Lawaai kan blijvende
schade aanrichten
fyjfeftsa
Vitamine-c in
wintergroenten
Blad
Dr. H. A. van Leeuwen
Uw ervaringen met
de woningnood
ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965
TN DE RUSTIGE onderzoek-
kamer van de Bedrijfsge
neeskundige Dienst in Dor
drecht schuift dr. H. A. van
Leeuwen een stapel boeken
opzij. „Ik zit deze week
midden in het lawaai." Dat
klinkt raar. maar dokter Van
Leeuwen is een kruistocht
begonnen tegen het lawaai en
strijdt op verschillende ge
bieden tegen de lawaaidoof
heid. Daarover houdt hij
lezingen, schrijft hij artikelen
en wil hij ook onze lezers de
nodige voorlichting geven.
Die stapel boeken? Litera
tuur over lawaai en alles wat
dat met zich meebrengt. Ter
wijl af en toe patiënten uit
één der zestien bedrijven, die
bij de Bedrijfsgeneeskundige
Dienst zijn aangesloten, een
beroep op de sterk grijzende
arts doen. doet hij een en
ander uit de doekjes omtrent
„het wild geraas".
Onze zintuigen zijn er o.a om
contact te maken met de buitenwe
reld. Onze ogen kunnen we slui
ten, onze oren echter niet. Het oor
laat van alles tot ons doordringen
wat van alle kanten tegelijk komt.
Het gehoor schept ook een zeker
klimaat. Stel je voor dat je. overal
waar je bent, alleen maar een
visuele voorstelling van de dingen
kunt maken (zoals de stokdove):
wat gaat er dan veel langs je heen
en leef je aan veel dingen voorbij.
Hoe bemoeilijkt is het contact met
de omgeving!
De bedrijfsarts noemt deze tijd
vol lawaaLmolest met zijn ver
keerslawaai, burengerucht, gehori
ge woningen, vliegtuiglawaai, tele
visie en transistorradio's, luidruch
tige knapen, stampende motoren.
Maar al zou het benijdenswaardig
lijken eens even in een volkomen
stilte te leven, we zouden het niet
voor lang wensen! Niets horen is
ook niet om uit te houden. Het
lawaai, waaraan arbeiders in be
drijven worden blootgesteld, kan
zelfs leiden tot doofheid, vroeger
bekend als ketelmakersdoofheid.
„Sinds 1951 ben ik al bezig met
VAN BLOEM EN PLANT
li Het mag sneeuwen of vrie-
6 zen, ontegenzeglijk zit het
voorjaar in de lucht. De dagen
n lengen en onze planten in de
vensterbank vormen nieuwe
*t bladen of bloemknoppen. Toch
2 heeft de sombere winter zijn
2 sporen nagelaten, want heel
.1 wat planten zijn Ijl opgegroeid
of dragen alleen maar een
pluimpje bladeren aan de top.
Soms wordt het onderste blad
weggenomen als het onder de
aarde zou komen. Andere bla
deren worden gespaard, omdat
zij door ademhaling voedsel
bereiden en een bladloze stek 1
geen voedsel genoeg bezit
wortels te vormen. Bij groot-
bladige planten worden de bla
deren wel eens gehalveerd om
al te grote verdamping tegen te
gaan.
Natuurlijk is het jammer om
juist op het moment, als we ons
verheugen over de nieuwe
groei, het mes in de planten te
zetten. Maar doet u dat eind
februari of begin maart niet.
dan hebt u daar later altijd
spijt van. De planten groeien
dan veel te hoog op. worden te
wild. bloeien alleen aan de top
en nemen in onze kleine huizen
veel te veel plaats in.
Het is voor een liefhebster
altijd moeilijk om een plant
waar ze aan gehecht is. te
kortwieken, maar laat het u
een troost zijn dat al die
afgesneden toppen gestekt kun
nen worden en weer nieuwe
planten zullen vormen.
Hoe ver we een plant in-
snoeien is niet zo belangrijk,
als we het altijd maar vlak
boven een lager gelegen, na*r
buiten gericht zijtakje of blad
oog doen. Daarom snijden we
dan ook niet zó maar de helft
van de takken recht af. maar
bekijken elke tak afzonderlijk
en geven weer model aan de
Dit insnoeien is in het bij
zonder nodig voor Pelargo
niums (Geraniums). Fuchsia's,
Hibiscus (Chinese roos), pas
siebloem. Coleus (siernetel),
Beloperone (garnalenplant).
