Lawaai kan blijvende schade aanrichten fyjfeftsa Vitamine-c in wintergroenten Blad Dr. H. A. van Leeuwen Uw ervaringen met de woningnood ZATERDAG 27 FEBRUARI 1965 TN DE RUSTIGE onderzoek- kamer van de Bedrijfsge neeskundige Dienst in Dor drecht schuift dr. H. A. van Leeuwen een stapel boeken opzij. „Ik zit deze week midden in het lawaai." Dat klinkt raar. maar dokter Van Leeuwen is een kruistocht begonnen tegen het lawaai en strijdt op verschillende ge bieden tegen de lawaaidoof heid. Daarover houdt hij lezingen, schrijft hij artikelen en wil hij ook onze lezers de nodige voorlichting geven. Die stapel boeken? Litera tuur over lawaai en alles wat dat met zich meebrengt. Ter wijl af en toe patiënten uit één der zestien bedrijven, die bij de Bedrijfsgeneeskundige Dienst zijn aangesloten, een beroep op de sterk grijzende arts doen. doet hij een en ander uit de doekjes omtrent „het wild geraas". Onze zintuigen zijn er o.a om contact te maken met de buitenwe reld. Onze ogen kunnen we slui ten, onze oren echter niet. Het oor laat van alles tot ons doordringen wat van alle kanten tegelijk komt. Het gehoor schept ook een zeker klimaat. Stel je voor dat je. overal waar je bent, alleen maar een visuele voorstelling van de dingen kunt maken (zoals de stokdove): wat gaat er dan veel langs je heen en leef je aan veel dingen voorbij. Hoe bemoeilijkt is het contact met de omgeving! De bedrijfsarts noemt deze tijd vol lawaaLmolest met zijn ver keerslawaai, burengerucht, gehori ge woningen, vliegtuiglawaai, tele visie en transistorradio's, luidruch tige knapen, stampende motoren. Maar al zou het benijdenswaardig lijken eens even in een volkomen stilte te leven, we zouden het niet voor lang wensen! Niets horen is ook niet om uit te houden. Het lawaai, waaraan arbeiders in be drijven worden blootgesteld, kan zelfs leiden tot doofheid, vroeger bekend als ketelmakersdoofheid. „Sinds 1951 ben ik al bezig met VAN BLOEM EN PLANT li Het mag sneeuwen of vrie- 6 zen, ontegenzeglijk zit het voorjaar in de lucht. De dagen n lengen en onze planten in de vensterbank vormen nieuwe *t bladen of bloemknoppen. Toch 2 heeft de sombere winter zijn 2 sporen nagelaten, want heel .1 wat planten zijn Ijl opgegroeid of dragen alleen maar een pluimpje bladeren aan de top. Soms wordt het onderste blad weggenomen als het onder de aarde zou komen. Andere bla deren worden gespaard, omdat zij door ademhaling voedsel bereiden en een bladloze stek 1 geen voedsel genoeg bezit wortels te vormen. Bij groot- bladige planten worden de bla deren wel eens gehalveerd om al te grote verdamping tegen te gaan. Natuurlijk is het jammer om juist op het moment, als we ons verheugen over de nieuwe groei, het mes in de planten te zetten. Maar doet u dat eind februari of begin maart niet. dan hebt u daar later altijd spijt van. De planten groeien dan veel te hoog op. worden te wild. bloeien alleen aan de top en nemen in onze kleine huizen veel te veel plaats in. Het is voor een liefhebster altijd moeilijk om een plant waar ze aan gehecht is. te kortwieken, maar laat het u een troost zijn dat al die afgesneden toppen gestekt kun nen worden en weer nieuwe planten zullen vormen. Hoe ver we een plant in- snoeien is niet zo belangrijk, als we het altijd maar vlak boven een lager gelegen, na*r buiten gericht zijtakje of blad oog doen. Daarom snijden we dan ook niet zó maar de helft van de takken recht af. maar bekijken elke tak afzonderlijk en geven weer model aan de Dit insnoeien is in het bij zonder nodig voor Pelargo niums (Geraniums). Fuchsia's, Hibiscus (Chinese