OPENBAAR KUNSTBEZIT NOTEN LEZEN, Jeugdherinneringen 'T NIEUWE ONKRUID Louis Paul Boon prikkelend boek van teleurgesteld musicus SLEUTEL TOT BETER. VERSTAAN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 6 MAART 1965 brengt cultuurbezit thuis RUIMER Sinds twee jaar geschiedt iets dergelijks in de televisie, d.w.z. 2 maal per maand dan wordt in dit bewegende medium meest al niet één enkel maar een aan tal werken besproken, waarbij een ruimer terrein wordt bestre ken, zoals bijv. ook oude en mo derne architectuur, de ontwikke lingsgang in het werk van een enkel kunstenaar of van een groep, de decoratieve kunsten Er zijn pocket-boekjes over je, dat men in één adem zal muziek in alle soorten, zo uan uitlezen, dat amuseert, beleert „Waar sta, lig qf zit je dan", de en ook wel even prikkelend er- badinerende soort dus, tot het gert een boekje van een au belerende en ernstige genre als fond teleurgesteld musicus met Wouter Paap's Muziek, modern een grote begaafdheid. Wij be en klassiekof het onthullende doelen „Noten lezen" van Sas „Pijper contra Van Gilse" van Bünge. Ada van Gilse-Hoover. En nu komt do De pianist Sas Bunge kon men vroeger nog al eens op het con certpodium horen, maar om welke reden dan ook heeft hij zijn concertloopbaan niet kunnen door zetten. Hij zelf vermeldt het even- ties in zijn eerste artikeltje „Noten lezen" en schrijft dan met een zekere berustmg „men kan beter op de muziek (dan op de beeldende kunsten) zijn aangewe zen, die zich zo veel gemakkelijker laat voegen in de maatschappij van alledag, en omzetten in brood en boter." Ach ja als wij elk jaar de lange lijsten van de aan de conservatoria afgestudeerden onder ogen krijgen, dan plegen wij ons steeds af te vragen hoeveel pro cent de top van de ladder zal bereiken of het zelfs maar een eindje zal halen. Alléén het Rijksmuseum, te Amsterdam telt al meer dan 4000 oude schilderijen om niet te spreken van de beeld houwwerken, meubels, teke ningen, prenten enz. waar onder zeker een duizendtal van uitzonderlijke betekenis en schoonheid. En nu spreken wij nog niet eens van de duizenden kunstwerken die langrijkste wel. Daarvan zijn er de laatste acht jaar in de radiocursus van Openbaar Kunstbezit en daarnaast in de sinds twee jaar lopende tele- visiecursus een kleine 400 be sproken. Wij zijn dus pas aan het begin. In januari ving de negende Jaargang van de radio cursus en de derde van de televisie cursus aan. Nu worden er wekelijks ca. 100.000 enveloppen aan de deelnemers van de radio cursus verzonden met de eerste 4 prach tige kleurenreproducties van de kunstwerken die in dat jaar aan de beurt zijn en ongeveer 25.000 met twee kleurenplaten en twee pagina's kleine zwart/wit af beeldingen aan de televisie abon nees. Wat beoogt de Stichting Open baar Kunstbezit hiermee? Eerst de doelstelling: het Ne derlandse volk in alle geledin gen zijn belangrijkste cultuurbe zit beter te leren kennen en er daardoor de vreugde aan te doen beleven die een verrijking van het leven is. Dan de praktijk: In de radio cursus kunt U elke maandag avond van 10 vóór 7 tot 7 uur met een reproduktie vóór U zit tend, luisteren naar deskundigen die U over het afgebeelde kunst werk vertellen. Iets over de voorstelling, over de vorm en kleurcombinaties, over de be doelingen en ihet leven van de schilder, etser, tekenaar, of beeldhouwer. Zij wijzen U op de compositie, de details, effec ten enz. die het werk tot iets bij zonders maken. sussen krijgen allen een gratis