Impatiens (vlijtig Liesje). Ire-
sine (roodbladig plantje). Ste-
phanotis (bruidsbloem), Dipla-
denia. terwijl we er onze blad
planten op aan moeten zien.
De afgesnoeide toppen ge
bruiken we dus als, stek. We
snijden ze tot 6 a 10 cm lengte
af, want denk er aan dat
langere stekken moeilijker wor
telen Ze worden direct onder
een blad of bladoog teruggesne-
den. waar veel reservevoedsel
aanwezig is en spoedig wond-
weefsel «"callus) gevormd zal
worden, dat de stek beschermt
tegen rotting.
In flesje
In de praktijk Is gebleken dat
vele stekken gemakkelijk
telen ln een flesje water
een zonnig raam. Dat geldt b.v.
voor Coleus. vlijtig Liesje, Ne-
rium oleander. Fuchsia. Plec-
tranthus reuma tiekplant),
passiebloem. Hypoëstes. Iresine.
Hedera (klimop). Begonia sem-
perflorens. Begonia maculata en
Begonia metallica. Gynura sar-
mentosa (violetbladig)
Het blijft altijd een kwestie
van experimenteren. Andere
stekken krijgen we
algemeen goed aan de groei in
bladaarde en scherp zand onder
een plastic hoes in een
kamer. In het begin
warmte geven door ze
warme .schoorsteen of niet te hete
radiator te plaatsen. Kwekers
stekken meestal in turfmolm
of scherp zand of gelijke delen
turfmolm en scherp zand. Deze
materialen zijn zuiverder dan
aarde. Voor de liefhebber biedt
aarde het voordeel dat de stek
ken er de eerste tijd in door
groeien, terwijl ze in turfmolm
of scherp zand gezet, al spoedig
verpot moeten worden in een
voedzaam grondmengsel.
Om te onthouden is dat b.v.
vijf stekken langs de rand van
een pot gestoken, eerder worte
len dan een eenzame ziel in een
potje apart.
A. C. MULLER-IDZERDA
I jf 5
Voor de Sociale Geneeskunde zit dr. H. A. van Leeuwen te
Dordrecht als bedrijfsarts in de werkgroepen Audiometrie (gehoor-
meting) en Relatie lawaai en lawaaidoofheid van T.N.O. Deskundi
gen zijn niet doof voor het vele lawaai waaraan de mens anno 1965
is blootgesteld. Lawaai kan irriterend, de mondelinge communicatie
belemmerend en gevaarlijk voor het gehoororgaan zijn, zoals uit
bijgaand gesprek met de bedrijfsarts blijkt. Dr. Van Leeuwen heeft
zelfs een „prentenboek" van geluid-spectra der verschillende
industrieën waarop lawaaienrven zijn aangegeven o.a. voor wevers,
machinefabrieken, sehokbetonindustrie. slijpen van scheepsschroeven
etc. met afdelingsaudiogrammen waarin het gehoorverlies van de
groep afleesbaar is. Dr. Van Leeuwen pleit voor: nieuwe
werkmethoden in bouw van huizen en inrichtingen, waarbq aan het
lawaaiprobleem aandacht wordt besteed. Lawaaivorming moet
vermeden of bestreden worden. Laten technici geen genoegen nemen
met de lauwheid waarmee de Nederlandse arbeider tegenover zijn
beroepsdoofheid staat, door het bedrieglijk langzaam optreden van
de ziekte! Laten technici ook zélf oordopjes dragen. Laten vrouwen
en moeders aandringen op het dragen van oordopjes. In 1958 schatte
de arts het aantal sterk-aan-lawaai-blootgestelden in ons land op
50.000. Stellig zijn het er vandaag véél meer!.
i. ..Als bedrijfsarts wil je de
mensen in een zo'n goed mogelijk
gezonde toestand brengen. Het
enorme lawaai, in vele soorten,
bracht ons op het vermoeden dat
er mensen waren met lawaaidoof
heid. Wij zijn bepaald niet de eni
gen die op dat idee kwamen"
meent hij bescheiden. ..ook in Ame
rika waren al onderzoekingen ver
richt, de gegevens klopten wel zo
ongeveer met onze waarnemingen."