roos), pas siebloem. Coleus (siernetel), Beloperone (garnalenplant). Impatiens (vlijtig Liesje). Ire- sine (roodbladig plantje). Ste- phanotis (bruidsbloem), Dipla- denia. terwijl we er onze blad planten op aan moeten zien. De afgesnoeide toppen ge bruiken we dus als, stek. We snijden ze tot 6 a 10 cm lengte af, want denk er aan dat langere stekken moeilijker wor telen Ze worden direct onder een blad of bladoog teruggesne- den. waar veel reservevoedsel aanwezig is en spoedig wond- weefsel «"callus) gevormd zal worden, dat de stek beschermt tegen rotting. In flesje In de praktijk Is gebleken dat vele stekken gemakkelijk telen ln een flesje water een zonnig raam. Dat geldt b.v. voor Coleus. vlijtig Liesje, Ne- rium oleander. Fuchsia. Plec- tranthus reuma tiekplant), passiebloem. Hypoëstes. Iresine. Hedera (klimop). Begonia sem- perflorens. Begonia maculata en Begonia metallica. Gynura sar- mentosa (violetbladig) Het blijft altijd een kwestie van experimenteren. Andere stekken krijgen we algemeen goed aan de groei in bladaarde en scherp zand onder een plastic hoes in een kamer. In het begin warmte geven door ze warme .schoorsteen of niet te hete radiator te plaatsen. Kwekers stekken meestal in turfmolm of scherp zand of gelijke delen turfmolm en scherp zand. Deze materialen zijn zuiverder dan aarde. Voor de liefhebber biedt aarde het voordeel dat de stek ken er de eerste tijd in door groeien, terwijl ze in turfmolm of scherp zand gezet, al spoedig verpot moeten worden in een voedzaam grondmengsel. Om te onthouden is dat b.v. vijf stekken langs de rand van een pot gestoken, eerder worte len dan een eenzame ziel in een potje apart. A. C. MULLER-IDZERDA I jf 5 Voor de Sociale Geneeskunde zit dr. H. A. van Leeuwen te Dordrecht als bedrijfsarts in de werkgroepen Audiometrie (gehoor- meting) en Relatie lawaai en lawaaidoofheid van T.N.O. Deskundi gen zijn niet doof voor het vele lawaai waaraan de mens anno 1965 is blootgesteld. Lawaai kan irriterend, de mondelinge communicatie belemmerend en gevaarlijk voor het gehoororgaan zijn, zoals uit bijgaand gesprek met de bedrijfsarts blijkt. Dr. Van Leeuwen heeft zelfs een „prentenboek" van geluid-spectra der verschillende industrieën waarop lawaaienrven zijn aangegeven o.a. voor wevers, machinefabrieken, sehokbetonindustrie. slijpen van scheepsschroeven etc. met afdelingsaudiogrammen waarin het gehoorverlies van de groep afleesbaar is. Dr. Van Leeuwen pleit voor: nieuwe werkmethoden in bouw van huizen en inrichtingen, waarbq aan het lawaaiprobleem aandacht wordt besteed. Lawaaivorming moet vermeden of bestreden worden. Laten technici geen genoegen nemen met de lauwheid waarmee de Nederlandse arbeider tegenover zijn beroepsdoofheid staat, door het bedrieglijk langzaam optreden van de ziekte! Laten technici ook zélf oordopjes dragen. Laten vrouwen en moeders aandringen op het dragen van oordopjes. In 1958 schatte de arts het aantal sterk-aan-lawaai-blootgestelden in ons land op 50.000. Stellig zijn het er vandaag véél meer!. i. ..Als bedrijfsarts wil je de mensen in een zo'n goed mogelijk gezonde toestand brengen. Het enorme lawaai, in vele soorten, bracht ons op het vermoeden dat er mensen waren met lawaaidoof heid. Wij zijn bepaald niet de eni gen die op dat idee kwamen" meent hij bescheiden. ..ook in Ame rika waren al onderzoekingen ver richt, de gegevens klopten wel zo ongeveer met onze waarnemingen." ONHERSTELBAAR .Het nare is, dat bij berocpsdoof- 'heid een onherstelbare schade is aangericht door beschadiging van de gehoorzintuig-cellen in het bin nenoor. De