doorlopend toegangsbewijs toe gezonden, dat geldt voor alle rijksmusea in ons land en voor de meeste gemeentemusea. Te vens staat voor elke abonnee het kosteloos lidmaatschap van de Kunstboekenclub open. De Stichting Openbaar Kunstbezit heeft namelijk in samenwerking met het Prins Bernhard Fonds een boekenclub gesticht, die het mogelijk maakt om tegen kost prijs jaarlijks een prachtig geïl lustreerd boekwerk te verwer ven; een voorrecht dat alléén aan de abonnees van Openbaar Kunstbezit is voorbehouden. Ten slotte vindt er jaarlijks een verloting plaats van enige honderden werken van Neder landse, levende kunstenaars on der de abonnees die zich tijdig voor het volgende jaar aanmel den. Om abonnee te worden, be hoeft men slechts een bedrag van 11.75 te storten, d.w.z. voor de radio cursus op post giro 1665 van Openbaar Kunst bezit, Amsterdam. Wie de voor keur geeft aan de televisie cur sus stort 11.75 op postgiro 4180, ten name van Openbaar Kunstbezit, Televisie te Amster dam. er nog in de andere musea in ons land te zien zijn. Hoeveel daarvan kent u er? Weest u gerust, niemand kent ze allemaal. Trouwens, ze zijn niet alle permanent tentoongesteld. Maar de be- Eerherstel Een man van ongeveer vijftig jaar reist als forens vrijwel dagelijks met een jong meisje, Tania. Tussen hen ontstaat een soort vriendschap. Erotiek in de engere zin van het woord is er niet bij; het is van zijn kant menselijke belangstelling in de opgroeiende jeugd, het nieuwe onkruid, terwijl hij zichzelf een vertegenwoordiger weet van het oude onkruid. Behalve Tania zijn er nog andere meisjes: Arietta, Betty en Lea. Dan zijn er nog de vrouw en de zoon van de ik-figuur. Een bepaalde ge schiedenis valt er niet na te vertellen, behalve dat die trein vriendschap tussen de oudere man en het jonge meisje op het onvermijdelijke afscheid toe loopt. Maar ook dan behoudt het verhaal het karakter van een episode, dat wil zeggen dat men aan het slot van het boek n:et in een nieuwe situatie is brlatid, die tevens een voorlopi ge ruststand betekent, maar dat he: boek evengoed nog nieuwe hebben kun- De lezer begrijpt het al: het gaat niet zozeer om de ik-figuur, als wel om de jonge mensen, het nieuwe onkruid, dat hij beschrijft. Het zou een oud thema hebben kunnen zijn: een man op rijpe leeftijd, die zijn jeugd wil verlen gen door de liefde tot een veel jongere vrouw of meisje. Maar zo is het hier niet. De „ik" uit het boek, die niet zo heel veel van Louis Paul Boon zelf zal verschil len. voelt zich toeschouwer. „Het is een gebrek, een hopeloos tekort in mij, steeds en bij alles me maar een toescl ouwer te voelen" (blz. 45). Hij aanvaardt gelaten, dat het nieuwe onkruid, vrijgevochten vrouwelijke jeugd, „vreemd ge noeg niets te maken wou (wil) hebben met het onkruid van ver leden jaar" (blz. 155). Zijn devies is: leven en laten leven. En leven betekent afkeer van elk gareel, van elke plicht of verantwoorde lijkheid; het betekent veel drin ken, dansen op de muziek van de juke-box, nachtbraken en letterlijk vomeren: vrije liefde die men eerlijk genoeg is geen liefde te noemen en waarvan de vrijheid vanzelf spreekt De Gotische schilderkunst De Gotische Schilderkunst in Meulenhoff Kunstgeschiede nis. Uitgave J. M. Meulenhoff, Amsterdam. In deze luxe-pocketreeks zijn drie deskundigen aan het woord, t.w.: Geneviève Souchal, Enzo Car- li en Jose Gudiol. Zij bespreken achtereenvolgens de Gotische schilderkunst in Frankrijk, in Ita lië en die van Noord- en