ONHERSTELBAAR
.Het nare is, dat bij berocpsdoof-
'heid een onherstelbare schade is
aangericht door beschadiging van
de gehoorzintuig-cellen in het bin
nenoor. De patiënt is niet met ten
gehoorapparaat te helpen. Alleen
voorzorgsmaatregelen zijn hier ef
fectief. Die maatregelen voor de
pen hebben al een goed gevolg,
maar gewone watjes in de oren
zijn vrijwel waardeloos. Glasdons-
watten zijn beter want ze hebben
een hogere demping en zi}n even
gemakkelijk in het gebruik." De
dokter houdt er zelfs een klein
„oordopjes-museum" op na. Het
wonderlijke is. dat je in het
lawaai met oorbeschermers op,
zelfs beter kimt horen en een
gesprek voeren dan zonder deze
dingen. Het oor wordt namelijk
niet overbelast door het storende
lawaai en kan beter fijne geluid-
draknuances onderscheiden.
HOGE TONEN
Dan laat de arts een bandop
name horen ter illustratie. In
werkelijkheid meet hij het ge
luidsspectrum ter plaatse
V oorbeelden van hel stekken on- a
der plastic van Iresine. De stek- X
ken werden in turfmolm en g
scherp zand gestoken langs de 'T
verteld. De jongen heeft
het gevoel of hij watjes
oren heeft, en of hij de fabriek
zijn oren mee naar huis heeft
genomen. De volgende morgen
blijkt dat rare gevoel verdwenen.
Uw zoon had een eerste „dip",
zoals de insiders het noemen: een
plaatselijke afwijking, een gehoor-
schade. Wordt het oor niet meer
aan hoge hinderlijke geluiden
blootgesteld dan kan de dip ver
dwijnen. Maar blijft uw jongen op
de lawaai-afdeling dan raakt hij
inderdaad gewend hoewel met
soms eorsuizen „hij loopt per
manent met watjes in zijn oren".
Zelfs na langdurige rust herstelt
zich de „dip" niet meer: een
permanente dip, ofwel onherstel
bare schade is opgetreden. La-
waaidoven horen lage tonen
meestal normaal, maar de hoge
tonen niet meer. Zij moeten goede
verstaanders zijn want zij horen
maar halve woorden: namelijk wel
de klinkers maar de zachtere me
deklinkers vallen voor hen weg.
Gaat men luider tegen ze praten,
dan ondervinden ze dat als hinder
lijk, aldus de arts. Ze hóren
immers wel. maar ze verstaan niet,
door de misvorming van het ge
hoorde.
WEL CONTACT
De bandrecorder laat het weer
duidelijk horen: de hoge tonen
zijn weggefilterd in de zinnen die
zoeven nog normaal klonken: nu
lijkt het een half-gemompel dat je
alleen kunt begrijpen als je weet
waarover het gaat. De graad van
intelligentie van de lawaaidove
speelt hier ook nog een rol. Voor
hém blijft gelukkig wel het contact
met de buitenwereld, in tegenstel
ling tot de volkomen dove mens.
De lawaaidove hoort voetstappen,
slaande deuren en mensenstem
men. Daardoor echter lijkt de
ziekte niet zo erg. Velen staan ook
tamelijk lauw tegenover deze aan
doening die op oudere leeftijd
Hoewel lawaaidoofheid niet als
beroepsziekte in de zin der Onge
vallenwet (met uitkeringen) er
kend is, zullen er toch wel voor
schriften op veiligheidsgebied ko
men voor lawaaibestrijding ener
zijds en gehoorbescherming ander
zijds. De toenemende automatise
ring (machines in kasten en min
der arbeiders per machine) kan
nuttig zijn voor de lawaaibestrij
ding, hoewel mechanisatie in eer
ste aanleg alleen maar lawaaiver-
meerdering betekent.
Verschillende directies staan
welwillend tegenover de on-eco-
nomische extra-voorziening die la-
waai-bestrijding met zich brengt.
Matiging van lawaai is mogelijk
ook en zeker in de huizenbouw.