patiënt is niet met ten gehoorapparaat te helpen. Alleen voorzorgsmaatregelen zijn hier ef fectief. Die maatregelen voor de pen hebben al een goed gevolg, maar gewone watjes in de oren zijn vrijwel waardeloos. Glasdons- watten zijn beter want ze hebben een hogere demping en zi}n even gemakkelijk in het gebruik." De dokter houdt er zelfs een klein „oordopjes-museum" op na. Het wonderlijke is. dat je in het lawaai met oorbeschermers op, zelfs beter kimt horen en een gesprek voeren dan zonder deze dingen. Het oor wordt namelijk niet overbelast door het storende lawaai en kan beter fijne geluid- draknuances onderscheiden. HOGE TONEN Dan laat de arts een bandop name horen ter illustratie. In werkelijkheid meet hij het ge luidsspectrum ter plaatse V oorbeelden van hel stekken on- a der plastic van Iresine. De stek- X ken werden in turfmolm en g scherp zand gestoken langs de 'T verteld. De jongen heeft het gevoel of hij watjes oren heeft, en of hij de fabriek zijn oren mee naar huis heeft genomen. De volgende morgen blijkt dat rare gevoel verdwenen. Uw zoon had een eerste „dip", zoals de insiders het noemen: een plaatselijke afwijking, een gehoor- schade. Wordt het oor niet meer aan hoge hinderlijke geluiden blootgesteld dan kan de dip ver dwijnen. Maar blijft uw jongen op de lawaai-afdeling dan raakt hij inderdaad gewend hoewel met soms eorsuizen „hij loopt per manent met watjes in zijn oren". Zelfs na langdurige rust herstelt zich de „dip" niet meer: een permanente dip, ofwel onherstel bare schade is opgetreden. La- waaidoven horen lage tonen meestal normaal, maar de hoge tonen niet meer. Zij moeten goede verstaanders zijn want zij horen maar halve woorden: namelijk wel de klinkers maar de zachtere me deklinkers vallen voor hen weg. Gaat men luider tegen ze praten, dan ondervinden ze dat als hinder lijk, aldus de arts. Ze hóren immers wel. maar ze verstaan niet, door de misvorming van het ge hoorde. WEL CONTACT De bandrecorder laat het weer duidelijk horen: de hoge tonen zijn weggefilterd in de zinnen die zoeven nog normaal klonken: nu lijkt het een half-gemompel dat je alleen kunt begrijpen als je weet waarover het gaat. De graad van intelligentie van de lawaaidove speelt hier ook nog een rol. Voor hém blijft gelukkig wel het contact met de buitenwereld, in tegenstel ling tot de volkomen dove mens. De lawaaidove hoort voetstappen, slaande deuren en mensenstem men. Daardoor echter lijkt de ziekte niet zo erg. Velen staan ook tamelijk lauw tegenover deze aan doening die op oudere leeftijd Hoewel lawaaidoofheid niet als beroepsziekte in de zin der Onge vallenwet (met uitkeringen) er kend is, zullen er toch wel voor schriften op veiligheidsgebied ko men voor lawaaibestrijding ener zijds en gehoorbescherming ander zijds. De toenemende automatise ring (machines in kasten en min der arbeiders per machine) kan nuttig zijn voor de lawaaibestrij ding, hoewel mechanisatie in eer ste aanleg alleen maar lawaaiver- meerdering betekent. Verschillende directies staan welwillend tegenover de on-eco- nomische extra-voorziening die la- waai-bestrijding met zich brengt. Matiging van lawaai is mogelijk ook en zeker in de huizenbouw. Dat zou ons slechts een gulden per week meer huur (de prijs van een pakje sigaretten!) kosten. Op 15 maart zal o.a. ir. P. A. de Lange van de Technisch Physische Dienst der TH in Delft een hartig woordje spreken voor Jaarbeurs- bezoekers in Utrecht over .strijd tegen burengerucht". Lawaaihin der zowel in ons woon. als werkmi- Voor de man die v> in bepaalde bedrijft het lauaai soms een den