Midden- Europa en Spanje. Dit geschiedt voor een groot deel aan de hand van 176 kunstwerken, waarvan re producties (64 in kleuren) achter in het boek zijn opgenomen, ver gezeld van een uitvouwbare, be schrijvende index. De vlot geschre ven toelichtingen zijn uiteraard beknopt. Het boekje bevat tevens biografieën van de besproken kun stenaars (250 blz., 6.90) Geen taboe Boon beschrijft een aantal men sen. die godsdienstloos zijn opge voed. Toch heeft hijzelf nog. naar hij te kennen geeft, taboes moeten doorbreken. Het nieuwe onkruid heeft van geen enkel taboe meer last. Maar het verhaal speelt in het roomse België en het is dan ook geen wonder dat er één meisje wordt genoemd. Lea, die een streng godsdienstige opvoeding heeft gehad. Ze is nog heel jong en ze drinkt. Maar hier is niet de tragiek van „morgen zal ik hui len". „Het liefste wat ze deed, was veel en haastig en gulzig drinken. Het was haar om het even waar mee het glas gevuld werd, als de Inhoud ervan maar opwindend dronken maakte. Het leek iets feestelijks, iets plechtigs zelfs, het moment waarop ze het glas naar de lippen hief" (blz. 75). Ook de godsdienstige opvoeding werkt niet na „Nog nooit had ik een wezen gezien dat zich zo vrijmoedig, en ik zei het al, zo heidens, zo zonder het minste besef van wat in onze wereld al of niet geoorloofd was, in ons huis bewoog. Toch hadden al deze andere jonge men sen, die we regelmatig op bezoek Kregen, een vrije en godsdienstloze opvoeding gekregen. Zij niet, ze was als kind met bewaarengeltjes naar bed gezonden en met een kruisje op het voorhoofd in slaap gesust" <blz.80) „Wat daar op TV werd doorgezonden behoorde tot iets dat een deel van haar bestaan was geweest. Maar het had niet de minste weerklank, het bracht niet de minste reactie. Ze zei ook nooit wat boosaardigs, daaromtrent, geen enkel woord van schampere spot, geen woord van minachting zelfs. Ze liep gewoon het toestel langs, en wat daar gebeurde drong niet tot haar door. Ze had het laten vallen, zoals ze een paar nylons weggooide, die stuk waren" (blz. 81). Levende mensen Lezer, ziet u hier het belang van de hedendaagse literatuur, ook als die indruist tegen alles wat ons dierbaar is? Waar zal men anders dan bij de goede auteurs te weten komen hoe de menselijke natuur reageert op een verloren geloof? Een chris telijk auteur kan dat niet. Ook een wetenschappelijke studie over de psychologie van de niet- meer-gelovigen zal schematisch blijven; zelfs aangehaalde ge vallen blijven gevallen. Want dit is de eminente waarde van de echte literatuur, dat zij le vende mensen presenteert en die doorlicht, terwijl zij tevens representatief zijn voor een ge hele groep. Zo is het ook met deze Lea. Ze is niet de belangrijkste figuur, maar juist doordat ze er bijkomt, door haar bijkomstigheid, geeft ze op duidel jke wijze hoogst belang rijke informatie door. Eén goed getekende romanfiguur weegt op tegen een wetenschappelijke ver handeling (zonder deze laatst* overigens overbodig te maken). Naastenliefde Boon is een auteur, die zulke figuren schept, al is het dan ook vrij getrouw naar de werkelijk heid. Maar in die kleine marge tussen werkelijkheid en scheppen de verbeelding demonstreert zich zijn talent. Zijn tolerantie gaat mij mijlen te ver, maar dat neemt niet weg dat hij hart heeft voor de mensen op hun dwaalwegen en dit „hart hebben voor" is toch altijd een vorm van naastenliefde. De meest karakteristieke uitspraak, te recht op de flap