Dat zou ons slechts een gulden per
week meer huur (de prijs van een
pakje sigaretten!) kosten. Op 15
maart zal o.a. ir. P. A. de Lange
van de Technisch Physische
Dienst der TH in Delft een hartig
woordje spreken voor Jaarbeurs-
bezoekers in Utrecht over .strijd
tegen burengerucht". Lawaaihin
der zowel in ons woon. als werkmi-
Voor de man die v>
in bepaalde bedrijft
het lauaai soms een
den
lieu kan o.m. van invloed zijn op
iemands prestaties en accuratesse,
in ieder geval wordt de geestelijke
(mogelijk ook de lichamelijke;
gezondheid beïnvloed in nadelige
zin. Vele landen hebben zelfs al
lawaaivoorschriften, met name
Finland is hierin voorgegaan. In
ons land is de Arbeidsinspectie
bijzonder attent: drie maanden
geleden is er een „controle-auto"
in dienst genomen die de bedrij
ven langs rijdt, uitgerust met de
nodige apparatuur om lawaai en
de invloed daarvan bij werknemers
te meten. Wat u als moeder en
vrouw kunt doen? Er op staan dat
die (lastige) oordopjes gedragen
worden van begin af aan, al in het
eerste jaar dat iemand met lawaai
te maken krijgt ontstaat een be
langrijk deel van de beschadiging,
bond dokter Van Leeuwen ons op
stampende, rammelende gelui
den, daartussen een ergernisge
vende hoge sisklank. Onze in
druk is juist: hogere tonen (dat
gesis) brengen eerder schade
toe aan het gehoororgaan dan
lagere. De dokter demonstreert
hoe je zulke geluiden als die
uit de recorder komen kunt
meten met een geluidanalysator.
Hij kan de hoogte van het
geluidsniveau aflezen op een
soort klok. Dit niveau wordt
genoteerd in ..decibels", afge
kort dB. De toonhoogte hangt
samen met de trillingsfrequentie
van het geluid. Hoe meer tril
lingen per seconde, hoe hoger
de toonindruk is. Om het gehal
te aan hoge en lage tonen te
meten heeft de geluid-analysator
filters. Zij filteren als het ware
de geluidstrillingen uit een om
schreven frequenliegebied van
een bepaalde breedte, meestal
een octaaf.
AUDIOGRAM
Het apparaat waarmede de ar
beider wordt onderzocht is de
audio-meter. De onderzochte krijgt
via hoofdtelefoons tonen te horen,
waardoor bekeken wordt wat deze
mens nog net wel hoort en nét
niet. Een en ander kan in een
grafiek worden weergegeven: het
audiogram.
Als uw zoon voor het eerst naar
de fabriek gaat zult u 's avonds te
horen krijgen „en een lawaai daar.
oorverdovend!" Daar wen je wel
n, hebben oudere collega's hem
'-u T~1- 1net
Vele groenten hebben door de
moderne teelt-, bewaar- en con-
serveermethode hun seizoenka
rakter verloren. Tegenwoordig
kan men verse snijbonen, andij
vie en sla ook in de winter ko
pen en wie hartje zomer boeren-
koel met worst wil eten, kan dat
doen.
Wintergroenten en -vruchten
zijn echter rijk genoeg aan vitami
nes en mineralen: bij een goede
keuze behoeven er écht geen vi
tamine C pillen of tabletten aan
te pas te komen! Vergelijken we
van groenten en vruchten het vi
tamine C gehalte, dan zien we het
volgende:
portie van 250 gr vitamine C geh.
nog niet schoon- na het koken
gemaakte groente
andijvie 2 mg
16 mg
23 mg
boerenkool
groene kool 3D mg
rode kool 30 mg
savooie kool 16 mg
spruitjes 100 mg
zuurkool 13 mg
knolraap 30 mg
prei 24 mg
winterwortel 13 mg
witlof 2 mg
We zien dat de spruitjes er het
beste afkomen! Als we bedenken
dat vijftig a vijfenzeventig mg van
het vitamine C dagelijks voldoen
de is. en dat drie flinke aardappe
len ook nog ca. tien mg bijdragen,
dan slaan de meeste wintergroen
ten geen gek figuur. Andijvie en
witlof bevatten niet veel
C, zet ze daarom niet oi
dere dag op tafel, maar wissel vol
doende af met andere groenten.
Gemiddeld vitamine-C-gehalte
van winter fruit per honderd gram:
appel 10 mg
banaan 10 mg
sinaasappel 50 mg
grapefruit 40 mg
mandarijn 30 mg
Een sinaasappel (rijk aan vitami
ne C) kan de levertraan (ryk aan
vitamine D) niet vervangen. Heeft
de dokter uw kinderen levertraan
voorgeschreven, gééft u ze dan ook
die levertraan. Een vitamine D-
preparaat of hoogtezon is even
goed. Uit welke bron het vitamine
D ook komt, houdt u zich in ieder
geval precies aan de dosering. Te
weinig is niet goed, maar teveel
zéker niet!