lieu kan o.m. van invloed zijn op iemands prestaties en accuratesse, in ieder geval wordt de geestelijke (mogelijk ook de lichamelijke; gezondheid beïnvloed in nadelige zin. Vele landen hebben zelfs al lawaaivoorschriften, met name Finland is hierin voorgegaan. In ons land is de Arbeidsinspectie bijzonder attent: drie maanden geleden is er een „controle-auto" in dienst genomen die de bedrij ven langs rijdt, uitgerust met de nodige apparatuur om lawaai en de invloed daarvan bij werknemers te meten. Wat u als moeder en vrouw kunt doen? Er op staan dat die (lastige) oordopjes gedragen worden van begin af aan, al in het eerste jaar dat iemand met lawaai te maken krijgt ontstaat een be langrijk deel van de beschadiging, bond dokter Van Leeuwen ons op stampende, rammelende gelui den, daartussen een ergernisge vende hoge sisklank. Onze in druk is juist: hogere tonen (dat gesis) brengen eerder schade toe aan het gehoororgaan dan lagere. De dokter demonstreert hoe je zulke geluiden als die uit de recorder komen kunt meten met een geluidanalysator. Hij kan de hoogte van het geluidsniveau aflezen op een soort klok. Dit niveau wordt genoteerd in ..decibels", afge kort dB. De toonhoogte hangt samen met de trillingsfrequentie van het geluid. Hoe meer tril lingen per seconde, hoe hoger de toonindruk is. Om het gehal te aan hoge en lage tonen te meten heeft de geluid-analysator filters. Zij filteren als het ware de geluidstrillingen uit een om schreven frequenliegebied van een bepaalde breedte, meestal een octaaf. AUDIOGRAM Het apparaat waarmede de ar beider wordt onderzocht is de audio-meter. De onderzochte krijgt via hoofdtelefoons tonen te horen, waardoor bekeken wordt wat deze mens nog net wel hoort en nét niet. Een en ander kan in een grafiek worden weergegeven: het audiogram. Als uw zoon voor het eerst naar de fabriek gaat zult u 's avonds te horen krijgen „en een lawaai daar. oorverdovend!" Daar wen je wel n, hebben oudere collega's hem '-u T~1- 1net Vele groenten hebben door de moderne teelt-, bewaar- en con- serveermethode hun seizoenka rakter verloren. Tegenwoordig kan men verse snijbonen, andij vie en sla ook in de winter ko pen en wie hartje zomer boeren- koel met worst wil eten, kan dat doen. Wintergroenten en -vruchten zijn echter rijk genoeg aan vitami nes en mineralen: bij een goede keuze behoeven er écht geen vi tamine C pillen of tabletten aan te pas te komen! Vergelijken we van groenten en vruchten het vi tamine C gehalte, dan zien we het volgende: portie van 250 gr vitamine C geh. nog niet schoon- na het koken gemaakte groente andijvie 2 mg 16 mg 23 mg boerenkool groene kool 3D mg rode kool 30 mg savooie kool 16 mg spruitjes 100 mg zuurkool 13 mg knolraap 30 mg prei 24 mg winterwortel 13 mg witlof 2 mg We zien dat de spruitjes er het beste afkomen! Als we bedenken dat vijftig a vijfenzeventig mg van het vitamine C dagelijks voldoen de is. en dat drie flinke aardappe len ook nog ca. tien mg bijdragen, dan slaan de meeste wintergroen ten geen gek figuur. Andijvie en witlof bevatten niet veel C, zet ze daarom niet oi dere dag op tafel, maar wissel vol doende af met andere groenten. Gemiddeld vitamine-C-gehalte van winter fruit per honderd gram: appel 10 mg banaan 10 mg sinaasappel 50 mg grapefruit 40 mg mandarijn 30 mg Een sinaasappel (rijk aan vitami ne C) kan de levertraan (ryk aan vitamine D) niet vervangen. Heeft de dokter uw kinderen levertraan voorgeschreven, gééft u ze dan ook die levertraan. Een vitamine D- preparaat of hoogtezon is even goed. Uit welke bron het vitamine D ook komt, houdt