aangehaald, leest men op blz. 29: „Ik heb mijn geloof in haast alles verloren, maar ik heb niet mijn liefde voor haast alles verloren. Dat is het vreemde wat met mij gebeurde, en dat ik graag in dit boek naar voren wil brengen: ik geloof in niets meer, maar ik heb integen deel heel wat meer, en ontzaglijk meer. liefgekregen." Wat zou ver kieselijker zijn: dit. of een ortho doxie zonder liefde? C. RIJNSDORP Naar aanleiding van Het nieu we onkruid door Louis Paul Boon. uitgave N.V. De Arbei derspers, Amsterdam. (160 blz., 8.90). Sas Bunge nu heeft zijn gedach ten over tal van onderwerpen, die alle in verband staan met de muziek, laten gaan en op deze overwegingen slaat de ondertitel van het boek „voor en tegen de muziek". Daar is zijn poging tot eerherstel van Claudio Monteverdi, de Noord- italiaanse meester, die de grond vorm van de opera vastlegde, daar is zijn scherpe kijk op Domenico Scarlatti, wiens muziek (hij schreef 555 sonates) licht gekruid is met een snuifje melancholie, daar is zijn „liefdesverklaring aan Liszt", waaraan ondergetekende graag adhesie betuigt. Voor Liszt pleegt men immers de snobbisti- sche neus op te halen, maar laat deze snob dan maar eens het warme én juiste pleidooi van Sas Bunge voor het genie van Liszt Kritiek Dan schrijft Sas Bunge iets over de muziekcritiek, dit aller moeilijkste vak, dat hij zelf óók beoefent. En het is hier dat hij als 't ware zijn gram wil halen op onaangename ervaringen, die hij als concertpianist beleefd neeit. Waarom moet hy met zulke „ver haaltjes" aankomen als dat van een recensent, die een concert wraakt omdat hij ruzie met zijn vrouw heeft gehad etc. Hij zelf weet wel beter. Een recensent is zich heus wel bewust van zijn verantwoorde lijkheid en het gebeurt meer dan eens, dat hij tot diep in de nacht (want het schrijven geschiedt im mers dadelijk na een concert!) over het probleem van een concert uitvoering nadenkt en zijn woorden zorgvuldig wikt en weegt. Jam mer, Sas Bunge. Hier was de kans geweest over de wijze van recen seren verstandige woorden te zeg gen. Maar verder alle waardering voor de kennis van Sas Bunge en voor de leesbare stijl. (191 blz., ƒ1.75). K.-B. Noten lezen, door Sas Bunge. Uitgave A. W. Br una en Zoon, U tracht. 111! JEUGDHERINNERINGEN J bieden meestal aantrek kelijke lectuur. Als het grote figuren betreft uit het lite raire of algemeen-culturele leven, leveren ze de sleutel tot het beter verstaan van hun werk. Zo hebben Julien Green, Simone de Beauvoir en nu ook Sartre (Les Mots) ons, hun lezers, op deze wij ze een dienst bewezen. Maar ook uit de jeugdherinnerin gen van vele betrekkelijk- onbekenden stijgt een aroma op van frisheid en onbevan genheid, van zuiverheid als van een jonge lentemorgen, waarvan een ondefinieerbare bekoring uitgaat, die tot la nen dringt. Zo is het ook met Le Boise Castiau van Luc Bérimont. Zijn tuin van Eden is het heuvel land van de Ardennen, dicht bij de Belgische grens. Het centrum van zijn wereldje it Le Bois Castiau, het grote familiehuis, winkel en café met logeergelegenheid, één vleugel bewoond door de imposante grootmoeder, hoofd van de clan, Man Antoinette; de andere door de ouders van de vertel ler. De moeder, een zachte vrouw, blijft een figuur op de achtergrond. De vader, werk zaam op een fabriekskantoor in de omgeving, levert soms te genspel. maar laat meestal de heerschappij aan de oude vrouw. Ze zit boordevol verha len uit de jaren voor de Eerste Wereldoorlog: de krachttoeren van de