorlogsvloed en de evacuatie
naar West-Frankrijk waar de
•chrijver is geboren (1915), de
droeve staat waarin huis en hof
werden aangetroffen bij de te
rugkeer en de harde arbeid
voor restauratie en opbouw.
Maar de kleine Luc wordt
niet alleen verzadigd met ver
halen uit vervlogen tijden. Hij
maakt voor zijn besef ook heel
wat mee. Familiefeesten waar
bij de stugge Ardenais loskwa
men: de „ducasse". het dorps
feest; een rondtrekkend bees
tenspul met mottige apen en
verschooierde berenfilmvoor
stellingen die de geheimen van
de grote stad en de geduchte da
den van cow-boys onthulden;
bezoeken aan de grensstreek,
waar de „terrils", de afvalheu-
vels van de kolenwinning om
hoog rezen: de hanengevechten
en de vriendelijker balspelen
op het dorpsplein, hel bleef
alles in het geheugen van de
schrijver bewaard.
Figuren
Herinneringen aan boeiende
figuren komen boven; de Russi
sche bannelingen, aristocrati
sche dames en heren, die ver
tellen van siedetochten, door
hongerige wolven begeleid;
sommige onderwijzers, de één
een stille drinker, een ander
een heftig vrijdenker; de vader,
rustig scepticus, die om de
waarde van zijn beginselen te
bewijzen, dubbel zo hard werk
te a's zijn goed-roomse kolle
ga's en geleidelijk aan zijn zoon
naar zich toe trok.
Maar steeds weer domineert
de grootmoeder, liefdevol maar
tiranniek, uiterst actief, maar
huiverig voor iedere nieuwig
heid. Kostelijk is de beschrij
ving van een autoritje, heuvel
op heuvel af, waartoe ze zich
liet verleiden en dat haar vele
onze-vaders en Avé-Maria's
kostte, maar met de schrik
Kentering
Als de verteller het lyceum
in de naburige stad gaat bezoe
ken, vallen de sluiers over het
oude wereldje en gaat een
M. SAINT LÖ
nieuwe open. Zijn onbevangen
kinderlijkheid gaat over in
geestelijke onrust en de drang
van ontwakende instincten. De,
auteur dist dan verhalen op
over liefdesavonturen vol on
waarschijnlijkheden en opge
sierd met pikante details.
Tegelijkertijd komt de lees
honger en daarmee parallel de
schrijflust: verzen en nogmaals
verzen. De lyceïst vindt gelijk
gezinden, ze drukken zelf een
gedichtenbundeltje en oogsten
lof. Rllke. Rimbaud, Apollinai
re worden verslonden. De eer
ste jeugd is voorbij.
Afgezien van sommige blad
zijden in het laatste gedeelte is
Le Bois Castiau een sympathiek
boek. De dichter, die Luc Bé
rimont is, verloochent zich ook
niet in dit proza. Vooral de
brokken natuurbeschrijving zijn
geladen met poëtische waarde.
Zo blijft de lezer bij het
verslag van een onweer en de
reacties van mens en dier.
Alleen maar, een psychische
zelfanalyse, een achtergrond die
mensen en toestanden reliëf
geeft, lijnen die van het verle
den naar het heden lopen, dat
alles moet de lezer hier niet
zoeken. Het boek heeft een
zekere picturale waarde en .s
kleurig geschreven, maar diepte
ontbreekt. Wat de schrijver
betreft, hij heeft minstens tien
gedichtenbundels gepubliceerd
en een drietal romans zijn aan
de hierbesprokene voorafge
gaan. Voor radio en televisie
heeft hij honderden interviews
met de meest uiteenlopende
persoonlijkheden,- van Chaplin
tot Claudel, van Mistinguet tot
Utrillo geleid.
Vrouwenlevens
Tussen Bérimont s ro
man en La vie qui bat van
Michèle Saint-Lö is een ge
weldig verschil. Beide zien
achterwaarts, maar bij het
tweede boek betreft het
denkbeeldige herinneringen
die niet slechts de jeugd
maar het gehele leven over
zien. En vooral, het graaft
veel diep er. Het is een voort
durende analyse van eigen
daden en gevoelens; het heeft
als achtergrond het humanis
tisch ideeaal van gerechtig
heid, liefde en schoonheid en
trekt lijnen die de kindsheid
verbinden met de grijze
ouderdom.