u zich in ieder geval precies aan de dosering. Te weinig is niet goed, maar teveel zéker niet! Huishoudelijke ongevallen Het Amerikaanse maandblad Mc. Call's publiceert een „onge vallenlijstje" waaruit weer eens blijkt hoeveel ongelukken en onge lukjes de vrouw bedreigen tijdens haar dagelijkse bezigheden in en om de woning. Elk jaar moeten bijna vijf miljoen Amerikaanse vrouwen tussen de zeventien en vierenzestig jaar één of meer da gen rust houden tengevolge van dergelijke huis-, tuin- en keuken ongelukken! Verkeersongevallen vormen de voornaamste bron van dodelijke ongelukken waarvan de Ameri kaanse vrouwen het Slachtoffer worden. De volgorde van de overi ge ongevallen met dodelijke af loop is als volgt: valpartijen (voornamelijk van vrouwen boven vijfenzestig jaar), brand, vergifti ging, verdrinking en ongelukken met vuurwapens eikaars kinderen en hadden alles voor elkaar over. Het is nu- alweer negentien jaar gele den, maar we komen nog steeds bij elkaar!" Gehecht De eerste reacties op ons nieuwe probleem zijn al weer binnen. In deze brieven is men unaniem van mening dat inwoning heus geen ramp hoeft te zijn als men maar ver draagzaamheid kent en rekening houdt met de medemens. Dat dit niet altijd op gaat zullen wij volgende week in deze rubriek wel zien, maar nu eerst de po sitieve reacties! vertelden dat wij inwoning ge vonden hadden. Het was nl. zo dat wij door de woonkamer van onze buren beneden moes ten om gebruik te maken van het toilet dat in hun keuken stond. Maar u kunt het geloven of niet: we hebben er vieren half jaar ingewoond en een fijne tijd gehad. We pasten op „Omdat ons huis voor ons te groot was, hebben wij inwo ning genomen", begint de brief van de heer J. de H. te R. „Nu hebben we onze vierde inwo ning, de vorige gezinnen zijn allemaal in de beste verstand houding vertrokken, de één wegens gezinsvermeerdering, de ander wegens een andere werkkring, enz. Er woont nu een jong ge zin met twee kindertjes bij ons in, en wij zijn er zeer aan gehecht, het eerste ver keerde woord moet nog val len. Inwoning is elkander verdragen, elkaar helpen waar nodig is, en toch elkaar vrijlaten in het persoonlijke leven. Spoedig gaan we naar een bejaardentehuis, maar we zullen onze buurtjes erg missen", aldus deze lezer. Verdragen ..Bij een opa van mijn man hebben wij vier jaar inge woond". schrijft Mevr. A.V. te H. „Ik deed het niet graag, maar het heeft me nooit be rouwd. Het leven van een eenzaam mens hebben wij op gevrolijkt. Als wij zondagsmor gens nog op bed lagen, verraste opa ons met thee en beschuit, en toen de baby er was zorgde opa altijd dat de kachel warm was. Hij vond het ook prachtig als de baby in bad ging. van zijn eigen kinderen had hij dat nooit zo meegemaakt omdat hii dag en nacht op het water was; hij was nl. visser. Het viel niet altijd mee, maar we hebben elkaar leren verdragen. Het is al vijftien jaar geleden, opa is inmiddels gestorven, maar ik denk nog dikwijls aan die tijd." Volgens my gaat het dikwijls verkeerd met inwoning om dat de mensen in het begin veel te veel by elkaar komen (koffie en theedrinken enz.), wat op de duur misgaat en waardoor vaak hooglopende ru zies ontstaan", aldus mevr. A. N. te V. „Wij hebben vier jaar ingewoond, en ik kan u zeggen met plezier. Wij zagen elkaar vaak alleen maar als de bakker, of de melkboer kwam. Ik vind het ook van belang wanneer je dezelfde leveranciers hebt als ie hoofdbewoner, dat voorkomt heel wat narigheid met de bel en geloop door de gang. Onze kolen bestelden wij ook altijd gelijk met de hoofdbewoners, daardoor