reeds lang overleden grootvader, een smid als Vulca- nus: de belevenissen, soms ko misch, soms tragisch met door trekkende reizigers: daarna de oorlogsvloed en de evacuatie naar West-Frankrijk waar de •chrijver is geboren (1915), de droeve staat waarin huis en hof werden aangetroffen bij de te rugkeer en de harde arbeid voor restauratie en opbouw. Maar de kleine Luc wordt niet alleen verzadigd met ver halen uit vervlogen tijden. Hij maakt voor zijn besef ook heel wat mee. Familiefeesten waar bij de stugge Ardenais loskwa men: de „ducasse". het dorps feest; een rondtrekkend bees tenspul met mottige apen en verschooierde berenfilmvoor stellingen die de geheimen van de grote stad en de geduchte da den van cow-boys onthulden; bezoeken aan de grensstreek, waar de „terrils", de afvalheu- vels van de kolenwinning om hoog rezen: de hanengevechten en de vriendelijker balspelen op het dorpsplein, hel bleef alles in het geheugen van de schrijver bewaard. Figuren Herinneringen aan boeiende figuren komen boven; de Russi sche bannelingen, aristocrati sche dames en heren, die ver tellen van siedetochten, door hongerige wolven begeleid; sommige onderwijzers, de één een stille drinker, een ander een heftig vrijdenker; de vader, rustig scepticus, die om de waarde van zijn beginselen te bewijzen, dubbel zo hard werk te a's zijn goed-roomse kolle ga's en geleidelijk aan zijn zoon naar zich toe trok. Maar steeds weer domineert de grootmoeder, liefdevol maar tiranniek, uiterst actief, maar huiverig voor iedere nieuwig heid. Kostelijk is de beschrij ving van een autoritje, heuvel op heuvel af, waartoe ze zich liet verleiden en dat haar vele onze-vaders en Avé-Maria's kostte, maar met de schrik Kentering Als de verteller het lyceum in de naburige stad gaat bezoe ken, vallen de sluiers over het oude wereldje en gaat een M. SAINT LÖ nieuwe open. Zijn onbevangen kinderlijkheid gaat over in geestelijke onrust en de drang van ontwakende instincten. De, auteur dist dan verhalen op over liefdesavonturen vol on waarschijnlijkheden en opge sierd met pikante details. Tegelijkertijd komt de lees honger en daarmee parallel de schrijflust: verzen en nogmaals verzen. De lyceïst vindt gelijk gezinden, ze drukken zelf een gedichtenbundeltje en oogsten lof. Rllke. Rimbaud, Apollinai re worden verslonden. De eer ste jeugd is voorbij. Afgezien van sommige blad zijden in het laatste gedeelte is Le Bois Castiau een sympathiek boek. De dichter, die Luc Bé rimont is, verloochent zich ook niet in dit proza. Vooral de brokken natuurbeschrijving zijn geladen met poëtische waarde. Zo blijft de lezer bij het verslag van een onweer en de reacties van mens en dier. Alleen maar, een psychische zelfanalyse, een achtergrond die mensen en toestanden reliëf geeft, lijnen die van het verle den naar het heden lopen, dat alles moet de lezer hier niet zoeken. Het boek heeft een zekere picturale waarde en .s kleurig geschreven, maar diepte ontbreekt. Wat de schrijver betreft, hij heeft minstens tien gedichtenbundels gepubliceerd en een drietal romans zijn aan de hierbesprokene voorafge gaan. Voor radio en televisie heeft hij honderden interviews met de meest uiteenlopende persoonlijkheden,- van Chaplin tot Claudel, van Mistinguet tot Utrillo geleid. Vrouwenlevens Tussen Bérimont s ro man en La vie qui bat van Michèle Saint-Lö is een ge weldig verschil. Beide zien achterwaarts, maar bij het tweede boek betreft het denkbeeldige herinneringen die niet slechts de