De roman cirkelt om twee
figuren, Marguerite en Eugénie,
verbonden door een vriend
schap, niet ontstaan uit een
vrije keuze, maar geboren uit
de omstandigheden: twee een
zame levens die elkander von
den en nu samengaan, niet
zonder botsingen en vlagen van
ergernis en jaloezie, echter met
het besef elkander niet te kun
nen noch te willen missen.
Eugénie, weduwe uit de goede
burgerstand, komt niet boven
de gewone maat uit; een oude
vrouw, vol grieven jegens haar
zoon, die haar verwaarloost,
haar schoondochter, die zich
misdraagt en haar kleinkinde
ren, die haar vergeten. Haar
ganse leven heeft ze gebogen
voor conventie en adat; ze is
goed-rooms en sterft in de
beschermende schaduw der
Moederkerk. Het boek geeft
weinig over haar verleden en
niet veel meer over haar Inner
lijk leven in de ouderdom.
Enkele lijnen tekenen haar
beeld, maar het blijft toch
schetsmatig.
Schrijfster
mant kan worden, mits voldaan
wordt aan de voorwaarden
waarvan ze in haar boeken
steeds heeft getuigd. Nog steeds
het oude humanistische ideaal
van broederlijkheid, recht
vaardigheid, vredelievendheid
en zo veel schone deugden,
bereikbaar geacht zonder god-
Typerend is in dit verband
de uitvoerige brief, nobel ge
dacht en in oprechtheid neer
geschreven door Marguerite,
vóór haar laatste krachten haar
begeven en gericht tot haar
Australische kleindochter, die
schrijversneigingen heeft en die
haar moet lezen als het geeste
lijk testament van een nooit-
geziene grootmoeder.
Hovaardij en zelfvoldaanheid
zijn haar vreemd. Nederig doet
ze bekentenis van haar misluk
kingen en morele nederlagen.
„Mijn leven getuigde tegen mij.
Er waren slechts heel kleine
doorbraken van licht, waarheen
ik mij met al mijn krachten
uitstrekte; daarna viel ik terug
in de donkere put van mijn
begeerten, van mijn hartstoch-
De andere figuur, de sterke
Marguerite, wordt ten voeten uit
voor ons neergezet. Ze over
denkt haar gehele leven in
brede flash-backs. Als op een
rolprent trekt alles voorbij: de
vaderlijke boerderij, de leeslust
die werd tot schrijfdrift; de
vlucht naar Parijs, het Mekka
van alle jonge Franse schrij
vers; het eerste boek. de ken
nismaking met een criticus, die
haar huwde, de zoon die haar
werd geboren, de dood van
haar echtgenoot in de Eerste
Wereldoorlog, de terugkeer
naar het ouderlijk huis. maar
zodra het vrede werd, een
tweede vertrek, weer heime
lijk. Dan begint een nieuwe
periode in haar leven met een
verblijf, in Engeland als gou
vernante. In die tijd komt ze in
contact met Bruce, een typische
Engelsman, uiterlijk gereser
veerd, innerlijk vol liefde. Ze
vindt de kracht zijn aanbod
met haar te trouwen af te slaan
omdat ze beseft dat een derge
lijk huwelijk een breuk zou
betekenen in zijn gehele leven
zoals het was tot dan toe.
Als ze naar haar vaderland
terugkeert, volgt een moeilijke
tijd van vechten voor haar
zelfstandigheid als werkende
vrouw, levend van haar pen. In
de herfst van het leven geeft
een huwelijk met een tweede
literaire figuur haar rust en
geluk tot de dood hem haar
ontnam. Dan komt een tijd van
eenzaamheid; haar zoon, een
geslaagd farmer in Australië,
laat weinig van zich horen en
oude vrienden vallen weg. De
oplossing voor de twee bejaar
de vrouwen is samenwonen,
waarbij Marguerite met haar
mannelijke intelligentie als
vanzeive de leiding heeft.