Huishoudelijke
ongevallen
Het Amerikaanse maandblad
Mc. Call's publiceert een „onge
vallenlijstje" waaruit weer eens
blijkt hoeveel ongelukken en onge
lukjes de vrouw bedreigen tijdens
haar dagelijkse bezigheden in en
om de woning. Elk jaar moeten
bijna vijf miljoen Amerikaanse
vrouwen tussen de zeventien en
vierenzestig jaar één of meer da
gen rust houden tengevolge van
dergelijke huis-, tuin- en keuken
ongelukken!
Verkeersongevallen vormen de
voornaamste bron van dodelijke
ongelukken waarvan de Ameri
kaanse vrouwen het Slachtoffer
worden. De volgorde van de overi
ge ongevallen met dodelijke af
loop is als volgt: valpartijen
(voornamelijk van vrouwen boven
vijfenzestig jaar), brand, vergifti
ging, verdrinking en ongelukken
met vuurwapens
eikaars kinderen en hadden
alles voor elkaar over. Het is
nu- alweer negentien jaar gele
den, maar we komen nog steeds
bij elkaar!"
Gehecht
De eerste reacties op
ons nieuwe probleem zijn
al weer binnen. In deze
brieven is men unaniem
van mening dat inwoning
heus geen ramp hoeft te
zijn als men maar ver
draagzaamheid kent en
rekening houdt met de
medemens.
Dat dit niet altijd op
gaat zullen wij volgende
week in deze rubriek wel
zien, maar nu eerst de po
sitieve reacties!
vertelden dat wij inwoning ge
vonden hadden. Het was nl. zo
dat wij door de woonkamer
van onze buren beneden moes
ten om gebruik te maken van
het toilet dat in hun keuken
stond. Maar u kunt het geloven
of niet: we hebben er vieren
half jaar ingewoond en een
fijne tijd gehad. We pasten op
„Omdat ons huis voor ons te
groot was, hebben wij inwo
ning genomen", begint de brief
van de heer J. de H. te R. „Nu
hebben we onze vierde inwo
ning, de vorige gezinnen zijn
allemaal in de beste verstand
houding vertrokken, de één
wegens gezinsvermeerdering,
de ander wegens een andere
werkkring, enz.
Er woont nu een jong ge
zin met twee kindertjes bij
ons in, en wij zijn er zeer
aan gehecht, het eerste ver
keerde woord moet nog val
len. Inwoning is elkander
verdragen, elkaar helpen
waar nodig is, en toch elkaar
vrijlaten in het persoonlijke
leven. Spoedig gaan we naar
een bejaardentehuis, maar
we zullen onze buurtjes erg
missen", aldus deze lezer.
Verdragen
..Bij een opa van mijn man
hebben wij vier jaar inge
woond". schrijft Mevr. A.V. te
H. „Ik deed het niet graag,
maar het heeft me nooit be
rouwd. Het leven van een
eenzaam mens hebben wij op
gevrolijkt. Als wij zondagsmor
gens nog op bed lagen, verraste
opa ons met thee en beschuit,
en toen de baby er was zorgde
opa altijd dat de kachel warm
was. Hij vond het ook prachtig
als de baby in bad ging. van
zijn eigen kinderen had hij dat
nooit zo meegemaakt omdat hii
dag en nacht op het water was;
hij was nl. visser. Het viel niet
altijd mee, maar we hebben
elkaar leren verdragen. Het is
al vijftien jaar geleden, opa is
inmiddels gestorven, maar ik
denk nog dikwijls aan die
tijd."
Volgens my gaat het dikwijls
verkeerd met inwoning om
dat de mensen in het begin
veel te veel by elkaar komen
(koffie en theedrinken enz.),
wat op de duur misgaat en
waardoor vaak hooglopende ru
zies ontstaan", aldus mevr. A.
N. te V. „Wij hebben vier jaar
ingewoond, en ik kan u zeggen
met plezier. Wij zagen elkaar
vaak alleen maar als de bakker,
of de melkboer kwam. Ik vind
het ook van belang wanneer je
dezelfde leveranciers hebt als
ie hoofdbewoner, dat voorkomt
heel wat narigheid met de bel
en geloop door de gang. Onze
kolen bestelden wij ook altijd
gelijk met de hoofdbewoners,
daardoor hoefden de lopers van
de trap maar een keer opgeno
men te worden, en dat voor
komt ook weer ergernis. Zo
ziet u dat inwoning heus goed
kan gaan. als je maar rekening
met de medemens houdt.'