jeugd maar het gehele leven over zien. En vooral, het graaft veel diep er. Het is een voort durende analyse van eigen daden en gevoelens; het heeft als achtergrond het humanis tisch ideeaal van gerechtig heid, liefde en schoonheid en trekt lijnen die de kindsheid verbinden met de grijze ouderdom. De roman cirkelt om twee figuren, Marguerite en Eugénie, verbonden door een vriend schap, niet ontstaan uit een vrije keuze, maar geboren uit de omstandigheden: twee een zame levens die elkander von den en nu samengaan, niet zonder botsingen en vlagen van ergernis en jaloezie, echter met het besef elkander niet te kun nen noch te willen missen. Eugénie, weduwe uit de goede burgerstand, komt niet boven de gewone maat uit; een oude vrouw, vol grieven jegens haar zoon, die haar verwaarloost, haar schoondochter, die zich misdraagt en haar kleinkinde ren, die haar vergeten. Haar ganse leven heeft ze gebogen voor conventie en adat; ze is goed-rooms en sterft in de beschermende schaduw der Moederkerk. Het boek geeft weinig over haar verleden en niet veel meer over haar Inner lijk leven in de ouderdom. Enkele lijnen tekenen haar beeld, maar het blijft toch schetsmatig. Schrijfster mant kan worden, mits voldaan wordt aan de voorwaarden waarvan ze in haar boeken steeds heeft getuigd. Nog steeds het oude humanistische ideaal van broederlijkheid, recht vaardigheid, vredelievendheid en zo veel schone deugden, bereikbaar geacht zonder god- Typerend is in dit verband de uitvoerige brief, nobel ge dacht en in oprechtheid neer geschreven door Marguerite, vóór haar laatste krachten haar begeven en gericht tot haar Australische kleindochter, die schrijversneigingen heeft en die haar moet lezen als het geeste lijk testament van een nooit- geziene grootmoeder. Hovaardij en zelfvoldaanheid zijn haar vreemd. Nederig doet ze bekentenis van haar misluk kingen en morele nederlagen. „Mijn leven getuigde tegen mij. Er waren slechts heel kleine doorbraken van licht, waarheen ik mij met al mijn krachten uitstrekte; daarna viel ik terug in de donkere put van mijn begeerten, van mijn hartstoch- De andere figuur, de sterke Marguerite, wordt ten voeten uit voor ons neergezet. Ze over denkt haar gehele leven in brede flash-backs. Als op een rolprent trekt alles voorbij: de vaderlijke boerderij, de leeslust die werd tot schrijfdrift; de vlucht naar Parijs, het Mekka van alle jonge Franse schrij vers; het eerste boek. de ken nismaking met een criticus, die haar huwde, de zoon die haar werd geboren, de dood van haar echtgenoot in de Eerste Wereldoorlog, de terugkeer naar het ouderlijk huis. maar zodra het vrede werd, een tweede vertrek, weer heime lijk. Dan begint een nieuwe periode in haar leven met een verblijf, in Engeland als gou vernante. In die tijd komt ze in contact met Bruce, een typische Engelsman, uiterlijk gereser veerd, innerlijk vol liefde. Ze vindt de kracht zijn aanbod met haar te trouwen af te slaan omdat ze beseft dat een derge lijk huwelijk een breuk zou betekenen in zijn gehele leven zoals het was tot dan toe. Als ze naar haar vaderland terugkeert, volgt een moeilijke tijd van vechten voor haar zelfstandigheid als werkende vrouw, levend van haar pen. In de herfst van het leven geeft een huwelijk met een tweede literaire figuur haar rust en geluk tot de dood hem haar ontnam. Dan komt een tijd van eenzaamheid; haar zoon, een geslaagd farmer in Australië, laat weinig van zich horen en oude vrienden vallen weg. De oplossing voor de