hoefden de lopers van de trap maar een keer opgeno men te worden, en dat voor komt ook weer ergernis. Zo ziet u dat inwoning heus goed kan gaan. als je maar rekening met de medemens houdt.' Meegevallen Mevr. J.B. te P. die van alle markten thuis is, schrijft: „Wij waren al jaren verloofd en hadden van alles geprobeerd om woonruimte te krijgen, maar niets hoor. Tot we na veel praten en wederzijds goedvin den bij mijn ouders in gingen wonen. Ik zag er erg tegen op want ik kende mijn verloofde, en wist dat hij zich nooit zou laten commanderen.... èn mijn vader die zich graag overal mee bemoeide. We hadden alles zoveel mogelijk gescheiden, ik had o.a. een eigen keukentje We hebben er ruim drie jaar ingewoond en het is ons alle maal reuze meegevallen! Toen we een eigen huis kregen, kwam de eerste dag vader al Mevr. C.V. te V. schrijft: ..Onze ervaringen betreffende inwoning? Geweldig! Zeven iaar bewoonden wij de eerste etage van een groot herenhuis, beneden ons een collega van mijn man en boven ons een verpleegster met haar bejaarde moeder. Toen ik wegens ziekte ander half jaar elders verpleegd moest worden kwamen mijn zusters een maal in de week het huis een goede beurt geven. Zij konden altijd verzekerd zijn van koffie en thee van onze buren, en als het nodig was van hulp. De boodschappen voor mijn man werden altijd meege nomen. Rekeningen van gas, elektriciteit en telefoon waren gezamenlijk, en nooit is daar een moment narigheid om ge- Goede vrienden We hielden ons ook met sommige dingen niet stijf aan de afspraken: was mijn buur vrouw niet lekker, wei dan deed ik de hall mee. ai was he» haar beurt, en andersom Naai machine en stofzuiger stonden in onze gangkasten, zodat we er allen bij konden, want d naai machine was van de buren en de stofzuiger van ons. Het is nu twaalf jaar geleden dat we uit elkaar gegaan zijn. maar nog steeds zijn we goede vrienden, die op gezette tijden elkaar bezoeken en dan ook graag nog een herinneringen opnalen. rJ ziet. zo kan het ook. en dit alles is beslist niet geïdeali seerd. omdat het verleden tijd Dit het i daai,. Denkt u deze positieve reacties geleverd zijn door briefschrijfsters die nu achter het probleem staan. Hoe zijn echter d» ervaringen van hen die nu, op dit ogen blik. inwonen? Daar zijn wii echt benieuwd naar! DE WINTER die nog steeds niet van ons wijken wil al is het licht in de namiddag vol van belofte drukt ons in deze weken terneer, meen ik. Méén ik. Het staat in de brieven. En ik voel het vaker: de keren dat ik korzelig uitreken hoe er al weer een dag van werken en grijze lucht voorbij gegaan is. worden talrijker. Er zijn mensen in de brieven die ine zeggen dat ze vereenzamen. Je gaat niet veel uit. er komt niet veel bezoek. Ja. cr zijn zelfs mensen wanhopig, dat is het ergst. VANMIDDAG mopperde ik uit tegen iemand aan de telefoon. „Maar mevrouw", zei ze, „wees blij dat u werken mag. Ik ben juist een tijdje elke dag op ziekenbezoek geweest in een ziekenhuis. Ik was het vergeten hoeveel mensen ziek zijn. Nu zeg ik weer tegen ieder een: wees blij als je gezond bent." Zij had natuurlijk gelijk. Alleen mensen die niet weten wat ziek zijn is. mopperen: ik wou dat ik eens ziek was! Heel kinderachtig kan ik uitrekenen hoe zelden ik verwend ben: misschien eens tij dens een partijtje rodehond of mazelen, maar dat is al zo lang geleden. Kinderen krijg ik gemak kelijk. het is echt een avontuur, en griep heb ik op zaterdagmiddag. ALLEEN is er wel eens een druppel die de emmer doet overlopen, zo'n „gees telijke" druppel die maakt dat je de antwoorden niet meer