Meegevallen
Mevr. J.B. te P. die van alle
markten thuis is, schrijft: „Wij
waren al jaren verloofd en
hadden van alles geprobeerd
om woonruimte te krijgen,
maar niets hoor. Tot we na veel
praten en wederzijds goedvin
den bij mijn ouders in gingen
wonen. Ik zag er erg tegen op
want ik kende mijn verloofde,
en wist dat hij zich nooit zou
laten commanderen.... èn mijn
vader die zich graag overal
mee bemoeide. We hadden alles
zoveel mogelijk gescheiden, ik
had o.a. een eigen keukentje
We hebben er ruim drie jaar
ingewoond en het is ons alle
maal reuze meegevallen! Toen
we een eigen huis kregen,
kwam de eerste dag vader al
Mevr. C.V. te V. schrijft:
..Onze ervaringen betreffende
inwoning? Geweldig! Zeven
iaar bewoonden wij de eerste
etage van een groot herenhuis,
beneden ons een collega van
mijn man en boven ons een
verpleegster met haar bejaarde
moeder.
Toen ik wegens ziekte ander
half jaar elders verpleegd
moest worden kwamen mijn
zusters een maal in de week
het huis een goede beurt geven.
Zij konden altijd verzekerd zijn
van koffie en thee van onze
buren, en als het nodig was van
hulp. De boodschappen voor
mijn man werden altijd meege
nomen. Rekeningen van gas,
elektriciteit en telefoon waren
gezamenlijk, en nooit is daar
een moment narigheid om ge-
Goede vrienden
We hielden ons ook met
sommige dingen niet stijf aan
de afspraken: was mijn buur
vrouw niet lekker, wei dan
deed ik de hall mee. ai was he»
haar beurt, en andersom Naai
machine en stofzuiger stonden
in onze gangkasten, zodat we er
allen bij konden, want d naai
machine was van de buren en
de stofzuiger van ons. Het is nu
twaalf jaar geleden dat we uit
elkaar gegaan zijn. maar nog
steeds zijn we goede vrienden,
die op gezette tijden elkaar
bezoeken en dan ook graag nog
een herinneringen opnalen. rJ
ziet. zo kan het ook. en dit
alles is beslist niet geïdeali
seerd. omdat het verleden tijd
Dit
het i
daai,. Denkt u
deze positieve reacties geleverd
zijn door briefschrijfsters die
nu achter het probleem staan.
Hoe zijn echter d» ervaringen
van hen die nu, op dit ogen
blik. inwonen? Daar zijn wii
echt benieuwd naar!
DE WINTER die nog
steeds niet van ons wijken
wil al is het licht in de
namiddag vol van belofte
drukt ons in deze weken terneer,
meen ik. Méén ik. Het staat in de
brieven. En ik voel het vaker: de
keren dat ik korzelig uitreken hoe
er al weer een dag van werken en
grijze lucht voorbij gegaan is.
worden talrijker. Er zijn mensen
in de brieven die ine zeggen dat ze
vereenzamen. Je gaat niet veel uit.
er komt niet veel bezoek. Ja. cr
zijn zelfs mensen wanhopig, dat is
het ergst.
VANMIDDAG mopperde
ik uit tegen iemand aan de
telefoon. „Maar mevrouw",
zei ze, „wees blij dat u
werken mag. Ik ben juist een
tijdje elke dag op ziekenbezoek
geweest in een ziekenhuis. Ik was
het vergeten hoeveel mensen ziek
zijn. Nu zeg ik weer tegen ieder
een: wees blij als je gezond bent."
Zij had natuurlijk gelijk. Alleen
mensen die niet weten wat ziek
zijn is. mopperen: ik wou dat ik
eens ziek was! Heel kinderachtig
kan ik uitrekenen hoe zelden ik
verwend ben: misschien eens tij
dens een partijtje rodehond of
mazelen, maar dat is al zo lang
geleden. Kinderen krijg ik gemak
kelijk. het is echt een avontuur, en
griep heb ik op zaterdagmiddag.