twee bejaar de vrouwen is samenwonen, waarbij Marguerite met haar mannelijke intelligentie als vanzeive de leiding heeft. Warmte Bovengaande zakelijke sa menvatting van een vijfenze ventigjarig leven kan geen in druk geven van de warmte en de echtheid van dit boek. Geen dode ziel maar een brandend hart heeft deze vrouw voortge stuwd op haar weg. Het christelijk geloof steunt haar daarbij niet. Een enkele maal spreekt ze een gebed uit,, maar als tot een onbekende aan wiens bestaan ze twijfelt. Eer der denkt ze aan een vage kracht die in de stof woont en haar samenbindt. Op een and- re plaats spreekt ze van een goddelijke kiem die verborgen ligt in ieder mens als èen diamantsplinter, maar omgeven door een dichte laag brute materie, die evenwel zelf dia Subjectief Waar een auteur zo een oude schrijfster laat spreken over haar idealen en nederlagen, vindt de lezer vanzelfsprekend LUC BÉRIMONT veel van de eigen visie op werk en leven in het boek neergelegd. Ook vele gedachten over de techniek van het schrijversambacht. zijn moeiten en vermoeienissen, mislukking on soms kort-reikende succes- Marguerite maakt dagen door want ze heeft nog een roman op stapel waarin ze geen twee zinnen kan neerzetten die haar bevredigen, andere waar op haar figuren een eigen leven schijnen aan te nemen en in fors tempo hun eigen baan gaan. Wonderlijk genoeg ont breken klachten over onbegrip bij critici en over afgunst bij de kunstbroed< rs. Nu moet men het subjectieve element ook niet overschatten. Michèle Saint-Ló is pas aan haar vierde boek toe en heeft aanstonds vrij veel waardering ondervonden, al is haar nooit •en der vier grote prijzen toegekend. Voor dit boek heeft ze de Prix de la Société des Gens de Lettres (de Vereniging van Letterkundigen) ontvan gen. Ook van de overige levens omstandigheden van de schrijf ster is ongeveer niets terug te vinden in de figuur van Mar guerite. Na een onbezorgde jeugd tussen ten vrome groot moeder, aan wier nagedachtenis ze dit boek heeft opgedragen en een literair-begaafde tante zijn jaren gevolgd, waarin ze, door noodzaak gedwongen, de meest uiteenlopende werkzaam heden heeft verricht, waaron der veel buiten-literaire. Nu tracht ze van haar pen te leven maar daarnaast bieden-radio en televisie, als aan zoveel Franse schrijvers, ook haar goede kan sen voor een bestaansmogelijk heid. Om nog even op het boek terug te komen, hét vraagt rustige, tot nadenken gezinde lezers. Concreet gebeurt er weinig in: een enkel bezoek van een bejaagde buurman, of van Vincent, Eugénie's zoon, en °P ^et eind van Frangois, de Australiër. Ziekte en overlij den, eerst van Eugénie, daarna van haar vriendin, sluiten het boek af. Meestal wordt het verleden overpeinsd en ge commentarieerd. Vandaar dat het boek een statisch karakter krijgt en geen spanning kan verwekken. Maar het is met zorg geschreven en vertoont in een figuur het samengaan van mannelijke kloekheid en vrou welijke tederheid tegen de ach tergrond van een humanistisch idealisme. v. d. PANNE Luc Bérimont. Le Bois Castiau, uitgave Laffont. Parijs. Michèle Saint-Ló. La vie chclbat' uitRavc A,bin M«- P.S. Na het afsluiten vai. dit artikel komt het bericht los dat aan Bérimont. wiens eigenlijke naam is André Le- clerq, voor het hier boven besproken boek de Prlx Ca- «es 1964 is toegekend. Voor het geheel van zijn dichtwerk was hem in het voorjaar reeds de bekende Prlx Max Jacob ten deel gevallen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 20