uit de dag kunt oprapen, en dan zeg je: ik kruip een dagje in bed, ik wil ook eens „ziek" zijn. Kijk. als je zo ver bent. is de dag grijs. De mijne was vandaag zo. Ik zie er tegenop de antwoor den uit de brieven op te rapen. Net als de dag met zijn vragen en moeilijkheden heeft ook de brief, die ik krijg, de brief met eigen vragen en moeilijkheden, zijn ant woord in zich besloten. Je moet er alleen maar voor kunnen lezen. Dwars door de brief heen kunnen lezen. Zoals je een dag moet kunnen beleven, dan is zijn ant woord er vanzelf. Natuurlijk weet ik best hoe het komt dat het me zwaar valt; ik ben in een paar gevallen aan het eind van praten, ik moet er zijn. En dat kan niet. Ik kan niet overal heenvliegen en bovendien: wie is met één keertje, één bezoekje gebaat? Sa men léven, dat is hier en daar nodig. En weer valt mij dan het woord in dat al zo dikwijls in de vorige brieven is genoemd: kerk. Kende ik maar mensen die naar twee, drie van mijn briefschrijf sters wilden toegaan, hen wilden opnemen in wijdere kring van vrienden, hen wilden laten delen in momenten van hun gezin. DAT is eeriyk gezegd het enige dat voor mij onder het woord: kerk valt. Be reidheid. Mensen van wie je ziet en beleeft dat zij eenzaam zijn binnen je kring halen, nee niet als offer terwijl je net zo knus en gezellig een clubje had maar als noodzaak. Omdat jij niet meer gelukkig bent als zij niet gelukkig zijn. Kerk, dat is: dat je eikaars lasten draagt. Dat je van elkaar weet hebt. Dat je elkaar troost en aanmoedigt. Kerk is niets anders dan uitgaan tot de ander. Uit sommige brieven krijg ik de in druk dat ik mensen een kerkge nootschap, welk ook maar. warm aanbeveel, zo van: mevrouw, an ders mist u iets. Maar dat heb ik helemaal niet bedoeld. Ik heb wel gezegd: u mist iets. en: wij missen u! maar dan bedoeld in zojuist gemelde gemeenschap, in dat wat de kerk wezenlijk IS. Zo blijkt weer eens wat een spraakverwarring er is over dat woord. Ik zal geloof ik altijd iedereen aanraden lid te worden van een kerkgenootschap, omdat het tot op heden bijna de enige manier is er achter te komen wat kerk is. omdat je in kerkgenoot schappen nog je vrienden kunt vinden en met hen samen kunt leren beseffen wat kerk is: met je hele inbreng, met al je liefde, en die liefde onderling versterkt, uit gaan tot de ander. Dat is geen taak van een christen of een kerkmens, dat IS een kerkmens of een christen of een mens, een ander mens, anders door Christus. Als ik niet lidmaat van een kerk was geworden dan, geloof ik, zou ik nooit tot zoveel overgave aan de ander gekomen zijn als nu. IEMAND schreef me: „Ik heb wel eens gedacht: als je later belijdenis had ge daan in de kerk en je er niet altijd in opgevoed was, be paalde meningen je als het ware met de paplepel ingegoten waren, zou je dan niet anders, blijer, met meer overgave, geweest zijn?" Ik zou willen antwoorden: zo'n ge dachte is er bij het ouder worden onwillekeurig wel eens, bij ieder een. Maar niets verhindert je om vandaag, nu je jezelf beter kent en je de paplepel terzijde kunt leggen, zelfstandig blijder te wor den. Word een ander kerklid bin nen je eigen kerk. En wees met die inbreng dan waarachtig kerk. Geef mij bij voorbeeld moed om te hopen. Te hopen dat er toch wel. ondanks mijn ontmoedigd-zijn en daardoor moe-zijn. mensen op het pad van mijn briefvriendinnen zul len komen die voor hen de wan hoop wegnemen. Kerk! waar ben je! zijn we geneigd te roepen. Maar kerk is geen vreemd iets het is ik op mijn beurt, en jij op jouw beurt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 15