ALLEEN is er wel eens
een druppel die de emmer
doet overlopen, zo'n „gees
telijke" druppel die maakt
dat je de antwoorden niet meer uit
de dag kunt oprapen, en dan zeg
je: ik kruip een dagje in bed, ik
wil ook eens „ziek" zijn.
Kijk. als je zo ver bent. is de
dag grijs. De mijne was vandaag
zo. Ik zie er tegenop de antwoor
den uit de brieven op te rapen.
Net als de dag met zijn vragen en
moeilijkheden heeft ook de brief,
die ik krijg, de brief met eigen
vragen en moeilijkheden, zijn ant
woord in zich besloten. Je moet er
alleen maar voor kunnen lezen.
Dwars door de brief heen kunnen
lezen. Zoals je een dag moet
kunnen beleven, dan is zijn ant
woord er vanzelf. Natuurlijk weet
ik best hoe het komt dat het me
zwaar valt; ik ben in een paar
gevallen aan het eind van praten,
ik moet er zijn. En dat kan niet.
Ik kan niet overal heenvliegen
en bovendien: wie is met één
keertje, één bezoekje gebaat? Sa
men léven, dat is hier en daar
nodig. En weer valt mij dan het
woord in dat al zo dikwijls in de
vorige brieven is genoemd: kerk.
Kende ik maar mensen die naar
twee, drie van mijn briefschrijf
sters wilden toegaan, hen wilden
opnemen in wijdere kring van
vrienden, hen wilden laten delen
in momenten van hun gezin.
DAT is eeriyk gezegd het
enige dat voor mij onder
het woord: kerk valt. Be
reidheid. Mensen van wie
je ziet en beleeft dat zij eenzaam
zijn binnen je kring halen, nee
niet als offer terwijl je net zo knus
en gezellig een clubje had maar als
noodzaak. Omdat jij niet meer
gelukkig bent als zij niet gelukkig
zijn. Kerk, dat is: dat je eikaars
lasten draagt. Dat je van elkaar
weet hebt. Dat je elkaar troost en
aanmoedigt. Kerk is niets anders
dan uitgaan tot de ander. Uit
sommige brieven krijg ik de in
druk dat ik mensen een kerkge
nootschap, welk ook maar. warm
aanbeveel, zo van: mevrouw, an
ders mist u iets. Maar dat heb ik
helemaal niet bedoeld. Ik heb wel
gezegd: u mist iets. en: wij missen
u! maar dan bedoeld in zojuist
gemelde gemeenschap, in dat wat
de kerk wezenlijk IS.
Zo blijkt weer eens wat een
spraakverwarring er is over dat
woord. Ik zal geloof ik altijd
iedereen aanraden lid te worden
van een kerkgenootschap, omdat
het tot op heden bijna de enige
manier is er achter te komen wat
kerk is. omdat je in kerkgenoot
schappen nog je vrienden kunt
vinden en met hen samen kunt
leren beseffen wat kerk is: met je
hele inbreng, met al je liefde, en
die liefde onderling versterkt, uit
gaan tot de ander. Dat is geen taak
van een christen of een kerkmens,
dat IS een kerkmens of een
christen of een mens, een ander
mens, anders door Christus. Als ik
niet lidmaat van een kerk was
geworden dan, geloof ik, zou ik
nooit tot zoveel overgave aan de
ander gekomen zijn als nu.
IEMAND schreef me: „Ik
heb wel eens gedacht: als
je later belijdenis had ge
daan in de kerk en je er
niet altijd in opgevoed was, be
paalde meningen je als het ware
met de paplepel ingegoten waren,
zou je dan niet anders, blijer, met
meer overgave, geweest zijn?" Ik
zou willen antwoorden: zo'n ge
dachte is er bij het ouder worden
onwillekeurig wel eens, bij ieder
een. Maar niets verhindert je om
vandaag, nu je jezelf beter kent
en je de paplepel terzijde kunt
leggen, zelfstandig blijder te wor
den. Word een ander kerklid bin
nen je eigen kerk. En wees met
die inbreng dan waarachtig kerk.
Geef mij bij voorbeeld moed om te
hopen. Te hopen dat er toch wel.
ondanks mijn ontmoedigd-zijn en
daardoor moe-zijn. mensen op het
pad van mijn briefvriendinnen zul
len komen die voor hen de wan
hoop wegnemen.
Kerk! waar ben je! zijn we
geneigd te roepen. Maar kerk is
geen vreemd iets het is ik op
mijn beurt, en jij op jouw beurt.