Warmte
Bovengaande zakelijke sa
menvatting van een vijfenze
ventigjarig leven kan geen in
druk geven van de warmte en
de echtheid van dit boek. Geen
dode ziel maar een brandend
hart heeft deze vrouw voortge
stuwd op haar weg.
Het christelijk geloof steunt
haar daarbij niet. Een enkele
maal spreekt ze een gebed uit,,
maar als tot een onbekende aan
wiens bestaan ze twijfelt. Eer
der denkt ze aan een vage
kracht die in de stof woont en
haar samenbindt. Op een and-
re plaats spreekt ze van een
goddelijke kiem die verborgen
ligt in ieder mens als èen
diamantsplinter, maar omgeven
door een dichte laag brute
materie, die evenwel zelf dia
Subjectief
Waar een auteur zo een oude
schrijfster laat spreken over
haar idealen en nederlagen,
vindt de lezer vanzelfsprekend
LUC BÉRIMONT
veel van de eigen visie op
werk en leven in het boek
neergelegd. Ook vele gedachten
over de techniek van het
schrijversambacht. zijn moeiten
en vermoeienissen, mislukking
on soms kort-reikende succes-
Marguerite maakt dagen door
want ze heeft nog een roman
op stapel waarin ze geen
twee zinnen kan neerzetten die
haar bevredigen, andere waar
op haar figuren een eigen leven
schijnen aan te nemen en in
fors tempo hun eigen baan
gaan. Wonderlijk genoeg ont
breken klachten over onbegrip
bij critici en over afgunst bij
de kunstbroed< rs.
Nu moet men het subjectieve
element ook niet overschatten.
Michèle Saint-Ló is pas aan
haar vierde boek toe en heeft
aanstonds vrij veel waardering
ondervonden, al is haar nooit
•en der vier grote prijzen
toegekend. Voor dit boek heeft
ze de Prix de la Société des
Gens de Lettres (de Vereniging
van Letterkundigen) ontvan
gen.
Ook van de overige levens
omstandigheden van de schrijf
ster is ongeveer niets terug te
vinden in de figuur van Mar
guerite. Na een onbezorgde
jeugd tussen ten vrome groot
moeder, aan wier nagedachtenis
ze dit boek heeft opgedragen
en een literair-begaafde tante
zijn jaren gevolgd, waarin ze,
door noodzaak gedwongen, de
meest uiteenlopende werkzaam
heden heeft verricht, waaron
der veel buiten-literaire. Nu
tracht ze van haar pen te leven
maar daarnaast bieden-radio en
televisie, als aan zoveel Franse
schrijvers, ook haar goede kan
sen voor een bestaansmogelijk
heid.
Om nog even op het boek
terug te komen, hét vraagt
rustige, tot nadenken gezinde
lezers. Concreet gebeurt er
weinig in: een enkel bezoek
van een bejaagde buurman, of
van Vincent, Eugénie's zoon, en
°P ^et eind van Frangois, de
Australiër. Ziekte en overlij
den, eerst van Eugénie, daarna
van haar vriendin, sluiten het
boek af. Meestal wordt het
verleden overpeinsd en ge
commentarieerd. Vandaar dat
het boek een statisch karakter
krijgt en geen spanning kan
verwekken. Maar het is met
zorg geschreven en vertoont in
een figuur het samengaan van
mannelijke kloekheid en vrou
welijke tederheid tegen de ach
tergrond van een humanistisch
idealisme.
v. d. PANNE
Luc Bérimont. Le Bois
Castiau, uitgave Laffont.
Parijs.
Michèle Saint-Ló. La vie
chclbat' uitRavc A,bin M«-
P.S. Na het afsluiten vai.
dit artikel komt het bericht
los dat aan Bérimont. wiens
eigenlijke naam is André Le-
clerq, voor het hier boven
besproken boek de Prlx Ca-
«es 1964 is toegekend. Voor
het geheel van zijn dichtwerk
was hem in het voorjaar
reeds de bekende Prlx Max
Jacob ten deel gevallen.